Rb. Middelburg (vzr.), 06-07-2006, nr. 52159/KG06-72
ECLI:NL:RBMID:2006:AZ0501
- Instantie
Rechtbank Middelburg (Voorzieningenrechter)
- Datum
06-07-2006
- Zaaknummer
52159/KG06-72
- LJN
AZ0501
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht (V)
Verbintenissenrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMID:2006:AZ0501, Uitspraak, Rechtbank Middelburg, 06‑07‑2006; (Kort geding)
- Vindplaatsen
Uitspraak 06‑07‑2006
Inhoudsindicatie
''CdMR vordert, kort samengevat en bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Scheldepoort en Den Breejen c.s. tot afgifte van afschriften van de in beslag genomen en in bewaring gegeven documenten door het op kosten van CdMR door de gerechtelijke bewaarder laten maken van kopieën van de documenten en deze te waarmerken, waarna de originelen aan Scheldepoort en Den Breejen c.s. kunnen worden afgegeven, met veroordeling van Scheldepoort en Den Breejen c.s. in de kosten van het geding, waaronder begrepen de kosten van het beslag.''
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
Vonnis van 6 juli 2006 in de zaak van:
Kort gedingnr.: 72/2006
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Compagnie de Manutentation Ro-Ro (CdMR) B.V.,
gevestigd te Vlissingen,
eiseres in conventie,
gedaagde in reconventie,
procureur: mr. C.J. IJdema,
advocaat: mr. Chr.F. Kroes te Amsterdam,
tegen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Scheldepoort B.V.,
gevestigd te Vlissingen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur: mr. K.P.T.G. Flos,
advocaat: mr. E.J.W.M. van Niekerk te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Den Breejen & Zoon Schilderwerken B.V.,
gevestigd te Sliedrecht,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Den Breejen Zeeland B.V.,
gevestigd te Sliedrecht,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
procureur: mr. J.C. Bode ’t Hart,
advocaat: mr. C.E. Vollebregt te Rotterdam.
1. Het verloop van het geding
Partijen worden verder aangeduid als CdMR, Scheldepoort en Den Breejen c.s.
Het dossier bevat de volgende processtukken:
- dagvaarding;
- brieven d.d. 9 en 20 juni 2006 met producties zijdens CdMR;
- brief d.d. 16 juni 2006 met producties zijdens Scheldepoort;
- brief d.d. 20 juni 2006 met akte houdende reconventionele vordering zijdens Den Breejen c.s.;
- brief d.d. 21 juni 2006 met akte houdende reconventionele vordering zijdens Scheldepoort;
- pleitaantekeningen zijdens alle partijen.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 22 juni 2006, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
2. De feiten
In conventie en in reconventie:
2.1. CdMR is een stuwadoorsbedrijf. In dat kader heeft zij een overeenkomst gesloten met Ford Motor Company Ltd. Op grond van die overeenkomst slaat CdMR gemiddeld vijfentwintigduizend nieuwe auto’s van Ford op op het terrein van CdMR in de haven van Vlissingen-Oost in afwachting van transport naar het Verenigd Koninkrijk. Voormelde auto’s staan in de regel niet langer dan 320 dagen opgeslagen op het terrein van CdMR.
2.2. Scheldepoort is een reparatiewerf. Zij maakt haar bedrijf van het repareren en weer in goede staat brengen van schepen. In dat kader worden op haar werf schepen gegritstraald en met verf bespoten. Scheldepoort is gelegen naast het terrein van CdMR.
2.3. Voormelde schilderwerkzaamheden besteed Scheldepoort uit aan Den Breejen Schilderwerken, gedaagde sub 2. Den Breejen c.s. zijn schilderbedrijven die zich bezighouden met grote schilderprojecten, zoals het verven/schilderen van jachten, zeeschepen en marineschepen. Gedaagde sub 2 is een dochtervennootschap van gedaagde sub 3. Gedaagde sub 3 levert het personeel voor de uitvoering van de werkzaamheden door gedaagde sub 2.
2.4. Op 27 september 2004 heeft CdMR geconstateerd dat een groot aantal auto’s op haar terrein zijn vervuild met wat na nader onderzoek verf(nevel) bleek te zijn.
2.5. In het kader van het achterhalen van de verantwoordelijke voor het ontstaan van de vervuiling zijn een aantal procedures tussen partijen gevoerd, waaronder een kort gedingprocedure strekkende tot afgifte van stukken die betrekking hebben op de verfwerkzaamheden op de werf van Scheldepoort in de periode voorafgaande aan 9 september 2004, waaronder specificaties van de gebruikte verf. In het kader van deze procedure hebben partijen op 26 oktober 2004 overeenstemming bereikt over de afgifte van de stukken.
