Vgl. ook HR 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1496, NJ 2014/441 m.nt. Borgers.
HR, 03-10-2023, nr. 22/01861
ECLI:NL:HR:2023:1340
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
03-10-2023
- Zaaknummer
22/01861
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:1340, Uitspraak, Hoge Raad, 03‑10‑2023; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:537
In cassatie op: ECLI:NL:GHARL:2022:3827
ECLI:NL:PHR:2023:537, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑05‑2023
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2023:1340
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑01‑2023
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2023-0160
NJ 2024/9 met annotatie van W.H. Vellinga
Uitspraak 03‑10‑2023
Inhoudsindicatie
(Medeplegen) (poging tot) afpersing (art. 317.1 jo. 312.2 Sr), medeplegen valsheid in geschrift (art. 225.1 en 225.2 Sr), mishandeling met voorbedachte raad (art. 301.1 Sr), medeplegen zware mishandeling met voorbedachte raad (art. 303.1 Sr), medeplegen diefstal met geweld (art. 312.2.2 Sr) en als leider deelnemen aan criminele organisatie (motorclub) (art. 140.4 Sr). 1. Ontvankelijkheid cassatieberoep v.zv. gericht tegen tussenarrest, art. 418 Sv en 322 Sv. 2. Is bewezenverklaring (medeplegen diefstal met geweld) in beslissende mate gebaseerd op verklaring van getuige (aangever), die verdediging (als gevolg van diens overlijden) niet als getuige heeft kunnen horen? Ad 1. Verdediging heeft bij appelschriftuur verzocht aantal getuigen te horen. Die opgave geldt o.g.v. art. 410.3 Sv als opgave in de zin van art. 263.2 Sv. AG is niet overgegaan tot oproepen van getuigen, waarna verdediging verzoeken heeft gehandhaafd in schriftelijke standpuntwisselingen die in plaats zijn gekomen van mondeling behandeling op regiezitting. Hof heeft vervolgens bij tussenarrest deel van getuigenverzoeken afgewezen. Samenstelling hof bij inhoudelijke behandeling in hoger beroep is niet gewijzigd t.o.v. samenstelling waarin hof tussenarrest heeft gewezen. Ook is niet gebleken dat hof bevel in de zin van art. 322.2 Sv heeft gegeven. Gelet op dit procesverloop moet het ervoor worden gehouden dat (tot afwijzing strekkende) beslissingen op getuigenverzoeken die hof bij tussenarrest heeft genomen, beslissingen betreffen die o.g.v. art. 418 Sv zijn genomen. In CAG is uiteengezet dat A als getuige is gehoord door RC. Kennelijk heeft hof in verband daarmee verzoek om A als getuige te horen beoordeeld o.g.v. art. 418.2 Sv, terwijl beslissingen t.a.v. overige getuigen zijn gebaseerd op art. 418.1 Sv. Hiervoor geschetst procesverloop brengt verder met zich dat voorschriften van art. 322 Sv in deze zaak niet eraan in de weg staan dat in cassatie kan worden geklaagd over die beslissingen in tussenarrest op verzoeken tot horen van getuigen. Dat er geen zitting heeft plaatsgevonden waarop door verdediging bij appelschriftuur gedane verzoeken zijn behandeld, maakt dat in gegeven omstandigheden niet anders. Ad 2. Hof heeft tot uitdrukking gebracht dat verklaring van aangever bruikbaar is voor bewijs, nu betrokkenheid van verdachte niet in beslissende mate op die verklaring is gebaseerd maar in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen en dit steunbewijs betrekking heeft op die onderdelen van verklaring van aangever die door verdachte zijn betwist. In het licht van inhoud van door hof gebruikte b.m. geeft dat oordeel niet blijk van onjuiste rechtsopvatting en is het niet onbegrijpelijk. Volgt verwerping. Samenhang met 22/01795. CAG: anders t.a.v. ontvankelijkheid cassatieberoep v.zv. gericht tegen tussenarrest.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 22/01861
Datum 3 oktober 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem- Leeuwarden van 16 mei 2022, nummer 21-004435-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en S. van den Akker, beiden advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend voor wat betreft de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman Baumgardt heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. De ontvankelijkheid van het cassatieberoep voor zover dat is gericht tegen het tussenarrest van 11 augustus 2021 (het eerste tot en met het vijfde cassatiemiddel)
Procesverloop
2.1.1
De verdachte heeft op 25 november 2020 hoger beroep ingesteld. Op 8 december 2020 hebben de raadslieden van de verdachte in een e-mailbericht met als onderwerp “ [verdachte] / OM - parketnr. 18/850108-17 - appelschriftuur” verzocht meerdere personen als getuigen te horen. Dit e-mailbericht houdt onder meer in:
“Akepa ‘Winkel zaken’
Graag zou de verdediging in de zaken (...) 3.7 ( [betrokkene 4] ) en (...) de volgende getuigen horen bij de raadsheer-commissaris. Het beoordelingskader voor deze getuigen betreft het ‘verdedigingsbelang’. (...)
iii. [betrokkene 4] (...)
Akepa ‘Bad standings’ e.d.
Graag zou de verdediging in de zaken (...) 3.43 ( [slachtoffer 2] ), de volgende getuigen horen bij de raadsheer-commissaris. Het beoordelingskader voor deze getuigen betreft het ‘verdedigingsbelang’. (...)
iv. [slachtoffer 2] , (...)
v. [betrokkene 105] (...).
Criminele organisatie (Harka)
(...)
Graag zou de verdediging een aantal getuigen horen bij de raadsheer-commissaris. Het beoordelingskader voor deze getuigen betreft het ‘verdedigingsbelang.’ (...)
i. [betrokkene 87] , (...)
ix. [betrokkene 89] , (...)
x. [betrokkene 90] (...).”
2.1.2
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 10 mei 2021 houdt onder meer het volgende in:
“De voorzitter deelt mee, zakelijk weergegeven:
De zitting van vandaag betreft een pro forma-behandeling. De verdediging heeft te kennen gegeven een aantal onderzoekswensen te hebben. Door het hof wordt al gedurende langere tijd geprobeerd een gezamenlijke regiezitting te plannen. Dat blijkt echter lastig te zijn, omdat er rekening gehouden dient te worden met vele verschillende agenda’s en opgegeven verhinderdata. De voorzitter heeft via de mail de onwenselijke situatie en ook het verzoek van de verdediging de regiezitting over de zomervakantie te tillen aan de orde gesteld. Mocht het niet lukken om op korte termijn een gezamenlijke regiezitting in te plannen, dan zal het hof, met het oog op de voortgang van de zaak in hoger beroep, andere mogelijkheden onderzoeken zoals bijvoorbeeld het inplannen van afzonderlijke regiezittingen.
De raadsvrouw reageert, zakelijk weergegeven:
Het is helaas niet mogelijk gebleken om in mijn agenda wat meer ruimte te creëren. Ik heb nog wat data gemaild. De hoop is dat de regiezitting in de tweede of derde week van augustus ingepland kan worden. Voor de regiezitting is niet per se vereist dat verdachte door zowel mr. Van der Wal als ik bijgestaan wordt, al heeft dat wel de voorkeur.
(...)
De voorzitter spreekt, na hervatting van de zitting, als beslissing van het hof uit:
(...)
Het hof zal, met het oog op de voortgang van de zaak in hoger beroep, proberen zo spoedig mogelijk een regiezitting in te plannen. Het hof blijft daarbij echter wel afhankelijk van de medewerking van het Openbaar Ministerie en de verdediging in die zin dat de verhinderdata die zitting niet in de weg staan.”
2.1.3
Op 25 mei 2021 is namens het hof aan onder meer de raadslieden van de verdachte een e-mail gestuurd met als onderwerp “Regie onderzoek Akepa (...)”. Deze e-mail houdt onder meer in:
“Op verzoek van de voorzitter deel ik u mede dat de thans door u aanvullend gezonden verhinderdata een regiebehandeling op korte termijn nog steeds niet mogelijk maken. Daarom heeft de voorzitter besloten over te gaan tot een schriftelijke ronde waarin u over en weer in de gelegenheid bent te reageren op elkaars standpunten met betrekking tot geuite onderzoekswensen. Hieronder volgt een schema met daarin de benodigde gegevens en ook alvast de gereserveerde data bij het kabinet van de raadsheer-commissaris voor de situatie dat het hof verzoeken om het horen van getuigen toewijst. (...)
De voorzitter stelt voor:
• Dat de raadslieden desgewenst binnen twee weken na heden hun reeds ingediende onderzoekswensen nader onderbouwen of eventueel aanvullen. De raadslieden worden verzocht hun schriftelijke reactie rechtstreeks te delen met de advocaat-generaal en met de Verkeerstoren van het hof (...);
• Dat de advocaat-generaal uiterlijk 22 juni 2021 inhoudelijk reageert op de onderzoekswensen, ook onder rechtstreekse toezending van de reactie naar de betrokken raadslieden en de Verkeerstoren van het hof (...);
• Dat de raadslieden binnen twee weken na ontvangst van de schriftelijke reactie van de advocaat-generaal, doch uiterlijk 6 juli 2021 reageren waarbij zij de reactie rechtstreeks delen met de advocaat-generaal en de Verkeerstoren van het hof (...);
• Dat de advocaat-generaal binnen twee weken, doch uiterlijk 20 juli 2021 reageert op de ingediende reacties van de raadslieden op dezelfde bovenstaande wijze.
Uitspraak hof op onderzoekswensen
Het hof zal nadat alle schriftelijke reacties binnen zijn bepalen op welke pro formazitting uitspraak zal worden gedaan op de onderzoekswensen. U hoeft daarbij niet aanwezig te zijn, op die zitting zal de zaak verder niet inhoudelijk worden behandeld doch zal enkel uitspraak worden gedaan op de onderzoekswensen en zal de zaak pro forma worden doorgepland. Uw agenda wordt dan ook niet bij de planning van deze pro forma zitting betrokken. Ik vertrouw u daar wel mee akkoord.
(...)
De voorzitter denkt met de bovenstaande schriftelijke procedure de voortgang in de procedure te bewaken terwijl u op deze wijze goed in de gelegenheid bent uw standpunten met betrekking tot de geuite onderzoekswensen te onderbouwen. In de richting van de raadslieden merkt de voorzitter nog op dat voor zover uw cliënt in dit stadium de behoefte zou hebben zich ook uit te laten over de onderzoekswensen die gelegenheid bestaat. U kunt uw reactie in dat geval voorzien van een bijlage met daarin de persoonlijke visie van uw cliënt op de onderzoekswensen. Te zijner tijd zal zoals bij u bekend bij de inhoudelijke behandeling ter zitting alle gelegenheid bestaan de verdenkingen en persoonlijke omstandigheden te bespreken.”
2.1.4
De verdediging heeft het verzoek tot het horen van de onder 2.1.1 genoemde getuigen bij brief van 8 juni 2021 gehandhaafd. Het openbaar ministerie heeft vervolgens gereageerd op de verzoeken, waarna een tweede ‘schriftelijke ronde’ heeft plaatsgevonden.
2.1.5
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 26 juli 2021 houdt onder meer het volgende in:
“De voorzitter deelt mee, zakelijk weergegeven:
Het betreft vandaag een pro-forma behandeling. Eerder heeft het hof beslist dat schriftelijke rondes ten behoeve van de regiezitting zullen plaatsvinden. Die schriftelijke rondes zijn gaan lopen en zijn afgerond.
Er zijn onderzoekswensen, zowel in de zaak [verdachte] als in die van de medeverdachten, zoals inzage in een aantal zaaksdossiers, kennisneming van een aantal OVC- en tapgesprekken en het horen van getuigen.
Het hof zal zich op korte termijn middels een tussenarrest uitspreken over die verzoeken. Een datum is nog niet bekend. Die zal met de raadslieden en de advocaat-generaal afgestemd worden.”
2.1.6
Het hof heeft de verzoeken tot het horen van de onder 2.1.1 genoemde getuigen bij tussenarrest van 11 augustus 2021 afgewezen.
2.1.7
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 14 maart 2022 houdt onder meer het volgende in:
“De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:
[verdachte] ,
(...)
