In de AWR zijn verschillende bepalingen opgenomen waarmee overtreding van fiscale regelgeving kan worden bestraft met een boete. Die fiscale boetes zijn onder te verdelen in verzuimboetes en vergrijpboetes. Het belangrijkste verschil tussen beiden: het onderliggende verwijt!
In dit thema krijgt u antwoord op de volgende vragen:
•
Wie kunnen er een fiscale boete krijgen?
•
Wat is het verschil tussen een verzuim- en een vergrijpboete?
•
Wat wordt onder opzet en grove schuld verstaan?
•
Wanneer is er sprake van een pleitbaar standpunt?
Inleiding
Een fiscale boete is een bestraffende sanctie. Naast vergelding heeft het als doel om de naleving van de belastingwet te handhaven. Het opleggen van een fiscale boete is daarom aan te merken als een vorm van strafvervolging. Dit betekent niet dat de regels van het Nederlandse strafprocesrecht analoog van toepassing zijn. Wel kan de boeteling in de regel een beroep doen op de waarborgen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Hierbij kan gedacht worden aan het recht op een behoorlijk proces en het recht om niet mee te werken aan de eigen veroordeling. Verder brengt de onschuldpresumptie met zich mee dat alle bestanddelen van de boetebepaling overtuigend door de inspecteur moeten worden bewezen.
Beboetbare feiten
Fiscale boetes hebben in de kern betrekking op het niet, onjuist of onvolledig verstrekken van informatie aan de Belastingdienst. De AWR maakt hierbij onderscheid tussen lichtere en zwaardere overtredingen van de belastingwet. De boetes wegens lichtere overtredingen worden verzuimboetes genoemd. Het maximum van deze boetes is een absoluut bedrag van ten hoogste € 5.514.
De boetes wegens ernstigere overtredingen worden vergrijpboetes genoemd. De maximale hoogte van deze boetes bedraagt 100% van de door opzet of grove schuld van de belastingplichtige niet geheven belasting. Bij niet-aangegeven box III inkomen kan de boete in voorkomend geval zelfs worden verhoogd tot maximaal 300%.
BBBB
In het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB) zijn beleidsregels opgesteld voor het opleggen van fiscale boetes. Het bevat onder meer voorschriften voor de hoogte van de boete. Van belang is dat de rechter niet gebonden is aan deze regels. De rechter dient dan ook zelfstandig te beoordelen of sprake is van een passende bestraffing, gelet op de specifieke omstandigheden van het geval.
Belangrijke aandachtspunten:
•
De (verzwaarde) bewijslast dat er sprake is van een beboetbare gedraging rust op de inspecteur, ook als ten aanzien van de belastingheffing de bewijslast is omgekeerd en verzwaard.
•
Als een belastingplichtige zich laat bijstaan door een voldoende deskundig adviseur, dan hoeft de belastingplichtige zich niet ook zelf in de inhoudelijke aspecten van zijn aangifte te verdiepen ter voorkoming van vergrijpboetes.
•
Op grond van het una via-beginsel mogen Belastingdienst en Openbaar Ministerie niet beiden voor hetzelfde feit vervolgen en bestraffen. Er moet dus een keuze worden gemaakt. Is er een fiscale boete opgelegd, dan kan iemand in beginsel voor datzelfde feit niet meer strafrechtelijk worden vervolgd.
•
Bij een verhoor met betrekking tot een (voorgenomen) boete is de belastingplichtige niet verplicht tot antwoorden.
Arthur Kan
Arthur Kan is fiscaal advocaat bij KanPiek Fiscale Advocatuur te Amsterdam
Meer over Arthur Kan
In de AWR zijn verschillende bepalingen opgenomen waarmee overtreding van fiscale regelgeving kan worden bestraft met een boete. Die fiscale boetes zijn onder te verdelen in verzuimboetes en vergrijpboetes. Het belangrijkste verschil tussen beiden: het onderliggende verwijt!
In dit thema krijgt u antwoord op de volgende vragen:
Wie kunnen er een fiscale boete krijgen?
Wat is het verschil tussen een verzuim- en een vergrijpboete?
Wat wordt onder opzet en grove schuld verstaan?
Wanneer is er sprake van een pleitbaar standpunt?
Inleiding
Een fiscale boete is een bestraffende sanctie. Naast vergelding heeft het als doel om de naleving van de belastingwet te handhaven. Het opleggen van een fiscale boete is daarom aan te merken als een vorm van strafvervolging. Dit betekent niet dat de regels van het Nederlandse strafprocesrecht analoog van toepassing zijn. Wel kan de boeteling in de regel een beroep doen op de waarborgen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Hierbij kan gedacht worden aan het recht op een behoorlijk proces en het recht om niet mee te werken aan de eigen veroordeling. Verder brengt de onschuldpresumptie met zich mee dat alle bestanddelen van de boetebepaling overtuigend door de inspecteur moeten worden bewezen.