Voorts is een voorlopig deskundigenonderzoek gelast teneinde de oorzaak van de vervuiling vast te stellen. De deskundigen zijn nog bezig met hun onderzoek.
Tevens is een voorlopig getuigenverhoor aanhangig waarbij reeds een aantal getuigen zijn gehoord.
2.6. Met daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft CdMR op 7 april 2006 conservatoir beslag tot afgifte van de verfspecificaties die betrekking hebben op werkzaamheden die op de werf van Scheldepoort zijn verricht in de periode van 25 oktober 2003 tot 9 september 2004, alsmede de stukken die Den Breejen c.s. aan Scheldepoort ter beschikking hebben gesteld ter zake van de werkzaamheden die Den Breejen c.s. in opdracht van Scheldepoort heeft verricht in voormelde periode (hierna: de documenten) doen leggen, onder bepaling dat de documenten in gerechtelijke bewaring zullen worden gegeven aan notaris mr. G. Herwig te Vlissingen.
3. Het geschil
In conventie en in reconventie:
3.1. CdMR vordert, kort samengevat en bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Scheldepoort en Den Breejen c.s. tot afgifte van afschriften van de in beslag genomen en in bewaring gegeven documenten door het op kosten van CdMR door de gerechtelijke bewaarder laten maken van kopieën van de documenten en deze te waarmerken, waarna de originelen aan Scheldepoort en Den Breejen c.s. kunnen worden afgegeven, met veroordeling van Scheldepoort en Den Breejen c.s. in de kosten van het geding, waaronder begrepen de kosten van het beslag.
CdMR stelt daartoe dat zij een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorzieningen. Zij heeft voorts tijdig een eis in hoofdzaak aanhangig gemaakt, aangezien dit kort geding als zodanig aanhangig is gemaakt.
Onder meer uit de door de getuigen in het kader van het voorlopig getuigenverhoor afgelegde verklaringen blijkt dat Scheldepoort in weerwil van de tussen partijen op 26 oktober 2004 bereikte overeenstemming bij lange na niet alle gegevens heeft verstrekt met betrekking tot de gebruikte verfsoorten. Het voorgaande blijkt ook uit de reactie van Scheldepoort naar aanleiding van door de benoemde deskundigen geformuleerde vragen aan partijen. Bij die reactie legt Scheldepoort meer gegevens over dan die zij aan CdMR heeft verstrekt.
CdMR stelt dat zij, gelet op het voorgaande en het aanwezige bewijsbelang, een rechtmatig belang heeft bij afschrift van de documenten. Voorts hebben de documenten betrekking op de rechtsbetrekking tussen CdMR en Scheldepoort, aangezien CdMR Scheldepoort uit hoofde van onrechtmatige daad aansprakelijk houdt voor haar schade als gevolg van de vervuiling met verf, dan wel partijen ter zitting van 26 oktober 2004 een overeenkomst hebben gesloten die moet worden nagekomen. Ten aanzien van Den Breejen c.s. geldt in dit kader dat uit de wetsgeschiedenis bij artikel 843a Rv blijkt dat ook afschrift kan worden gevorderd van documenten waarbij CdMR zelf geen partij is. Bovendien is Den Breejen c.s. niet zomaar een derde, maar heeft zij te gelden als hulppersoon voor wier handelen Scheldepoort mede aansprakelijk is. Indien de documenten niet aan gedaagde sub 3 toebehoren, dan heeft het beslag ten laste van haar geen doel getroffen. CdMR stelt voorts dat in dit kader ook is voldaan aan het vereiste van “bepaalde bescheiden”. Tenslotte stelt CdMR dat afschrift van de documenten, gelet op de hoeveelheid, niet te belastend is voor Scheldepoort en Den Breejen c.s.
Ondanks de lopende procedures heeft CdMR er belang bij om zelf de aansprake-lijkheidsvraag te blijven onderzoeken. Zij kan niet via de andere procedures aan de documenten komen.
CdMR betwist dat beslag tot afschrift op grond van de wet niet mogelijk is. Op grond van artikel 843a Rv kan afschrift van bescheiden worden gevorderd. Die afschriften zijn roerende zaken en die zijn vatbaar voor beslag en gerechtelijke bewaring. Bovendien is in de Beslagsyllabus 2005 hiertoe een regeling opgenomen.
Tenslotte betwist CdMR dat sprake is van een fishing expedition. CdMR wist op basis van onder meer het getuigenverhoor welke gegevens voor haar nog ontbraken en die wel bij Scheldepoort en Den Breejen c.s. aanwezig zijn.
3.2. Scheldepoort betwist de vorderingen van CdMR en vordert in reconventie, kort samengevat, opheffing van het door CdMR gelegde beslag, althans CdMR daartoe te gelasten op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van CdMR in de kosten van dit geding.