De raadsman van verdachte, mr. R.J.H. van der Wal, advocaat te Hengelo (OV) en de raadsvrouw van verdachte, mr. N. Tanoğlu, advocate te Arnhem, zijn mede ter terechtzitting aanwezig.
(...)
De voorzitter deelt mede:
(...)
In deze zaak is in hoger beroep schriftelijk regie gevoerd in de voorfase. De verdediging heeft de gelegenheid gekregen de onderzoekswensen nader schriftelijk te onderbouwen. Het openbaar ministerie heeft daarop gereageerd. Vervolgens is in een nadere schriftelijke ronde wederom gereageerd door de verdediging en het openbaar ministerie. Vervolgens heeft het hof tussenarresten gewezen. Naar aanleiding daarvan heeft de raadsheer-commissaris onderzoek gedaan.
De advocaat-generaal draagt de zaak voor.”
2.1.8
De verdediging heeft bij de inhoudelijke behandeling in hoger beroep de eerder bij appelschriftuur gedane en door het hof afgewezen getuigenverzoeken niet herhaald.
2.1.9
Het – in dezelfde samenstelling als het tussenarrest van 11 augustus 2021 gewezen – eindarrest van het hof houdt in dat het is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 14, 17 en 21 maart 2022 en 16 mei 2022 en het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Toepasselijke wetsbepalingen
2.2
De volgende bepalingen van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) zijn van belang.
- Artikel 287:
“1. De voorzitter stelt vast welke personen, al dan niet daartoe opgeroepen, als getuige ter terechtzitting zijn verschenen.
2. De verschenen getuigen worden gehoord, tenzij daarvan wordt afgezien met toestemming van de officier van justitie en van de verdachte dan wel op de gronden genoemd in artikel 288, eerste lid, onder b en c.
3. Ten aanzien van de niet verschenen getuigen beveelt de rechtbank:
a. de oproeping, indien de oproeping door de officier van justitie is verzuimd of op de voet van artikel 264, eerste lid, is geweigerd en de verdachte hierom verzoekt of de rechtbank oproeping wenselijk oordeelt;
b. de hernieuwde oproeping, indien de getuige aan de eerdere oproeping geen gevolg heeft gegeven. De rechtbank kan daarbij tevens zijn medebrenging gelasten.
4. Bij het horen van getuigen zijn de artikelen 274 tot en met 276, derde lid, van overeenkomstige toepassing.”
- Artikel 288:
“1. De rechtbank kan van de oproeping van niet verschenen getuigen als bedoeld in artikel 287, derde lid, bij met redenen omklede beslissing afzien, indien zij van oordeel is dat:
a. het onaannemelijk is dat de getuige binnen een aanvaardbare termijn ter terechtzitting zal verschijnen;
b. het gegronde vermoeden bestaat dat de gezondheid of het welzijn van de getuige of deskundige door het afleggen van een verklaring ter terechtzitting in gevaar wordt gebracht, en het voorkomen van dit gevaar zwaarder weegt dan het belang om de getuige of deskundige ter terechtzitting te kunnen ondervragen;
c. redelijkerwijs valt aan te nemen dat daardoor het openbaar ministerie niet in zijn vervolging of de verdachte in zijn verdediging wordt geschaad.
2. Indien de officier van justitie op grond van artikel 264, tweede lid, onder b, heeft geweigerd een door de verdachte opgegeven getuige te doen oproepen of een door de rechtbank gegeven bevel tot oproeping van een getuige ten uitvoer te leggen en ten aanzien van die getuige geen beschikking op grond van artikel 226a, eerste lid, of 226n, eerste lid, is gegeven, stelt de rechtbank de stukken in handen van de rechter-commissaris teneinde de getuige te doen verhoren. In geval van een door de verdachte opgegeven getuige blijft de vorige volzin buiten toepassing, indien de rechtbank bij met redenen omklede beslissing van oordeel is dat door het achterwege blijven van het verhoor de verdachte redelijkerwijs niet in zijn verdediging is geschaad. De officier van justitie dient onmiddellijk nadat de stukken in handen van de rechter-commissaris zijn gesteld, de vordering, bedoeld in artikel 226a, eerste lid, of artikel 226m, eerste lid, in. Artikel 316 is van overeenkomstige toepassing.
3. De rechtbank kan voorts van de oproeping of hernieuwde oproeping van niet verschenen getuigen afzien, indien de officier van justitie en de verdachte daarmee uitdrukkelijk instemmen of hebben ingestemd.
4. Artikel 226 is van overeenkomstige toepassing.”
- Artikel 322:
“1. Onverminderd het bepaalde in artikel 280, tweede en derde lid, wordt in alle gevallen waarin de schorsing van het onderzoek is bevolen, het onderzoek in de zaak op de nadere terechtzitting hervat in de stand waarin het zich op het tijdstip der schorsing bevond.
2. De rechtbank is ook bij toepassing van het eerste lid bevoegd te bevelen dat het onderzoek op de terechtzitting opnieuw wordt aangevangen.
3. De rechtbank beveelt dat het onderzoek op de terechtzitting opnieuw wordt aangevangen in het geval de samenstelling van de rechtbank bij de hervatting gewijzigd is, tenzij de officier van justitie en de verdachte instemmen met hervatting in de stand waarin het onderzoek zich op het tijdstip van de schorsing bevond.
4. Ook in het geval het onderzoek ter terechtzitting opnieuw wordt aangevangen blijven beslissingen van de rechtbank inzake de geldigheid van de uitreiking van de dagvaarding uit hoofde van artikel 278, eerste lid, beslissingen op verweren van de verdachte uit hoofde van artikel 283, eerste lid, beslissingen op vorderingen tot wijziging van de telastlegging alsmede beslissingen inzake het horen of de oproeping van getuigen of deskundigen ter terechtzitting uit hoofde van artikel 287 of artikel 288 in stand.”
- Artikel 410, lid 3:
“De verdachte kan, onverminderd artikel 414, in de schriftuur opgeven welke getuigen en deskundigen hij ter terechtzitting wil doen oproepen. Deze opgave wordt als een opgave in de zin van artikel 263, tweede lid, aangemerkt. Artikel 264 is van overeenkomstige toepassing. De advocaat-generaal kan, in het geval de berechting in eerste aanleg op tegenspraak heeft plaatsgevonden, oproeping voorts weigeren indien de getuige of deskundige ter terechtzitting in eerste aanleg dan wel door de rechter-commissaris is gehoord en horen ter terechtzitting niet noodzakelijk is te achten.”
- Artikel 415 lid 1:
“Behoudens de volgende artikelen van deze titel, zijn de artikelen 268 tot en met 314, 315 tot en met 353 en 356 tot en met 366a op het rechtsgeding voor het gerechtshof van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in afwijking van het tweede lid van artikel 365a aanvulling ook plaats vindt indien het cassatieberoep meer dan drie maanden na de dag van de uitspraak is ingesteld of sprake is van een hoger beroep als bedoeld in artikel 410a, eerste lid.”
- Artikel 418:
“1. De oproeping van niet verschenen getuigen kan worden geweigerd in de gevallen, genoemd in artikel 288.
2. In het geval de berechting in eerste aanleg op tegenspraak heeft plaatsgevonden, kan oproeping ook worden geweigerd indien de getuige of deskundige ter terechtzitting in eerste aanleg dan wel door de rechter-commissaris is gehoord en het gerechtshof horen ter terechtzitting niet noodzakelijk oordeelt.
3. Indien de verdachte hoger beroep heeft ingesteld kan oproeping van een niet bij schriftuur door de verdachte opgegeven getuige of deskundige worden geweigerd indien horen ter terechtzitting niet noodzakelijk is te achten.”
Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep voor zover dat is gericht tegen het tussenarrest van 11 augustus 2021
2.3.1
De verdediging heeft bij appelschriftuur verzocht een aantal getuigen te horen. Die opgave geldt op grond van artikel 410 lid 3 Sv als een opgave in de zin van artikel 263 lid 2 Sv. De advocaat-generaal is niet overgegaan tot het oproepen van deze getuigen, waarna de verdediging deze verzoeken heeft gehandhaafd in de schriftelijke standpuntwisselingen die in de plaats zijn gekomen van de mondelinge behandeling op een regiezitting. Vervolgens heeft het hof bij tussenarrest van 11 augustus 2021 een deel van de getuigenverzoeken afgewezen. De samenstelling van het hof bij de inhoudelijke behandeling in hoger beroep op 14 maart 2022 is niet gewijzigd ten opzichte van de samenstelling waarin het hof het tussenarrest heeft gewezen. Ook blijkt uit het proces-verbaal van de zitting van 14 maart 2022 niet dat het hof een bevel in de zin van artikel 322 lid 2 Sv heeft gegeven.
2.3.2
Gelet op dit procesverloop moet het ervoor worden gehouden dat de – tot afwijzing strekkende – beslissingen op de getuigenverzoeken die het hof bij tussenarrest heeft genomen, beslissingen betreffen die op grond van artikel 418 Sv zijn genomen. In de conclusie van de advocaat-generaal onder 38 is uiteengezet dat [slachtoffer 2] als getuige is gehoord door de rechter-commissaris. Kennelijk heeft het hof in verband daarmee het verzoek om [slachtoffer 2] als getuige te horen beoordeeld op grond van artikel 418 lid 2 Sv, terwijl de beslissingen ten aanzien van de overige getuigen zijn gebaseerd op artikel 418 lid 1 Sv. Het hiervoor geschetste procesverloop brengt verder met zich dat de voorschriften van artikel 322 Sv in deze zaak niet eraan in de weg staan dat in cassatie kan worden geklaagd over die beslissingen in het tussenarrest op de verzoeken tot het horen van getuigen. Dat er geen zitting heeft plaatsgevonden waarop de door de verdediging bij appelschriftuur gedane verzoeken zijn behandeld, maakt dat in de gegeven omstandigheden niet anders.
3. Beoordeling van het negende cassatiemiddel
3.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer over het oordeel van het hof dat de bewezenverklaring niet in beslissende mate is gebaseerd op de verklaring van [betrokkene 16] , die de verdediging – als gevolg van diens overlijden – niet als getuige heeft kunnen horen.
3.2.1
Ten laste van de verdachte is onder 11 bewezenverklaard dat:
“hij op 21 april 2014 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een No Surrender hesje met daarin een huurautosleutel, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 16] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn medeverdachte, welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander, die [betrokkene 16] meermalen heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt.”
3.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 1 mei 2014, (...) voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 16] :
Ik heb mij vrijwillig gemeld bij jullie aan het politiebureau, omdat ik heel veel problemen heb en ook gevaar loop. Ik heb een probleem met betrekking tot een huurauto en daar kan en wil ik het volgende over vertellen. Ik ben 21 april 2014 met bad standing uit de motorclub No Surrender in [plaats] gezet. Op het moment dat ik met bad standing uit de motorclub ben gezet, had ik namens de motorclub een auto gehuurd. Diverse leden hadden geen rijbewijs en daarom moest ik de auto huren. Toen ik eruit ben gezet was ik in [plaats] . Ik was op dat moment in bijzijn van de vice-president en een prospect. (...) De sleutel van de huurauto zat in mijn hesje. In [plaats] hebben ze mijn hesje afgepakt met daarin de autosleutel. Daarnaast heb ik een aantal klappen gekregen. Door deze klappen heb ik nu een aantal gekneusde ribben. Daarnaast heb ik last van mijn nier. (...) Ik weet niet wat er met de auto gebeurd is na 21 april 2014. Voor die tijd was ik de enige die in deze auto reed. (...) Ik weet niet wie de sleutel heeft van de auto. Mijn hesje is afgepakt door de security van de president. Ik ben, nadat mijn hesje afgepakt was, de poort uitgegooid. (...) U vraagt mij wie het aanspreekpunt is van de club die kan vertellen waar de auto is. Dan moet ik namen gaan noemen en dat doe ik niet vanwege mijn veiligheid. (...) In verband met mijn veiligheid en de veiligheid van mijn familie noem ik geen namen. Ik zit op dit moment ondergedoken. (...) Ik heb klappen gehad. (...) Ik moet eigenlijk ook 100 euro per maand betalen aan de motorclub om mijn status af te kopen. Dit kan ik echter niet.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 mei 2018, (...) voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
[betrokkene 16] heeft verklaard dat hij op 21 april 2014 met bad standing uit de motorclub (MC) No Surrender is gezet. Van vorenstaande is onder zaaksnummer 3.02 een dossier opgemaakt. In aanvulling op dit dossier heb ik het navolgende onderzoek ingesteld.
