Rb. Groningen, 29-03-2006, nr. 74163/HAZA04-725
ECLI:NL:RBGRO:2006:AV7614
- Instantie
Rechtbank Groningen
- Datum
29-03-2006
- Zaaknummer
74163/HAZA04-725
- LJN
AV7614
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGRO:2006:AV7614, Uitspraak, Rechtbank Groningen, 29‑03‑2006; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
- Vindplaatsen
JOR 2006/141
Uitspraak 29‑03‑2006
Inhoudsindicatie
Incidentele vorderingen tot openlegging boeken, bescheiden en geschriften. De failliet huurde een café van Plassania voor een wekelijks te betalen huursom van 30% van de bruto omzet. In de huurovereenkomst was verder bepaald dat de failliet verplicht was bieren en andere soorten dranken te betrekken van een door Plassania aangewezen brouwerij c.q. drankenleverancier. Door Plassania was Heineken als zodanig aangewezen. Tussen Heineken en Plassania zijn afspraken gemaakt omtrent aan Plassania te verstrekken kortingen en bonussen ter zake van de drankenleveranties. Curator vordert (in incident) openlegging van alle boeken, bescheiden en geschriften die betrekking hebben op door schuldeiser Heineken aan de failliet verrichte leveranties, daaronder begrepen boeken, bescheiden en geschriften die wat betreft deze leveranties betrekking hebben op Plassania. Dit ter beoordeling van de door Heineken ingestelde vordering jegens de failliet (in de hoofdzaak). Heineken vordert (eveneens in incident) op haar beurt openlegging van alle boeken, bescheiden en geschriften die betrekking hebben op de overeenkomsten met het UWV, de belastingdienst en Plassania en/of [directeur Plassania]. De rechtbank wijst de vordering van de curator toe en de vordering van Heineken af.
de besloten vennootschap HEINEKEN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
e i s e r e s tot verificatie in conventie,
g e d a a g d e in reconventie,
e i s e r e s in het incident in conventie,
v e r w e e r d e r in het incident in reconventie,
verder te noemen Heineken,
procureur mr. P.H.F. Yspeert,
en
mr. Leendert Hendrik HOOITES in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Horeca Groningen B.V.,
kantoorhoudende te Groningen,
gedaagde in conventie,
e i s e r in reconventie,
v e r w e e r d e r in het incident in conventie,
e i s e r in het incident in reconventie,
verder te noemen de curator,
procureur mr. P.J. Fousert.
PROCESVERLOOP
In de hoofdzaak en in de incidenten
De rechter-commissaris in het faillissement van de besloten vennootschap Horeca Groningen B.V. (verder te noemen Horeca Groningen) heeft, nadat zij ter verificatievergadering had geconstateerd dat zij Heineken en de curator niet kon verenigen, partijen verwezen naar een door haar bepaalde terechtzitting van de rechtbank.
Heineken heeft vervolgens in conventie op de bij akte geformuleerde gronden tot verificatie geconcludeerd dat zij, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, tot een bedrag van € 82.566,28 als schuldeiser in het faillissement zal worden toegelaten, met veroordeling van de curator in de proceskosten.
De curator heeft in conventie voor antwoord geconcludeerd tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van Heineken, uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten.
In reconventie heeft de curator gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- voor recht verklaart dat Heineken onrechtmatig heeft gehandeld jegens de gezamenlijke crediteuren van Horeca Groningen;
- Heineken veroordeelt tot betaling van ten gevolge van dat onrechtmatig handelen geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- Heineken veroordeelt in de proceskosten.
Heineken heeft in conventie gerepliceerd. Daarbij heeft zij haar eis gewijzigd in die zin dat zij thans vordert dat zij tot een bedrag van € 80.708,02, te vermeerderen met 1% rente, althans de wettelijke rente, vanaf 18 maart 2004 als schuldeiser in het faillissement zal worden toegelaten, met veroordeling van de curator in de proceskosten.
In reconventie heeft Heineken geconcludeerd tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van de curator, uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten.
De curator heeft hierna een incidentele conclusie in conventie genomen, waarbij hij heeft gevorderd dat de rechtbank bij incidenteel vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Heineken beveelt over te gaan tot openlegging van alle boeken, bescheiden en geschriften die betrekking hebben op door Heineken aan Horeca Groningen verrichte leveranties, daaronder begrepen boeken, bescheiden en geschriften die wat betreft deze leveranties betrekking hebben op Plassania Beheer B.V. (hierna te noemen Plassania) en/of [directeur Plassania], met veroordeling van Heineken in de proceskosten.
Heineken heeft in het incident in conventie geconcludeerd tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van de curator, uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten.
Tegelijkertijd heeft Heineken in reconventie incidenteel gevorderd dat de rechtbank de curator, uitvoerbaar bij voorraad, beveelt over te gaan tot openlegging van alle boeken, bescheiden en geschriften die betrekking hebben op de overeenkomsten met het UWV, de belastingdienst en Plassania en/of [directeur Plassania], met veroordeling van de curator in de proceskosten.
