Hof Amsterdam, 09-03-2010, nr. 104.004.582tt
ECLI:NL:GHAMS:2010:BL7120
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
09-03-2010
- Magistraten
Mrs. I.A. Katz-Soeterboek, M.L. van der Bel, M.G.W.M. Stienissen
- Zaaknummer
104.004.582tt
- LJN
BL7120
- Vakgebied(en)
Pensioenen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2010:BL7120, Uitspraak, Hof Amsterdam, 09‑03‑2010
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBUTR:2007:BB6426
Uitspraak 09‑03‑2010
Mrs. I.A. Katz-Soeterboek, M.L. van der Bel, M.G.W.M. Stienissen
Partij(en)
arrest van de vijfde civiele kamer van 9 maart 2010
inzake
- 1.
[appellante sub 1],
wonende te [woonplaats],
- 2.
[appellante sub 2],
wonende te [woonplaats],
- 3.
[appellante sub 3],
wonende te [woonplaats],
- 4.
[appellant sub 4],
wonende te [woonplaats],
- 5.
[appellant sub 5],
wonende te [woonplaats],
- 6.
[appellant sub 6],
wonende te [woonplaats],
- 7.
[appellante sub 7],
wonende te [woonplaats],
- 8.
[appellante sub 8],
wonende te [woonplaats],
- 9.
[appellant sub 9],
wonende te [woonplaats]
eisers in het incident,
appellanten in het principaal hoger beroep,
geïntimeerden in het incidenteel hoger beroep,
advocaten: prof. mr. dr. E. Lutjens en mr. B. Degelink,
tegen
- 1.
de stichting
Stichting Vakcentrum Food Consult Bedrijfsadvies,
gevestigd te Woerden,
- 2.
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Vakcentrum Beroepsorganisatie van Zelfstandige Detaillisten,
gevestigd te Woerden,
verweerders in het incident,
geïntimeerden in het principaal hoger beroep,
appellanten in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. R.V.H. Jonker.
1. Het geding in hoger beroep
1.1
Het hof verwijst naar zijn tussenarrest van 26 mei 2009. In gevolge dat tussenarrest heeft Vakcentrum c.s. in de hoofdzaak bij akte zich uitgelaten over de wijze waarop zij bewijs wil leveren. Hierop hebben de (ex)werknemers in de hoofdzaak gereageerd bij contra-akte. Verder hebben zij een incidentele vordering tot het overleggen van bepaalde bescheiden ingesteld.
1.2
Vervolgens hebben de partijen schriftelijk gepleit in het incident. Daarbij hebben de (ex)werknemers gereageerd op de tevoren aan hen toegezonden pleitnota van Vakcentrum c.s.
1.3
Vakcentrum c.s. heeft nog bij akte gereageerd op de pleitnota van de (ex)werknemers.
1.4
Ten slotte hebben de partijen de stukken overgelegd voor arrest in het incident en heeft het hof in het incident arrest bepaald.
2. De vordering in het incident
2.1
Artikel 843a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv.) bepaalt, kort gezegd, dat hij die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel kan vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft.
2.2
Het hof stelt voorop dat, wil een op artikel 843a Rv. gegronde vordering kunnen worden toegewezen, in de eerste plaats aan alle drie in lid 1 van dit artikel gestelde voorwaarden moet zijn voldaan:
- (i)
de wederpartij van degene die bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, moet rechtmatig belang hebben bij inzage, afschrift of uittreksel daarvan;
- (ii)
de vordering moet betrekking hebben op bepaalde bescheiden en
- (iii)
de bescheiden moeten een rechtsbetrekking betreffen waarin de wederpartij van degene die ze te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, partij is.
Verder moet zich geen van de drie in de leden 3 en 4 vervatte uitzonderingen voordoen:
- (iv)
hij die uit hoofde van zijn ambt, beroep of betrekking tot geheimhouding verplicht is, is niet gehouden aan de vordering te voldoen, indien de bescheiden uitsluitend uit dien hoofde te zijner beschikking staan of onder zijn berusting zijn;
- (v)
degene die de bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, is niet gehouden aan de vordering te voldoen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn en
- (vi)
degene die de bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, is niet gehouden aan de vordering te voldoen, indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
2.3
In het incident hebben de (ex)werknemers gevorderd dat Vakcentrum en Foodconsult afschriften zullen overleggen van hun jaarstukken, waaronder balans, jaarrekening, winst- en verliesrekening, met toelichting op deze stukken, over de jaren 2000 tot en met 2009.
Vakcentrum c.s. heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van de (ex)werknemers.