Tapgesprek sessienummer 13065, d.d. 25-07-2014
Dit betreft een telefoongesprek tussen [verdachte] en een man genaamd [betrokkene 108] .
A: he die [betrokkene 16] is die er bij jullie uit........
H: ja, ja, ja, ja, ja.......
A: ja, had ik al gehoord, zit nou ergens in Rotterdam zit ie geloof ik.....
H: BS.... ja, weg.... (...)
De genoemde [betrokkene 108] betreft [betrokkene 108] . Uit politiegegevens is gebleken dat [betrokkene 108] lid is van de OMG Hells Angels Noord Nederland/ [plaats] . Men spreekt in het telefoongesprek over een BS. Uit onderzoek is gebleken dat leden van OMG Motorclubs met de benaming BS, een Bad Standing bedoelen. Dit betreft, zoals beschreven is in het algemeen dossier van het onderzoek Akepa een onvrijwillige uittreding uit een OMG Motorclub, vaak gepaard gaand met geweld en diefstal.
Uit het onderzoek met betrekking tot de BS (Bad Standing) van [betrokkene 16] in het clubhuis van No Surrender te [plaats] is gebleken dat deze gevlucht was naar [plaats] , nabij [plaats] . Gezien het feit dat in het telefoongesprek wordt benoemd dat het een [betrokkene 16] betreft die BS heeft gekregen die ten tijde van het telefoongesprek “ergens in [plaats] ” zou verblijven is het aannemelijk dat het gaat om de genoemde [betrokkene 16] . Geen ander slachtoffer had de voor- of roepnaam [betrokkene 16] gedurende de onderzoeksperiode in 2014.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juni 2014, (...), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 12] :
(...) hebben wij verbalisanten op 26 juni 2014 met [betrokkene 16] contact opgenomen. Hij gaf daarbij aan een aanvulling te kunnen geven. (...) [betrokkene 16] verklaarde geen aangifte te willen doen van hetgeen hem is overkomen omdat hij bang is voor zijn veiligheid. Hij wilde wel aanvullend verklaren over zijn bad standing omdat hij van mening is dat het een onterechte bad standing is. (...) Op 21 april 2014 werd [betrokkene 16] gebeld door de vicepresident van de motorclub No Surrender in [plaats] . [betrokkene 16] was lid en bekleedde de functie van security bij de mc No Surrender in [plaats] . Hem werd verteld dat ze voor een borrel naar het clubhuis in [plaats] moesten gaan en dat dit was in opdracht van de captain [verdachte] . Omdat hij een rijbewijs heeft, moest hij mee om de vice te brengen. Een derde persoon, een prospect uit [plaats] ging ook mee. De vice is genaamd [betrokkene 106] (het hof begrijpt: [betrokkene 106] ) en de prospect is [betrokkene 107] (het hof begrijpt: [betrokkene 107] ) genaamd. (...) [betrokkene 16] was bang dat hij problemen kreeg naar aanleiding van zijn aanwezigheid op het politiebureau in Meppel. (...) Aangekomen in [plaats] moest [betrokkene 16] buiten het clubhuis wachten. (...) Na ongeveer een half uur tot 45 minuten werd [betrokkene 16] geroepen door [betrokkene 39] (het hof begrijpt: [betrokkene 39] ). Deze [betrokkene 39] vervult de rol van security voor [verdachte] . [betrokkene 16] moest meelopen naar de membersroom in het clubhuis. (...) Toen [betrokkene 16] in de membersroom kwam, waren daar aanwezig [verdachte] en [betrokkene 106] . Ook [betrokkene 39] kwam mee naar binnen. (...) Vervolgens werd [betrokkene 16] vastgegrepen door [betrokkene 39] en werd zijn No Surrender hesje van hem afgetrokken door [betrokkene 39] . Hierop werd [betrokkene 16] hard geslagen door [verdachte] in zijn ribben. Door deze klap ging [betrokkene 16] onderuit. Toen hij weer opstond kreeg [betrokkene 16] een klap op zijn lichaam van [betrokkene 39] . Vervolgens kreeg [betrokkene 16] nog een paar klappen van zowel [verdachte] als [betrokkene 39] . Ook is hij van achter geschopt, vermoedelijk door [verdachte] . Tijdens deze mishandeling riep [verdachte] : “Hoe kon je dat doen, met een hesje naar een politiebureau”. Ook is aan [betrokkene 16] verteld dat hij die avond 1000 euro boete moest betalen. (...) Sinds dit is gebeurd is [betrokkene 16] gevlucht uit zijn woning. Hij heeft nog via Facebook contact gehad met [betrokkene 106] en deze stelde dat [betrokkene 16] 100 euro in de maand moet gaan betalen omdat hij bad standing van de motorclub heeft. (...) [betrokkene 16] noemde verder nog dat het gebruikelijk is dat je bij een bad standing uit een motorclub een boete krijgt opgelegd.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal, opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris en de griffier, voor zover inhoudende de verklaring van [betrokkene 106] op 18 februari 2019:
Ik maakte deel uit van motorclub [A] uit [plaats] . Ik was vice-president. [betrokkene 107] viel onder mijn chapter, hij was security. [betrokkene 39] was security van [plaats] toen ik bij de club zat. (...) [betrokkene 16] zat bij chapter [plaats] . [A] draaide onder de president van [plaats] . [betrokkene 16] wilde overstappen, maar wij waren geen volwaardig chapter, dus dat ging niet. (...) Het zal in 2014 zijn geweest dat ik [betrokkene 16] voor het laatst heb gesproken. [betrokkene 16] is op een gegeven moment uit de club gezet door [verdachte] . (...) Ik weet dat het [verdachte] was omdat ik er die avond bij was, samen met [betrokkene 107] . (...) [betrokkene 16] zijn vest is ingenomen. (...) Hij is de club uitgezet. (...) Ik heb hem 1 keer via Messenger (het hof begrijpt: Facebook Messenger) bericht dat hij geld moest betalen vanwege de bad standing.
5. Een schriftelijk bescheid, te weten een uitwerking van een afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek, (...) voor zover inhoudende:
Datum 25-07-2014 15:28:31
Beller: [telefoonnummer 1] , Naam: [betrokkene 108]
Gebelde: [telefoonnummer 2] , Naam: [verdachte] .
A: he die [betrokkene 16] is die er bij jullie uit.
H: ja, ja, ja, ja, ja.......
A: ja, had ik al gehoord, zit nou ergens in [plaats] zit ie geloof ik.....
H: BS....ja, weg...
6. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 16 mei 2018 (...), voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 15] en [verbalisant 2] :
Op 16 mei 2018 omstreeks 11:40 uur spraken wij met [betrokkene 122] geboren [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] , wonende [d-straat 1] te [plaats] .
Op 9 mei 2014 heeft hij een melding gedaan bij de politie betreffende zijn buurman [betrokkene 16] . Zie bijgevoegd mutatie. (...)
Op de vraag aan [betrokkene 122] wat hij ons nog meer kon vertellen over de melding die hij destijds gedaan had zei hij dat hij [betrokkene 16] kende als buurman en hem af en toe wel eens sprak.
De laatste keer dat hij [betrokkene 16] sprak was ongeveer 3 weken voordat hij de melding bij de politie deed. Hij sprak [betrokkene 16] toen bij het [plaats] en [betrokkene 16] vertelde hem dat hij ruzie had gehad. (...) [betrokkene 122] vertelde dat hij wist dat [betrokkene 16] lid was van een motorclub want dat kon je zien aan zijn jasje. (...)
[betrokkene 122] vertelde ons dat [betrokkene 16] er triest uit zag en [betrokkene 16] had [betrokkene 122] verteld dat hij dacht aan zelfmoord. [betrokkene 122] vertelde dat hij kon zien dat [betrokkene 16] verwondingen had. Nadat wij, verbalisanten, vroegen hoe hij kon zien dat [betrokkene 16] verwondingen had zei [betrokkene 122] dat [betrokkene 16] in de periode voor het laatste gesprek blauwe ogen had. (...)
Nadat [betrokkene 122] [betrokkene 16] gesproken had zag [betrokkene 122] dat de gordijnen van de woning van [betrokkene 16] 3 weken dicht zaten. Hij kon dit zien vanuit zijn woning. Hierop heeft hij de politie gebeld.
7. Een schriftelijk bescheid, te weten een mutatie rapport d.d. 15 mei 2014, (...) voor zover inhoudende:
Opmaak datum: 10 mei 2014
Toelichting bij incident: Toelichting bij incident,
Buurtbewoners maakten zich zorgen om het welzijn van een overbuurman genaamd [betrokkene 16] . [betrokkene 16] was lid van motorclub No Surrender in [plaats]
- Is “bad standing” uitgetreden- Ongeveer 3 weken terug wilde hij zelfmoord plegen en sindsdien hadden ze hem ook niet meer gezien. Ook de gordijnen en dergelijke zitten constant potdicht. Via Mic tel- van [betrokkene 16] gekregen, gebeld en hij nam vrijwel direct de telefoon op. Vertelde dat hij sinds 3 weken was ondergedoken, hij wordt gezocht door leden van No Surrender. Hij had reeds contacten met de lokale politie. Werd mij al snel duidelijk dat hij vreest voor zijn leven. Hierbij geeft hij aan dat hij inderdaad serieus overweegt om zelfmoord te plegen. Hij zegt dat hij dan eindelijk rust heeft. De woning in [plaats] heeft hij hals over kop verlaten. Op de tafel zou hij een afscheidsbrief en de huissleutels achter gelaten hebben. Zijn broer zou het huisraad uit de woning hebben gehaald. Hij zegt onder geen beding nog terug te zullen komen naar [plaats] . Tijdens gesprek was hij bang dat hij afgeluisterd zou worden, wilde daarom mijn naam weten. Werd na telefoongesprek teruggebeld door een collega uit den lande. [betrokkene 16] was namelijk overstuur aan p-bureau gekomen. [betrokkene 16] staat bij hen op de briefing. Afgesproken dat belangrijke info betreffende [betrokkene 16] met ons per mail zal worden gedeeld.
Betrokkene: [betrokkene 16] , [betrokkene 16] (man), geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] , [e-straat 1] , [plaats] ,
Melder: [betrokkene 122] (man)”
3.2.3
Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring verder het volgende overwogen:
“Diefstal met geweld
Het hof stelt vast dat [betrokkene 16] (hierna: [betrokkene 16] ) in 2017 is overleden. De verdediging is niet in de gelegenheid geweest om hem te ondervragen.
Het hof is echter van oordeel dat de verklaring die [betrokkene 16] in 2014 bij de politie heeft afgelegd toch bruikbaar is voor het bewijs. De betrokkenheid van verdachte bij de diefstal met geweld is niet in beslissende mate op de verklaring van [betrokkene 16] gebaseerd, maar vindt in voldoende mate steun in andere bewijsmiddelen. Dat steunbewijs heeft ook betrekking op die onderdelen van de verklaring van [betrokkene 16] die door verdachte zijn betwist. Dat blijkt uit het volgende.
[betrokkene 16] heeft bij de politie verklaard dat hij op 21 april 2014 met bad standing uit No Surrender is gezet. Op dat moment huurt hij namens No Surrender een auto. Op 21 april 2014 is [betrokkene 16] in het clubhuis in [plaats] in het bijzijn van de vice-president en een prospect. De security pakt zijn hesje af. In dat hesje zit de sleutel van de huurauto. Daarnaast krijgt [betrokkene 16] een aantal klappen, waardoor hij een aantal ribben heeft gekneusd en last heeft van zijn nier. [betrokkene 16] wil bij de politie geen namen noemen, in verband met zijn veiligheid en die van zijn familie. Hij verklaart dat hij op dat moment ondergedoken zit. Hij moet eigenlijk ook € 100,- per maand aan de club betalen om zijn status af te kopen, maar kan dit niet betalen.
