Rb. Middelburg, 28-09-2009, nr. 178295 / 09-63
ECLI:NL:RBMID:2009:BL1904
- Instantie
Rechtbank Middelburg
- Datum
28-09-2009
- Magistraten
Mr. M.J.M. Klarenbeek
- Zaaknummer
178295 / 09-63
- LJN
BL1904
- Roepnaam
SVB/De Schelde
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMID:2009:BL1904, Uitspraak, Rechtbank Middelburg, 28‑09‑2009; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 28‑09‑2009
Inhoudsindicatie
asbestzaak, incident ex art. 843a Rv. Bevel tot overleggen verloren bewijsmiddelen wordt verleend. Aan De Schelde mag niet worden toegestaan met een beroep op onzekerheden over de vraag of getuigenverklaringen bewijs zullen opleveren, aan SVB de kennisneming daarvan te onthouden. Anderzijds heeft SVB geen, althans onvoldoende belang bij overlegging van het volledige procesdossier in de zaak partij X- De Schelde. Tussenvonnis in de hoofdzaak d.d. 1 februari 2010 is eveneens gepubliceerd.
Mr. M.J.M. Klarenbeek
Partij(en)
incidenteel vonnis van de kantonrechter d.d. 28 september 2009
in de zaak van
de rechtspersoon naar publiek recht
Sociale Verzekeringsbank,
gevestigd te Amstelveen,
eisende partij,
verder te noemen: SVB,
gemachtigde: mr. L.E.M. Charlier,
tegen
de besloten vennootschap
Koninklijke Schelde Groep B.V.,
gevestigd te Vlissingen,
gedaagde partij,
verder te noemen: De Schelde,
gemachtigde: mr. G.C. Endedijk.
het verloop van de procedure
De procedure is als volgt verlopen:
- —
dagvaarding van 24 december 2008,
- —
conclusie van antwoord,
- —
conclusie van repliek, houdende een incidentele vordering ex artt. 843a jo. 22 Rv.,
- —
conclusie van antwoord in het incident,
- —
akte, houdende producties in het incident.
de beoordeling van het incident
1.
[partij A], geboren [in] 1934, is [zes jaar] bij De Schelde in loondienst geweest als timmerman/scheepsbeschieter. [Partij A] is [in] 2004 over-leden aan de gevolgen van een kwaadaardig mesothelioom. Voordien, bij brief van [medio] 2004, heeft [partij A] zelf De Schelde aansprakelijk gesteld voor de materiële en immateriële schade van deze ziekte. Daarbij heeft hij meegedeeld tijdens zijn werkzaamheden voor De Schelde regelmatig te zijn blootgesteld aan asbest, onder meer door het zagen van asbestplaten. De Schelde heeft haar aansprakelijkheid niet erkend. De erven van [partij A] hebben de nagelaten vordering, alsook hun eigen vordering op De Schelde in november/ december 2008 gecedeerd aan SVB.
2.1.
SVB heeft gevorderd voor recht te verklaring dat De Schelde aansprakelijk is voor de door [partij A] en zijn erven geleden en nog te lijden schade ex art. 6:107 BW en art. 6:108 BW, zowel materieel als immaterieel. Daarbij heeft SVB betaling van een voorschot ad € 53.597,00 gevorderd, met schadevergoeding op te maken bij staat, alsook rente vanaf de datum van de diagnose, te weten [begin] 2005.
2.2.
De Schelde heeft deze vorderingen met diverse weren bestreden. Vervolgens heeft SVB bij conclusie van repliek een incidentele vordering ex artt. 843a jo. 22 Rv. ingesteld. SVB heeft in de eerste plaats verzocht om de verklaringen van twaalf met name genoemde getuigen in de bekende zaak van [partij X] tegen De Schelde. Daartoe heeft SVB aangevoerd dat de [partij A] evenals [partij X] bij De Schelde werkzaam was als scheepsbeschieter in vrijwel dezelfde periode en dat niet valt aan te nemen dat de blootstelling van [partij A] aan asbest wezenlijk anders is geweest dan de blootstelling van [partij X]. Tevens heeft SVB verzocht om het volledige procesdossier (met een index) van de procedure(s) [partij X]/De Schelde, en wel teneinde inzicht te krijgen in de stellingen van De Schelde in die procedure(s).
2.3.
De Schelde heeft zich tegen deze incidentele vordering verzet en heeft er daarbij op gewezen dat het door het tijdsverloop aanzienlijke inspanning zal vergen om alle documenten boven water te halen. SVB heeft vervolgens verklaringen van drie getuigen in het geding gebracht, die zij via de toenmalige belangenbehartiger van [partij X], [de vakbond], heeft kunnen achterhalen en heeft erop gewezen dat deze drie getuigen zijn overleden; twee aan de gevolgen van asbestkanker.
