RvdW 2022/308
OM-cassatie. Geen ‘ne bis in idem’. Vervolging verdachte als natuurlijk persoon o.g.v. art. 69 AWR jo. 51 Sr na oplegging verzuimboetes aan B.V.
HR 15-03-2022, ECLI:NL:HR:2022:364
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15 maart 2022
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, Y. Buruma, J. Wortel, A.L.J. van Strien, T. Kooijmans
- Zaaknummer
19/02761
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Algemeen
Invordering / Boete
Fiscaal strafrecht (V)
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:364, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑03‑2022
ECLI:NL:PHR:2021:1115, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑11‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑12‑2020
- Wetingang
Essentie
’s Hofs oordeel dat oplegging van verzuimboetes aan [A] B.V. ‘in beginsel’ in de weg staat aan strafrechtelijke vervolging van de verdachte, natuurlijk persoon, wegens het opdrachtgeven of feitelijk leidinggeven aan het door [A] B.V. opzettelijk niet doen van aangifte omzetbelasting, is onjuist.
Samenvatting
Het cassatiemiddel is gericht tegen het oordeel van het hof dat de verdachte voor het tenlastegelegde ‘opnieuw’ in rechte is betrokken ter zake van hetzelfde feit.
’s Hofs oordeel dat oplegging van verzuimboetes aan [A] B.V. ‘in beginsel’ in de weg staat aan strafrechtelijke vervolging van de verdachte wegens het opdrachtgeven of feitelijk ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.