In mei 2014 doet de buurman van [betrokkene 16] een melding bij de politie dat hij zich zorgen maakt om het welzijn van [betrokkene 16] . Hij zou verteld hebben zelfmoord te willen plegen. Hij kon zien dat [betrokkene 16] verwondingen had, namelijk blauwe ogen. Nadat hierna de gordijnen van de woning van [betrokkene 16] drie weken gesloten waren, heeft de buurman de melding gedaan. De politie spreekt naar aanleiding van deze melding in mei 2014 telefonisch met [betrokkene 16] . [betrokkene 16] vertelt dat hij sinds drie weken was ondergedoken voor No Surrender omdat leden hem zoeken.
De politie neemt op 26 juni 2014 contact op met [betrokkene 16] . [betrokkene 16] wil geen aangifte doen omdat hij vreest voor zijn veiligheid. Hij wil wel aanvullend verklaren over zijn bad standing op 21 april 2014. Voorafgaand aan de bad standing werd hij gebeld door de vicepresident van No Surrender. [betrokkene 16] had zelf de rang van security. [betrokkene 16] werd gezegd dat hij in opdracht van verdachte naar het clubhuis in [plaats] moest komen. [betrokkene 16] moest ook komen om de vicepresident [betrokkene 106] met de auto te brengen. Een prospect genaamd [betrokkene 107] (het hof begrijpt: [betrokkene 107] ) ging ook mee. [betrokkene 16] was bang dat hij problemen kreeg naar aanleiding van zijn aanwezigheid op het politiebureau in Meppel.
Aangekomen in [plaats] moet hij buiten het clubhuis wachten. Hij wordt binnengeroepen door [betrokkene 39] en moet meelopen naar de memberroom. Daar zijn verdachte en [betrokkene 106] (het hof begrijpt: [betrokkene 106] ). [betrokkene 39] komt ook mee naar binnen. [betrokkene 39] grijpt [betrokkene 16] vast en trekt zijn hesje van hem af. Verdachte slaat [betrokkene 16] hard in zijn ribben. Door deze klap gaat [betrokkene 16] onderuit. Wanneer [betrokkene 16] weer opstaat, geeft [betrokkene 39] hem een klap op zijn lichaam. Verdachte en [betrokkene 39] geven [betrokkene 16] nog een paar klappen. Hij wordt ook van achteren geschopt, vermoedelijk door verdachte. Verdachte roept tijdens deze mishandeling: “Hoe kon je dat doen, met een hesje naar een politiebureau”. [betrokkene 16] wordt verteld dat hij die avond een boete van € 1.000,- moet betalen. Sinds deze bad standing is [betrokkene 16] zijn woning ontvlucht. Via Facebook heeft [betrokkene 16] nog contact gehad met [betrokkene 106] en deze zei dat [betrokkene 16] een bedrag van € 100,- per maand moet betalen, omdat hij met bad standing uit de motorclub is gezet.
[betrokkene 106] heeft bij de rechter-commissaris als getuige verklaard dat [betrokkene 16] in 2014 door verdachte uit de club is gezet. [betrokkene 16] hesje is hierbij weggenomen. [betrokkene 106] was er die avond bij, samen met [betrokkene 107] .
Uit een getapt telefoongesprek van 25 juli 2014 tussen verdachte en [betrokkene 108] (hierna: [betrokkene 108] ), lid van MC Hells Angels Noord-Nederland te [plaats] , volgt dat [betrokkene 108] zegt dat hij heeft gehoord dat ‘ [betrokkene 16] ’, die bij verdachte eruit is, nu ergens in [plaats] zit. Verdachte zegt daarop: “ BS.... ja, weg....”. Uit onderzoek van de politie volgt dat [betrokkene 16] gevlucht was naar [plaats] , nabij [plaats] . De politie acht het aannemelijk dat verdachte en [betrokkene 108] over [betrokkene 16] spraken, nu uit hun onderzoek blijkt dat geen ander slachtoffer van een bad standing in de onderzoeksperiode in 2014 als voor- of roepnaam ‘ [betrokkene 16] ’ had.
Conclusie t.a.v. feit 11
Het hof acht bewezen dat verdachte zich op 21 april 2014 samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, gepleegd tegen [betrokkene 16] .
Het hof gaat uit van de juistheid van de verklaring van [betrokkene 16] dat hij in opdracht van [verdachte] is ontboden op de club, waar hij vervolgens door verdachte en [betrokkene 39] meermalen is geslagen en door verdachte is geschopt. Hierbij is ook zijn hesje afgenomen. In dat hesje zat op dat moment de sleutel van een gehuurde auto. Deze verklaring vindt immers steun in de verklaring van [betrokkene 106] als getuige. Ook heeft verdachte in het tapgesprek van 25 juli 2014 zelf verklaard dat sprake was van een bad standing. Bovenstaand gewelddadig handelen, dat in het kader van een zogenaamde bad standing heeft plaatsgevonden, is naar zijn aard wederrechtelijk. Uit een verklaring van verdachte bij de politie volgt dat nieuwe leden van No Surrender zelf hun eigen hesje moeten betalen. Van clubeigendom van de hesjes en daardoor het ontbreken van de wederrechtelijkheid bij het afpakken daarvan is dan ook geen sprake. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Het hof is voorts van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte [betrokkene 39] , die in de kern bestaan uit een gezamenlijke uitvoering van de diefstal met geweld. Daarmee acht het hof het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Het hof acht niet bewezen dat verdachte betrokken is bij het wegnemen van de overige in de tenlastelegging genoemde goederen. Hiervan zal verdachte worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 11 primair ten laste gelegde.”
3.3
Het hof heeft in de hiervoor onder 3.2.3 weergegeven overwegingen tot uitdrukking gebracht dat de verklaring van [betrokkene 16] bruikbaar is voor het bewijs, nu de betrokkenheid van de verdachte niet in beslissende mate op die verklaring is gebaseerd maar in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen en dit steunbewijs betrekking heeft op die onderdelen van de verklaring van [betrokkene 16] die door de verdachte zijn betwist. In het licht van de inhoud van de door het hof gebruikte bewijsmiddelen – in het bijzonder de verklaringen van [betrokkene 106] (bewijsmiddel 4), de buurman van [betrokkene 16] (bewijsmiddel 6) en een getapt telefoongesprek van 25 juli 2014 waarin de verdachte zelf verklaart dat sprake was van een ‘bad standing’ (bewijsmiddel 5) – geeft dat oordeel niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het niet onbegrijpelijk.
3.4
Het cassatiemiddel faalt.
4. Beoordeling van het twaalfde cassatiemiddel
4.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
4.2
Het cassatiemiddel is gegrond. Bovendien doet de Hoge Raad in deze zaak waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM is overschreden. In het licht van de mate waarin de redelijke termijn is overschreden volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.
5. Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige
De Hoge Raad heeft ook de overige klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat ook deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 oktober 2023.
Conclusie 30‑05‑2023
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Als leider deelnemen aan criminele organisatie (art. 140 Sr) en verschillende andere misdrijven. No Surrender. De middelen 1 t/m 5 bevatten klachten tegen afwijzingen van verzoeken tot het horen van getuigen. De middelen 6 t/m 10 betreffen bewijsklachten. De middelen 11 en 12 bevatten klachten over schendingen van het vereiste van berechting binnen een redelijke termijn. De conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend voor wat betreft de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 22/01861
Zitting 30 mei 2023
CONCLUSIE
B.F. Keulen
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
hierna: de verdachte
De verdachte is bij arrest van 16 mei 2022 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden wegens 1 primair ‘afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen’, 2 primair ‘poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen’, 3 primair ‘poging tot afpersing’, 4 primair A en 4 B ‘de voortgezette handeling van medeplegen van valsheid in geschrift en medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst’, 5 primair ‘afpersing’, 6 ‘mishandeling gepleegd met voorbedachten rade’, 7 A en 7 B ‘medeplegen van zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade en diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen’, 8 ‘mishandeling gepleegd met voorbedachten rade’, 9 subsidiair ‘medeplegen van mishandeling gepleegd met voorbedachten rade’, 10 primair A en B ‘diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, en poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen’, 11 primair ‘diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen’ en 12 ‘als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven’ veroordeeld tot 102 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest als bedoeld in art. 27, eerste lid, Sr. Het hof heeft voorts de vordering van een benadeelde partij toegewezen en twee schadevergoedingsmaatregelen opgelegd.
Er bestaat samenhang met de zaak 22/01795. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. R.J. Baumgardt en S. van den Akker, beiden advocaat te Rotterdam, hebben twaalf middelen van cassatie voorgesteld.
De eerste vijf middelen komen op tegen afwijzingen van verzoeken tot het horen van getuigen. De middelen zes tot en met tien betreffen (onder meer) de bewijsvoering van enkele feiten. Het elfde en twaalfde middel bevatten klachten over schendingen van het vereiste van berechting binnen een redelijke termijn. De eerste tien middelen betreffen beslissingen inzake de feiten 3, 5, 6, 8, 10, 11 en 12. Voor een goed begrip geef ik, alvorens deze middelen te bespreken, eerst de bewezenverklaring en (delen van) de bewijsvoering weer en citeer ik delen van (andere) processtukken.
Bewezenverklaring en bewijsvoering
5. Ten laste van de verdachte is onder meer bewezenverklaard dat:
‘Feit 3 (Akepa zaak 3.7)
Primair
hij in februari 2015 te Emmen en/of elders in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] , in verband met een zakelijk conflict/geschil of een lopend faillissement, te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld en/of het doen van (een) betaling(en) aan [betrokkene 102] ,
- zich jegens die [slachtoffer 1] heeft gepresenteerd als de leider/lid van No Surrender en gebruikmakend van de (beruchte) reputatie van No Surrender en als optredend voor [betrokkene 102] met een incasso en
- die [slachtoffer 1] meermalen telefonisch heeft benaderd en heeft geëist dat die [slachtoffer 1] over een zakelijk geschil met die [betrokkene 102] tot overeenstemming diende te komen, en
- telefonisch op 5 februari 2015 dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat als er geen regeling komt met die [betrokkene 102] dat verdachte wel gevangenisstraf voor die [slachtoffer 1] wil uitzitten en dat verdachte die [slachtoffer 1] zal achtervolgen tot in het graf, en
- die [slachtoffer 1] intimiderende en beledigende en bedreigende woorden heeft toegevoegd, te weten:
- “Ik ga rustig voor jou drie maand weg of nou een jaar of wat dan ook. Ga met deze meneer netjes doen joh, idioot”, en
- “Je bent gewoon een schoft geweest, jongen, flikker. Je bent een kankerflikker”, en
- “Als je dat niet netjes oplost met [betrokkene 102] dan ga ik je volgen tot in het graf. Echt waar”, en
- “Ik laat niet los. Ik ben geen pipo de clown. Je bent een kankeroplichter”, en
- “Je hebt de verkeerde man getroffen op dat gebied. Ik laat niet los”, en
- “Dan ben je nu toch vieze dikke tyfuslijders allemaal of niet. Luister deze man ga je niet voor dit geld in de schuld zetten, dat ga je niet doen”, en
- “Je bent gewoon een dikke flapdrol”, en
- zodoende die [slachtoffer 1] (steeds meer) onder druk gezet om (snel) tot (financiële) overeenstemming te komen met [betrokkene 102] en toe te zeggen om die [betrokkene 102] (conform diens eisen) te gaan betalen, en
- aldus zich te presenteren als de leider/een lid van No Surrender en gebruik te maken van de (beruchte) reputatie van No Surrender en door de agressieve of intimiderende en beledigende manier van spreken en optreden en houding van verdachte jegens die [slachtoffer 1] bij die [slachtoffer 1] de vrees heeft opgewekt dat verdachte geweld zou gaan toepassen en/of door anderen zou doen/laten toepassen indien niet aan de eisen van verdachte zou worden voldaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet is voltooid.
