Rb. Amsterdam, 24-08-2005, nr. 295722
ECLI:NL:RBAMS:2005:AU4935
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
24-08-2005
- Zaaknummer
295722
- LJN
AU4935
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2005:AU4935, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 24‑08‑2005; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Eerste en enige aanleg)
Uitspraak 24‑08‑2005
Inhoudsindicatie
Incident: 843a Rechtsvordering, vordering tot afgifte van o.m. bankafschriften in erfrechtkwestie toegewezen.
Partij(en)
295722
H. 04.2480
24 augustus 2005
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE AMSTERDAM
EERSTE ENKELVOUDIGE CIVIELE KAMER
VONNIS
i n d e z a a k v a n :
1. A, wonende te ( woonplaats ),
2. B, wonende te ( woonplaats ),
e i s e r s in de hoofdzaak en in het incident bij dagvaarding van 27 mei 2004,
procureur mr. A. Volders,
t e g e n :
C,
wonende te ( woonplaats ),
g e d a a g d e in de hoofdzaak,
v e r w e e r s t e r in het incident,
procureur mr. W.L. Leefers.
Partijen worden hierna de kinderen A en B genoemd.
VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE
In de hoofdzaak en in het incident:
De rechtbank is uitgegaan van de volgende processtukken en/of proceshandelingen:
- -
tussenvonnis van 20 oktober 2004, waarbij een comparitie van partijen is bepaald, die op 13 december 2004 heeft plaatsgevonden. Het daarvan opgemaak-te proces-verbaal bevindt zich bij de stukken, alsmede de akte overlegging producties aan de zijde van
de kinderen A en de pleitnota van mr. Smeele.
- -
brieven van 4 maart 2005 van mr. Smeele en van 24 maart 2005 van mr. Leefers.
- -
ambtshalve bepaalde comparitie van partijen op 8 juli 2005, waarbij de kinderen A hun incidentele vordering hebben gewijzigd. Het proces-verbaal van de comparitie bevindt zich bij de stukken, evenals de pleitnota van mr. Leefers
- -
verzoek vonnis wijzen in het incident.
De rechtbank heeft de brief van mr. Leefers van 15 juli 2005 met een bewijsstuk geretour-neerd omdat partijen in dit stadium van de procedure geen stukken meer mogen overleggen.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
In het incident
- 1.
In het incident vorderen de kinderen A, na wijziging van eis, B te veroordelen om aan hen uiterlijk binnen veertien dagen na het vonnis, op straffe van en dwangsom, een door een notaris gewaarmerkte kopie te verstrekken aan hun raadsman van de volgende bescheiden:
- -
bankafschriften van buitenlandse bankrekeningen van erflater en/of B in Duitsland, Luxemburg en Zwitserland, zover mogelijk terug tot 1984, althans 1994, althans 2000 en vandaar tot op heden;
- -
afschriften van de omstreeks 2001/2001 door de belastingdienst aan B opgelegde nahef-fingsaanslag, alsmede van het daartegen gerichte bezwaarschrift en de beschikking op dat bezwaarschrift, alles met bijlagen en voorzover relevant alle nadien gewisselde pro-cesstukken.
- 2.
B verzet zich tegen toewijzing van de gewijzigde vordering. Volgens B is er maar één buitenlandse bankrekening, bij de Kredietbank Luxemburg, die op haar naam staat. Op die rekening, heeft zij op de comparitie van 13 december 2004 verklaard, is het saldo terecht-gekomen van de provisievergoedingen die erflater in Duitsland kreeg uitbetaald en die aanvankelijk waren gestort op een bankrekening in Duitsland en na het overlijden van erflater door haar waren overgebracht naar een bankrekening in Zwitserland. Deze reke-ning heeft zij opgeheven en het saldo daarvan overgebracht naar de bankrekening in Luxemburg. Over die rekening, die B voor de Belastingdienst in Nederland had verzwe-gen, loopt een naheffingsprocedure waarin nog geen definitieve beslissing is gegeven. Op de comparitie van 8 juli 2005 heeft B verklaard dat zij beschikt over alle afschriften van de bankrekening in Luxemburg vanaf 1992 en dat zij nog precies weet, welk bedrag er in Duitsland op de overlijdensdatum op de rekening stond.
- B.
betwist dat de kinderen A aanspraak kunnen maken op deze informatie. Zij beroept zich op haar privacy. Het saldo op de bankrekening in Luxemburg behoort haar persoonlijk toe en valt niet in de nalatenschap van erflater. Die heeft aan zijn zorgplicht jegens haar wil-len voldoen door voor haar na zijn overlijden een voorziening te treffen. Hij heeft daarmee voldaan aan een natuurlijke verbintenis, nu er voor haar geen andere pensioenvoorziening was getroffen.
- 3.
De rechtbank neemt het volgende als uitgangspunt. De vordering op grond van artikel 843a Rv. tot verstrekking van afschriften van bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarbij de eiser partij is, is toewijsbaar, wanneer de eiser een rechtmatig belang heeft bij verkrijging van die afschriften. Het moet dan gaan om bepaalde bescheiden waarin rele-vante informatie is vervat, die de eiser niet op een andere manier kan verkrijgen..
