Rb. Rotterdam, 05-12-2007, nr. 57065 / HA ZA 96-1420
ECLI:NL:RBROT:2007:BC0225
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
05-12-2007
- Zaaknummer
57065 / HA ZA 96-1420
- LJN
BC0225
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2007:BC0225, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 05‑12‑2007; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 05‑12‑2007
Inhoudsindicatie
incidentele vordering ex artikel 843a Rv. Vordering toegewezen
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 57065 / HA ZA 96-1420
Uitspraak: 5 december 2007
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
F.G. DETECTIETECHNIEKEN B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
procureur mr. O.E. Meijer,
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid L.G.H. VERHUUR HIJSMATERIAAL B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
procureur mr. P.H.C.M. van Swaaij.
Partijen worden hierna aangeduid als "FG" respectievelijk "LGH".
1 Het verdere verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 7 juni 2006 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- processen-verbaal van getuigenverhoor;
- conclusie na enquête aan de zijde van FG;
- antwoordconclusie na enquête tevens verzoek ex artikel 843a Rv;
- conclusie van antwoord in het incident tot verzoek ex artikel 843a Rv.
2 De incidentele vordering
LGH vordert dat FG wordt bevolen alle documentatie met betrekking tot de door FG afgesloten verzekeringen die betrekking zouden kunnen hebben op het Esso-project en het hijsincident, waaronder met name maar niet uitsluitend de voorwaarden die op de verzekering van toepassing zijn, te overleggen.
FG heeft verweer gevoerd tegen deze incidentele vordering en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring, althans afwijzing van de vordering, met veroordeling van LGH in de kosten van het incident.
3 De beoordeling in het incident
3.1 LGH baseert haar incidentele vordering op artikel 843a Rv. LGH voert aan dat het zeer gebruikelijk is dat een partij als FG voor projecten als de onderhavige een verzekering afsluit dan wel heeft lopen die niet alleen de hoofdaannemer dekt maar ook eventuele onderaannemers en leveranciers. Tevens geldt bij dergelijke verzekeringen dat regres tussen de verzekerden onderling is uitgesloten, aldus LGH. Indien een dergelijke verzekering in casu is afgesloten, leidt dit er toe dat de door LGH veroorzaakte schade is gedekt onder de verzekering en door de verzekeraar wordt uitgekeerd aan FG en dat regres op LGH is uitgesloten. LGH stelt derhalve belang te hebben bij het krijgen van een afschrift van alle documentatie met betrekking tot de door FG afgesloten verzekeringen die betrekking zouden kunnen hebben op de schade die zich heeft voorgedaan als gevolg van het in deze procedure aan de orde zijnde hijsincident op het Esso-project.
3.2 FG heeft als verweer aangevoerd dat LGH geen belang heeft bij de incidentele vordering tot afschrift van genoemde stukken. Dit verweer slaagt niet. Het belang van LGH is erin gelegen om aan de hand van de gevorderde verzekeringsdocumenten vast stellen of FG aanspraak kan maken op een (schade)uitkering in verband met het tijdens het Esso-project voorgevallen hijsincident. Indien FG tot deze vaststelling komt, is vervolgens van belang waarom in casu, zoals LG stelt, niet is uitgekeerd. Het antwoord op deze vraag kan van belang zijn voor de vaststelling van de omvang van de door FG aan LGH te betalen schadevergoeding.
3.3 FG heeft voorts als verweer aangevoerd dat op grond van artikel 843a Rv slechts “bepaalde bescheiden” onderwerp kunnen zijn van een vordering tot openbaring. Aangezien LGH openbaring vordert van alle stukken van alle verzekeringen van FG die betrekking zouden kunnen hebben op het hijsincident, is deze vordering in de visie van FG dermate ruim geformuleerd dat niet voldoende concreet kan worden vastgesteld van welke schriftelijke stukken LGH inzage wenst. Bovendien, zo stelt FG, vordert LGH afgifte van de schriftelijke stukken terwijl artikel 843a Rv slechts voorziet in een vordering tot inzage, afschrift of een uittreksel van de schriftelijke bescheiden.
Naar het oordeel van de rechtbank is, mede gelet op de onderbouwing door LGH van haar vordering, voldoende duidelijk dat de vordering betrekking heeft op afschriften van de polis(sen) en polisvoorwaarden van door FG afgesloten schadeverzekering(en) die dekking zou(den) kunnen bieden voor de door FG geleden schade als gevolg van het hijsincident op het Esso-project.
3.4 De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van LGH dat het ook mogelijk is dat ESSO een verzekering voor het project heeft afgesloten en dat LGH daarover door FG ingelicht diende te worden. Nu de vordering van LGH uitsluitend betrekking heeft op door FG afgesloten verzekeringen en niet op door Esso afgesloten verzekeringen, is deze stelling niet ter zake doende.
3.5 FG heeft voorts aangevoerd dat aan toewijzing van de vordering van LGH in de weg staat dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd aangezien bewijs van de betreffende feiten bijvoorbeeld door het horen van getuigen kan worden verkregen.
In dit verband voert FG aan dat tijdens het getuigenverhoor van 5 april 2007 reeds door [betrokkene] is verklaard dat de verzekering van FG niet heeft uitgekeerd en dat, indien LGH van mening is dat [betrokkene] destijds niet naar waarheid heeft verklaard, het op de weg van LGH had gelegen om hem in contra-enquête nogmaals op te roepen. Ook had LGH de mogelijkheid, aldus FG, om een van de werknemers van de tussenpersoon Kantoor Dekker te doen horen over de vraag of de verzekering heeft uitgekeerd.
Dit verweer van FG treft geen doel. De omstandigheid dat getuigen zijn dan wel kunnen worden gehoord over de vraag of de verzekeraar heeft uitgekeerd, levert nog geen duidelijkheid op ten aanzien van de door LGH gewenste informatie over door FG afgesloten schadeverzekering(en) die dekking zou(den) kunnen bieden voor de door FG geleden schade als gevolg van het hijsincident op het Esso-project.
3.6 De enkele stelling van FG (onder 4 en onder 7 van haar conclusie van antwoord in het incident) dat toewijzing van inzage in alle bescheiden van alle verzekeringen de belangen van FG op onredelijke wijze zou schaden, is onvoldoende gespecificeerd om op basis daarvan de belangenafweging in het voordeel van FG te laten uitvallen.
3.7 Het voorgaande in aanmerking nemende, dient FG afschrift van de betreffende stukken aan LGH te verstrekken. De rechtbank ziet geen aanleiding om conform het verzoek van FG uitsluitend toe te staan dat een onafhankelijke derde inzage krijgt in genoemde stukken. FG heeft haar stelling dat dit gewenst zou zijn ter bescherming van haar belangen onvoldoende onderbouwd.
3.8 De beslissing over de kosten van dit incident zal worden aangehouden tot het eindvonnis in de hoofdzaak.
4 De beslissing
De rechtbank,
in het incident
beveelt FG tot afgifte aan LGH van afschriften van de onder 3.3 aangeduide stukken, zulks binnen drie weken na de datum van dit vonnis;
reserveert de uitspraak over de kosten tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd in dit incident;
in de hoofdzaak
bepaalt dat deze zaak wederom zal worden uitgeroepen ter rolle van 19 december 2007 voor het vragen van vonnis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Koekebakker.
Uitgesproken in het openbaar.
1582