(…)
Feit 5 (zaak 3.43)
Primair
hij op 7 januari 2017 te Emmen met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld een persoon, te weten [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot afgifte van een hesje of jack, geheel toebehorende aan die persoon, welk geweld hierin bestond dat verdachte die persoon meermalen heeft gestompt en/of geslagen.
Feit 6 (zaak 3.12)
hij op 1 november 2016 te Emmen, met voorbedachten rade, meermalen [slachtoffer 3] heeft gestompt en/of geslagen.
(…)
Feit 8 (zaak 3.46)
hij op 15 oktober 2015, te Emmen, met voorbedachte raad, [slachtoffer 4] heeft gestompt en/of geslagen.
(…)
Feit 10 (zaak 3.3)
Primair
A)
hij op 8 mei 2014 te Emmen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een horloge en een hesje, toebehorende aan [betrokkene 8] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [betrokkene 8] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen [betrokkene 8] meermalen heeft gestompt en/of geslagen,
EN
B)
hij op 8 mei 2014 te Emmen, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn medeverdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [betrokkene 8] te dwingen tot de afgifte van 5000 euro, toebehorende aan die [betrokkene 8] ,
- die [betrokkene 8] meermalen heeft gestompt en/of geslagen en
- tegen die [betrokkene 8] gezegd: “Dit wordt je ergste nachtmerrie als je niet betaalt” en “Je gaat er aan als je woensdag niet betaalt” en
- aldus door de agressieve of intimiderende houding en/of wijze van optreden van verdachte en zijn medeverdachten jegens die [betrokkene 8] bij die [betrokkene 8] de vrees heeft opgewekt dat verdachte (ernstiger) geweld zou gaan toepassen of door anderen zou doen/laten toepassen indien niet aan de eisen van verdachte en/of zijn medeverdachten zou worden voldaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Feit 11 (zaak 3.2)
Primair
hij op 21 april 2014 te Emmen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een No Surrender hesje met daarin een huurautosleutel, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 16] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn medeverdachte, welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander, die [betrokkene 16] meermalen heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt.
Feit 12 (onderzoek Harka)
hij in de periode van 1 februari 2014 tot 1 februari 2018, in Nederland, als leider en/of bestuurder, heeft deelgenomen aan een organisatie (No Surrender MC), bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten: verdachte en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en [betrokkene 1] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- diefstal al dan niet voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd door (bedreiging met) geweld, en
- afpersing, en
- dwang, en
- bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, en
- zware mishandeling en/of mishandeling zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbend en/of mishandeling, (elk) al dan niet met voorbedachte rade gepleegd, (zijnde misdrijven die in verband stonden met zogenaamde ‘bad standings’ en/of sancties van No Surrender MC,) en
- het binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van harddrugs, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en
- het bereiden, bewerken en/of verwerken en/of het verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van harddrugs, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en
- het telen van hennep, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, en
- het aanwezig hebben van soft- en/of harddrugs, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of II.’
6. Het hof heeft in het bestreden arrest onder meer de volgende overwegingen opgenomen (met weglating van voetnoten):
‘Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Verdachte wordt ervan verdacht dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan (pogingen tot) afpersingen dan wel bedreigingen of het strafrechtelijk dwingen, mishandelingen, diefstallen met geweld en valsheid in geschrifte. Daarnaast staat verdachte terecht voor de verdenking dat hij leiding heeft gegeven aan een criminele organisatie, No Surrender MC.
Verdachte heeft in eerste aanleg en in hoger beroep alle hem ten laste gelegde feiten ontkend.
Standpunt verdediging
De raadslieden hebben voor alle feiten vrijspraak van verdachte bepleit. Het dossier bevat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
(…)
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 is door de raadslieden subsidiair bepleit dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu hij ten aanzien van deze feiten vrijwillig is teruggetreden.
Omtrent feit 5 hebben de raadslieden subsidiair betoogd dat het bestanddeel voorbedachten rade niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en voorts dat het causaal verband ontbreekt tussen de afgifte van clubattributen en de vermeende geweldshandelingen. Van diefstal met geweld kan volgens de verdediging bovendien geen sprake zijn, nu het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ontbreekt.
Wat de feiten 6 en 8 betreft heeft de verdediging subsidiair bepleit dat geen sprake was van mishandeling met voorbedachten rade.
Ten aanzien van feit 12 stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat geen sprake is van een organisatie met het plegen van misdrijven als oogmerk en dat verdachte niet kan worden aangemerkt als ‘deelnemer’ in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) of als leider als bedoeld in artikel 140, derde lid, Sr.
(…)
Oordeel van het hof
Aan de hand van de in de bijlage bij dit arrest opgenomen bewijsmiddelen, bevattende onder meer redengevende feiten en omstandigheden, zet het hof zijn overwegingen uiteen. Het hof stelt op grond van deze bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting per feit het volgende vast.
(…)
Feit 3: poging tot afpersing van [slachtoffer 1] (Akepa zaak 3.7)
Conflict [betrokkene 102] en [slachtoffer 1]
Eind 2014 gaat het bedrijf [A] failliet. Bij dit bedrijf maakt [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) deel uit van het dagelijks bestuur. Door dit faillissement verliest [betrokkene 102] een bedrag van € 200.000,-.
Introductie verdachte bij [betrokkene 102] door verdachte
[betrokkene 102] weet dat [betrokkene 93] omgaat met verdachte. [betrokkene 102] komt met [betrokkene 93] te spreken over het faillissement van [A] en [betrokkene 93] vertelt [betrokkene 102] dat hij wel iemand weet om dat te regelen: verdachte. [betrokkene 102] meent dat [slachtoffer 1] hem € 200.000,- verschuldigd is. [betrokkene 102] en [slachtoffer 1] komen in het geschil daarover niet tot een oplossing.
Bij een afspraak in het Mercure hotel in Zwolle op 21 januari 2015 zien [betrokkene 93] en [betrokkene 102] elkaar. Even later schuift verdachte aan bij dit gesprek. Het gesprek tussen [betrokkene 93] , [betrokkene 102] en later verdachte is opgenomen en een uitwerking daarvan bevindt zich in het dossier. Voordat verdachte arriveert vertelt [betrokkene 93] [betrokkene 102] over hem. [betrokkene 93] beschrijft verdachte als een “grote kerel met een hesje” en als “de teamleider van No Surrender”. Wanneer verdachte aanschuift introduceert [betrokkene 93] [betrokkene 102] bij hem. [betrokkene 102] weet wat verdachte nu voor [betrokkene 93] “aan het oplossen” is, vertelt [betrokkene 93] . [betrokkene 93] vertelt verdachte ook dat [betrokkene 102] een soortgelijk verhaal heeft. [betrokkene 102] vertelt dat hij voor 2,5 ton “genaaid” is en de volgende dag met [slachtoffer 1] gaat lunchen. Verdachte reageert: “Luister, het zal wel leuk wezen als je ergens wat afspreekt en dat ik dan zo binnenstrompel, dat ik jou eventueel een knuffel geef.” Ook zegt hij: “En dan denkt die man van... snap je wat ik bedoel? Dat is meestal genoeg.” [betrokkene 102] kan bijna niet geloven dat het zo gemakkelijk zal gaan. Verdachte voegt nog toe: “Maar ik wou daar zo toevallig binnen komen, en jou even een knuffel geven, even naar binnen gaan, even zitten, een klein lunchje nemen en dan weer weg. (....) even een collega meenemen.”, waarop [betrokkene 102] zegt dat hij dat “wel even in scène kan zetten”. Verdachte stelt voor dat [betrokkene 102] in het gesprek met [slachtoffer 1] tegen hem zegt: “lk was gisteren met [betrokkene 93] aan het lunchen en toen kwamen twee man van de motorclub binnen zetten, dat zijn vrienden van [betrokkene 93] ja. Oh. [betrokkene 104] , kent die jongen, moet je zeggen, dat is [verdachte] kun je ook even zeggen. (...) oh wat een buffel (...) maar ja die doet in incasso’s dus [betrokkene 93] zei direct: Schuif even aan. Moet je zeggen, ja ik heb hem niet gevraagd hoor”. Verdachte wil wel “een paar centen” ontvangen als het lukt om het geld te krijgen, want: “ik bedoel mijn naam is zeer gevoelig, maar ook zeer respectvol, heleboel mensen hebben respect voor mensen zoals ik ben”. [betrokkene 93] voegt nog toe dat het meer indruk maakt wanneer verdachte iets tegen [slachtoffer 1] zegt, dan wanneer [betrokkene 93] dat zelf doet. Ook kost verdachte minder dan een advocaat, aldus [betrokkene 93] . Ook zegt verdachte tegen [betrokkene 102] dat hij kan zeggen dat er van die buffels “van de motorclub, die beruchte motorclub, die No Surrender” binnenkwamen en dat [betrokkene 102] zich de pleuris schrok. [betrokkene 102] brengt vervolgens ter sprake dat hij [betrokkene 98] (het hof begrijpt: [betrokkene 98] ) heeft gesproken, dat [betrokkene 98] tegen hem heeft gezegd dat hij gebeld was door [verdachte] en dat het zweet hem aan alle kanten uitbrak. [betrokkene 102] zegt vervolgens “nou dat werkt wel. Alleen maar gebeld zegt ie. Ja schitterend.” Waarop verdachte zegt: “dat is mooi”.
Op een later moment in 2015 heeft [betrokkene 102] telefonisch contact met verdachte en een afspraak gemaakt bij Van der Valk in Emmen. [betrokkene 102] en verdachte hebben toen afgesproken dat verdachte [slachtoffer 1] zal bellen in verband met het bedrag van € 200.000,- dat [slachtoffer 1] [betrokkene 102] verschuldigd zou zijn.
Telefoontjes [verdachte] naar [slachtoffer 1]
Op 5 februari 2015 belt verdachte [slachtoffer 1] . Verdachte steekt van wal over dat [slachtoffer 1] nog geld heeft van [betrokkene 102] . Wanneer [slachtoffer 1] vraagt met wie hij spreekt, zegt verdachte: “Wie ik ben? (...) Dat wet oe toch? De brommerclub, de brommerclub toch. (...) Luister [slachtoffer 1] . Doe niet alsof je achterlijk bent of wat dan ook. (...) Ik ken jou beter als jij denkt dat ik euh dat jij denkt”. Het gesprek eindigt in een monoloog van verdachte waarin hij [slachtoffer 1] meermalen uitscheldt en tegen [slachtoffer 1] zegt: “je mag ook direct aangifte gaan doen bij wie dan ook. Ik ga rustig voor jou drie maand weg of nou een jaar of wat dan ook. (...) Maar luister, ik krijg van meneer (...) [betrokkene 102] zo bericht of jij dat netjes oplost of niet. Zo simpel is het. Doe je dat niet? Ik zal jou vertellen, en dat mag je best tegen de politie zeggen, ik ga jou volgen tot in het graf. Echt waar. (...) Maar ik zal je vertellen vriend, de verkeerde man getroffen op dat gebied. Ik laat niet los. (...) Ik laat niet los. (...) Kijk maar wat je er mee doet, ik hoor wel van hem hoe dat gaat worden, ja?”.
Een kleine tien minuten na dit gesprek belt verdachte [slachtoffer 1] opnieuw en zegt weer meerdere keren dat hij niet los zal laten. Hij draagt [slachtoffer 1] op: “jij gaat het gewoon regelen met [betrokkene 102] ”. Verdachte sluit het gesprek af met: “Maar ik zal je vertellen ik heb deze opdracht gekregen en ik ga deze opdracht gewoon afmaken. Zo simpel is het, ja? Je mag erbij halen wie je erbij halen wil. Je mag doen wat je doet, je mag aangifte doen wat je ook doet, ook de politie luistert mee, dat weet ik gewoon. Iedereen mag mee doen die mee wil doen. Maar ik zal je vertellen: ik laat dit niet rusten. Dat meen ik echt. Ik laat dit niet rusten”.
Wanneer verdachte [slachtoffer 1] diezelfde dag in de avond voor de derde keer belt, zegt [slachtoffer 1] : “Ik ga er nou melding maken van dat ik aangifte ga doen van bedreiging”, waarop hij wordt uitgescholden door verdachte.
