Rb. Rotterdam, 24-02-2010, nr. 302758 / HA ZA 08-640
ECLI:NL:RBROT:2010:BL5639
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
24-02-2010
- Zaaknummer
302758 / HA ZA 08-640
- LJN
BL5639
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2010:BL5639, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 24‑02‑2010; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 24‑02‑2010
Inhoudsindicatie
Een curator kan een reconventionele vordering in renvooiprocedure instellen. 843a incident.
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 302758 / HA ZA 08-640
Uitspraak: 24 februari 2010
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiser],
wonende te Rotterdam,
eiser tot verificatie in conventie,
verweerder in reconventie,
verweerder in het incident,
advocaat mr. H.J. Andel,
- tegen -
Mr. R.J. VAN GALEN, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van (wijlen de heer) [x],
wonende te Rotterdam,
verweerder tot verificatie in conventie,
eiser in reconventie,
eiser in het incident,
advocaat mr. R.B. Gerretsen.
Partijen worden hierna aangeduid als: [x] en de curator. De failliet wordt hierna aangeduid als: [eiser].
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- de conclusie van eis tot verificatie van de zijde van [x], met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, tevens bevattende incidentele provisionele vordering, met producties;
- de bij gelegenheid van de schriftelijke pleidooien overgelegde pleitnotities in eerste en tweede termijn.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend danwel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1 Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 8 juli 1997 is voorlopige surseance van betaling verleend aan [eiser]. met benoeming van de curator als bewindvoerder. Op 7 januari 1999 is [eiser]. in staat van faillissement verklaard met benoeming van de curator als zodanig.
2.2 Op 6 mei 2005 is [eiser]. overleden.
2.3 [x] is de vader van [eiser]. [x] heeft een vordering van fl. 297.000,-- ter verificatie ingediend bij de curator. De curator heeft de vordering van [x] niet erkend.
3 Het geschil in conventie en in reconventie
3.1 [x] vordert in conventie - na eisvermindering en verkort weergegeven - om als con¬cur¬rent schuldeiser toegelaten te worden in het faillissement van [eiser]. en dat zijn vordering wordt erkend als concurrente schuldvordering tot een bedrag van € 134.772,72, voor zover mogelijk vermeerderd met wettelijke rente.
3.2 Het verweer van de curator strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van [x] in de kosten van het geding.
3.3 De curator vordert in reconventie - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [x] te veroordelen:
a. tot betaling van € 34.228,88, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 september 1999;
b. tot betaling van € 10.646,48, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2003;
c. tot vergoeding van de schade die de boedel heeft geleden door verdere onttrekkingen die [x] heeft gepleegd in de periode van 8 juli 1997 tot 6 mei 2005, al dan niet tezamen met [eiser]., zulks nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de respectieve dagen van de onttrekkingen.
3.4 Het verweer van [x] strekt tot afwijzing van de vordering van de curator.
3.5 Op de stellingen van partijen wordt, voor zover nodig, ingegaan bij de beoordeling.
4 Het geschil in het incident
4.1 De curator vordert - verkort weergegeven - om bij provisioneel vonnis uitvoerbaar bij voorraad [x] op straffe van een dwangsom te veroordelen om aan de curator afschrift van althans inzage in alle in de periode van 8 juli 1997 tot 6 mei 2005 verstrekte dag¬afschriften van de bankrekening genummerd 64.01.92.610 en de girorekening genummerd 497513 (hierna: de bank- en girorekeningen) te verschaffen, met veroordeling van [x] in de kosten van het incident.
4.2 Het verweer van [x] strekt tot afwijzing van de vordering van de curator.
5 De beoordeling
in conventie en reconventie en in het incident
5.1 De vordering van [x] tot verificatie komt er in de kern op neer dat hij stelt dat hij bedragen heeft geleend aan [eiser]. terwijl hij daarnaast aanspraak maakt op schadevergoeding wegens een toerekenbare tekortkoming van [eiser]. terzake van een voorkeursrecht. De vordering van de curator in reconventie komt er op neer dat hij [x] verwijt dat hij gelden aan de boedel heeft onttrokken. De vordering van de curator in het incident heeft tot doel aan te kunnen tonen dat [eiser]. in de periode van 8 juli 1997 tot 6 mei 2006 zich door derden heeft laten betalen op de bank- en girorekeningen en dat [eiser]. en sr. op deze wijze gelden uit de boedel hebben onttrokken.
