Rb. Rotterdam, 19-03-2008, nr. 142814 / HA ZA 00-1795
ECLI:NL:RBROT:2008:BC9708
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
19-03-2008
- Zaaknummer
142814 / HA ZA 00-1795
- LJN
BC9708
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2008:BC9708, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 19‑03‑2008; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 19‑03‑2008
Inhoudsindicatie
Incidentele vordering ex art. 843a Rv in een procedure aangevangen voor 1 januari 2002. In afwijking van de hoofdregel van het overgangsrecht dient artikel 843a Rv (nieuw) ook in eerste aanleg te worden toegepast. Vordering tot overlegging van een due dil
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 142814 / HA ZA 00-1795
Uitspraak: 19 maart 2008
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ADICOM AUTOMATISERINGSDIENSTEN HOLDING B.V.,
gevestigd te Sittard,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
procureur mr. P.H.Ch.M. van Swaaij,
advocaat mr. W.J.M. van Ophuizen te Lienden,
- tegen -
1) de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SLOTBOOM HOLDING B.V.,
gevestigd te Nieuwerkerk aan den IJssel,
2) de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ACQUIMER HOLDING ROTTERDAM B.V.,
gevestigd te Nieuwerkerk aan den IJssel,
gedaagden in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
procureur mr. S.P.J.F. Zwanen,
advocaat mr. B.A. Bendel te Utrecht.
Partijen worden hierna aangeduid als "Adicom" respectievelijk "Slotboom c.s.", danwel “Slotboom” en “Acquimer”.
1 Het verloop van de procedure in het incident
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding d.d. 2 augustus 2000;
- de conclusie van eis, tevens akte overlegging stukken;
- de conclusie van incidentele vordering ex art. 843a Rv, tevens conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van antwoord in het incident, met productie;
- de akte uitlating producties.
2 Het geschil in het incident
2.1 Slotboom c.s. vordert – zakelijk weergegeven – op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering afschrift van de volledige rapportage opgemaakt door [X], althans Kallen & Raeven, in het kader van het financiële deel van het hierna te omschrijven due diligence onderzoek, inclusief eventuele bijbehorende bijlagen, adviezen en inhoudelijke correspondentie over de bevindingen bij het due diligence onderzoek (deze bescheiden hierna: de rapportage, adviezen en correspondentie).
2.2 Adicom heeft de vordering gemotiveerd betwist.
3 De beoordeling in het incident
3.1 Met het due diligence onderzoek wordt bedoeld het due diligence onderzoek dat Adicom heeft laten verrichten met betrekking tot de financiële en juridische aspecten van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ICS Opleidingen B.V. (hierna: ICS) door de heer [X.], verbonden aan accountantskantoor Kallen & Raeven.
3.2 Het due diligence onderzoek is verricht naar aanleiding van een tussen Adicom en Slotboom c.s. gesloten intentieverklaring d.d. 21 mei 1999 (hierna: de intentieverklaring). Nadat het due diligence onderzoek was uitgevoerd, hebben Adicom en Slotboom c.s. een koopovereenkomst gesloten op 21 juli 1999 (hierna: de koopovereenkomst), waarbij Slotboom Holding B.V. aan Adicom 77,5% van de aandelen in ICS heeft verkocht. Levering van de aandelen heeft plaatsgevonden op 28 juli 1999.
3.3 De koopovereenkomst bepaalt onder meer dat de verkoopprijs van de aandelen afhankelijk is van de brutowinst van ICS voor belastingen over 1999, met daarbij een minimum- en een maximumprijs. Daarnaast bevat de koopovereenkomst een winstgarantie. In de hoofdzaak vordert Adicom schadevergoeding. Verkort weergegeven beroept Adicom zich daarbij primair op een schending van de winstgarantie, subsidiair op dwaling en meer subsidiair op onrechtmatig handelen van Slotboom c.s.. Uiterst subsidiair vordert Adicom dat de overeenkomst wordt gewijzigd op grond van artikel 6:258 van het Burgerlijk Wetboek. De onderliggende feitelijke grondslag hiervan is – nog steeds verkort weergegeven – dat Slotboom c.s. aan Adicom verkeerde informatie over de te verwachten omzet en winst over het boekjaar 1999 heeft verstrekt althans informatie hierover heeft achtergehouden.
3.4 Slotboom c.s. stelt in het incident – zakelijk weergegeven – dat zij een rechtmatig belang heeft bij het overleggen van de rapportage, adviezen en correspondentie. Uit deze bescheiden zou kunnen blijken dat Adicom wist dat de brutowinst voor belastingen over 1999 lager zou uitvallen dan de brutowinst voor belastingen over 1998, zodat de vordering van Adicom zou moeten worden afgewezen, aldus Slotboom c.s.. Hierover wordt als volgt overwogen.
3.5 Op grond van artikel VII lid 1 van de op 1 januari 2002 in werking getreden Wet van 6 december 2001 (Stb. 2001, 580) tot herziening van het procesrecht in burgerlijke zaken, geldt als hoofdregel dat het procesrecht zoals dat gold vóór 1 januari 2002 van toepassing blijft op zaken die op die datum reeds aanhangig waren, maar uitsluitend voor de duur van de betreffende instantie. In een latere instantie in dezelfde zaak, bijvoorbeeld in hoger beroep, geldt dat het thans geldende burgerlijk procesrecht van toepassing is. Het tot 1 januari 2002 geldende procesrecht zal hierna worden aangeduid met Rv (oud). Het thans geldende procesrecht wordt hierna aangeduid als Rv (nieuw).