- 4.
In de hoofdzaak vorderen de kinderen A onder meer dat B een boedelbeschrijving over-legt van de nalatenschap van erflater en rekening en verantwoording aflegt van het door haar daarover gevoerde beheer. B erkent dat bepaalde inkomsten van erflater bij zijn le-ven in Duitsland op een rekening bij een Duitse bank werden uitbetaald en dat die bij het overlijden van erflater op een rekening op haar naam in Duitsland stonden.Tussen partijen staat vast dat B het saldo van die rekening in Duitsland heeft verzwegen en niet bij de af-wikkeling van de nalatenschap heeft betrokken. Het argument van B dat daar geen aanlei-ding toe was, omdat de gelden op de Duitse bankrekening toch buiten de nalatenschap vallen, gaat niet op. Het gaat om inkomsten van erflater die behoorden tot zijn nalaten-schap en die B onder zich heeft. De kinderen A hebben recht op informatie over de hoogte van dat bedrag. Daar doet het beroep van B op een natuurlijke verbintenis niets van af, want dat kan alleen worden beoordeeld wanneer B volledige opening van zaken geeft. Niet alleen over het bedrag in kwestie, maar ook over haar financiële positie voor en na het overlijden van erflater en de voor haar overigens getroffen voorzieningen. Dat moet in de hoofdprocedure worden beslist aan de hand van concrete, tot dusver door B niet ver-strekte, gegevens. Zolang die beslissing niet is gevallen, geldt de hoofdregel dat de kinde-ren A ieder recht hebben op eenderde van het op de overlijdensdatum in Duitsland staande bedrag.
- 5.
Uit het voorgaande volgt dat de kinderen A ten aanzien van het saldo in de bankrekening in Duitsland op de overlijdensdatum moeten worden beschouwd als partijen bij de rechts-betrekking van B tot die banken waarop dat bedrag achtereenvolgens is terechtgekomen. Tevens volgt hieruit dat de kinderen A potentieel partij zijn in het geschil van B met de belastingdienst over het saldo op de bankrekening in Luxemburg.
Dat brengt mee, dat de kinderen A belang hebben bij de door hen gevraagde afschriften en dat hetgeen door B is aangevoerd geen gewichtige reden kan vormen om daarop een uit-zondering te maken.
- 6.
De vorderingen zijn toewijsbaar. De dwangsomveroordeling in dit incident zal, om exe-cutiegeschillen te voorkomen, worden beperkt tot de bescheiden waarvan B heeft erkend dat zij daarover beschikt, nl. vanaf 1992. De gevorderde tussenkomst van een notaris werkt nodeloos kostenverhogend en zal daarom worden afgewezen.
In de hoofdzaak:
- 7.
Op de comparitie van 8 juli 2005 heeft B verklaard dat zij nog precies weet welk bedrag op de overlijdensdatum op de Duitse rekening stond. De rechtbank acht het op grond van art. 21 Rv. geboden dat B verklaart welk bedrag dat was. Daartoe zal de zaak naar de rol worden verwezen voor akte na comparitie aan de zijde van B.
BESLISSING
De rechtbank:
In het incident:
- -
Veroordeelt gedaagde om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan eisers een afschrift te (laten)overhandigen van de bankafschriften met betrekking tot de reke-ning op haar naam bij de Kredietbank Luxemburg vanaf het jaar 1992,
- -
Veroordeelt gedaagde om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan ei-sers een afschrift te (laten) overhandigen van de omstreeks 2001/2002 door de belas-tingdienst in verband met deze bankrekening opgelegd naheffingsaanslag, alsmede van het daartegen gerichte bezwaarschrift, alles met bijlagen en, voorzover relevant, alle na-dien gewisselde processtukken en/of beslissingen,
- -
Bepaalt dat gedaagde wanneer zij niet of niet geheel aan de hiervoor gegeven veroorde-lingen voldoet, jegens eisers een dwangsom zal verbeuren van € 500,- voor iedere ka-lenderdag dat zij daarmee geheel of gedeeltelijk in gebreke zal zijn, met een maximum van € 200.000,-;
- -
Veroordeelt gedaagde om aan eisers afschriften ter hand te stellen van de bankafschrif-ten met betrekking tot de bankrekening in Luxemburg vóór het jaar 1992, de bankreke-ning in Zwitserland en de bankrekening in Duitsland, zover mogelijk terug tot 1984;
- -
Wijst het meer of anders gevorderde af.
- -
Houdt de beslissing over de kosten in het incident aan tot aan het vonnis in de hoofd zaak
In de hoofdzaak:
- -
Bepaalt dat gedaagde moet opgeven wat het saldo was van de bankrekening in Duits-land op de overlijdensdatum van erflater;
- -
Verwijst de zaak daartoe naar de rol van 29 september 2005 voor akte na comparitie aan de zijde van eiseres;
In de hoofdzaak en in het incident:
- -
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
- -
Houdt iedere verdere beslissing aan.
Gewezen op 24 augustus 2005 door mr. W. Tonkens-Gerkema, lid van deze kamer, in te-genwoordigheid van de griffier.