De feiten zijn ontleend aan rov. 2.1-2.6 van het bestreden arrest: Hof Amsterdam 21 juli 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2084. Het procesverloop is mede gebaseerd op rov. 1 en 3.1-3.2 van dat arrest.
HR, 25-02-2022, nr. 20/03388
ECLI:NL:HR:2022:299
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
25-02-2022
- Zaaknummer
20/03388
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:299, Uitspraak, Hoge Raad, 25‑02‑2022; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2020:2084, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:908, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2021:908, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 01‑10‑2021
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2022:299, Gevolgd
- Vindplaatsen
TBR 2022/117 met annotatie van S. Triches
Uitspraak 25‑02‑2022
Inhoudsindicatie
Art. 81 lid 1 RO. Bindend advies. Vordering tot vernietiging bindend advies geschillencommissie Wonen over gebreken in geleverde keuken. Klachten over gehanteerde maatstaf; motiveringsklachten. Tevens klacht over achterwege laten kostenveroordeling in voorwaardelijk incidenteel beroep.
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 20/03388
Datum 25 februari 2022
ARREST
In de zaak van
1. [eiseres 1],wonende te [woonplaats],
2. [eiser 2],wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
hierna gezamenlijk: [eisers],
advocaat: J. den Hoed,
tegen
EIGENHUIS B.V., als rechtsopvolgster van EIGENHUIS KEUKENS HOOFDDORP B.V.,gevestigd te Amersfoort,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: Eigenhuis,
advocaat: R.T. Wiegerink.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak 6036197 \ CV EXPL 17-5035 van de kantonrechter te Haarlem van 15 november 2017;
het arrest in de zaak 200.234.176/01 van het gerechtshof Amsterdam van 21 juli 2020.
[eisers] hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Eigenhuis heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
2. Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad:
- -
verwerpt het beroep;
- -
veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Eigenhuis begroot op € 902,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eisers] deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op 25 februari 2022.
Conclusie 01‑10‑2021
Inhoudsindicatie
Verbintenissenrecht. Vordering tot vernietiging bindend advies Geschillencommissie Wonen (art. 7:904 lid 1 BW). Te strenge maatstaf toegepast? Passeren essentiële stellingen?
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 20/03388
Zitting 1 oktober 2021(bij vervroeging)
CONCLUSIE
G.R.B. van Peursem
In de zaak
1. [eiseres 1] ,
2. [eiser 2] ,
eisers tot cassatie,
hierna: “ [eisers] ” te noemen,
adv. mr. J. den Hoed
tegen:
Eigenhuis B.V. (als rechtsopvolgster van Eigenhuis Keukens Hoofddorp B.V.),
verweerster in cassatie,
hierna: “Eigenhuis“ te noemen,
adv. mr. R.T. Wiegerink
In deze zaak gaat het om een vordering tot vernietiging van een bindend advies van de Geschillencommissie Wonen (art. 7:904 lid 1 BW). Het bindend advies ziet op gebreken aan een nieuwe keuken die Eigenhuis bij [eisers] heeft geplaatst. De kantonrechter heeft de vordering tot vernietiging van het bindend advies afgewezen en het hof heeft dit vonnis bekrachtigd. In cassatie wordt geklaagd over de gehanteerde maatstaf. Verder wordt aangevoerd dat het hof niet voldoende heeft gereageerd op diverse stellingen. Ik zie de klachten niet slagen.
1.Feiten en procesverloop1.
1.1 [eisers] hebben op 8 september 2014 een keuken gekocht bij Eigenhuis. De keuken bestond deels uit onderdelen van het merk Siematic en deels uit onderdelen van het merk Salvani. De prijs van de keuken bedroeg € 42.901,40.
1.2 Op 26 mei 2015 is de keuken geleverd. Vrijwel direct na de levering hebben [eisers] diverse gebreken aan de keuken gemeld bij Eigenhuis. Eigenhuis heeft geprobeerd de gebreken te verhelpen. Dat is gedeeltelijk gelukt.
1.3 Tijdens de installatie van de keuken heeft de monteur van Eigenhuis een meetfout gemaakt ten aanzien van het aanrechtblad. Daardoor kon het afgeleverde aanrechtblad niet worden gemonteerd op stollenwanden2.van het merk Salvani en in het formaat dat tussen partijen was overeengekomen. Eigenhuis heeft het aanrechtblad vervolgens op (smallere) stollenwanden van het merk Siematic gemonteerd.
1.4 In juni 2015 hebben [eisers] gemeld dat de fronten van de keukenkasten van het merk Salvani een zogenoemde sinaasappelhuid hebben. Dit houdt in dat de lak enigszins bobbelt en, als er licht op de fronten valt, te zien is dat de fronten niet helemaal strak zijn. Eigenhuis heeft nieuwe fronten besteld en geleverd, maar deze waren gelijk aan de eerste fronten. Eigenhuis heeft uiteindelijk aangeboden MDF platen met de juiste maat in de goede kleuren te spuiten en de fronten daarmee te vervangen. Dit aanbod is door [eisers] afgeslagen.
1.5 Ongeveer een half jaar na de levering van de keuken hadden [eisers] nog een groot aantal klachten. Partijen zijn overeengekomen hun geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Wonen (hierna: de Geschillencommissie) te laten beslechten. De Geschillencommissie heeft onderzoek laten doen door een deskundige. Deze deskundige heeft de keuken in aanwezigheid van [eisers] geïnspecteerd en zijn bevindingen in een rapport van 16 februari 2017 vastgelegd (het deskundigenrapport). Over het aanrechtblad en de stollenwanden heeft hij opgemerkt:
“(…) 3. Vaktechnisch oordeel. (…) Het aanrechtblad bij het gedeelte van de kookplaat zou vervangen moeten worden, als hier sprake is van een foutieve levering. (…) Indien er ook sprake is van te smalle stollenwanden (…) dan is het aanrechtblad minimaal 3cm. te smal.
(…) 5. Herstel (…) Deels zijn de klachten wel oplosbaar: De stollenwanden vervangen in de juiste kleur. De stollenwanden vervangen, als deze niet de juiste dikte hebben, dit is aan u commissie. (…) Als u van oordeel bent dat de wanden 2,5cm. moeten zijn, zal ook het aanrechtblad vervangen moeten worden.”
Ten aanzien van de klacht over de sinaasappelhuid van de Salvani fronten heeft de deskundige het volgende genoteerd:
“3. Vaktechnisch oordeel. (…) De fronten van Salvani type Ergona HL zero 751 hebben een licht[e] sinaasappelstructuur en zijn niet vlak als je tegen het licht in kijkt. (…) Alle fronten van dit merk en dit model hebben dat effect, dit is niet oplosbaar en hoort bij dit product. (…)”
De deskundige heeft de omvang van de geconstateerde gebreken aangemerkt als “onopvallend”.
1.6 Op 6 maart 2017 heeft een mondelinge behandeling bij de Geschillencommissie plaatsgevonden. Op dezelfde datum heeft de Geschillencommissie haar bindend advies gegeven. In dit advies heeft de Geschillencommissie het deskundigenrapport tot uitgangspunt genomen:
“(…) De commissie heeft een onafhankelijke deskundige gevraagd de keuken bij de consument te beoordelen. Deze heeft een uitgebreid rapport geschreven hetgeen hierboven integraal is herhaald. De commissie heeft geen aanleiding tot twijfel aangaande hetgeen door hem geconstateerd en gerapporteerd is en heeft dan ook geen aanleiding om daarvan af te wijken, op de geconstateerde sinaasappelstructuur en het niet vlak zijn van enkele fronten na. (…) Met betrekking tot de (lichte) sinaasappelstructuur op een aantal fronten is de commissie van oordeel dat de consument dit niet hoefde te verwachten en dat dit afbreuk doet aan de uitstraling van dat deel van de keuken waar deze fronten zitten wanneer zij bij strijklicht worden bekeken. De commissie beoordeelt dit wel als een gebrek maar acht dit niet dermate ernstig om, in samenhang en in proportie met de gehele klacht, de door de consument gewenste ontbinding van het Salvani deel van de keuken toe te wijzen maar acht een genoegdoening op grond van aspectverlies in dit geval op zijn plaats. (…)”
Het bindend advies houdt in dat Eigenhuis het werkblad3., de koelkast en de vriezer moet vervangen en alle servicepunten zoals genoemd in het deskundigenrapport moet nalopen en daarnaast aan [eisers] een bedrag van € 500,00 moet betalen wegens aspectverlies.
