Einde inhoudsopgave
De exhibitieplicht (BPP nr. X) 2010/6.2.4
6.2.4 Rechtmatig belang is bewijsbelang dat voortvloeit uit stellingen en verweer
mr. J. Ekelmans, datum 02-12-2010
- Datum
02-12-2010
- Auteur
mr. J. Ekelmans
- JCDI
JCDI:ADS377090:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
HR 11 februari 2005, NJ 2005, 442, r.o. 3.2.2. (Frog People Mover/Floriade 2002).
HR 19 december 2003, NJ 2004, 584, r.o. 3.4(Wustenhoff/Gebuis).
HR 1 november 1991, NJ 1992, 26, r.o. 3.2(Rikers/Vereniging voor Beroepsonderwijs); HR 1 november 1991, NJ 1992, 27, r.o. 3.2(Husing/Hinze); HR 20 maart 1998, NJ 1999, 693, r.o. 3.5 (C/G); HR 10 december 1999, NJ 2000, 637, r.o. 3.4(M/ABNAMRO); HR 12 mei 2000, NJ 2000, 673, r.o. 3.4 (G/G); HR 12 mei 2000, NJ 2000, 440, r.o. 3.7 (Kc.s./Robu Holding); HR 31 oktober 2003, NJ 2004, 520, r.o. 3.3(M/Saenwonen); HR 18 april 2008, LJN BC9861, r.o. 3.5 (X/Y) HR 13 juni 2008, NJ 2008, 370, r.o. 2.4.4(Bermuda Wakawa Limited/Curiƫl & Sons c.s.).
Hoyng 1991, p. 105-118.
HR 16 maart 1956, NJ 1958, 423(Reisz/Tucar); HR 1 oktober 2004, NJ 2005, 92, r.o. 3.4(Poort, Sienot & Woltjer/Stoppels); HR 17 februari 2006, NJ 2006, 158, r.o. 3.6(Spector Nederland/Fotoschop 2000 c.s.); HR 31 maart 2006, NJ 2006, 233, r.o. 3.3(E. ON Benelux Generation/Motion Fors).
Rb. Zwolle (vzr.) 15 mei 2006, LJN AY5717, r.o. 4.6 (Modern Sign Solutions/Ad-board).
Rb. Den Haag 19 april 2006, HA ZA 04-1675, r.o. 2.10 (X/Y); Rb. Haarlem (vzr.) 2 februari 2007, LJN AZ7827, r.o. 4.4 (Mblox-Xsgranted); Hof Den Bosch 23 oktober 2007, LJN BB6845, r.o. 4.8.1-4.8.2 (Comepsa/X); Rb. Den Bosch 16 april 2008, LJN BC9695, r.o. 2.8 (Allianz c.s./De Langstraat Verhuur).
Rb. Amsterdam 24 augustus 2005, LJN AU4935(AenB/C); Rb. Rotterdam 5 december 2007, LJN BC0225, r.o. 2.5 (F.G. Detectietechnieken/L.G.H. Verhuur Hijsmateriaal); Rb. Dordrecht 19 december 2007, LJN BC1176, r.o. 2.5 (X/Y).
Rb. Maastricht (vzr.) 12 maart 2008, LJN BC6796, r.o.3.5.1. (X/Rabobank Stein en Beek); Rb. Rotterdam 19 maart 2008, LJN BC9708, r.o. 3.8 (Adicom/Slotboom c.s); Rb. Zwolle (vzr.) 20 december 2007, LJN BC1286, r.o. 4.6 (X/IJsselmeerziekenhuizen); Rb. Amsterdam 2 april 2008, LJN BC9315, r.o. 5.11 (Cargill c.s./KPN c.s.); Rb. Haarlem 18 juni 2008, LJN BD6490, r.o 2.7 (Broersma Transportdiensten/Biogen Idec c.s.); Rb Haarlem 16 juli 2008, LJN BD7632, r.o. 2.10 (X/Y); Ktr. Haarlem 7 januari 2009, LJN BH2081(Nationale Stichting tot exploitatie van casino-spelen/X); Hof Arnhem 25 maart 2008, LJN BC9246, r.o. 4.13 (Gawain/X); Rb. Rotterdam 24 februari 2010, LJN BL5639, r.o. 5.7 (X/Van Galen q.q.).