De curator heeft in het incident in reconventie geconcludeerd tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van Heineken, uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten.
Daarna hebben partijen in de incidenten vonnis gevraagd.
RECHTSOVERWEGINGEN
In het incident zowel in conventie als in reconventie
1. Vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of niet voldoende betwist staat in dit geding het volgende vast.
1.1 Bij vonnis van deze rechtbank van 1 april 2003 is Horeca Groningen in staat van faillissement verklaard en is mr. Leendert Hendrik Hooites tot curator benoemd.
1.2 Door Horeca Groningen werd onder meer Café Soho, gevestigd aan de Reguliersdwarsstraat 36 te Amsterdam, uitgebaat. De onderneming Café Soho Amsterdam was destijds eigendom van Plassania. De onroerende zaak waarin Café Soho was gevestigd, huurde Plassania van Heineken. In de betreffende huurovereenkomst is onder meer vastgelegd dat Plassania ervoor in staat dat in het gehuurde uitsluitend bieren en (alcoholvrije) dranken van door Heineken aangewezen merken worden verkocht. Heineken heeft als voorwaarde voor onderverhuur door Plassania onder meer gesteld dat de afspraak om exclusief pilsener tapbier van Heineken te tappen wordt opgelegd aan de onderhuurder. Tussen Plassania en Horeca Groningen bestond een huurovereenkomst ingevolge welke Horeca Groningen Café Soho huurde van Plassania voor een wekelijks te betalen huursom van 30% van de bruto omzet. In deze overeenkomst was verder bepaald dat Horeca Groningen verplicht was bieren en andere soorten dranken te betrekken van een door Plassania aangewezen brouwerij c.q. drankenleverancier. Door Plassania was Heineken als zodanig aangewezen. Tussen Heineken en Plassania zijn afspraken gemaakt omtrent aan Plassania te verstrekken kortingen en bonussen ter zake van de drankenleveranties.
2. Standpunt van de curator
Naar de mening van de curator bestaan tussen Heineken enerzijds en Plassania en/of [directeur Plassania] anderzijds (hierna gezamenlijk te noemen Plassania c.s.) overeenkomsten op basis waarvan Plassania c.s. aanspraak kunnen maken op bonussen en kortingen terzake van door Horeca Groningen afgenomen dranken. Tevens vermoedt de curator dat Plassania c.s. Heineken op basis van overeenkomsten compenseren voor zover Heineken in geval van een faillissement van een onderhuurder onbetaald blijft. Deze compensatie heeft vermoedelijk mede plaatsgevonden door directe verrekening van bonussen. Heineken weigert echter inzage te geven in de regeling die zij met Plassania c.s. heeft getroffen.
Het is voor de curator onmogelijk om uit de administratie van Horeca Groningen te achterhalen wat het effect is van de garantstelling- bonusovereenkomst tussen Heineken en Plassania c.s. op de gepretendeerde vordering van Heineken op Horeca Groningen. Dit inzicht is van belang voor het verloop van de hoofdprocedure. Aan de door de curator gedane vordering tot inzage van de administratie ex artikel 111 Faillissementswet (Fw) heeft Heineken geen gehoor gegeven. Op grond van artikel 2:10 BW is Heineken boekhoudplichtig. Aan de hand van de gegevens die Heineken op grond van deze boekhoudplicht moet bewaren, kan de curator naar zijn mening bewijzen dat de gepretendeerde vordering van Heineken reeds is voldaan en dat de feitelijke overeenkomst ter zake van de drankenleveranties is gesloten tussen Heineken en Plassania c.s.
Met betrekking tot de incidentele vordering in reconventie merkt de curator op dat Heineken geen grondslag voor haar vordering aangeeft. Voor zover dit artikel 162 Rv zou zijn, geldt naar de mening van de curator dat dit artikel enkel ziet op de in artikel 2:10 BW bedoelde boekhouding. De door Heineken gevorderde gegevens vallen hier niet onder. Daarnaast stelt de curator dat Heineken geen belang bij haar vordering heeft, omdat in de hoofdprocedure schadevergoeding op te maken bij staat is gevorderd. Daarvoor is voldoende dat de curator stelt dat hij schade heeft geleden en bij betwisting het bestaan van schade aannemelijk maakt. De thans door Heineken gevorderde gegevens zijn pas van belang bij het bepalen van de hoogte van de vordering van de curator.
3. Standpunt van Heineken
Heineken stelt dat de curator geen belang heeft bij zijn incidentele vordering in conventie. In de procedure zijn reeds ingebracht alle afspraken met Plassania betreffende Café Soho, (aangepaste) specificaties uit de administratie betreffende alle betalingen inzake Café Soho, de facturen en een overzicht van alle facturen aan en betalingen van Horeca Groningen en een toelichting op dit alles. De curator brengt hier niets tegen in. Bovendien is niet aannemelijk dat de door de curator verlangde gegevens de reeds door Heineken geleverde bewijzen zouden kunnen aantasten. Heineken betwist niet dat er afspraken zijn gemaakt met Plassania omtrent kortingen en bonussen. Heineken betwist wel van Plassania c.s. enige betaling terzake van drankenleveranties aan Horeca Groningen te hebben ontvangen.