1.7 [eisers] hebben Eigenhuis op 30 mei 2017 in rechte betrokken. Zij vorderen (samengevat) vernietiging van het bindend advies en een verklaring voor recht dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat zij aan het bindend advies worden gehouden. [eisers] hebben daaraan ten grondslag gelegd dat het bindend advies ten onrechte is gebaseerd op een deskundigenrapport dat evidente fouten bevat en waarin aantoonbare gebreken worden gebagatelliseerd. Verder hebben zij aangevoerd dat de Geschillencommissie in het bindend advies niet heeft gemotiveerd waarom het door de commissie geconstateerde gebrek niet leidt tot (partiële) ontbinding van de overeenkomst.
1.8 Bij vonnis van 15 november 2017 heeft de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland de vorderingen afgewezen4.. Volgens de kantonrechter is ten aanzien van de totstandkoming van het bindend advies geen sprake van een ernstig gebrek nu de Geschillencommissie niet alleen kennis heeft genomen van het deskundigenrapport maar ook van de ingebrachte stukken en van de standpunten die partijen ter zitting kenbaar hebben gemaakt. Verder heeft de kantonrechter overwogen dat bij de waardering van een gebrek een grote bandbreedte bestaat tussen de grenzen van een aanvaardbaar oordeel. De beslissing van de Geschillencommissie om de ernst van het geconstateerde gebrek niet zo groot te achten en daarvoor een bedrag van € 500 voor aspectverlies toe te kennen, valt niet buiten de grenzen waarbinnen redelijk denkende mensen van mening kunnen verschillen, aldus de kantonrechter.
1.9 [eisers] zijn in hoger beroep gekomen tegen het vonnis. Eigenhuis heeft incidenteel appel ingesteld. Ter zitting van 3 juni 2020 hebben partijen hun zaak laten bepleiten.
1.10 Bij arrest van 21 juli 2020 heeft het hof Amsterdam het bestreden vonnis bekrachtigd met veroordeling van [eisers] in de kosten van het geding in principaal hoger beroep.
1.11 Het hof heeft ter motivering van deze beslissing het volgende overwogen:
“3.4 Het hof stelt voorop dat het bindend advies kwalificeert als vaststellingsovereenkomst en dat de vorderingen van [eisers] daarom dienen te worden beoordeeld aan de hand van de maatstaf van artikel 7:904 lid 1 BW. Deze maatstaf biedt slechts een beperkte mogelijkheid aan de burgerlijke rechter om een bindend advies te vernietigen: vernietiging is alleen mogelijk indien de gebondenheid aan een bindend advies in verband met de inhoud of de wijze van totstandkoming daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van de redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Er kan alleen worden vernietigd als er ernstige gebreken kleven aan het bindend advies, samengevat, als het advies “apert” onjuist is.
3.5 Het is niet in geschil dat [eisers] een bezwaarschrift tegen het deskundigenrapport hebben ingediend bij de Geschillencommissie. De Geschillencommissie heeft in haar beslissing opgenomen dat zij kennis heeft genomen van de door partijen overgelegde stukken. Zij heeft bij de weergave van het standpunt van [eisers] vermeld dat [eisers] ter zitting hebben verklaard dat zij het in hoofdzaak eens waren met de inhoud van het deskundigenrapport, met uitzondering van de beoordeling van (de omvang van) de klacht over de sinaasappelstructuur. Anders dan [eisers] stellen, volgt uit deze weergave niet dat de Geschillencommissie het bezwaarschrift van [eisers] over het hoofd heeft gezien, maar (eerder) dat zij ter zitting de bezwaren van [eisers] tegen het deskundigenrapport heeft geïnventariseerd en afgebakend. Tijdens de zitting hebben [eisers] hun bezwaren tegen het deskundigenrapport bij de Geschillencommissie aan de orde kunnen stellen, hetgeen zij, naar Eigenhuis onbetwist heeft aangevoerd, ook hebben gedaan. De Geschillencommissie is verder afgeweken van het oordeel van de deskundige dat de sinaasappelstructuur van de fronten van de keukenkasten geen gebrek was, en heeft de bezwaren van [eisers] over dat oordeel dus juist gehonoreerd. Ook daaruit blijkt dat de Geschillencommissie de bezwaren van [eisers] tegen het oordeel van de deskundige over de sinaasappelstructuur in aanmerking heeft genomen. Dat de [G]eschillencommissie in haar beslissing niet expliciet verwijst naar het bezwaarschrift van [eisers] tegen het deskundigenrapport, betekent naar het oordeel van het hof niet dat de Geschillencommissie er geen aandacht aan heeft besteed, noch dat het bindend advies ondeugdelijk is gemotiveerd of het daaraan ten grondslag liggende onderzoek ondeugdelijk is geweest.
3.6 Het is juist dat de Geschillencommissie in haar beoordeling van het geschil niet expliciet is ingegaan op de klacht van [eisers] over de te smalle stollenwanden. Tussen partijen is niet in geschil dat het aanrechtblad en de stollenwanden met elkaar verbonden zijn. Ook het deskundigenrapport getuigt van die verbondenheid, daar waar (geciteerd onder 2.5 [punt 1.5 van deze conclusie, A-G]) wordt opgemerkt dat, als de stollenwanden moeten worden vervangen, ook het aanrechtblad moet worden vervangen. Eigenhuis heeft erkend dat er een meetfout is gemaakt bij de installatie van het aanrechtblad en heeft daarom aangeboden het aanrechtblad en de bijbehorende stollenwanden te herstellen en te leveren conform de overeenkomst. Hoewel het niet separaat adresseren van de klacht over de stollenwanden een omissie is, vormt dit verzuim naar het oordeel van het hof niet een zo ernstig (totstandkomings)gebrek dat vernietiging van het bindend advies dient te volgen. [eisers] ondervinden daarvan ook geen nadeel nu Eigenhuis heeft aangeboden het aanrechtblad en de bijbehorende stollenwanden te herstellen en te leveren conform de overeenkomst, en dus hebben [eisers] onvoldoende belang bij vernietiging van het bindend advies.
3.7 [eisers] hebben uitvoerig uiteengezet dat en waarom de keuken vanwege de sinaasappelstructuur niet voldoet aan wat zij op basis van de koopovereenkomst mochten verwachten (non-conformiteit). De Geschillencommissie heeft geoordeeld dat de keuken een gebrek heeft; zij heeft immers overwogen dat [eisers] de (lichte) sinaasappelstructuur op een aantal fronten niet hoefden te verwachten, en dat deze afbreuk doet aan de uitstraling van het deel van de keuken waar de fronten zijn geplaatst wanneer de fronten bij strijklicht worden bekeken. De Geschillencommissie heeft bij haar oordeel dat dit gebrek niet ernstig genoeg is om (partiële) ontbinding van de overeenkomst te rechtvaardigen, betrokken dat alle andere klachten van [eisers] niet terecht waren of door Eigenhuis worden hersteld, zodat alleen de klacht over de sinaasappelstructuur overbleef. De Geschillencommissie heeft hierbij ook betrokken dat zij geen twijfel heeft over het oordeel van de deskundige, die de klachten als onopvallend heeft gekwalificeerd. Anders dan [eisers] hebben betoogd, kan dus niet worden gezegd dat de Geschillencommissie haar oordeel dat het gebrek niet ernstig genoeg is om partiële ontbinding te rechtvaardigen, niet heeft gemotiveerd of dat dit oordeel de grenzen waarbinnen redelijk denkende mensen van mening kunnen verschillen, voorbijgaat.
