Einde inhoudsopgave
De exhibitieplicht (BPP nr. X) 2010/6.2.6
6.2.6 Rechtmatig belang is niet afhankelijk van de verdeling van de bewijslast
mr. J. Ekelmans, datum 02-12-2010
- Datum
02-12-2010
- Auteur
mr. J. Ekelmans
- JCDI
JCDI:ADS381944:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Rb. Rotterdam 7 maart 2007, LJN BA0914, r.o.2.17 (SDK Kinderopvang/Medisch Centrum Rijnmond Zuid).
Rb. Rotterdam 4 juni 2008, LJN BD9249, r.o. 4.12 (Bascitrusc.s./Sparti Hellas).
Aldus: Rb. Groningen 29 maart 2006, LJN AV7614, r.o. 5.1 (Heineken/Mr Hooites q.q.).
Hof Den Haag 11 april 2008, LJN BD0694, r.o. 4.3 (X c.s./Staat).
Adviescommissie Burgerlijk Procesrecht 2008, p. 127.
Ktr. Arnhem 26 oktober 2007, LJN BB8052, r.o. 3.1-3.2 (A/B); Rb. Amsterdam (vzr.) 11 september 2008, LJN BF0587, r.o. 4.10 (Qwest c.s./Deutsche Bank c.s.).
Hof Amsterdam 9 maart 2010, LJN BL7120, r.o. 2.6 en 2.7 (X c.s./Vakcentrum Food Consult Advies c.s. ).
Hof Amsterdam 19 januari 2010, LJN BM3043 r.o. 2.14 en 2.16 (X/Y); Hof Amsterdam 19 januari 2010, LJN BM3026 r.o. 2.14 en 2.16 (X/Y).
Voor de hand ligt, dat juist de partij die met bewijs is belast, gebruik zal willen maken van de mogelijkheden van art. 843a Rv. Denkbaar is echter ook, dat de partij die niet met het bewijs is belast, het artikel wil gebruiken. Er is op zichzelf geen deugdelijke grond om de partij op wie de bewijslast rust anders te behandelen dan de partij op wie de bewijslast niet rust. Ook bij voorlopig getuigenverhoor of voorlopig deskundigenbericht geldt immers, dat dit door elk van de bij het geschil betrokken partijen verzocht kan worden. Bovendien valt lang niet altijd op voorhand te zeggen, wie als eerste tot bewijslevering zal worden toegelaten: denkbaar is immers, dat de rechter feiten voorshands bewezen acht en derhalve de partij op wie de bewijslast niet rust als eerste tot bewijslevering toelaat.
Een verzoek aan de met bewijs belaste partij loopt echter niet altijd succesvol af. Soms meent de rechter, dat een vordering in dat geval moet worden afgewezen, omdat nog niet blijkt dat de aanvrager niet aan zijn stelplicht zal kunnen voldoen of in bewijsnood zal komen,1 eerst het te voeren verweer moet worden af-gewacht,2 de bewijslast op de wederpartij rust3 of nog onduidelijk is op wie de bewijslast zal komen te rusten.4
Die aanpak is minder logisch. Begrijpelijk is dan ook dat de Adviescommissie voor het Burgerlijk Procesrecht in haar in juli 2008 uitgebrachte advies opmerkt:
"De medewerkingsplicht van de wederpartij en mogelijke derden geldt niet enkel ten opzichte van de partij die een welomschreven burgerrechtelijke aanspraak aanwijst en daaromtrent bewijs wil vergaren, doch ook ten opzichte van de partij die bewijs wil vergaren teneinde een welomschreven potentiële burgerrechtelijke aanspraak van een ander te kunnen afweren."5
Rechters hebben derhalve ook verzoeken toegewezen tot verstrekking van informatie ter onderbouwing van verweer,6 hebben bevel gegeven tot verstrekking van bescheiden vooruitlopend op bewijslevering door de houder van de bescheiden7 en zijn tot het oordeel gekomen dat verstrekking vereist is teneinde een betwisting te kunnen onderbouwen, zodat een oordeel over de bewijslastverdeling niet afgewacht behoeft te worden.8
Dat oordeel dat eerst moet worden afgewacht op wie de bewijslast rust en of er sprake zal zijn van bewijsnood, is immers niet steeds praktisch: eerdere verstrekking van gegevens kan geschilbeslechting immers aanzienlijk vereenvoudigen en de loop van het proces bekorten. Wat mij betreft behoort de verstrekking van informatie plaats te vinden ongeacht de vraag op wie de bewijslast rust én komt het dus slechts aan op de vraag, wat de reikwijdte van de verplichting tot verstrekking van bescheiden dient te zijn.