Angst bij [slachtoffer 1]
[betrokkene 102] verklaart dat hij is gebeld door [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] zei tegen [betrokkene 102] dat hij was gebeld door verdachte en dat verdachte hem had bedreigd.
[slachtoffer 1] wil zelf niet met de politie over het conflict met [betrokkene 102] praten, omdat hij niet “in de molen” wil terechtkomen, omdat zijn gegevens dan op straat komen te liggen. Toen het conflict speelde, is hij wel naar de politie gegaan om een melding te maken. Hij wilde een melding maken zodat als er wat zou gebeuren met zijn vrouw of kind, de politie wist wat er speelde. Hij wil niet meewerken om alsnog een verklaring op papier te zetten, omdat hij voor zichzelf kiest. Als hij geen vrouw en kind had gehad, zou hij gelijk meegegaan zijn naar het bureau om een verklaring af te leggen, aldus [slachtoffer 1] .
Conclusie t.a.v. feit 3
Het hof acht op grond van het voorgaande bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot afpersing.
Ook bij dit feit verwijst verdachte in zijn contacten met [slachtoffer 1] doelbewust naar No Surrender. Uit het opgenomen gesprek bij het Mercure hotel in Zwolle op 21 januari 2015 leidt het hof af dat verdachte zich bewust was van het feit dat het lidmaatschap van No Surrender indrukwekkend en afschrikwekkend is en daarmee een nuttig instrument om iemand onder druk te zetten om te betalen. Verdachte zegt immers dat het binnenvallen van verdachte bij de afspraak tussen [betrokkene 102] en [slachtoffer 1] en het geven van een knuffel aan [betrokkene 102] “meestal genoeg is”, omdat er in de ogen van [slachtoffer 1] “van die buffels” binnen kwamen, van de “beruchte motorclub No Surrender”. Ook laat verdachte [slachtoffer 1] onder meer op een intimiderende manier weten dat hij een jaar voor [slachtoffer 1] weg gaat en dat hij niet los zal laten. Verdachte heeft [slachtoffer 1] laten vrezen voor gebruik van geweld tegen hem en/of zijn gezin als hij het geschil met [betrokkene 102] niet zou ‘oplossen’ door hem te betalen en zo te doen wat verdachte en [betrokkene 102] wilden. Verdachte was zich blijkens het OVC-gesprek van 21 januari 2015 ervan bewust dat het noemen van zijn naam en een verwijzing naar No Surrender voldoende is om een conflict op te lossen. Naast de inhoud van de uitlatingen van verdachte heeft volgens het hof ook de hoeveelheid van telefoontjes naar [slachtoffer 1] bijgedragen aan het bedreigende karakter van het contact dat verdachte met [slachtoffer 1] zocht en onderhield. In dit contact met [slachtoffer 1] liet verdachte zich dwingend en bedreigend uit. Dat bij [slachtoffer 1] daadwerkelijk de vrees is ontstaan dat verdachte ook geweld zou gaan toepassen ten aanzien van hem of zijn gezin, blijkt naar het oordeel van het hof ook uit het feit dat [slachtoffer 1] geen verklaring wenst af te leggen bij de politie omdat hij naar eigen zeggen voor zichzelf kiest en een vrouw en kind heeft. Op de vrees voor het gebruik van geweld bij [slachtoffer 1] was de opzet van [betrokkene 93] en verdachte blijkens het OVC-gesprek van 21 januari 2015 ook gericht. Doordat [slachtoffer 1] niet heeft betaald, is de afpersing niet voltooid en is het bij een poging daartoe gebleven.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte dit feit in vereniging heeft gepleegd, zodat voor dat onderdeel van de tenlastelegging vrijspraak volgt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 primair ten laste gelegde.
(…)
Feit 5: Afpersing van [slachtoffer 2] (Akepa zaak 3.43)
Toepassing geweld en gedwongen afgifte No Surrender hesje
Op 29 maart 2014 start het opsporingsonderzoek Akepa naar leden van het No Surrender chapter Emmen. In het clubhuis in Emmen wordt onder andere op 7 januari 2017 vertrouwelijke communicatie (OVC) opgenomen. In de memberroom van No Surrender in Emmen wordt die dag [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) aangesproken op zijn gedrag. [slachtoffer 2] is de president van de Duitse chapter van No Surrender en had zich misdragen in Denemarken, aldus verdachte. Door middel van stemherkenning wordt vastgesteld dat, naast [slachtoffer 2] , verdachte, [betrokkene 3] en [betrokkene 36] aanwezig zijn in de memberroom.
[slachtoffer 2] heeft zelf ook verklaard dat hij op 7 januari 2017 in Emmen was en werd opgeroepen om naar eigen zeggen “af te leggen”.
Uit het OVC-gesprek van 7 januari 2017 volgt dat [slachtoffer 2] in ‘bad standing’ uit No Surrender wordt gezet. In het proces-verbaal van bevindingen is door de verbalisant gerelateerd dat er op de OVC in de memberroom meermalen het “geluid alsof er wordt geslagen” klinkt. Uit het proces-verbaal blijkt ook dat er iemand op dit geluid reageert met: “aaarch ... waarom?”. Meerdere malen wordt gezegd dat het slachtoffer zijn jack uit moet doen. Verdachte zegt op een gegeven moment: “Ik sla je de (ntv). We hebben je jack, anders had ik je die (ntv) kapot geslagen”.
Vervolgens praten de aanwezigen in de memberroom na het verlaten van [slachtoffer 2] nog wat na. Hierbij zegt verdachte: “je slaat hem nog dood nog” en [betrokkene 3] zegt: “Godverdorie, ik wou hem.. (ntv) maar hij had genoeg gehad ja”. Dat net als [betrokkene 3] verdachte ook gefrustreerd is, blijkt uit de volgende uitlating: “Ik heb m'n eigen jongens hier d'r uitgetrapt (ntv) he. Die heb ik helemaal allemaal verbouwd, geloof mij, helemaal de kop kapot geslagen, en oorsuizen d'r bij. En dan ga ik zo'n jongen sparen? Ga weg man.”
Nadat meer mensen de memberroom komen, deelt [betrokkene 36] mee: “Luister jongens. [slachtoffer 2] is er net uit gegaan. BS (het hof begrijpt: bad standing)". Verdachte deelt ook nog mee: “Als ik wat mag zeggen.... (...) Mensen die zich in het buitenland niet kunnen gedragen, die krijgen op hun bek.”
Conclusie t.a.v. feit 5
Het hof acht bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] op 7 januari 2017 heeft afgeperst.
In het proces-verbaal van bevindingen van 13 april 2018 is door de verbalisant gerelateerd dat er op de OVC in de memberroom een geluid klinkt alsof iemand een klap krijgt. Uit het proces-verbaal blijkt ook dat het slachtoffer op dit geluid reageert met “aaarch ... waarom?” De in het proces-verbaal genoemde geluidsopname 'File Number 9260, Subfile 023' is ter terechtzitting van het hof van 14 maart 2022 beluisterd.
Het hof acht het relaas van de verbalisant omtrent de OVC-opname betrouwbaar waar deze verbalisant heeft opgenomen dat er het geluid van klappen te horen zijn op de opname, mede nu in het geluidsfragment ook een pijnkreet te horen is na het geluid van een klap. De enige conclusie die naar het oordeel van het hof uit de beschrijving van het geluidsfragment kan worden getrokken, is dat het slachtoffer door verdachte is gestompt en/of geslagen. Uit de reactie van het slachtoffer op het geluid van een klap volgt genoegzaam dat er sprake is van pijn bij het slachtoffer.
Bovenstaand gewelddadig handelen, dat in het kader van een zogenaamde bad standing heeft plaatsgevonden, is naar zijn aard wederrechtelijk. Uit een verklaring van verdachte bij de politie volgt dat nieuwe leden van No Surrender zelf hun eigen hesje moeten betalen. Van clubeigendom van de hesjes en daardoor het ontbreken van de wederrechtelijkheid bij het afpakken daarvan is dan ook geen sprake. Het hof is bovendien − anders dan de verdediging − van oordeel dat sprake is van causaal verband tussen de geweldshandelingen en het afgeven van het clubhesje. Uit OVC-opname volgt dat direct nadat de eerste klap aan [slachtoffer 2] wordt uitgedeeld, tegen hem wordt geschreeuwd dat hij zijn hesje uit moet doen. De geweldshandelingen uiteindelijk stoppen in ieder geval niet voordat het hesje van [slachtoffer 2] is afgepakt en hij uit de memberroom is gezet. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Anders dan de advocaat-generaal komt het hof tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte dit feit in vereniging heeft gepleegd. Het hof ziet onvoldoende aanwijzingen van betrokkenheid van anderen dan verdachte bij het toepassen van het geweld ten aanzien van [slachtoffer 2] . Het hof zal verdachte dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 5 primair ten laste gelegde.
Feit 6: Mishandeling met voorbedachten rade van [slachtoffer 3] (Akepa zaak 3.12)
Mishandeling
In het clubhuis van No Surrender in Emmen wordt onder andere op 1 november 2016 OVC opgenomen. Op die datum wordt in de memberroom [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) toegesproken. Volgens verdachte is op het OVC-gesprek te horen dat hij boos is op [slachtoffer 3] en hij hem verbaal toespreekt. [slachtoffer 3] had geld geleend en verdachte stond hiervoor garant. [slachtoffer 3] hield zich vervolgens niet aan de afspraak, waardoor verdachte “in zijn hemd stond”. Door middel van stemherkenning wordt vastgesteld dat, naast [slachtoffer 3] , verdachte en [betrokkene 39] aanwezig waren in de memberroom.
Uit het OVC-gesprek van 1 november 2016 volgt dat [slachtoffer 3] wordt ‘teruggesneden’ naar de rang van prospect binnen No Surrender. Verdachte schreeuwt tegen [slachtoffer 3] dat hij nooit meer tegen hem gaat liegen. In het proces-verbaal van bevindingen is door de verbalisant gerelateerd dat er op de OVC in de memberroom meermalen het “geluid van klappen” te horen is. Wanneer iemand de memberroom verlaat, spreekt [betrokkene 39] [slachtoffer 3] nog verder toe. [betrokkene 39] zegt tegen [slachtoffer 3] dat hij verdachte kwaad heeft gemaakt. Verdachte komt de memberroom weer binnen en zegt weer dat [slachtoffer 3] hem niet zomaar gaat verlaten, dat [slachtoffer 3] nog geluk heeft gehad omdat verdachte boos is en dat verdachte zal laten zien dat hij de baas is. Iedereen verlaat de memberroom, behalve verdachte. [betrokkene 36] komt binnen en zegt tegen verdachte: “De reacties te horen heb je ze mooi een poepie laten ruiken” en na het noemen van de naam [slachtoffer 3] : “Wel eh... knock out geslagen? Goed”: Verdachte reageert: “Ik heb net [slachtoffer 3] van België wat gegeven, teruggezet naar prospect”. In de vergadering die later op de avond in de memberroom wordt gehouden deelt verdachte mee dat hij die dag “ [slachtoffer 3] van België” heeft teruggesneden naar prospect met een paar draaien om de oren. Later zegt verdachte nog: “Gewoon keihard d'r weer op, heeft een paar flappers aan z'n oren gehad. Behoorlijk last van, denk ik. Nou ja, da's beter dan dat je steeds loopt te trekken aan mensen, vooraf, dat ze geld moeten betalen.”
[slachtoffer 3] zei tegen de Belgische politie dat hij geen enkele verklaring wilde afleggen, maar zegt wel dat hij “klappen” heeft ontvangen bij een mishandeling in Emmen. Hij wilde dit echter niet opgenomen hebben in een proces-verbaal uit angst voor verdere problemen met No Surrender. Verdachte heeft bij de rechtbank verklaard dat hij met “ [slachtoffer 3] heeft een paar flappers aan z'n oren gehad” bedoelt dat hij een draai om de oren heeft gehad.
Conclusie t.a.v. feit 6
Het hof acht bewezen dat verdachte [slachtoffer 3] op 1 november 2016 met voorbedachten rade heeft mishandeld door hem meermalen te slaan.