Heineken vordert in reconventie bij wijze van incident openlegging van boeken, bescheiden en geschriften, omdat de curator stelt dat Heineken aansprakelijk is voor het tekort in de faillissementsboedel. De curator heeft evenwel een overeenkomst gesloten met Plassania c.s., evenals vaststellingsovereenkomsten met het UWV en de belastingdienst. Deze overeenkomsten en alle daarop betrekking hebbende bescheiden acht Heineken van belang om aan te tonen dat er geen boedeltekort is.
4. Beoordeling van het incident in conventie
4.1 Tussen partijen staat vast dat tussen Heineken en Plassania afspraken zijn gemaakt omtrent bonussen en kortingen. Verder heeft de curator onweersproken gesteld dat Heineken niet heeft voldaan aan zijn vordering ex artikel 111 Fw. Daarnaast heeft de curator verklaringen overgelegd van de bestuurder van Horeca Groningen en de bedrijfsleider van Café Soho, waaruit naar voren komt dat niet Horeca Groningen, maar Plassania c.s. bonussen en kortingen ontvingen over door Heineken aan Horeca Groningen ten behoeve van Café Soho geleverd bier. Verder rijst uit die verklaringen een beeld op van bepalende invloed van Plassania c.s. op de bedrijfsvoering in Café Soho, ook op het financiële vlak, met name ook in de contacten met Heineken. Tegen deze achtergrond acht de rechtbank het alleszins begrijpelijk dat de curator bij de beoordeling van de vordering van Heineken behoefte heeft aan zo veel mogelijk informatie over de inhoud van de afspraken tussen Heineken en Plassania c.s.
4.2 Heineken dient op grond van artikel 2:10 BW van alles betreffende haar werkzaamheden naar de eisen die uit deze werkzaamheden voortvloeien een zodanige administratie te voeren, dat daaruit haar rechten en verplichtingen kunnen worden gekend. Administratie van afspraken en contacten met Plassania c.s. over aan Horeca Groningen verrichte leveringen valt daar naar het oordeel van de rechtbank onder. Heineken heeft in de hoofdprocedure meegedeeld uit concurrentieoverwegingen geen mededelingen te doen over korting- of bonusafspraken tussen haar en haar relaties. Los van de vraag of dit bij een beoordeling ex artikel 22 Rv in de onderhavige zaak zou kunnen gelden als een gewichtige reden voor een weigering bepaalde op de zaak betrekking hebbende bescheiden over te leggen, geldt dat het hier gaat om boeken, geschriften en bescheiden die ingevolge de wet moeten worden gehouden, gemaakt of bewaard. Daarvan kan onverkort openlegging worden bevolen.
4.3 De rechtbank zal de vordering van de curator toewijzen en Heineken als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten (tarief II, 1 punt).
5. Beoordeling van het incident in reconventie
5.1 Heineken heeft openlegging gevorderd om zodoende te kunnen aantonen dat er geen sprake is van een boedeltekort. In de hoofdprocedure heeft de curator schadevergoeding op te maken bij staat gevorderd. Daarvoor is onder meer vereist dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is. Terzake van deze mogelijkheid rusten op de curator de stelplicht en de bewijslast. De incidentele vordering van Heineken veronderstelt ten onrechte bewijslast op dit punt aan de zijde van Heineken. In dit licht bezien heeft Heineken naar het oordeel van de rechtbank geen belang bij haar incidentele vordering, zodat deze zal worden afgewezen.
5.2 Heineken zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld (tarief II, 1 punt).
BESLISSING
De rechtbank:
in het incident in conventie
1. beveelt Heineken over te gaan tot openlegging van alle boeken, bescheiden en geschriften die betrekking hebben op door Heineken aan Horeca Groningen verrichte leveranties, daaronder begrepen boeken, bescheiden en geschriften die wat betreft deze leveranties betrekking hebben op Plassania Beheer B.V. en/of [directeur Plassania];
2. veroordeelt Heineken in de proceskosten tot op de uitspraak van dit vonnis aan de zijde van de curator begroot op € 452,-- aan salaris van de procureur;
3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4. wijst af het meer of anders gevorderde;
in het incident in reconventie
5. wijst de vordering van Heineken af;
6. veroordeelt Heineken in de proceskosten tot op de uitspraak van dit vonnis aan de zijde van de curator begroot op € 452,-- aan salaris van de procureur;
7. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad ten aanzien van de proceskostenveroordeling;
in de hoofdzaak
8. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van woensdag 26 april 2006, voor het nemen van een conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie aan de zijde van de curator.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.W. van Weringh en in het openbaar uitgesproken op woensdag 29 maart 2006.
ahs