3.8 Gelet op het bovenstaande en met inachtneming van de onder 3.4 genoemde maatstaf, acht het hof gebondenheid van [eisers] aan het bindend advies in verband met de inhoud en totstandkoming van het bindend advies naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar. [eisers] hebben geen bewijs aangeboden van feiten die, indien bewezen, tot een andere beslissing zouden leiden. De grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [eisers] zullen als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in principaal appel.
3.9 In het licht van wat het hof hiervoor heeft overwogen, heeft Eigenhuis geen belang meer bij de bespreking van haar incidentele grief. Een kostenveroordeling in het incidenteel appel blijft daarom achterwege.”
1.12 [eisers] hebben tijdig cassatieberoep ingesteld. Eigenhuis heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. Partijen hebben hun standpunt schriftelijk laten toelichten, waarna [eisers] hebben gerepliceerd.
2. Bespreking van het cassatiemiddel
2.1
Het cassatieberoep van [eisers] bestaat uit acht onderdelen. Verder is een voorbehoud gemaakt vanwege het ontbreken van het proces-verbaal van het pleidooi in hoger beroep, maar niet gebleken is dat [eisers] daarvan gebruik hebben gemaakt.
De identiteit van verweerster in cassatie
2.2
De procesinleiding in cassatie noemt Eigenhuis Keukens Hoofddorp B.V. als verweerster. Deze procesinleiding is betekend aan Eigenhuis B.V. als haar rechtsopvolgster. Nadien is een (herstel)exploot uitgebracht, waarin is vermeld dat Eigenhuis B.V. hangende het hoger beroep door een fusie de rechtsopvolger werd van Eigenhuis Keukens Hoofddorp B.V. en dat waar in de procesinleiding Eigenhuis Keukens Hoofddorp B.V. wordt genoemd Eigenhuis B.V. moet worden gelezen. Eigenhuis B.V. heeft bevestigd dat zij de rechtsopvolgster is van Eigenhuis Keukens Hoofddorp B.V. (s.t. 2, vtn 1). Naar zij moest begrijpen, en heeft begrepen (zie de partij-aanduiding in haar s.t.), is het cassatieberoep tegen Eigenhuis B.V. gericht5..
Maatstaf vernietiging bindend advies (art. 7:904 lid 1 BW)
2.3
Een bindend advies wordt in de literatuur omschreven als een vorm van een vaststellingsovereenkomst (art. 7:900 BW), waarbij de vaststelling van hetgeen tussen partijen geldt op een beslissing van een derde berust6.. Daarbij kan het gaan om de vaststelling van een nog niet (volledig) bepaalde rechtsverhouding (“zuiver bindend advies”) of, zoals in onze zaak, om een bindende beslissing over een juridisch geschil (“onzuiver bindend advies”)7..
2.4
De maatstaf voor vernietiging van de bindende beslissing staat in art. 7:904 lid 1 BW8.. Daarin is bepaald dat de beslissing (slechts) vernietigbaar is indien gebondenheid aan deze beslissing in verband met inhoud of wijze van totstandkoming daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
2.5
De Toelichting Meijers vermeldt over deze maatstaf onder meer het volgende9.:
“Als criterium voor de vernietigbaarheid is in dit artikel gekozen, dat aan de inhoud of de wijze van totstandkoming van de beslissing een zo ernstig gebrek kleeft dat het, ook in aanmerking genomen de bindende kracht van de vaststellingsovereenkomst, in strijd is met redelijkheid en billijkheid dat zij blijft gelden. (…) Voldoende is dat een objectieve buitenstaander de binding in strijd met redelijkheid en billijkheid zal achten. Daarbij moet echter wel steeds als zeer belangrijke factor meewegen de bindende kracht van de vaststellingsovereenkomst. Waar immers een overeenkomst is gesloten, is steeds een eerste eis van redelijkheid en billijkheid dat die overeenkomst wordt nageleefd; alleen in uitzonderingsgevallen kan deze eis door een andere worden overtroefd. Alleen ernstige gebreken van de beslissing leiden dus tot haar vernietigbaarheid; evenals in het geldende recht blijft de beslissing onaantastbaar als de grenzen waarbinnen redelijk denkende mensen van mening kunnen verschillen, niet zijn overschreden.”
2.6
Dienovereenkomstig is het vaste rechtspraak van Uw Raad dat niet iedere onjuistheid de beslissing vernietigbaar maakt en dat alleen ernstige gebreken tot vernietiging van de beslissing kunnen leiden10.. In de literatuur wordt deze terughoudende toets algemeen aanvaard11..
2.7
Op de vraag in hoeverre een bindend advies dient te worden gemotiveerd, valt volgens Uw Raad geen algemeen antwoord te geven. Uw Raad oordeelde dat de beslissing beter dient te worden gemotiveerd naarmate het bindend advies meer het karakter van rechtspraak heeft, terwijl lagere motiveringseisen gelden naarmate de opdracht aan de bindend adviseurs meer het karakter heeft dat zij een niet (volledig) bepaald element van een rechtsverhouding dienen vast te stellen, en het van hen gevraagde oordeel meer op intuïtief inzicht berust12..
Bespreking van de klachten
2.8
Het cassatiemiddel snijdt de volgende onderwerpen aan. Onderdeel 1 betreft met name de gehanteerde maatstaf. Onderdelen 2-4 zien op de overwegingen over de sinaasappelstructuur op een aantal fronten. Onderdelen 5-7 houden verband met de overwegingen ten aanzien van de stollenwanden en het aanrechtblad. Onderdeel 8 gaat over het incidenteel appel.
2.9
Onderdeel 1 is gericht tegen de in rov. 3.4 geformuleerde maatstaf en bestrijdt de passage dat een bindend advies alleen kan worden vernietigd als er ernstige gebreken aan het bindend advies kleven, samengevat, als het advies “apert” onjuist is.
2.10
Volgens het onderdeel heeft het hof hier een te strenge norm gehanteerd. Aangevoerd wordt dat de rechter weliswaar terughoudendheid zal moeten betrachten en marginaal moet toetsen, maar dat het bindend advies niet slechts bij een “aperte” onjuistheid voor vernietiging in aanmerking komt. Het bindend advies is, zo betoogt het onderdeel, ook aantastbaar als de bindend adviseurs in de gegeven omstandigheden in redelijkheid niet tot hun beslissing konden komen of als de uitspraak niet (steekhoudend) is gemotiveerd.
2.11
Ik acht deze klacht ongegrond. Het hof heeft in rov. 3.4 vooropgesteld dat de vorderingen dienen te worden beoordeeld aan de hand van de maatstaf van art. 7:904 lid 1 BW en dat vernietiging van een bindend advies alleen mogelijk is indien gebondenheid aan het bindend advies in verband met de inhoud of wijze van totstandkoming daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dat is het juiste criterium (zie hiervoor 2.4). In de bestreden passage heeft het hof volgens mij geen (nadere of strengere) norm geformuleerd of aangelegd, maar is de vooropgestelde juiste norm toegelicht of uitgewerkt in “normaal Nederlands” (of: niet-juridische taal), zoals ook volgt uit het woord “samengevat” en aanhalingstekens bij het woord “apert”.
2.12
Dat het hof de juiste maatstaf heeft gehanteerd, volgt denk ik ook uit de afsluitende rov. 3.8. Op die plaats is het hof tot het oordeel gekomen dat de gebondenheid van [eisers] aan het bindend advies in verband met de inhoud en totstandkoming van het bindend advies niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is te achten. Er is met gebruikmaking van de juiste maatstaf getoetst, waarbij volgens mij geen te strenge norm is gehanteerd.
2.13
Het onderdeel bevat nog een tweede klacht inhoudende dat het hof de aan een bindend advies te stellen motiveringseisen zou hebben miskend. Volgens de klacht hebben [eisers] uitvoerig toegelicht dat van de Geschillencommissie een (betere) motivering van de beslissing met betrekking tot de sinaasappelstructuur had mogen worden verlangd13..