Scheldepoort betwist dat CdMR aan het in het verlof tot beslaglegging gestelde vereiste tot het instellen van de eis in de hoofdzaak binnen veertien dagen na beslaglegging heeft voldaan, nu een kort gedingprocedure in het onderhavige geval niet als zodanig kan worden aangemerkt. Betwist wordt voorts dat CdMR met haar vordering heeft voldaan aan de vereisten van artikel 843a Rv.
Verder betwist Scheldepoort het belang van CdMR bij haar vorderingen. Scheldepoort heeft altijd aangegeven bereid te zijn om alle informatie aan CdMR te verstrekken. Zij betwist dan ook dat zij niet alle toegezegde en door CdMR gevraagde informatie heeft verstrekt. Zij heeft steeds alle medewerking verleend, zodat het niet aangaat om ondanks die medewerking beslag te doen leggen.
De omstandigheid dat de aan de deskundigen verstrekte informatie uitgebreider is dan de informatie die aan CdMR is verstrekt, komt doordat de vragen van de deskundigen verschilden van de vragen van CdMR. CdMR heeft voorafgaande aan de dagvaarding in deze procedure nimmer geklaagd bij Scheldepoort over het onvolledig zijn van de verstrekte gegevens. De deskundigen hebben als aanvangsdatum van de mogelijke schadeperiode 15 juni 2004 genomen, zodat de beslagen documenten van voor die datum niet relevant zijn voor deze zaak. Hetzelfde geldt voor de documenten van na 8 september 2004. Bovendien bevinden zich financiële gegevens tussen de documenten die CdMR niets aangaan. Gelet op het voorgaande is het beslag derhalve onnodig gelegd.
3.3. Den Breejen c.s. betwisten de vorderingen van CdMR en vorderen in reconventie, kort samengevat, primair opheffing van het beslag en retournering van de inbeslaggenomen documenten, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom, subsidiair CdMR te gelasten het beslag op te heffen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van CdMR in de kosten van het geding.
Den Breejen c.s. stellen dat de in beslag genomen documenten niet aan gedaagde sub 3 toebehoren, zodat de vordering van CdMR jegens haar ongegrond is.
Verder stellen Den Breejen c.s. dat CdMR niet aan het in het verlof tot beslaglegging gestelde vereiste tot het instellen van de eis in de hoofdzaak binnen veertien dagen na beslaglegging heeft voldaan, nu een kort gedingprocedure in het onderhavige geval niet als zodanig kan worden aangemerkt.
Voorts stellen Den Breejen c.s. dat CdMR met haar vordering niet heeft voldaan aan de vereisten van artikel 843a Rv. Den Breejen c.s. gelden in deze zaak als buitenstaanders bij de rechtsbetrekking tussen Scheldepoort en CdMR en er bestaat geen directe rechtsbetrekking tussen CdMR en Den Breejen c.s., zodat van hen geen afschrift van bescheiden kan worden gevorderd. Bovendien heeft CdMR geen rechtmatig belang bij het vorderen van stukken van Den Breejen c.s. Den Breejen c.s. heeft Scheldepoort alle stukken ter beschikking gesteld, zodat CdMR deze stukken via Scheldepoort kan opvragen. Tenslotte is sprake van een fishing expedition door CdMR aangezien uit het beslagrekest onduidelijk is van welke stukken CdMR inzage vordert en met welk doel.
Ook via de andere, lopende procedures tussen CdMR en Scheldepoort had CdMR aan de documenten kunnen komen, zodat dit een grond is om de vordering in conventie thans af te wijzen.
Ondanks dat door de voorzieningenrechter verlof tot het leggen van het beslag is verleend, stelt Den Breejen c.s. dat het op basis van artikel 730 Rv gelegde beslag er niet toe kan strekken om bewijsbeslag mogelijk te maken.
In het licht van het voorgaande is summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door CdMR gelegde beslag gebleken, zodat dit beslag dient te worden opgeheven.
4. De beoordeling
In conventie:
4.1. Gelet op de stellingen van CdMR is voldoende aannemelijk geworden dat zij een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorzieningen, zodat zij ontvankelijk is in haar vorderingen.
4.2. Niet bij voorbaat kan worden uitgesloten dat Scheldepoort en wellicht ook Den Breejen c.s. als onderaannemer van Scheldepoort als gevolg van de door CdMR aan met name Scheldepoort verweten gedragingen een onrechtmatige daad hebben gepleegd jegens CdMR als gevolg waarvan CdMR schade heeft geleden. Gelet hierop heeft CdMR een rechtmatig belang bij haar vordering tot exhibitie.
Nu ten aanzien van de bescheiden waarvan afschrift wordt gevorderd een beperking in tijd en een omschrijving van de afkomst, dan wel van de inhoud wordt gegeven door CdMR is daarmee voldoende aannemelijk dat afschrift van bepaalde bescheiden wordt gevorderd.