Beboetbare feiten
Fiscale boetes hebben in de kern betrekking op het niet, onjuist of onvolledig verstrekken van informatie aan de Belastingdienst. De AWR maakt hierbij onderscheid tussen lichtere en zwaardere overtredingen van de belastingwet. De boetes wegens lichtere overtredingen worden verzuimboetes genoemd. Het maximum van deze boetes is een absoluut bedrag van ten hoogste € 5.514.
De boetes wegens ernstigere overtredingen worden vergrijpboetes genoemd. De maximale hoogte van deze boetes bedraagt 100% van de door opzet of grove schuld van de belastingplichtige niet geheven belasting. Bij niet-aangegeven box III inkomen kan de boete in voorkomend geval zelfs worden verhoogd tot maximaal 300%.
BBBB
In het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB) zijn beleidsregels opgesteld voor het opleggen van fiscale boetes. Het bevat onder meer voorschriften voor de hoogte van de boete. Van belang is dat de rechter niet gebonden is aan deze regels. De rechter dient dan ook zelfstandig te beoordelen of sprake is van een passende bestraffing, gelet op de specifieke omstandigheden van het geval.
Belangrijke aandachtspunten:
De (verzwaarde) bewijslast dat er sprake is van een beboetbare gedraging rust op de inspecteur, ook als ten aanzien van de belastingheffing de bewijslast is omgekeerd en verzwaard.
Als een belastingplichtige zich laat bijstaan door een voldoende deskundig adviseur, dan hoeft de belastingplichtige zich niet ook zelf in de inhoudelijke aspecten van zijn aangifte te verdiepen ter voorkoming van vergrijpboetes.
Op grond van het una via-beginsel mogen Belastingdienst en Openbaar Ministerie niet beiden voor hetzelfde feit vervolgen en bestraffen. Er moet dus een keuze worden gemaakt. Is er een fiscale boete opgelegd, dan kan iemand in beginsel voor datzelfde feit niet meer strafrechtelijk worden vervolgd.
Bij een verhoor met betrekking tot een (voorgenomen) boete is de belastingplichtige niet verplicht tot antwoorden.
Documenten bij dit thema
Wetgeving
Artikel 67a tot en met 67ca AWR
Artikel 67cc tot en met 67f AWR
Artikel 67g tot en met 67q AWR
Artikel 10a AWR
Standaardarrest
HR 23 september 1992, nr. 27 293, ECLI:NL:HR:1992:ZC5105, BNB 1993/193, V-N 1993/1151,5, FED 1993/655, WFR 1993/534
HR 1 december 2006, nr. 40369, ECLI:NL:PHR:2006:AU7741, BNB 2007/151, FED 2007/43, Belastingadvies 2006/24.1, NJB 2007, 226
HR 15 juni 2007, nr. 42 687, ECLI:NL:HR:2007:BA7184, BNB 2007/251, V-N 2007/28.9, FED 2007/79, Belastingadvies 2007/16.3
Belangrijkste uitspraken
HR 15 juli 1988, nr. 24483, ECLI:NL:HR:1988:ZC3876, BNB 1988/270, V-N 1988/2093, 1, FED 1988/708, AB 1988, 531
HR 7 september 1988, nr. 25 150, ECLI:NL:HR:1988:BH7334, BNB 1988/298, V-N 1988/2467, 3, FED 1988/715
HR 19 december 1990, nr. 26 576, ECLI:NL:HR:1990:ZC4490, BNB 1991/176, V-N 1991/1094, 3, FED 1991/488
HR 23 juni 1993, nr. 28 247, ECLI:NL:HR:1993:BH8519, BNB 1993/271, WFR 1993/1173, V-N 1993/2458, 6, 6, FED 1993/636
HR 26 september 2003, nr. 37 911, ECLI:NL:HR:2003:AL2153, BNB 2004/63, WFR 2003/1561, V-N 2003/48.5, FED 2003/606, PW 2004, 21712
HR 22 april 2005, nr. 37 984, ECLI:NL:HR:2005:AT4468, BNB 2005/189, BNB 2005/337, WFR 2005/644, V-N 2005/23.21, FED 2005/110
HR 15 april 2011, nr. 09/03075, ECLI:NL:HR:2011:BN6324, BNB 2011/206, V-N 2011/23.24.5, Belastingadvies 2011/10.1, NJB 2011, 943