2.14
[eisers] wijzen in dat verband op hun betoog dat de fronten van de keukenkasten vanwege de sinaasappelstructuur niet aan de overeenkomst beantwoordden14.. Naar de vaststelling van het hof heeft ook de Geschillencommissie geoordeeld dat de sinaasappelstructuur op de fronten een gebrek vormt (rov. 3.7). In zoverre zijn [eisers] in hun standpunt gevolgd. Het hof behoefde de motivering op dit punt daarom volgens mij niet nader te onderzoeken.
2.15
Verder doen [eisers] een beroep op hun stellingen dat de fronten een aanzienlijk deel van de koopprijs van de keuken betreffen (€ 15.000)15.en dat de Geschillencommissie niet duidelijk heeft gemaakt waarom een compensatie van € 500 (voor aspectverlies) volstaat16..
2.16
Als ik het goed zie, hebben [eisers] aan deze stellingen in appel de conclusie verbonden dat de Geschillencommissie niet duidelijk heeft gemaakt waarom zij de tekortkoming niet ernstig genoeg oordeelt voor een (partiële) ontbinding van de overeenkomst (MvG 4.32).
2.17
Het hof bespreekt in rov. 3.7 evenwel het oordeel van de Geschillencommissie dat de sinaasappelstructuur niet ernstig genoeg is voor een partiële ontbinding. Naar de vaststelling van het hof heeft de Geschillencommissie bij dit oordeel betrokken (i) dat alle andere klachten van [eisers] niet terecht waren of door Eigenhuis zouden worden hersteld en (ii) dat zij geen twijfel heeft over het oordeel van de deskundige, die de klachten als “onopvallend” heeft gekwalificeerd.
2.18
Op die gronden is het hof tot het oordeel gekomen dat niet kan worden gezegd dat de Geschillencommissie haar oordeel niet heeft gemotiveerd of dat dit oordeel de grenzen waarbinnen redelijk denkende mensen van mening kunnen verschillen, voorbijgaat. Die laatste formulering is in overeenstemming met de Toelichting Meijers (zie slotzin citaat in 2.5).
2.19
Het hof heeft daarmee dus aan de hand van de juiste maatstaf beoordeeld of de Geschillencommissie haar oordeel toereikend heeft gemotiveerd. De klacht dat het hof de aan een bindend advies te stellen motiveringseisen zou hebben miskend, lijkt mij daarom ongegrond.
2.20
Ten overvloede merk ik nog op dat de hoogte van de compensatie voor aspectverlies ook geen nadere motivering behoeft, omdat schade door aspectverlies niet nauwkeurig kan worden vastgesteld en de compensatie dus een schatting is die op intuïtieve inzichten berust17..
2.21
Dit alles betekent dat onderdeel 1 in mijn ogen geen doel treft.
2.22
Onderdeel 2 bestrijdt de vaststelling in rov. 3.5 dat de Geschillencommissie de bezwaren van [eisers] tegen het oordeel van de deskundige over de sinaasappelstructuur heeft gehonoreerd. Volgens het onderdeel is die vaststelling onbegrijpelijk, omdat [eisers] zich hebben verzet tegen de door de deskundige in verband met dit gebrek voorgestelde compensatie (voor aspectverlies) van € 500, waarmee de Geschillencommissie zich heeft verenigd. In dat kader wordt verwezen naar vindplaatsen in de processtukken in feitelijke instanties18..
2.23
Deze klacht mist feitelijke grondslag. De vindplaatsen bevatten niet het betoog dat [eisers] zich hebben verzet tegen een door de deskundige in verband met de sinaasappelstructuur voorgestelde compensatie (voor aspectverlies) van € 500. In het deskundigenrapport staat ook niet dat de sinaasappelstructuur een gebrek is en hierin wordt evenmin gesproken over een compensatie vanwege aspectverlies19.. In die zin is het oordeel van de Geschillencommissie voor [eisers] dus daadwerkelijk gunstiger dan het deskundigenrapport.
2.24
Het onderdeel bestrijdt verder dat de Geschillencommissie (voldoende) heeft gemotiveerd waarom de tekortkoming gecompenseerd kan worden met een vergoeding voor aspectverlies van € 500. In dat verband refereert het onderdeel aan de stellingen van [eisers] (1) dat gaat om een beeldbepalend, voor hen essentieel onderdeel van de keuken met een waarde van € 15.000, (2) dat, naar Eigenhuis toegaf en door de deskundige is vastgesteld, de kastjes niet in hoogglans waren uitgevoerd en (3) dat zij hun bezwaren tegen de bevindingen van de deskundige voor de Geschillencommissie hebben uiteengezet in hun bezwaarschrift20..
2.25
De klacht lijkt mij eveneens vergeefs voorgesteld.
Stelling (1) heeft het hof naar mijn mening niet miskend. [eisers] hebben aan deze stelling de conclusie verbonden dat de Geschillencommissie niet duidelijk heeft gemaakt waarom zij de tekortkoming niet ernstig genoeg oordeelt voor een (partiële) ontbinding (MvG 4.32). Het hof heeft dat betoog in rov. 3.7 gemotiveerd verworpen (zie hiervoor in 2.16-2.18).
Stelling (2) behoefde naar mijn mening op de in 2.14 vermelde grond geen nadere bespreking. De stelling is een onderbouwing van het betoog dat de fronten vanwege de sinaasappelstructuur niet aan de overeenkomst beantwoordden. Naar de vaststelling van het hof heeft ook de Geschillencommissie geoordeeld dat de sinaasappelstructuur op de fronten een gebrek vormt (rov. 3.7). In zoverre zijn [eisers] dus in hun standpunt gevolgd.
Aan stelling (3) heeft het hof volgens mij ook niet voorbij gezien. In rov. 3.5 is het hof namelijk uitvoerig ingegaan op het betoog van [eisers] dat de Geschillencommissie hun bezwaarschrift tegen het deskundigenrapport over het hoofd zou hebben gezien.
2.26
Ook onderdeel 2 kan in mijn ogen daarom niet tot cassatie leiden.
2.27
Onderdeel 3 formuleert – na een weergave van MvG 4.18-4.22 en Pltn HB [eisers] 13 – een rechtsklacht tegen rov. 3.7. Het hof zou zijn uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting indien naar zijn oordeel het bindend advies voor wat betreft de motivering alleen voor vernietiging in aanmerking komt als het bindend advies (in het geheel) niet is gemotiveerd (dan wel de grens voorbijgaat waarbinnen redelijk denkende mensen van mening kunnen verschillen). Gesteld wordt dat het hof miskent dat (ook) moet worden onderzocht of de bindend adviseurs, alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, in redelijkheid tot hun beslissing hebben kunnen komen en of het bindend advies toereikend is gemotiveerd21..
2.28
Deze klacht treft evenmin doel. In rov. 3.7 valt niet te lezen dat vernietiging van het bindend advies wegens een motiveringsgebrek volgens het hof alleen aan de orde kan zijn als het bindend advies helemaal niet is gemotiveerd. Het hof heeft in rov. 3.7 immers ook onderzocht of het betreffende oordeel voorbijgaat aan de grenzen waarbinnen redelijk denkende mensen van mening kunnen verschillen. Deze toets is een invulling van de in art. 7:904 lid 1 BW gegeven maatstaf, zoals blijkt uit de Toelichting Meijers (zie slotzin uit het citaat in 2.5). Het hof heeft dus niet miskend dat de motivering langs de lijnen van art. 7:904 lid 1 BW moet worden beoordeeld.
2.29
Tot slot refereert ook dit onderdeel aan de stelling dat de bindend adviseurs niet uitleggen waarom een compensatie voor aspectverlies van € 500 volstaat, althans waarom (partiële) ontbinding niet op zijn plaats is22.. Die klacht faalt op de in 2.16-2.18 vermelde gronden.