3.6 Artikel 843a Rv (oud) bepaalt – kort gezegd – dat degene die daarbij een rechtmatig belang heeft op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel kan vorderen van een onderhandse akte aangaande een rechtsbetrekking waarbij hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn. Artikel 843a Rv (nieuw) is ruimer geformuleerd. Volgens dit artikel kan – kort gezegd – degene met een rechtmatig belang inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarbij hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn.
3.7 Strikte toepassing van het overgangsrecht brengt in deze procedure met zich mee dat artikel 843a Rv (oud) toegepast zou moeten worden door de rechtbank, terwijl het hof in een eventueel hoger beroep artikel 843 Rv (nieuw) zou moeten toepassen. Dit kan tot verschillende uitkomsten leiden, afhankelijk van het antwoord op de vraag of een due diligence rapport een onderhandse akte in de zin van artikel 843a Rv (oud) is. In voorkomend geval zou dit leiden tot de ongerijmde situatie dat op voorhand duidelijk is dat het hof in hoger beroep het geschil anders zal beoordelen dan de rechtbank heeft gedaan. Een redelijke wetstoepassing brengt daarom met zich mee dat artikel 843a Rv (nieuw) in afwijking van de hiervoor vermelde hoofdregel van overgangsrecht ook in eerste aanleg toegepast moet worden.
3.8 Over de toepassing van artikel 843a Rv (nieuw) wordt als volgt overwogen. Slotboom c.s. heeft naar het oordeel van de rechtbank een redelijk belang bij overlegging van een afschrift van de rapportage, adviezen en correspondentie. Uit deze bescheiden kan immers blijken wat Adicom bij het aangaan van de koopovereenkomst wist over de te verwachten omzet en brutowinst over het boekjaar 1999, hetgeen naar vaste jurisprudentie een relevante omstandigheid kan zijn voor de beoordeling of Slotboom c.s. op de door Adicom aangevoerde gronden gehouden is tot het betalen van schadevergoeding. De gevorderde bescheiden zijn voldoende bepaald en zien op een rechtsbetrekking waarbij Adicom en Slotboom c.s. partij zijn, namelijk de rechtsbetrekking voortvloeiende uit de intentieverklaring en de koopovereenkomst.
3.9 De uitzondering genoemd in artikel 843a Rv (nieuw) dat niet aan de vordering behoeft te worden voldaan indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd, doet zich niet voor. Dat [X.] als getuige kan worden gehoord, zoals Adicom heeft aangevoerd, kan gelet op het tijdsverloop na de overname niet op voorhand worden aangemerkt als een goed alternatief. De inhoud van een getuigenverklaring is immers afhankelijk van hetgeen de getuige zich – na thans bijna tien jaar – nog kan herinneren.
3.10 Het verweer van Adicom dat voorkomen moet worden dat Slotboom c.s. kennis neemt van de inhoud van mogelijk door [X.] uitgebrachte adviezen, slaagt evenmin. Adicom heeft geen concrete feiten en/of omstandigheden aangevoerd die maken dat overlegging van (eventuele) adviezen van [X.] vanwege gewichtige redenen achterwege moet blijven. De enkele stelling dat de adviezen Slotboom c.s. niet aangaan, is hiervoor onvoldoende, nu er door Adicom geen enkele indicatie is gegeven wat er in de adviezen staat dat Slotboom c.s. niet aangaat.
3.11 Adicom zal daarom worden veroordeeld tot afgifte van een afschrift van de rapportage, adviezen en correspondentie. De kosten van het verstrekken van deze afschriften zullen op grond van artikel 843a Rv (nieuw) voor rekening komen van Slotboom c.s., voor zover het maken van deze kosten redelijkerwijs noodzakelijk is en de omvang van de kosten redelijk is. Anders dan door Adicom gevraagd, bepaalt de rechtbank niet dat deze kosten vooraf dienen te worden voldaan, nu redelijkerwijs ervan uitgegaan kan worden dat het gaat om beperkte kosten. Wel gaat de rechtbank er vanuit dat Slotboom c.s. deze kosten uiterlijk 14 dagen na verstrekking van de afschriften zal voldoen.
3.12 Gelet op het daartoe strekkende verweer van Adicom zal de termijn voor het verschaffen van de afschriften worden gesteld op één maand na vonnisdatum.
3.13 De uitspraak over de proceskosten in het incident zal worden gereserveerd tot de einduitspraak in de hoofdzaak.
4 De beslissing
De rechtbank,
in het incident:
- beveelt Adicom binnen een termijn van één maand na de datum van dit vonnis aan de procureur van Slotboom c.s. een afschrift te verschaffen van de volledige rapportage opgemaakt door [X], althans Kallen & Raeven, in het kader van het financiële deel van het hiervoor omschreven due diligence onderzoek, inclusief eventuele bijbehorende bijlagen, alsmede in verband daarmee gegeven adviezen van [X.], dan wel Kallen & Raeven, en inhoudelijke correspondentie over de bevindingen bij genoemd onderzoek tussen [X.], dan wel Kallen & Raeven, en Adicom;
- reserveert de uitspraak over de proceskosten in het incident tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
- wijst af het meer of anders gevorderde;
in de hoofdzaak:
- bepaalt dat deze zaak wederom zal worden uitgeroepen op de rolzitting van 21 mei 2008 voor een nadere conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn.
Uitgesproken in het openbaar.
1411/1876/196