De bescheiden waarvan afschrift wordt gevorderd zien op de door CdMR gestelde onrechtmatige daad door Scheldepoort in het bijzonder. Niet ondenkbaar is dat deze onrechtmatige daad zich ook ten aanzien van Den Breejen c.s. kan uitstrekken, zodat ook aan het vereiste dat slechts afschrift van bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarvan partijen deel uitmaken is voldaan. Voorzover de inbeslaggenomen stukken niet aan gedaagde sub 3 toebehoren, raakt de vordering haar niet. Thans is echter onduidelijk of dit het geval is, aangezien hieromtrent in de beslagstukken niets is opgenomen.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van CdMR worden toegewezen, waarbij de wijze van afgifte overeenkomstig de voor dit deel onweersproken gebleven vordering van CdMR zal worden bepaald.
De omstandigheid dat zich onder de bescheiden financiële gegevens van onder meer Scheldepoort bevinden, doet aan het voorgaande niet af. Onweersproken is dat CdMR geen belang heeft bij afschrift van die gegevens, zodat in de wijze waarop aan CdMR afschrift wordt verstrekt bepaald zal worden dat daarbij de financiële gegevens door de bewaarder onzichtbaar zullen worden gemaakt.
Het verweer van Scheldepoort en Den Breejen c.s. dat de vordering moet worden afgewezen omdat ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens een behoorlijke rechtsbedeling is gewaarborgd, zal worden gepasseerd. Gelet op de stellingen van partijen over en weer is onduidelijk of de stukken waarvan afschrift wordt gevorderd reeds bij de reactie aan de deskundigen in het kader van het deskundigenbericht zijn gevoegd en uit dien hoofde aan CdMR kenbaar zijn geworden, dan wel of CdMR bij navraag bij Scheldepoort, zonder een daartoe strekkende vordering, hierover de beschikking zou hebben verkregen.
4.3. CdMR en Den Breejen c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
In reconventie:
4.4. Voorshands is door CdMR voldaan aan het instellen van een eis in hoofdzaak, aangezien uit de jurisprudentie voortvloeit dat een kort gedingprocedure als zodanig kan worden aangemerkt. Het beslag is derhalve niet van rechtswege komen te vervallen.
Nu de beslagsyllabus de mogelijkheid biedt om beslag te doen leggen op de wijze zoals door CdMR in het beslagrekest is verzocht, de rechtbank de in de beslagsyllabus opgenomen regelingen hanteert bij de beoordeling van beslagrekesten en die regelingen openbaar zijn, wordt het verweer van Scheldepoort en Den Breejen c.s., ertoe strekkende dat het gelegde beslag niet is toegestaan, gepasseerd.
Gelet op hetgeen onder 4.2. is overwogen is voorshands summierlijk van de deugdelijkheid van het door CdMR ingeroepen recht gebleken, zodat geen grond bestaat voor opheffing van het gelegde beslag. De vorderingen van Scheldepoort en Den Breejen c.s. zullen derhalve worden afgewezen.
4.5. Scheldepoort en Den Breejen zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
in conventie:
- veroordeelt Scheldepoort en Den Breejen c.s. om aan CdMR af te geven afschriften van de verfspecificaties die betrekking hebben op werkzaamheden die op de werf van Scheldepoort zijn verricht in de periode van 25 oktober 2003 tot 9 september 2004, alsmede de stukken die Den Breejen c.s. aan Scheldepoort ter beschikking hebben gesteld terzake van werkzaamheden die in opdracht van Scheldepoort zijn verricht in de periode van 25 oktober 2003 tot 9 september 2004;
- bepaalt als wijze van afgifte van voornoemde stukken dat de gerechtelijk bewaarder, notaris mr. G. Herwig te Vlissingen, onder overlegging van dit vonnis, op kosten van CdMR kopieën van de stukken zal maken waarbij de financiële gegevens onzichtbaar zullen worden gemaakt, welke kopieën hij zal waarmerken als overeenstemmend met het origineel, waarna de gerechtelijk bewaarder de kopieën zal afgeven aan CdMR en de originelen zal teruggeven aan de gedaagde bij wie de stukken in beslag zijn genomen;
- veroordeelt Scheldepoort en Den Breejen c.s. hoofdelijk in de kosten van dit geding tot aan deze uitspraak aan de zijde van CdMR begroot op € 71,32 wegens kosten dagvaarding, € 248,00 wegens griffierechten, € 1.054,00 wegens procureurssalaris en
€ 814,52 wegens kosten beslag;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie:
- wijst de vorderingen van Scheldepoort en Den Breejen c.s. af;
- veroordeelt Scheldepoort en Den Breejen c.s. hoofdelijk in de kosten van dit geding tot aan deze uitspraak aan de zijde van CdMR begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzit-ting van 6 juli 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.