2.30
Onderdeel 3 lijkt mij dus ook tevergeefs voorgesteld.
2.31
Onderdeel 4 heeft betrekking op de passage in rov. 3.7 “dat alle andere klachten van [eisers] niet terecht waren of door Eigenhuis worden hersteld”.
2.32
Het onderdeel stelt dat dit oordeel onbegrijpelijk is. Volgens het onderdeel neemt het destijds toegezegde herstel niet weg dat de keuken op een aantal (significante) punten niet voldeed en dat een aantal van de door [eisers] aangevoerde bezwaren, onder meer over het aanrechtblad23., zijn gehonoreerd. In dat verband wordt erop gewezen dat Eigenhuis het aanrechtblad moet vervangen en dat naar de mening van de deskundige (waarvan de Geschillencommissie niet is afgeweken) ook de stollenwanden vervangen dienen te worden24..
2.33
Deze klacht zie ik ook niet opgaan. De bestreden passage betreft niet de motivering van het hof, maar is een onderdeel van de weergave van de motivering van de Geschillencommissie voor haar oordeel dat de sinaasappelstructuur niet ernstig genoeg is om (partiële) ontbinding te rechtvaardigen. Het hof heeft beoordeeld of deze motivering de toets van art. 7:904 lid 1 BW kan doorstaan, hetgeen volgens het hof het geval is (rov. 3.7 slotzin).
2.34
Overigens blijkt uit deze passage ook niet dat de Geschillencommissie miskent dat de keuken op een aantal punten niet voldeed en dat een aantal van de door [eisers] aangevoerde bezwaren zijn gehonoreerd. Het bindend advies houdt immers in dat Eigenhuis het aanrechtblad, de koelkast en de vriezer moet vervangen (zie rov. 2.6 en punt 1.6 van deze conclusie). Ik begrijp uit de aangevallen passage dat de Geschillencommissie aanneemt dat Eigenhuis deze punten zal herstellen en dat de dan nog resterende sinaasappelstructuur niet ernstig genoeg is om een (partiële) ontbinding van de overeenkomst te rechtvaardigen.
2.35
Ik meen daarom dat onderdeel 4 ook tevergeefs is voorgesteld.
2.36
Onderdelen 5 en 6 komen op tegen rov. 3.6. Deze overweging ziet op het betoog van [eisers] dat de Geschillencommissie niet expliciet is ingegaan op hun klacht over de te smalle stollenwanden. Het hof heeft overwogen dat het niet separaat adresseren van deze klacht een omissie is, maar dat dit verzuim niet een zodanig ernstig (totstandkomings)gebrek vormt dat vernietiging dient te volgen. Volgens het hof ondervinden [eisers] van dit verzuim ook geen nadeel, nu Eigenhuis heeft aangeboden het aanrechtblad en de bijbehorende stollenwanden te herstellen en te leveren conform de overeenkomst, waarbij het hof voorop stelt dat niet in geschil is dat het aanrechtblad en de stollenwanden met elkaar verbonden zijn (waar het hierna te bespreken onderdeel 6 over klaagt). [eisers] hebben zodoende naar het oordeel van het hof onvoldoende belang bij vernietiging van het bindend advies.
2.37
Onderdeel 5 valt uiteen in de subonderdelen 5a en 5b. Volgens subonderdeel 5a gaat het hof uit van een onjuiste rechtsopvatting als het hof een vernietiging van het bindend advies niet op zijn plaats acht omdat het totstandkomingsgebrek hiervoor niet ernstig genoeg is. Het hof zou daarmee miskennen dat ook partiële vernietiging van het bindend advies mogelijk is.
2.38
Deze klacht faalt. Partiële vernietiging van een bindend advies op de voet van art. 7:904 lid 1 BW is op zichzelf mogelijk25.. Het in rov. 3.6 bedoelde gebrek is echter niet terug te voeren op een specifiek gedeelte van de beslissing van de Geschillencommissie. Het verzuim betreft immers juist het ontbreken van een beslissing over de stollenwanden. Het ontbreken van een beslissing wordt, lijkt mij, met een vernietiging van een gedeelte van het bindend advies niet verholpen. Overigens hebben [eisers] ook niet toegelicht welk gedeelte van de beslissing van de Geschillencommissie volgens hen dan precies vernietigd zou moeten worden.
2.39
Verder acht subonderdeel 5a onbegrijpelijk waarom een (partiële) vernietiging van het bindend advies niet kan worden uitgesproken, nu de sinaasappelstructuur van de fronten het aanzicht van de keuken en daarmee 90% van de keuken betreft26.en ook de andere erkende tekortkomingen, die Eigenhuis heeft toegezegd te zullen verhelpen27., niet bepaald onbelangrijk zijn; zo bedragen de vervangingskosten voor het aanrechtblad alleen al circa EUR 4.00028..
2.40
Die klacht slaagt evenmin. De beslissingen van de Geschillencommissie over de sinaasappelstructuur en de andere tekortkomingen, waaronder het aanrechtblad, zijn volgens het hof niet gebrekkig; deze kunnen dus geen rol spelen bij de vraag of het geconstateerde gebrek (ontbreken beslissing over de stollenwanden) zo ernstig is dat vernietiging dient te volgen.
2.41
Tot slot vermeldt het subonderdeel nog dat het hof uitgaat van een onjuiste rechtsopvatting als het miskent dat in beginsel iedere tekortkoming de ontbinding rechtvaardigt29.. In zoverre mist het subonderdeel feitelijke grondslag, omdat rov. 3.6 niet gaat over ontbinding.
2.42
Subonderdeel 5b is gericht tegen het oordeel dat [eisers] geen (voldoende) belang hebben bij vernietiging van het bindend advies nu Eigenhuis heeft aangeboden het aanrechtblad en de bijbehorende stollenwand te herstellen en te leveren conform de overeenkomst. Volgens de klacht is dit onjuist, omdat ook voor zover is aangeboden om vrijwillig aan de overeenkomst te voldoen, dit het belang bij een rechterlijke uitspraak met een executoriale titel niet wegneemt30.. Daartoe wordt aangevoerd dat het civiele proces mede een rechtsverschaffingsfunctie heeft31.. Verder wordt erop gewezen dat Eigenhuis de toegezegde ingrepen niet heeft verricht32.en de compensatie voor aspectverlies niet heeft betaald33..
2.43
Dit subonderdeel faalt volgens mij omdat het eraan voorbij ziet dat [eisers] in deze zaak geen nakoming, maar vernietiging van het bindend advies vorderen. Een rechterlijke uitspraak tot vernietiging van het bindend advies van de Geschillencommissie levert geen executoriale titel op voor de nakoming van het door Eigenhuis aangeboden herstelwerk of voor de betaling van de compensatie voor aspectverlies. Het belang bij een uitspraak tot vernietiging van het bindend advies van de Geschillencommissie kan dan ook niet zijn gelegen in het verkrijgen van een executoriale titel voor het herstel of de betaling van de compensatie.
2.44
Daarmee acht ik ook onderdeel 5 ongegrond.
2.45
Onderdeel 6 bestrijdt met subonderdelen 6a en 6b de passage in rov. 3.6 dat tussen partijen niet in geschil is dat het aanrechtblad en de stollenwanden met elkaar verbonden zijn.
2.46
Subonderdeel 6a betoogt dat dit oordeel onbegrijpelijk is voor zover het hof daarmee bedoelt dat de vraag of het aanrechtblad aan de overeenkomst beantwoordde louter samenhing met de (dikte van de) stollenwanden. Het subonderdeel wijst daarbij op het volgende. [eisers] maken Eigenhuis ook het verwijt dat het aanrechtblad niet op de juiste dikte is gesneden, namelijk 5 cm, terwijl zij hebben getekend en betaald voor een blad van 6 cm. De deskundige heeft in zijn rapport vermeld dat het aanrechtblad vervangen diende te worden voor zover dit te dun was34.en de Geschillencommissie heeft vervanging van het aanrechtblad gelast35.. Deze beslissing kan volgens het subonderdeel niet op (de maat van) de stollenwanden berusten, nu de deskundige en de Geschillencommissie zich hierover niet hebben uitgelaten36..