Ktr. Middelburg 28 september 2009, LJN BL1904, r.o. 3.1 (Sociale Verzekeringsbank/Koninklijke Schelde Groep) m.b.t getuigenverklaringen in eerder gevoerde procedures over blootstelling aan asbest.
Rb. Zutphen 7 mei 2003, NJ 2003, 480, r.o. 7.5 (Rabobank/F & B Leisure c.s.); Rb. Breda 14 januari 2004, JOR 2004, 70, r.o. 3.4(BVR/Ho-Cla); Rb. Middelburg (vzr.) 6 juli 2006, LJN AZ0501, r.o. 4.2 (CdMR/Scheldepoort); Rb. Amsterdam 12 juli 2006, HA ZA 05-3636, r.o. 4.6 (X c.s./Y c.s.); Rb. Den Haag 11 april 2007, rolnr. 06.3024 (X/Y); Hof Den Bosch 23 oktober 2007, LJN BB 6845, r.o. 4.8.1-4.8.2 (Comepsa/X); Hof Amsterdam 9 februari 2010, LJN BL3701, r.o. 4.11 (DB Schenker Rail Nederland c.s./ProRail).
Rb. Utrecht 18 maart 2009, LJN BH 6556, r.o. 2.6 (AMP Logistics/Traders c.s.); in vergelijkbare zin: Rb. Rotterdam 10 juni 2009, LJN BJ8968, r.o. 3.10 (Tele 2 Nederland c.s./KPN); Rb. Utrecht 18 augustus 2010, LJN BN5864, r.o. 3.5 (X/Y).
Rb. Zwolle 5 maart 2008, LJN BD8262, r.o. 6.17.2 (Tresforte Investments/Blaimont c.s.): als de hoofdvordering reeds is verjaard, is er geen rechtmatig belang bij inzage; Rb. Den Haag 5 maart 2008, LJN BC6812, r.o 4.19 (ABN AMRO/X): als er geen hoofdvordering is, is er geen aanspraak op bescheiden; Rb. Breda (vzr.) 18 juli 2008, LJN BD7674, r.o. 4.4 (Van Herwijnen/Werkendam) een partij aan wie niet gegund kan worden, kan reeds daarom geen aanspraak maken op aanbestedingsstukken; Rb. Rotterdam 5 maart 2009, LJN BH6004, r.o. 4.9 (X/Rotterdam en Besix)de inschrijver wiens inschrijving niet voldoet, kan niet participeren in de aanbesteding en heeft derhalve geen aanspraak op inzage in bescheiden.
HR 9 juli 2004, NJ 2005, 270, r.o. 3.6 (OZ Export Planten/Roozen Holland).
HR 13 september 2002, NJ 2004, 18, r.o. 3.1.3(Uiterlinden/Van Zijp).
Ik denk dat het niet juist is om de kennisneming van bescheiden in afwijking van hetgeen geldt voor de toelating tot andere bewijsmiddelen steeds afhankelijk te laten zijn van de mate van waarschijnlijkheid of bewijs vervolgens ook daadwerkelijk geleverd kan worden. De hiervoor geschetste rechtspraak en de opvatting van Wesseling-Van Gent en Linssen zijn derhalve wat mij betreft te terughoudend. De eis dat de vordering ten gronde aannemelijk moet zijn, is immers strikter dan de voor voorlopige bewijsmiddelen geldende eisen en ook stringenter dan de vereisten die in een bodemprocedure gelden voor toelating tot levering van getuigenbewijs. Nu de aanspraak op bescheiden zowel in als buiten rechte geldend gemaakt kan worden, ligt niet in de rede dat de eisen strenger zijn dan de eisen bij voorlopige bewijsverrichtingen en tijdens een procedure.