3.1.
De kantonrechter is van oordeel dat onderscheid moet worden gemaakt tussen de gevraagde getuigenverklaringen en het volledige procesdossier. Anders dan De Schelde meent, valt gemakkelijk in te zien dat SVB een rechtmatig eigen belang heeft bij het overleggen van de getuigenverklaringen, omdat zij daarmee kan hopen de blootstelling aan asbest van [partij A] aan te tonen en mogelijk ook de schending van de zorgplicht destijds door De Schelde. De Schelde heeft niet weersproken dat de [partij A] evenals [partij X] bij De Schelde werkzaam was als scheepsbeschieter in vrijwel dezelfde periode, zodat de kantonrechter daarvan uitgaat. SVB stelt dat niet valt aan te nemen dat de blootstelling van [partij A] aan asbest wezenlijk anders is geweest dan de blootstelling van [partij X]. Dat komt de kantonrechter aannemelijk voor en daarmee is het belang van SVB bij de getuigenverklaringen gegeven.
3.2.
De Schelde heeft tegengeworpen dat de door SVB genoemde getuigen zijn gehoord in de zaak tussen [partij Y] en De Schelde en dat [partij Y] bij De Schelde werkte van 1960 tot eind 1973. Daaruit volgt echter niet dat de getuigen niets hebben verklaard over de periode vóór 1960. De Schelde stelt nu wel dat het merendeel van de getuigen nog niet bij haar werkzaam waren in de periode van [partij A], maar met deze stelling is niet uitgesloten dat enkele getuigen in die periode wel bij De Schelde in dienst waren, of althans wetenschap hebben gehad over die periode. Overigens lijkt het merendeel van de getuigen wel bij De Schelde werkzaam te zijn geweest in die periode. Ook voor het argument dat het niet duidelijk is dat [partij Y] dezelfde werkzaamheden heeft verricht als [partij A], geldt dat dat daarmee niet is uitgesloten. Aan De Schelde mag niet worden toegestaan met een beroep op dergelijke onzekerheden over de vraag of de getuigenverklaringen bewijs zullen opleveren, aan SVB het kennis nemen daarvan te onthouden.
3.3.
De Schelde heeft kennelijk de beschikking over bescheiden aangaande de rechtsbetrekking tussen haar en [partij A], te weten getuigenverklaringen over de arbeidsomstandigheden destijds. Aangenomen mag worden dat de informatie daarin, gelet op het tijdsverloop en het overlijden van getuigen, niet op andere wijze beschikbaar is. De Schelde heeft voorts tegengeworpen dat het aanzienlijke inspanning zal vergen om alle documenten boven water te krijgen. Dat vormt echter geen gewichtige reden in de zin van art. 843a, lid 4, Rv. om niet te voldoen aan de vordering om getuigenverklaringen in het geding te brengen. De Schelde zal zich dienen in te spannen.
3.4.
Anders ligt het ten aanzien van het volledige procesdossier. SVB heeft niet uitgelegd waarom zij dat dossier nodig heeft teneinde inzicht te krijgen in de stellingen van De Schelde in de zaak [partij X]-De Schelde. Die stellingen blijken voldoende uit de diverse arresten die in die zaak zijn gewezen. Voorts heeft SVB niet, althans onvoldoende duidelijk gemaakt waarom het procesdossier nodig is naast de getuigenverklaringen. Niet kan worden aangenomen dat SVB thans belang heeft bij het overleggen van het volledige procesdossier.
4.
Uit het voorgaande volgt dat de incidentele vordering slechts zal worden toegewezen ten aanzien van de gevraagde getuigenverklaringen. Het is daarbij niet relevant of deze getuigenverklaringen behoren tot het volledige procesdossier in de zaak [partij X]-De Schelde, dat De Schelde thans niet behoeft over te leggen. Omdat partijen in het incident over en weer in het ongelijk worden gesteld, zullen de kosten van het incident tussen hen worden verdeeld in die zin dat ieder daarvan de eigen kosten moet dragen.
De beslissing
De kantonrechter:
in het incident:
gelast De Schelde om de stukken in het geding te brengen van het verhoor van de volgende personen, die zijn gehoord in de zaak [partij X]-De Schelde en/of de zaak [partij Y]-De Schelde en/of andere zaken tegen De Schelde:
[getuigen a tot en met l];
bepaalt dat ieder van partijen de eigen kosten van dit incident moet dragen;
wijst af wat meer of anders is gevorderd;
in de hoofdzaak:
verwijst deze zaak naar de rolzitting van maandag 26 oktober 2009 te 10.00 uur voor conclusie van dupliek;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. Klarenbeek, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 september 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.