2.47
Deze klachten berusten volgens mij op een verkeerde lezing van het arrest. Het hof licht de verbondenheid van aanrechtblad en stollenwanden als volgt toe: “Ook het deskundigenrapport getuigt van die verbondenheid, daar waar (geciteerd onder 2.5) wordt opgemerkt dat, als de stollenwanden vervangen moeten worden, ook het aanrechtblad moet worden vervangen. Eigenhuis heeft erkend dat er een meetfout is gemaakt bij de installatie van het aanrechtblad en heeft daarom aangeboden het aanrechtblad en de bijbehorende stollenwanden te herstellen en te leveren conform de overeenkomst.” Het hof bedoelt hier met verbondenheid dus dat het aanrechtblad en de stollenwanden bij elkaar horen en niet apart vervangen kunnen worden. Die verbondenheid is relevant omdat het bindend advies inhoudt dat het aanrechtblad vervangen moet worden en dit zodoende meebrengt dat ook de stollenwanden moeten worden aangepast. Nu Eigenhuis heeft aangeboden het aanrechtblad en de bijbehorende stollenwanden te herstellen, acht het hof het niet separaat adresseren van de klacht over de stollenwanden niet ernstig genoeg voor vernietiging.
2.48
Subonderdeel 6b acht onbegrijpelijk dat tussen partijen niet in geschil is dat de stollenwanden en het aanrechtblad met elkaar verbonden zijn. [eisers] zouden dit nooit hebben gesteld. Verder wordt aangevoerd dat het door de Geschillencommissie gevolgde deskundigenbericht veeleer op het tegendeel wijst, omdat beide kwesties hierin afzonderlijk worden behandeld.
2.49
Deze klacht zie ik ook geen doel treffen. [eisers] hebben in hoger beroep gesteld (MvG 3.6): “Verder bleek onder meer het blad van het kookeiland te kort, als gevolg waarvan de stolwanden onder het aanrecht uitstaken. (…) Eigenhuis heeft nadien getracht dit probleem op te heffen door dunnere stolwanden van 1 cm in plaats van 2,5 cm (zoals afgesproken) te plaatsen met een afwijkende kleurstelling.” Eigenhuis heeft in appel onder meer aangevoerd dat “(…) het werkblad en de stollen als één geheel gezien moet worden” (MvA 35). In cassatie wordt niet gewezen op een betwisting van die laatste stelling in de Pltn HB van [eisers] Het hof mocht daarom uit de gedingstukken begrijpen dat tussen partijen niet in geschil is dat de stollenwanden en het aanrechtblad met elkaar verbonden zijn.
2.50
Het deskundigenrapport brengt mij niet op andere gedachten; daarin worden het aanrechtblad en de stollenwanden op de in 2.47 besproken wijze met elkaar in verband gebracht.
2.51
Dit betekent dat onderdeel 6 volgens mij ook niet opgaat.
2.52
Onderdeel 7 bestrijdt op twee gronden het oordeel in rov. 3.6 dat [eisers] geen nadeel ondervinden van het niet separaat adresseren van de klacht over de stollenwanden.
2.53
In de eerste plaats wordt aangevoerd dat deze beslissing onbegrijpelijk is, omdat de deskundige de vraag of het aanrechtblad moet worden aangepast afhankelijk heeft gemaakt van het oordeel van de bindend adviseurs over de stollenwanden, welk oordeel is uitgebleven.
2.54
Deze klacht komt mij ongegrond voor. De Geschillencommissie heeft namelijk wel een beslissing over het aanrechtblad gegeven. Zoals het hof in rov. 2.6 heeft vastgesteld, houdt het bindend advies onder meer in dat het aanrechtblad vervangen moet worden. In het bindend advies is daarover als volgt overwogen: “Dat het aanrechtblad bij het kookgedeelte niet de juiste afmeting/dikte had is door de ondernemer reeds erkend (…)”37..
2.55
In de tweede plaats betoogt het onderdeel dat de overweging over het ontbreken van nadeel onbegrijpelijk is in het licht van een aantal andere feiten en omstandigheden. In dat verband wordt erop gewezen dat [eisers] door de opstelling van Eigenhuis genoodzaakt waren om de bindend advies-procedure te starten38., dat zij nog steeds wachten op herstel en dat de toegezegde nakoming van de overeenkomst – onder meer door een juist aanrechtblad te leveren – niet heeft plaatsgevonden, ook niet binnen de in het bindend advies gestelde termijn van tien weken39., terwijl het bindend advies én niet voorziet in herstel van de stollen én geen executoriale titel oplevert en het hof [eisers] wel veroordeelt in de proceskosten.
2.56
Deze klacht stuit al af op processuele gronden. [eisers] hebben alleen verwezen naar stellingen uit de eerste aanleg en een alinea uit de pleitnota in appel van Eigenhuis. Zij doen daarmee dus geen beroep op eigen stellingen die deel uitmaken van de rechtsstrijd in appel40..
2.57
Verder gaat deze klacht volgens mij ook om inhoudelijke redenen niet op. In algemene zin geldt dat een bindend advies als zodanig geen executoriale titel oplevert. Een executoriale titel kan worden verkregen door in rechte nakoming van het bindend advies te vorderen41.. In onze zaak kunnen [eisers] nakoming vorderen van de beslissing dat het aanrechtblad dient te worden vervangen. Vast staat dat het aanrechtblad en de stollenwanden niet afzonderlijk vervangen kunnen worden (rov. 3.6 en hiervoor in 2.47). Vervanging van het aanrechtblad impliceert dus tevens aanpassing van de stollenwanden. Daarom vind ik ook in het licht van de aangehaalde omstandigheden niet onbegrijpelijk dat [eisers] naar het oordeel van het hof geen nadeel ondervinden van het ontbreken van een separate beslissing over de stollenwanden.
2.58
Onderdeel 7 slaagt volgens mij daarom ook niet.
2.59
Onderdeel 8 bestrijdt het oordeel in rov. 3.9 dat Eigenhuis geen belang meer heeft bij haar incidentele grief en dat een kostenveroordeling in het incidenteel appel achterwege blijft.
2.60
Het onderdeel wijst erop dat het incidenteel appel van Eigenhuis een voor het eerst in hoger beroep ingestelde vordering bevat om “voor recht te verklaren dat het gebrek als door de kantonrechter in r.o. 5.4 van het vonnis benoemd, ziet op de (lichte) sinaasappelhuid in relatie tot het bezien daarvan bij strijklicht”. Volgens het onderdeel is hier sprake van een reconventionele vordering en is daarvoor alleen plaats bij conclusie van antwoord (art. 137 jo. 353 lid 1 Rv). Geklaagd wordt dat het hof Eigenhuis in zoverre niet-ontvankelijk had moeten verklaren en haar had moeten veroordelen in de proceskosten van het incidenteel hoger beroep. Het zou hier namelijk niet slechts gaan om een verweer in de vorm van een incidenteel appel waarvoor volgens rechtspraak van Uw Raad geen kostenveroordeling wordt uitgesproken42..
2.61
Uitleg van gedingstukken is voorbehouden aan het hof als feitenrechter en kan in cassatie niet op juistheid worden onderzocht43.. In onze zaak heeft Eigenhuis in het incidenteel appel een verklaring voor recht gevorderd. Deze vordering beoogt een uitleg van de term “gebrek” in rov. 5.4 van het vonnis. Materieel lijkt mij dus eerder sprake te zijn van een verweer dan van een tegenvordering. Als ik het goed zie, hebben [eisers] het incidenteel appel ook zo begrepen44.. In hun MvA inc hebben zij niet het verweer gevoerd dat sprake is van een (tardieve) reconventionele vordering. Zij zijn tot de slotsom gekomen dat de incidentele grief tevergeefs is voorgedragen omdat, kort gezegd, de kantonrechter terecht in het bindend advies leest dat de sinaasappelstructuur een gebrek is (MvA inc 3.1). In dat licht acht ik niet onbegrijpelijk dat het hof het incidenteel appel niet heeft opgevat als een reconventionele vordering en gezien de verwerping van het principaal appel heeft geoordeeld dat Eigenhuis geen belang meer heeft bij de incidentele grief. De beslissing om een kostenveroordeling in het incidenteel appel achterwege te laten bouwt daar logisch op voort. Hier ketst onderdeel 8 in mijn ogen op af.