2.4
In de hoofdzaak is in rechtsoverweging 4.60 van het tussenarrest van 26 mei 2009 overwogen dat het hof Vakcentrum c.s. conform haar bewijsaanbod zal toelaten tot het bewijs van haar stelling dat onvoorwaardelijke indexatie van de pensioen(en)(aanspraken) van [appellante sub 2], [appellant sub 5] en [appellante sub 7] vanaf 1 januari 2006 voor Vakcentrum onbetaalbaar is en haar in haar voortbestaan zal bedreigen en dat onvoorwaardelijke indexatie van de pensioen(en)(aanspraken) van [appellant sub 4] en [appellant sub 9] vanaf 1 januari 2006 voor Foodconsult onbetaalbaar is en haar in haar voortbestaan zal bedreigen. De zaak is vervolgens naar de rol verwezen om Vakcentrum c.s. in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over de wijze waarop zij bewijs wil leveren.
2.5
Zoals in het tussenarrest is overwogen, dient met betrekking tot [appellante sub 1], [appellante sub 3] en [appellante sub 8] te worden uitgegaan van de toepasselijkheid van het pensioenreglement 2000 en nadien van het pensioenreglement 2006, welke reglementen beide een voorwaardelijk indexeringsrecht kenden. Met betrekking tot de overige (ex)werknemers heeft het hof geoordeeld dat het pensioenreglement 1996 van toepassing was, dat bij hen het vertrouwen is gewekt dat sprake was van een onvoorwaardelijk indexeringsrecht en dat de wijziging bij het besluit van 16 juni 2006 niet rechtsgeldig is wat [appellant sub 6] betreft, omdat die toen al uit dienst was getreden. Beoordeeld dient dus nog te worden of de wijziging van het pensioenreglement rechtsgeldig is met betrekking tot [appellante sub 2], [appellant sub 4], [appellant sub 5], [appellante sub 7] en [appellant sub 9].
2.6
Vakcentrum c.s. heeft niet betoogd dat de verlangde stukken onder een op haar rustende professionele geheimhoudingsplicht vallen of dat gewichtige redenen zich tegen de vordering in het incident verzetten. Zij heeft evenmin betwist dat deze vordering in beginsel toewijsbaar is. Zij heeft echter aangevoerd dat de vordering prematuur is omdat het belang van de (ex)werknemers daarbij pas kan worden beoordeeld nadat door haar bewijsmiddelen zijn ingebracht, dat in die bewijsmiddelen de financiële situatie over 2000 tot en met 2004 vanzelfsprekend al uitgebreid aan de orde zal komen en dat de verlangde stukken over 2005 tot en met 2009 in ieder geval irrelevant zijn.
2.7
Naar het oordeel van het hof volgt uit de stellingen van Vakcentrum c.s. niet dat een behoorlijke rechtsbedeling redelijkerwijs ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd. Verder miskent Vakcentrum c.s. naar het oordeel van het hof dat de betekenis van de verlangde stukken niet alleen ligt in hun waarde als bewijsmiddel, maar ook, zoals de (ex)werknemers terecht aanvoeren, in de daarin vervatte informatie over ontwikkelingen (in de verhouding met gelieerde rechtspersonen) die van invloed kunnen zijn (geweest) op de financiële situatie van Vakcentrum c.s.
2.8
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is het hof van oordeel dat de (ex)werknemers rechtmatig belang hebben bij overlegging van de jaarstukken van Vakcentrum c.s. over de jaren 2000 tot en met 2008 (aannemelijk is dat, zoals Vakcentrum c.s. heeft aangevoerd, de stukken over 2009 nog niet gereed zijn), inclusief balansen, jaarrekeningen, winst- en verliesrekeningen en de toelichting op deze stukken. Het hof zal de zaak verwijzen naar de rol, om Vakcentrum c.s. in de gelegenheid te stellen deze stukken bij akte in het geding te brengen, met opgave van de daaraan verbonden kosten. Omdat deze kosten voor rekening van de (ex)werknemers komen, verzoekt het hof Vakcentrum c.s. bij de akte, waarbij zij de hiervoor genoemde stukken in het geding brengt, opgave te doen van de met de overlegging van deze stukken gemoeide kosten. Deze kosten zullen bij het eindarrest ten laste van de (ex)werknemers worden gebracht.
3. De slotsom
3.1
De zaak zal worden verwezen naar de rol om Vakcentrum c.s. in de gelegenheid te stellen de hiervoor onder 2.8 genoemde stukken bij akte in het geding te brengen, met opgave van de daaraan verbonden kosten. Deze kosten zullen bij het eindarrest in de hoofdzaak ten laste van de (ex)werknemers worden gebracht.
3.2
De beslissing over de kosten van het incident zal worden aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.
4. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
in het incident
bepaalt dat de in rechtsoverweging 2.8 genoemde stukken door Vakcentrum c.s. in het geding dienen te worden gebracht;
bepaalt dat de kosten daarvan bij het eindarrest in de hoofdzaak ten laste van de (ex)werknemers zullen worden gebracht;
houdt de beslissing omtrent de proceskosten aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de roldatum 30 maart 2010 om Vakcentrum c.s. in de gelegenheid te stellen de in rechtsoverweging 2.8 genoemde stukken bij akte in het geding te brengen, met opgave van de daaraan verbonden kosten;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.A. Katz-Soeterboek, M.L. van der Bel en M.G.W.M. Stienissen en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 maart 2010.