5.2 Voordat wordt ingegaan op de vorderingen over en weer, wordt - mede in verband met het hierna te bespreken incident - over de door de curator ingestelde vordering in reconven¬tie het volgende overwogen. [x] betoogt dat een curator in een renvooiprocedure geen reconventionele vordering kan instellen. Dit betoog slaagt niet. Artikel 136 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), dat het instellen van een reconven¬tionele vor¬dering in een bodemprocedure mogelijk maakt, is ook van toepassing in een renvooi¬procedure. Noch uit de wet noch uit de aard van een renvooiprocedure volgt dat een reconventionele vordering niet mogelijk is.
alleen in het incident
5.3 De curator vordert inzage in danwel afschrift van de dagafschriften van de bank- en girorekeningen. Het is niet in geschil dat deze rekeningen op naam stonden van [x] Het is evenmin in geschil dat derden gedurende het faillissement bepaalde betalingen hebben gedaan op deze rekeningen, welke betalingen zagen op schulden van deze derden aan [eiser]. Tussen partijen is wel in geschil of de curator op grond van (onder meer) artikel 843a Rv er recht op heeft dat hij inzage krijgt in de dagafschriften.
5.4 De rechtbank stelt voorop dat, wil een vordering ex artikel 843a Rv kunnen worden toegewezen, in de eerste plaats aan alle drie in lid 1 van dit artikel gestelde voorwaarden moet zijn voldaan:
i. de wederpartij van degene die bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, moet rechtmatig belang hebben bij inzage, afschrift of uittreksel daarvan,
ii. de vordering moet betrekking hebben op bepaalde bescheiden, en
iii. de bescheiden moeten een rechtsbetrekking betreffen waarin de wederpartij van degene die ze te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, partij is.
Verder moet zich geen van de drie in de leden 3 en 4 vervatte uitzonderingen voordoen:
iv. hij die uit hoofde van zijn ambt, beroep of betrekking tot geheimhouding verplicht is, is niet gehouden aan de vordering te voldoen, indien de bescheiden uitsluitend uit dien hoofde te zijner beschikking staan of onder zijn berusting zijn,
v. degene die de bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, is niet gehouden aan de vordering te voldoen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, en
vi. degene die de bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, is niet gehouden aan de vordering te voldoen, indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
5.5 Aan de incidentele vordering ligt in de kern ten grondslag dat de curator van oordeel is dat er gedurende de surseance en het faillissement betalingen op de bank- en girorekeningen zijn gedaan die niet aan [eiser]. of [x], maar aan de boedel ten goede hadden moeten komen. [x] erkent dat enkele schuldenaren van [eiser]. op de bank- en girorekeningen hebben betaald, maar betwist dat er meer betalingen zijn ontvangen.
5.6 Indien en voor zover vast komt te staan dat [x] heeft toegelaten dat zijn zoon zich tijdens de surseance of het faillissement door schuldenaren liet betalen via de bank- en girorekening van [x], dan is naar de oordeel van de rechtbank voorshands voldoen¬de aannemelijk dat de curator op [x] een vordering heeft terzake van die betalingen. Immers, dergelijke betalingen zorgen er voor dat bedragen die in beginsel in de boedel vallen, buiten de boedel worden gehouden. Het is ook niet in geschil dat [x] wist dat [eiser]. in surseance en later staat van faillissement verkeerde. Een nadere beoordeling van hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd in verband met de vraag of [x] gehouden is tot afdracht van dergelijke betalingen, zal in de hoofdzaak plaatsvinden (zie hierna onder 5.13).