Het hof stelt vast dat de verdediging in hoger beroep heeft verzocht om [slachtoffer 3] als getuige te horen. Het hof (BFK: heeft) dat verzoek bij tussenarrest toegewezen. De raadsheer-commissaris heeft gemotiveerd bericht dat van de getuige geen (actuele) woon- of verblijfplaats vastgesteld kon worden. De verdediging heeft later in de procedure niet opnieuw gevraagd om de getuige te doen horen.
Het hof is van oordeel dat de verklaring die [slachtoffer 3] in 2018 bij de politie heeft afgelegd bruikbaar is voor het bewijs. De betrokkenheid van verdachte bij de mishandeling is niet in beslissende mate op de verklaring van [slachtoffer 3] gebaseerd, maar vindt in voldoende mate steun in andere bewijsmiddelen. Dat steunbewijs heeft ook betrekking op die onderdelen van de verklaring van [slachtoffer 3] die door verdachte zijn betwist. Dat blijkt uit het volgende.
Het hof gaat uit van de juistheid van de inhoud van de mededeling van [slachtoffer 3] aan de Belgische politie dat hij klappen heeft gehad bij de mishandeling in Emmen, maar dat hij zijn verklaring niet in het proces-verbaal wilde hebben opgenomen uit angst voor verdere problemen met No Surrender. De in het proces-verbaal genoemde geluidsopname 'File Number 6294, Subfile 003' is ter terechtzitting van het hof van 14 maart 2022 afgespeeld. Het hof acht de omschrijving in het relaas van wat hoorbaar is adequaat en correct. Het relaas van de verbalisant omtrent de OVC-opname vormt daarmee betrouwbaar bewijs waar deze verbalisant heeft opgenomen dat het geluid van klappen te horen zijn op de opname. Daarnaast verklaart verdachte in de OVC-opname zelf dat [slachtoffer 3] "een paar flappers aan z'n oren heeft gehad" en dat hij denkt dat [slachtoffer 3] er behoorlijk last van zal hebben.
Het hof acht op grond van de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die de op de OVC-opname gehoorde klappen aan [slachtoffer 3] heeft gegeven. Dat deze klappen van verdachte pijn moet hebben veroorzaakt bij [slachtoffer 3] , volgt uit de uitlating van verdachte op de OVC-opname dat [slachtoffer 3] behoorlijk zal last zal hebben van de door hem gegeven klappen.
Het hof leidt de voorbedachten rade af uit het vaste patroon van het geven van sancties binnen No Surrender, zoals ook bij feit 12 zal worden besproken. Die sancties kunnen bestaan uit bijvoorbeeld een bad standing waarbij iemand uit de club wordt gezet, maar ook uit het terugzetten van een lid naar een lagere rang. Een lid wordt daarbij ontboden in de memberroom en wordt mishandeld en weer weggestuurd uit de memberroom.
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat het terugsnijden naar prospect binnen No Surrender een straf is wanneer je liegt. In het OVC-gesprek van 1 november 2016 is volgens verdachte te horen dat ze het clubreglement hanteren. [slachtoffer 3] werd op 1 november 2016 teruggezet naar de rang van prospect, zo volgt ook uit de OVC-opname van die dag. Uit het OVC-gesprek volgt dat [slachtoffer 3] de memberroom binnen komt en nog vriendelijk en nietsvermoedend “goedenavond” zegt tegen de aanwezigen in de memberroom, waarop (vrijwel) direct gestommel te horen is en het geluid van klappen klinkt. Ook wordt direct door verdachte met stemverheffing tegen [slachtoffer 3] gezegd dat hij onder andere niet meer tegen verdachte moet liegen en wordt [slachtoffer 3] verder op intimiderende wijze op het hart gedrukt dat hij de club niet zomaar kan en zal gaan verlaten. [slachtoffer 3] klinkt gedurende zijn verblijf in de memberroom timide.
Uit al het voorgaande volgt dat volgens bovenstaand patroon is gehandeld. Daarmee was sprake van voorbedachten rade bij verdachte. Het hof verwerpt het verweer van de verdediging.
Anders dan de advocaat-generaal komt het hof tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte dit feit in vereniging heeft gepleegd. Het hof ziet onvoldoende aanwijzingen van betrokkenheid van anderen dan verdachte bij het toepassen van het geweld ten aanzien van [slachtoffer 3] . Het hof zal verdachte dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 6 ten laste gelegde.
(…)
Feit 8: Mishandeling met voorbedachten rade van [slachtoffer 4] (Akepa zaak 3.46)
Mishandeling
In het clubhuis van No Surrender in Emmen werd onder andere op 15 oktober 2015 OVC opgenomen. Die dag is in de memberroom van No Surrender in Emmen [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4] ) met een bad standing uit de club gezet. [slachtoffer 4] bleef liegen en kreeg daarom een bad standing, volgens verdachte. Door middel van stemherkenning is vastgesteld dat, naast [slachtoffer 4] , verdachte, aanwezig was in de memberroom.
Uit het OVC-gesprek van 15 oktober 2015 volgt dat voordat [slachtoffer 4] in de memberroom komt, verdachte de aanwezigen vraagt de memberroom te verlaten. Zodra [slachtoffer 4] de memberroom binnenkomt, praat verdachte met stemverheffing tegen hem. In het proces-verbaal van bevindingen is door de verbalisant gerelateerd dat er op de OVC in de memberroom meermalen een hard geluid dat “klinkt als een slag of klap”, een “harde klap” of “harde klappen”. De in het proces-verbaal genoemde geluidsopname 'File Number 5190, Subfile 033' is ter terechtzitting van het hof van 14 maart 2022 afgespeeld. Het hof acht het relaas van de verbalisant omtrent de OVC-opname betrouwbaar waar deze verbalisant heeft opgenomen dat er het geluid van klappen te horen zijn op de opname.
Verdachte schreeuwt: “Uitdoen die rommel! Hup, wegwezen!” Op een gegeven moment zegt verdachte: “Nooit meer liegen jonge, ja? Nooit meer liegen. Hier heb je... jas weg. Nooit meer liegen, ja” en “alles inleveren!” Verdachte voegt toe: “Je fuckt niet met deze club”. Verdachte sommeert de andere aanwezigen om [slachtoffer 4] weg te brengen. Er komen later meer mannen binnen. Er wordt medegedeeld: “ [slachtoffer 4] ligt eruit..… eh..... Bad Standing...... Maar in overleg met de Cap laten we het hierbij... dus eh... we gaan hem geen eh geld afnemen. (...) Hij is er op een slechte manier eruit gezet, dat zeg ik eerlijk, dat was niet niks! De jongens die erbij stonden die weten dat ook.” Een andere man zegt dat hij graag zelf het wilde doen, maar dat de Cap (het hof begrijpt: verdachte) het zelf doet, anders had deze man [slachtoffer 4] “zelf die hijs gegeven”. Weer een moment later zegt iemand dat ze ook zijn motor en auto hadden kunnen afpakken. Hij is goed behandeld. Verdachte vraagt of “het zo netjes was?” en zegt dat hij er morgen nog wel een beetje last van heeft.
Bij de raadsheer-commissaris heeft [slachtoffer 4] verklaard dat toen hij uit No Surrender werd gezet, verdachte hem duwde en een klap heeft gegeven. Hij heeft hierdoor een bult op zijn hoofd gekregen.
Conclusie t.a.v. feit 8
Het hof acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling met voorbedachte rade van [slachtoffer 4] op 15 oktober 2015 door hem meermalen te stompen en/of te slaan.
Het hof acht op grond van de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die de op de OVC-opname gehoorde klappen aan [slachtoffer 4] heeft gegeven. Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 4] een bad standing heeft gekregen. Op de OVC-opname is te horen dat achteraf wordt (BFK: gezegd) dat [slachtoffer 4] er “op een slechte manier” uit is gezet en dat de Cap (verdachte) het zelf doet. Dat hier sprake was van een bad standing waarbij er is geslagen door verdachte, komt uit de inhoud van OVC-opname duidelijk naar voren.
Naar algemene ervaringsregels levert het meermalen stompen en/of slaan pijn op bij het slachtoffer. Verdachte heeft op de OVC-opname gezegd dat [slachtoffer 4] “er morgen nog wel een beetje last van heeft”. [slachtoffer 4] heeft daarnaast bij de raadsheer-commissaris verklaard dat hij door de mishandeling een bult op zijn hoofd had.
Dat sprake was van voorbedachten rade volgt eveneens uit de OVC-opname en het vaste patroon van het geven van sancties binnen No Surrender, zoals ook bij feit 12 zal worden besproken.. Die sancties kunnen bestaan uit bijvoorbeeld een bad standing waarbij iemand uit de club wordt gezet. Een lid wordt daarbij ontboden in de memberroom, wordt direct mishandeld en club-gerelateerde goederen moeten worden ingeleverd of worden afgepakt. Vervolgens moet het lid de memberroom weer verlaten of wordt hij uit de memberroom gezet. Deze bad standing was voorbereid: verdachte stuurt andere aanwezigen de ruimte uit, bepaalt dat hij zelf “het zal doen” en vervolgens wordt [slachtoffer 4] de memberroom binnengehaald en mishandeld door verdachte, waarbij hij wordt bevolen zijn hesje uit te doen. Er wordt immers meermalen tegen hem geschreeuwd: “uitdoen die rommel!”. Aan het einde van zijn bezoek in de memberroom wordt [slachtoffer 4] op intimiderende wijze duidelijk gemaakt dat hij nooit meer moet liegen en dat hij alles moet inleveren. Even later die avond evalueert verdachte de bad standing nog met een ander en vraagt hij daarbij “of het zo netjes was”. Uit het voorgaande volgt volgens het hof dat sprake was van voorbedachten rade bij verdachte. Het hof verwerpt het verweer van de verdediging.
Anders dan de advocaat-generaal komt het hof tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte dit feit in vereniging heeft gepleegd. Het hof ziet onvoldoende aanwijzingen van betrokkenheid van anderen dan verdachte bij het toepassen van het geweld ten aanzien van [slachtoffer 4] . Het hof zal verdachte dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 8 ten laste gelegde.
(…)
Feit 10: Diefstal met geweld en poging tot afpersing van [betrokkene 8] (Akepa zaak 3.29)
Bad standing
[betrokkene 8] (hierna: [betrokkene 8] ) heeft bij de politie verklaard dat hij is bedreigd en afgeperst. Op 8 mei 2014 moet [betrokkene 8] naar het clubhuis van No Surrender in Emmen komen. Hij wordt bij de poort door president [betrokkene 19] (hierna: [betrokkene 19] ) opgewacht. [betrokkene 8] moet meelopen naar de memberroom. Hij komt binnen en wordt door twee mannen geschopt en geslagen op zijn lichaam, wat zeer doet. [betrokkene 8] krijgt van verdachte een paar stompen op de linkerkant van zijn gezicht en borst. [betrokkene 8] krijgt een bad standing van verdachte en hem wordt gezegd dat hij direct € 5.000,- moet betalen. [betrokkene 8] zegt dat hij dat niet heeft en vervolgens wordt zijn horloge afgepakt. Verdachte zegt [betrokkene 8] dat hij op 14 mei 2014 om 19:00 uur bij de McDonalds in Meppel het bedrag van € 5.000,- moet betalen. Eén van de twee voor [betrokkene 8] onbekende mannen zegt nog dat dit zijn ergste nachtmerrie wordt, als hij niet betaalt. Hij gaat eraan als hij niet betaalt.
