NJB 2015/1268
Bestuurlijke boeterecht. De vraag of een rechtspersoon opzet of grove schuld valt te verwijten, moet in het fiscale bestuurlijke boeterecht, evenals in het strafrecht, worden beantwoord met inachtneming van alle omstandigheden van het geval. De enkele omstandigheid dat de gedraging van een derde, zoals een personeelslid of een externe kracht, aan een rechtspersoon wordt toegerekend, kan niet rechtvaardigen dat het bij die derde aanwezige opzet of diens grove onzorgvuldigheid wordt aangemerkt als opzet of grove schuld van de rechtspersoon
HR 29-05-2015, ECLI:NL:HR:2015:1360
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
29 mei 2015
- Magistraten
Feteris, Koopman, Schaap, Groeneveld, Wortel
- Zaaknummer
13/04993
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
Fiscaal bestuursrecht / Aangifte
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Fiscaal bestuursrecht / Boete
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:1360, Uitspraak, Hoge Raad, 29‑05‑2015
- Wetingang
(AWR art. 67f)
Essentie
Bestuurlijke boeterecht. De vraag of een rechtspersoon opzet of grove schuld valt te verwijten, moet in het fiscale bestuurlijke boeterecht, evenals in het strafrecht, worden beantwoord met inachtneming van alle omstandigheden van het geval. De enkele omstandigheid dat de gedraging van een derde, zoals een personeelslid of een externe kracht, aan een rechtspersoon wordt toegerekend, kan niet rechtvaardigen dat het bij die derde aanwezige opzet of diens grove onzorgvuldigheid wordt aangemerkt als opzet of grove schuld van de rechtspersoon
Partij(en)
Cassatieberoep staatssecretaris.
Uitspraak
Hoge Raad, onder meer:
“2.1.
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(…)