5.7 Mede gelet op het feit dat vaststaat dat er betalingen door schuldenaren van [eiser]. op de bank- en girorekeningen hebben plaatsgevonden, heeft de curator een rechtmatig belang bij de gevorderde inzage of afgifte (vereiste sub i). Hij kan hiermee immers vaststellen welke betalingen er zijn ontvangen en kan zo vast te stellen of dergelijke betalingen aan de boedel hadden moeten toekomen. Voorts geldt dat de dagafschriften voldoende bepaalde bescheiden zijn (vereiste sub ii) en dat deze zien op een rechtsverhouding waarbij [x] partij is, namelijk zijn rechtsverhouding tot de curator (vereiste sub iii). Tenslotte geldt dat geen van de drie uitzonderingen uit de leden 3 en 4 van artikel 843a Rv zich voordoen. Het privacy belang van [x] weegt in dit verband minder zwaar dan het belang van de boedel.
5.8 Dat [x] niet alle dagafschriften meer heeft, zoals [x] onbetwist stelt, maakt niet dat de incidentele vordering niet toegewezen kan worden. Wel is dit aanleiding om de uit te spreken veroordeling te beperken tot de dagafschriften waarover [x] kan beschikken. Dit sluit ook aan bij de erkenning van de curator dat hij uitsluitend inzage of afschrift kan vragen in danwel van nog bestaande stukken.
5.9 Overeenkomstig het bepaalde in artikel 843a Rv zal bepaald worden dat de kosten van inzage danwel afschrift dienen te worden gedragen door de curator.
5.10 De gevorderde dwangsom komt bovenmatig voor en zal daarom gematigd en gemaximeerd worden op de wijze zoals hierna bepaald.
5.11 De vordering van de curator in het incident is ingesteld als een provisionele vordering. Daartoe wordt volledigheidshalve nog als volgt overwogen. Artikel 219 Rv bepaalt dat tijdens een aanhangig geding iedere partij een voorlopige voorziening kan vorderen voor de duur van het geding. Deze vordering moet samenhangen met de hoofdvordering. Naar vaste rechtspraak geldt daarbij het vereiste dat de eiser in het incident voldoende belang moet hebben, waarbij het er om gaat dat van hem niet gevergd kan worden dat hij de uitkomst van de bodemprocedure afwacht. Aan deze voorwaarden is - naar overigens niet in geschil is - voldaan.
5.12 De beslissing over de proceskosten in het incident wordt aangehouden in afwachting van de uitkomst van de hoofdzaak.
voorts in conventie en reconventie
5.13 De rechtbank zal de zaak in conventie en reconventie verwijzen naar de rol voor het nemen van een conclusie na tussenvonnis, voor het eerst van de zijde van de curator. Deze conclusie dient er toe om de curator in de gelegenheid te stellen om zich nader uit te laten over de in geschil zijnde betalingen op de bank- en girorekening naar aanleiding van de door [x] te verstrekken gegevens. [x] zal hierop vervolgens bij antwoord¬conclusie kunnen reageren.
6 De beslissing
De rechtbank,
in het incident
a. beveelt [x] binnen een termijn van dertig dagen na de betekening van dit vonnis aan de curator inzage in danwel een afschrift van alle in de periode van 8 juli 1997 tot 6 mei 2005 verstrekte dag¬afschriften van de bank- en girorekeningen, voor zover [x] hierover beschikt, te verschaffen;
b. bepaalt dat [x] aan de curator vanaf de dertigste dag na betekening van dit vonnis een dwangsom verbeurt voor iedere dag - een gedeelte van een dag voor een hele dag te rekenen - dat hij nalaat aan de onder a. uitgesproken veroordeling gevolg te geven, ter hoogte van € 500,-- per dag met een maximum van € 50.000,-- in totaal;
c. bepaalt dat de kosten van de inzage danwel het afschrift voor rekening komen van de curator;
d. reserveert de uitspraak over de proceskosten in het incident tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
e. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor zover het de veroordelingen als bedoeld onder a. en b. betreft;
in de hoofdzaak
f. bepaalt dat deze zaak wederom zal worden uitgeroepen op de rolzitting van woensdag 7 april 2010 voor de hiervoor onder 5.13 bedoelde conclusie na tussenvonnis, voor het eerst aan de zijde van de curator;
g. houdt alle overige beslissingen aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn.
Uitgesproken in het openbaar.
1876/1884