FED 1993/636:De in aanmerking te nemen termijn van art. 6, eerste lid, EVRM begint op het tijdstip waarop vanwege de belastingadministratie jegens de belastingplichtige een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting heeft kunnen ontlenen dat de inspecteur een administratieve boete zal opleggen. Een mededeling als bedoeld in art. 17 AWR moet in elk geval als een zodanige handeling worden aangemerkt. De enkele omstandigheid dat de belastingplichtige als verdachte wordt verhoord kan daarentegen niet als zo'n handeling beschouwd worden.