2.62
Daarmee acht ik alle onderdelen van het cassatieberoep ongegrond.
3. Conclusie
Ik concludeer tot verwerping van het cassatieberoep en geef Uw Raad in overweging dat te doen met toepassing van art. 81 lid 1 RO.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 01‑10‑2021
In de stukken en in het woordenboek vond ik geen definitie van een stollenwand. Naar ik uit diverse commerciële websites begrijp, zijn stollenwanden doorgaans iets uitstekende (zij)panelen die aansluiten op keukenapparatuur of keukenkastjes en bedoeld zijn om van het keukenmeubel één geheel met een robuuste uitstraling te maken.
In het dossier worden de woorden “keukenblad”, “aanrechtblad” en “werkblad” als synoniemen door elkaar gebruikt. In het vervolg van deze conclusie zal ik, behalve in citaten, steeds het woord “aanrechtblad” gebruiken.
Vgl. in dat verband: HR 11 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2009, NJ 2021/10, JBPr 2021/12 m.nt. T. van Malssen en R.M. Andes, JIN 2021/11 m.nt. R.J.G. Mengelberg (Call2Collect/Arvato), HR 15 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:668, NJ 2016/223, JBPr 2016/49 m.nt. F.J.P. Lock (Getronics/TOP), HR 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1844, NJ 2015/322, JIN 2015/182 m.nt. N. de Boer (Seacon), HR 13 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1881, NJ 2015/307 m. red. aant., Ondernemingsrecht 2014/91 m.nt. P.M. Storm, JBPr 2014/7 m.nt. G.C.C. Lewin, JOR 2014/33 m.nt. C.J. Groffen, IER 2016/67 m.nt. S.J. Schaafsma (Montis/ […]), HR 22 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA4122, NJ 2007/343, JBPr 2007/64 m.nt. K. Teuben, Ondernemingsrecht 2008/36 m.nt. P.J. van der Korst (Tycho), HR 27 mei 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT3193, NJ 2006/598 m.nt. H.J. Snijders, Ondernemingsrecht 2005/127 m.nt. S.J. Spanjaard, JBPr 2005/54 m.nt. B.T.M. van der Wiel (Philip Morris/ […]), GS Burgerlijke Rechtsvordering (E. van Geuns en M.V.E.E. Jansen), art. 332 Rv, aant. 14, A.S. Rueb e.a., Compendium burgerlijk procesrecht 2021/10.1.3 en B.T.M. van der Wiel (red.), Cassatie 2019/182.
A.S. Rueb e.a., Compendium burgerlijk procesrecht 2021/14.2.2, B.C. Punt, Het bindend advies doorgelicht (BPP nr. 18) 2019, par. 1.2 (nrs. 6-14), Asser/Van Schaick 7-VIII 2018/170, P.E. Ernste, Bindend advies (Mon. BW), 2015, nr. 2.2, GS Bijzondere overeenkomsten (C.Th.I.M. van den Heuvel en M.M. Maclean), art. 7:900 BW, aant. 2, P.E. Ernste, Bindend advies (O&R nr. 74) 2012/2.2.1 en G.J. Meijer, Bindend advies en de vaststellingsovereenkomst, in: Tot persistit! Opstellen aangeboden aan H.J. Snijders, 1992, p. 53 en 55.
A.S. Rueb e.a., Compendium burgerlijk procesrecht 2021/14.2, B.C. Punt, Het bindend advies doorgelicht (BPP nr. 18) 2019, par. 1.7 (nrs. 35-47), Asser/Van Schaick 7-VIII 2018/171, P.E. Ernste, Bindend advies (Mon. BW), 2015, nr. 1.1, GS Burgerlijke Rechtsvordering, boek 4 Rv (H.J. Snijders), aant. 7.1, P.E. Ernste, Bindend advies (O&R nr. 74) 2012/1.1 en conclusie A-G Wesseling-Van Gent voor HR 20 mei 2005, ECLI:NL:PHR:2005:AS5890, NJ 2007/114, JBPr 2005/63 m.nt. F.J.H. Hovens, TVA 2008/7 m.nt. H.A. Groen, Gst. 2005/124 m.nt. J.A.E. van der Does, AA20051042 m.nt. G.R. Rutgers (Gemeente Amsterdam/ […]), punt 2.18.
Zie nader conclusie plv. P-G F.F. Langemeijer voor HR 11 oktober 2019, ECLI:NL:PHR:2019:627, NJ 2020/182 m.nt. F.M.J. Verstijlen, JIN 2019/181 m.nt. E.E. van der Kamp (OMB/gemeente Bloemendaal), punten 2.4-2.8.
TM Voorontwerp art. 7.15.7 NBW (nu art. 7:904 BW), p. 1146-1147.
HR 15 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW0727, NJ 2015/155 m.nt. J.B.M. Vranken, JOR 2012/314 m.nt. P.E. Ernste (PWC/ […]), HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BK3585, JOR 2010/69, JBPr 2010/18 m.nt. P.E. Ernste ( /Sagittarius), HR 12 september 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2427, NJ 1998/382 m.nt. M.M. Mendel, VR 1998/44 m.nt. T.J. Dorhout Mees (Confood/Zürich), HR 25 maart 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1311, NJ 1995/23 (Grond- en Exploitatiemaatschappij Midden Gelderland/Lukkien) en HR 18 juni 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1001, NJ 1993/615 (Gruythuysen/Stichting Centraal Ziekenfonds).
B.C. Punt, Het bindend advies doorgelicht (BPP nr. 18) 2019, par. 1.16 (nrs. 154-166), Asser/Van Schaick 7-VIII 2018/163, P.E. Ernste, Bindend advies (Mon. BW), 2015, nr. 6.1.3, GS Bijzondere overeenkomsten (C.Th.I.M. van den Heuvel en M.M. Maclean), art. 7:904 BW, aant. 2, P.E. Ernste, Bindend advies (O&R nr. 74) 2012/2.4.4.2.
HR 20 mei 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS5890, NJ 2007/114, JBPr 2005/63 m.nt. F.J.H. Hovens, TVA 2008/7 m.nt. H.A. Groen, Gst. 2005/124 m.nt. J.A.E. van der Does, AA20051042 m.nt. G.R. Rutgers (Gemeente Amsterdam/ […]) en HR 24 maart 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV1706, NJ 2007/115 m.nt. H.J. Snijders, NTBR 2006/36 m.nt. H.N. Schelhaas, TVA 2008/8 m.nt. H.A. Groen ( / […]).
MvG 4.5-4.6, 4.12-4.15 en 4.24-4.32, Pltn HB [eisers] 3-6 en 11-16 en Pltn EA [eisers] 2.14.