HR 6 maart 2012, nr. 09/04384, ECLI:NL:HR:2012:BQ8596, NJ 2012/176, RvdW 2012/399, NJB 2012/727
HR 4 januari 2013, nr. 11/05310, ECLI:NL:HR:2013:BX8543, BNB 2013/117, V-N 2013/3.6
HR 12 juli 2013, nr. 12/01880, ECLI:NL:HR:2013:BZ3640, BNB 2014/101, V-N 2013/37.7, AB 2013/343, NJ 2013/435, NJB 2013/1785
HR 28 maart 2014, nr. 13/00279, ECLI:NL:HR:2014:685, BNB 2014/194, V-N 2014/16.7, FED 2014/42, AB 2014/271, NJB 2014/746
HR 29 mei 2015, nr. 13/04993, ECLI:NL:HR:2015:1360, BNB 2015/146, V-N 2015/27.17, FED 2015/69, Belastingadvies 2015/13.6, NJB 2015/1268, TaxVisions editie 17 april 2015
HR 3 februari 2017, nr. 16/02451, ECLI:NL:HR:2017:127, BNB 2017/70, V-N 2017/8.8, FED 2017/58
HR 21 april 2017, nr. 15/05278, ECLI:NL:HR:2017:638, BNB 2017/162, V-N 2017/22.9, FED 2017/120, NJB 2017/1090, TaxVisions editie 5 mei 2017
HR 12 oktober 2018, nr. 17/05547, ECLI:NL:HR:2018:1895, BNB 2018/194, V-N 2018/55.19, FED 2018/169, Belastingadvies 2018/22.2
HR 5 juli 2019, nr. 18/01961, ECLI:NL:HR:2019:1102, BNB 2019/142, V-N 2019/33.19, FED 2020/2, AB 2019/378, NJB 2019/2278
HR 29 mei 2020, nr. 18/02266, ECLI:NL:HR:2020:970, BNB 2020/108, V-N 2020/26.20, FED 2021/3, NJB 2020/1514
, TaxVisions editie 5 juni 2020
HR 9 april 2021, nr. 19/04310, ECLI:NL:HR:2021:508, BNB 2021/84, V-N 2021/17.21, FED 2021/95, NJB 2021/1243, Belastingadvies 2021/14.5, TaxVisions editie 16 april 2021
HR 21 mei 2021, nr. 19/02508, ECLI:NL:HR:2021:751, BNB 2021/108, V-N 2021/23.16, FED 2021/107, TaxVisions editie 28 mei 2021
HR 15 maart 2022, nr. 19/02761, ECLI:NL:HR:2022:364, V-N 2022/16.14, NJ 2022/196, RvdW 2022/308, NJB 2022/757, TaxVisions editie 8 april 2022
HR 8 april 2022, nr. 20/02638, ECLI:NL:HR:2022:526, BNB 2022/68, V-N 2022/17.10, FED 2022/77
HR 30 september 2022, nr. 21/02001, ECLI:NL:HR:2022:1341, BNB 2022/141, V-N 2022/42.17, FED 2022/122
HR 13 januari 2023, nr. 20/01589, ECLI:NL:HR:2023:26, BNB 2023/40, V-N 2023/4.7, FED 2023/46, NJB 2023/279, TaxVisions editie 20 januari 2023
HR 21 februari 2023, nr. 21/02113, ECLI:NL:HR:2023:237, NJ 2023/171, NJB 2023/690, RvdW 2023/291
HR 31 maart 2023, nr. 20/04198, ECLI:NL:HR:2023:491,BNB 2023/74, V-N 2023/16.15, FED 2023/59, NJB 2023/999
HR 13 oktober 2023, nr. 21/05244, ECLI:NL:HR:2023:1336, BNB 2023/152, c, FED 2024/2, RvdW 2023/1094, NJB 2023/2473
HR 14 november 2023, nr. 22/00545, ECLI:NL:HR:2023:1562, V-N 2023/57.19, NJB 2023/2762
Literatuur
De vergrijpboete: opzet en grove schuld, mr. C. Bruijsten, WFR 2012/286
Invloed van het strafrecht op het fiscale boeterecht, Prof. dr. M.W.C. Feteris, WFR 2015/140
Personeel verzaakt, werkgever geraakt?, Prof. mr. G.J.M.E. de Bont en mevr. mr. C. Hofman, WFR 2015/1503
Algemene wet inzake rijksbelastingen, L.A. de Blieck e.a., Kluwer, nr. 5, FED, vijftiende druk, 2023, hoofdstuk 10
Bestuurlijke boeten in het belastingrecht, F.J.P.M. Haas, Kluwer, nr. 36, FED, zesde herziene druk 2021, hoofdstuk 10
Naslag
Het fiscale bestuurlijke boeteregime, mr. F.H.H. Sijbers, Cursus Belastingrecht FBR.8
Verwante onderwerpen
Thema: De inkeerregeling
Thema: Strafrechtelijke afdoening van fiscaalbestuursrechtelijke zaken
Modellen
Modellen voor de Rechtspraktijk VI.1.26 Bezwaarschrift tegen verzuimboete wegens niet/niet tijdig gedane aangifte of niet/niet tijdige betaling op aangifte
Modellen voor de Rechtspraktijk VI.1.19 Bezwaarschrift tegen boete bij navordering en naheffing