Een verzoek tot houden van een voorlopig getuigenverhoor1 en voorlopig deskundigenbericht2 moet immers in beginsel worden toegestaan en kan slechts worden afgewezen wegens misbruik van recht, strijd met de goede procesorde en gewichtige redenen. Een relevant aanbod tot leveren van getuigenbewijs kan niet worden gepasseerd, omdat de rechter verwacht dat bewijs toch niet valt te leve-ren.3 Het hanteren van een strengere maatstaf bij verstrekken van bescheiden ligt ook niet voor de hand, omdat gegevensverstrekking veelal niet ingewikkeld en bewerkelijk zal zijn. Een mildere benadering werd dan ook al in 1991 bepleit door Hoyng: volgens hem is van rechtmatig belang sprake indien een partij de betreffende stukken nodig heeft ter bepaling van feiten op grond waarvan een rechtsbetrekking kan worden vastgesteld.4
Wanneer aansluiting gezocht wordt bij hetgeen voor andere bewijsmiddelen geldt, dan wordt de toelating tot een bewijsmiddel bepaald door de vraag, of voldoende concreet is gesteld en voldoende concreet is betwist. Die stellingen en betwistingen vinden plaats tegen de achtergrond van een concreet geschil. Van die stellingen en betwistingen is dan ook slechts relevant, hetgeen aan de vordering of het verweer daartegen ten grondslag wordt gelegd. Uitsluitend op die grondslag beslist de rechter immers het geschil: feiten die weliswaar zijn gesteld, maar niet aan eis of verweer ten grondslag zijn gesteld, mag de rechter niet aan zijn oordeel ten grondslag leggen.5
Als over feiten die relevant zijn voor eis of verweer verschil van inzicht bestaan, dan is toelating tot bewijslevering aangewezen. Inmiddels wordt die benadering ook in de rechtspraak over exhibitieplicht met regelmaat gevolgd en wordt daarbij in verschillende bewoordingen tot uitdrukking gebracht dat rechtmatig belang aanwezig is, wanneer de bescheiden relevant kunnen zijn voor de vaststelling van relevante feiten. Zodoende is een aanspraak op bescheiden onder meer toegewezen, omdat de partij die een vordering instelt deze voldoende deugdelijk heeft onder-bouwd,6 zonder die aanspraak op bescheiden de feitelijke stellingen van een partij niet vallen te onderbouwen,7 de juistheid van relevante stellingen slechts aan de hand van de inhoud van bescheiden kan worden vastgesteld,8 bescheiden relevant kunnen zijn voor de beoordeling van het geschil,9 een partij kan hopen met de gevraagde bescheiden zijn gelijk aan te tonen,10 niet bij voorbaat kan worden uitgesloten dat de vordering ten gronde daadwerkelijk bestaat11 of de bescheiden relevant zijn voor een niet op voorhand als kansloos aan te merken vordering of verweer.12 Heeft de achterliggende vordering evenwel geen kans van slagen, dan is er - natuurlijk - evenmin plaats voor een vordering tot verstrekking van bescheiden.13
Mits degene die verstrekking van bescheiden heeft gevraagd voldoende heeft gesteld om te voldoen aan de eisen van art. 843a Rv, past een soepele beoordeling van het verzoek ook bij hetgeen voor andere bewijsmiddelen geldt: een aanbod om getuigen te horen moet wel ter zake dienend zijn, doch in principe hoeft immers niet gemeld te worden wat de getuigen zullen verklaren.14 Een verzoek tot houden van een voorlopig deskundigenbericht moet om voor toewijzing in aanmerking te komen wel voldoende concreet en terzake dienend zijn, maar behoeft evenmin reeds duidelijk te maken welke vordering precies wordt beoogd.15