[eisers] beroepen zich op de volgende stellingen:Evenals de Geschillencommissie, achtte Eigenhuis ook zelf de fronten niet in overeenstemming met de overeenkomst. Eigenhuis heeft vervolgens nieuwe fronten geleverd, welke - naar ook de betrokken medewerker van mening was - niet beter bleken dan de eerder geleverde exemplaren, dus ook niet aan de overeenkomst beantwoordden. De medewerker constateerde de sinaasappelhuid in één oogopslag. Dat de keuken in hoogglans zou worden uitgevoerd, was voor [eisers] essentieel. Een hoogglans keuken is duurder dan andere uitvoeringen. [eisers] hebben voor een hoogglans keuken betaald. De - niet in hoogglans uitgevoerde - fronten beslaan het grootste deel van het oppervlak van de keuken, en vormen hiervan het aanzicht. Naar Eigenhuis tijdens dit geding toegaf, is dit type fronten niet (volledig) in hoogglans uit te voeren. Een medewerker van Eigenhuis liet weten dat hij de fronten zelf zo ook niet zou hebben geaccepteerd. Ter zitting in hoger beroep erkende Eigenhuis dat bij strijklicht sommige fronten “er niet fraai uitzien”.In dat verband worden de volgende vindplaatsen genoemd: MvG 3.2, 3.10-3.19, 4.18-4.23 en 4.28, MvA inc 2.13-2.17, Pltn EA [eisers] 2.14 en Pltn HB Eigenhuis 10.
MvG 4.26 en 4.29.
Pltn EA [eisers] 2.14 en MvG 4.25-4.32.
HR 17 februari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9717, NJ 2006/378 m.nt. M.M. Mendel, AV&S 2006/21 m.nt. N. van Tiggele-van der Velde, AA20070358 m.nt. T. Hartlief (Royal & Sun Alliance/Universal Pictures), HR 15 november 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2195, NJ 1998/314 m.nt. F.W. Grosheide, BIE 1997/78 m.nt. P.J.M. Steinhauser (Rummikub), Parl. Gesch. Boek 6, p. 339 (MvA II), Asser Procesrecht/Korthals Altes & Groen 7 2015/191 en B.T.M. van der Wiel (red.), Cassatie 2019/45.
Pltn EA [eisers] 2.14 en MvG 4.25-4.32.
Productie 8 bij inleidende dagvaarding.
Gewezen wordt op Pltn EA [eisers] 2.14, MvG 4.25-4.32, MvA inc 2.13-2.17 en Pltn HB [eisers] 15-16.
Gerefereerd wordt aan MvG 4.5-4.6 en 4.23-4.34 en Pltn HB [eisers] 3-6 en 11-16.
Verwezen wordt naar de opmerking van mr. R. van Viersen (de gemachtigde van [eisers] in eerste aanleg) op p. 1 van het p-v van de zitting van 12 oktober 2017 dat met de bubbels in de fronten de keuken voor 90% niet voldoet. Verder doen [eisers] een beroep op hun MvG 4.5-4.6 en 4.23-4.34 en hun Pltn HB 3-6 en 11-16.
[eisers] wijzen op een in MvG 4.13 opgenomen passage uit hun bezwaarschrift tegen het deskundigenrapport.
Verwezen wordt naar MvG 3.6 en 4.12-4.15 en Pltn HB [eisers] 6-10.
B.C. Punt, Het bindend advies doorgelicht (BPP nr. 18) 2019, par. 1.16 (nr. 160), Asser/Van Schaick 7-VIII 2018/167, GS Bijzondere overeenkomsten (C.Th.I.M. van den Heuvel en M.M. Maclean), art. 7:904 BW, aant. 2, Kamerstukken II, 1982-1983, 17 779, nr. 3, p. 40 (MvT Invoering titels 7.7 (Opdracht), 7.9 (Bewaarneming), 7.14 (Borgtocht) en 7.15 (Vaststellingsovereenkomst)) en Hof Amsterdam 10 april 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1255.
Verwezen wordt naar de opmerking van mr. R. van Viersen (de gemachtigde van [eisers] in eerste aanleg) op p. 1 van het p-v van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 12 oktober 2017.
Zoals de Geschillencommissie volgens [eisers] in ogenschouw nam en Eigenhuis in haar Pltn HB 2 herhaalde.
Gewezen wordt op het bindend advies (prod. 6 bij dagvaarding), p. 4 halverwege en MvG 4.24-4.32.
Verwezen wordt naar Pltn HB [eisers] 15.
[eisers] refereren aan HR 3 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1059, RvdW 2013/674.
Gewezen wordt op Asser Procesrecht/Giesen 1 2015/10 en A.S. Rueb e.a., Compendium burgerlijk procesrecht 2018/1.1.
Volgens [eisers] vloeit dit voort uit het door Eigenhuis bij pleidooi in hoger beroep herhaalde aanbod om de gebreken te verhelpen (welk aanbod niet ziet op de sinaasappelhuid van de fronten). [eisers] verwijzen daartoe naar Pltn HB Eigenhuis 2. Verder doen [eisers] een beroep op hun opmerkingen op p. 3 onderaan van het p-v van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 12 oktober 2017.
Gewezen wordt op de opmerking van Kouterik (Eigenhuis) op p. 4 van het p-v van de zitting van 12 oktober 2017.
Verwezen wordt naar de volgende passage uit het deskundigenrapport, zoals weergegeven op p. 4, in het midden, van het bindend advies (prod. 6 bij dagvaarding): “Het aanrecht [waarmee volgens [eisers] wordt gedoeld op het aanrechtblad] vervangen in de juiste dikte en lengte monteren, deze prijs is een benadering. Hiervoor zou een specifieke prijsopgaaf moeten komen, maar ik begroot het op circa EUR 4.000,-.”
MvG 4.13.
Gewezen wordt op de volgende passage uit het deskundigenrapport, die is weergegeven op p. 4, bovenaan, van het bindend advies (prod. 6 bij dagvaarding): “de stollenwanden vervangen, als die niet de juiste dikte hebben, dit is aan u commissie. Ik kon niet goed opmaken uit de order of deze wanden 2,5 cm dik zouden moeten zijn.” [eisers] wijzen erop dat de Geschillencommissie, op de geconstateerde sinaasappelstructuur na, geen aanleiding zag om af te wijken van het deskundigenrapport (bindend advies, p. 4, onder “beoordeling van het geschil”).
Zie p. 4, voorlaatste alinea, van het bindend advies (prod. 6 bij dagvaarding).
Gerefereerd wordt aan punt 1.11 van de inleidende dagvaarding.
Verwezen wordt naar de opmerkingen van [eisers] op p. 3 onderaan het p-v van de zitting van 12 oktober 2017 en Pltn HB Eigenhuis 2, waarin Eigenhuis volgens [eisers] toegeeft het herstelwerk nog te moeten uitvoeren.
[eisers] waren de appellanten en de stellingen van de appellant uit de eerste aanleg maken niet automatisch deel uit van de rechtsstrijd in appel (negatieve zijde van de devolutieve werking). Zie: Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent 4 2018/125 en Snijders/Wendels, Civiel appel (BPP nr. 2) 2009/216.
B.C. Punt, Het bindend advies doorgelicht (BPP nr. 18) 2019, par. 7.2 (nr. 594), Asser/Van Schaick 7-VIII 2018/173, P.E. Ernste, Bindend advies (Mon. BW), 2015, nrs. 6.2.1 en 6.2.2.1 en P.E. Ernste, Bindend advies (O&R nr. 74) 2012/2.7.1.
[eisers] verwijzen naar HR 11 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY9279, NJ 2013/319 m.nt. S.F.M. Wortmann.
HR 7 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1434, NJ 2018/384 (Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten/Staat der Nederlanden), HR 17 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:281, JBPR 2017/35 m.nt. G.C.C. Lewin (Sanibel/Amaggi), HR 29 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:154, NJ 2016/92, JPF 2016/59 m.nt. P. Vlaardingerbroek, JIN 2016/56, m.nt. L. van Straten, HR 27 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1557, JBPr 2014/39 m.nt. G.C.C. Lewin, B.T.M. van der Wiel (red.), Cassatie 2019/68 en Asser Procesrecht/Korthals Altes & Groen 7 2015/283.
Zie voor het belang daarvan onder meer: HR 5 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:505, NJ 2019/158, HR 1 februari 2019, ECLI:NL:HR:2019:137, NJ 2019/71, HR 19 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1690, JIN 2015/149 m.nt. E.B. Warmerdam-Wolfs en HR 24 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:151, JBPr 2014/27 m.nt. G.C.C. Lewin (Milau).