De vriendin van [betrokkene 8] , [betrokkene 105] (hierna: [betrokkene 105] ), verklaart bij de politie dat [betrokkene 8] uit No Surrender wilde stappen. Hij zag het niet zitten om zijn colors in te leveren bij [betrokkene 19] , omdat hij bang was voor de gevolgen. Hij levert zijn colors in bij iemand anders van het kader, maar dit mocht achteraf niet. In het weekend van 12 en 13 april 2014 levert [betrokkene 8] zijn spullen in en na het weekend zegt hij tegen [betrokkene 19] dat hij niet meer bereikbaar is. [betrokkene 105] wordt vervolgens gebeld door [betrokkene 19] . Deze geeft door dat [betrokkene 8] zijn spullen bij verdachte moet inleveren. Op 8 mei 2014 gaat [betrokkene 8] met een vriend [betrokkene 100] (hierna: [betrokkene 100] ) naar het clubhuis in Emmen. Volgens [betrokkene 105] kreeg [betrokkene 8] klappen in het gezicht van verdachte en een stomp in zijn ribben van een ander lid dat aanwezig was. [betrokkene 8] horloge is afgepakt en hij moest op 14 mei 2014 € 5.000,- betalen voor een bad standing.
[betrokkene 19] zegt dat hij zag dat er een paar tikken werden uitgedeeld. [betrokkene 19] bracht [betrokkene 8] naar de memberroom. [betrokkene 8] droeg zijn hesje met colors en dit hesje moest uit. In het bijzijn van verdachte trok [betrokkene 39] het hesje uit. [betrokkene 8] kreeg van verdachte of [betrokkene 39] een boete van € 5.000,- omdat hij uit de club ging.
[betrokkene 100] was met [betrokkene 8] mee naar het clubhuis. [betrokkene 8] heeft een bad standing gekregen, zo vertelde [betrokkene 8] . [betrokkene 8] was bont en blauw en kon amper ademhalen, zoveel klappen had hij gehad. [betrokkene 8] moest € 5.000,- betalen bij deze bad standing.
Tegen de politie zei [betrokkene 8] op 12 mei 2014 dat hij om vele redenen geen aangifte wil doen en dat hij van plan is om met zijn vriendin geld bij elkaar te sprokkelen om de boete van € 5.000,- te voldoen.
Angst bij [betrokkene 8]
vreest voor zijn leven en dat van zijn gezin. Hij durft geen aangifte te doen, omdat ze hem dat hebben opgedragen. Hij is bang voor de gevolgen van het doen van aangifte. Je hoort eigenlijk niet te praten, zegt hij. [betrokkene 8] zegt: “Als ik in mijn eentje was geweest was het anders geweest. Ik heb een gezin.” Als uitleg voor het afleggen van een verklaring bij de politie geeft [betrokkene 8] als reden: “Ik leg nu een verklaring af omdat ik niet anders kan. Er gaan ongelukken gebeuren als ik niks doe”. [betrokkene 8] heeft zijn telefoon weggegooid en ze hebben vervolgens zijn vriendin [betrokkene 105] gebeld.
Volgens [betrokkene 105] is [betrokkene 8] vooral bang voor één van de twee voor hem onbekende No Surrender leden die bij zijn bad standing aanwezig waren. Deze man was heel bedreven in het opvolgen van orders volgens [betrokkene 8] .
In een getapt telefoongesprek tussen [betrokkene 8] en [betrokkene 105] van 15 mei 2014 volgt dat ze er rekening mee houden dat er iets zal gebeuren wanneer [betrokkene 8] gaat klussen bij de moeder van [betrokkene 105] . Dezelfde dag belt [betrokkene 8] met zijn zoon, waarbij [betrokkene 8] zegt “dat er van alles speelt” en dat zijn zoon dit telefoonnummer van [betrokkene 8] aan niemand mag geven.
Op 16 mei 2014 belt [betrokkene 8] met zijn tante. Zijn tante vraagt hoe het gaat en of hij nog veel pijn heeft. Hierop reageert [betrokkene 8] : “Ja, je weet niet wat er gaat gebeuren he? Gaan ze die bedreigingen waar maken of wat dan ook, he? (...) het gaat helemaal nergens over”. Zijn tante vraagt of het enkel is, omdat hij daar weg wilde. Dit bevestigt [betrokkene 8] . Hij zegt ook dat ze met het hele gezin ergens anders zitten.
In een ander getapt telefoongesprek van die dag deelt [betrokkene 8] mee dat hij voorlopig 6 tot 8 weken niet thuis zal zijn en zegt hij dat je “beter voorzichtig kan zijn”.
In een derde telefoongesprek op die dag herhaalt [betrokkene 8] dat hij “sowieso de eerste 6 weken niet thuis is”. [betrokkene 8] zegt ook dat ze hem voorlopig nog niet vergeten. [betrokkene 8] vertelt dat [betrokkene 100] elke dag met hem mee gaat werken, zodat [betrokkene 8] niet in zijn eentje is. [betrokkene 8] zegt dat hij wel aangifte zal doen als er nog meer “gedonder” komt.
Toen [betrokkene 8] en zijn gezin niet thuis waren, heeft [betrokkene 100] in hun woning gezeten. [betrokkene 100] heeft ook verklaard dat de kinderen van [betrokkene 8] bedreigd werden.
Pogingen tot inning van de boete
Op 13 mei 2014 wordt [betrokkene 105] gebeld door iemand die zich voorstelt als ‘ […] ’. Hij vraagt of er ook betaald gaat worden. [betrokkene 105] belt na dit gesprek de politie en geeft door dat ze samen met [betrokkene 8] en hun kinderen naar een plek elders vertrekken.
[betrokkene 105] wordt diezelfde dag gebeld door [betrokkene 19] . Hij spreekt een voicemailbericht in, inhoudende dat hij vraagt om terug te bellen of appen omdat hij [betrokkene 8] nog even moet hebben en hij hem niet te pakken krijgt.
Blijkens het getapte telefoongesprek tussen [betrokkene 39] en [betrokkene 19] op de dag van de afspraak met [betrokkene 8] (14 mei 2014) heeft [betrokkene 39] [betrokkene 8] nog geprobeerd te bellen, maar nam hij niet op. In een telefoongesprek op diezelfde dag om 18:16 uur vraagt [betrokkene 39] verdachte wie hij moet bellen als hij een advocaat nodig heeft. Verdachte noemt daarop de naam van zijn raadsman.
Om 21:24 uur meldt [betrokkene 39] verdachte dat [betrokkene 8] niet is komen opdagen op de afspraak. [betrokkene 39] vertelt verdachte dat [betrokkene 8] ook niet meer thuis is. [betrokkene 39] zegt: “het huis is hermetisch dicht gemaakt. Al sinds gisteren. Dus er is niemand meer aanwezig daar (...) we kunnen hem niet vinden. Ik snap het ook niet. (...) we vinden hem wel ja. Is goed, Kap.”
Op 17 mei 2014 bespreken [betrokkene 19] en [betrokkene 39] telefonisch de kwestie ten aanzien van [betrokkene 8] . [betrokkene 19] zegt dat hij al een paar keer is langsgereden, maar dat alles dicht is en dat er niemand thuis is. [betrokkene 19] sluit af met: “ach, het komt wel goed. Ik vergeet hem niet”.
Uit een getapt telefoongesprek van 7 juni 2014 volgt dat [betrokkene 19] zegt dat ze [betrokkene 8] niet kunnen vinden. [betrokkene 19] moet die € 5.000,- ophalen, maar hij weet niet waar [betrokkene 8] is. Van de week zei [betrokkene 19] ook al dat hij langs het huis van [betrokkene 8] is gegaan en dat alles dicht zat.
Conclusie t.a.v. feit 10
Het hof acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld in vereniging en het medeplegen van een poging tot afpersing, gepleegd op 8 mei 2014 ten aanzien van [betrokkene 8] .
Uit de stukken volgt dat aangever [betrokkene 8] op 8 mei 2014 met een bad standing uit de club is gezet. Hij is mishandeld door verdachte en zijn horloge en hesje zijn afgenomen. De verklaring van [betrokkene 8] dat hij € 5.000,- moest betalen, wordt ondersteund door de latere tapgesprekken, waaruit volgt dat leden van de club naar [betrokkene 8] op zoek zijn en bij zijn huis langsgaan. [betrokkene 8] heeft dan inmiddels uit angst de woning verlaten met zijn gezin. Zijn verklaring wordt ook ondersteund door de getuigen [betrokkene 105] en [betrokkene 100] . [betrokkene 100] heeft ook verklaard dat [betrokkene 8] na de Bad Standing “bont en blauw” was. Het hof acht de verklaring van [betrokkene 8] dan ook betrouwbaar, nu deze voldoende wordt ondersteund door ander bewijs. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Uit de bewijsmiddelen volgt genoegzaam dat [betrokkene 8] door geweld en dreiging met geweld is geprobeerd om hem te bewegen de boete van € 5.000,- te voldoen die hem in het kader van de Bad Standing door No Surrender is opgelegd. Doordat [betrokkene 8] deze boete niet heeft betaald, is de afpersing niet voltooid en is het bij een poging daartoe gebleven.
Het hof is voorts van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten, die in de kern bestaan uit een gezamenlijke uitvoering van de mishandeling en de diefstal met geweld. Daarmee acht het hof het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Het hof acht echter niet wettig en overtuigend bewezen dat [betrokkene 8] op 8 mei 2014 is bedreigd met een wapen. Van dit deel van de tenlastelegging zal verdachte worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair onder 10A en 10B ten laste gelegde.
Feit 11: Diefstal met geweld van [betrokkene 16] (Akepa zaak 3.2)
Diefstal met geweld
Het hof stelt vast dat [betrokkene 16] (hierna: [betrokkene 16] ) in 2017 is overleden. De verdediging is niet in de gelegenheid geweest om hem te ondervragen.
Het hof is echter van oordeel dat de verklaring die [betrokkene 16] in 2014 bij de politie heeft afgelegd toch bruikbaar is voor het bewijs. De betrokkenheid van verdachte bij de diefstal met geweld is niet in beslissende mate op de verklaring van [betrokkene 16] gebaseerd, maar vindt in voldoende mate steun in andere bewijsmiddelen. Dat steunbewijs heeft ook betrekking op die onderdelen van de verklaring van [betrokkene 16] die door verdachte zijn betwist. Dat blijkt uit het volgende.
[betrokkene 16] heeft bij de politie verklaard dat hij op 21 april 2014 met bad standing uit No Surrender is gezet. Op dat moment huurt hij namens No Surrender een auto. Op 21 april 2014 is [betrokkene 16] in het clubhuis in Emmen in het bijzijn van de vice-president en een prospect. De security pakt zijn hesje af. In dat hesje zit de sleutel van de huurauto. Daarnaast krijgt [betrokkene 16] een aantal klappen, waardoor hij een aantal ribben heeft gekneusd en last heeft van zijn nier. [betrokkene 16] wil bij de politie geen namen noemen, in verband met zijn veiligheid en die van zijn familie. Hij verklaart dat hij op dat moment ondergedoken zit. Hij moet eigenlijk ook € 100,- per maand aan de club betalen om zijn status af te kopen, maar kan dit niet betalen.
In mei 2014 doet de buurman van [betrokkene 16] een melding bij de politie dat hij zich zorgen maakt om het welzijn van [betrokkene 16] . Hij zou verteld hebben zelfmoord te willen plegen. Hij kon zien dat [betrokkene 16] verwondingen had, namelijk blauwe ogen. Nadat hierna de gordijnen van de woning van [betrokkene 16] drie weken gesloten waren, heeft de buurman de melding gedaan. De politie spreekt naar aanleiding van deze melding in mei 2014 telefonisch met [betrokkene 16] . [betrokkene 16] vertelt dat hij sinds drie weken was ondergedoken voor No Surrender omdat leden hem zoeken.
De politie neemt op 26 juni 2014 contact op met [betrokkene 16] . [betrokkene 16] wil geen aangifte doen omdat hij vreest voor zijn veiligheid. Hij wil wel aanvullend verklaren over zijn bad standing op 21 april 2014. Voorafgaand aan de bad standing werd hij gebeld door de vicepresident van No Surrender. [betrokkene 16] had zelf de rang van security. [betrokkene 16] werd gezegd dat hij in opdracht van verdachte naar het clubhuis in Emmen moest komen. [betrokkene 16] moest ook komen om de vicepresident [betrokkene 106] met de auto te brengen. Een prospect genaamd [betrokkene 107] (het hof begrijpt: [betrokkene 107]) ging ook mee. [betrokkene 16] was bang dat hij problemen kreeg naar aanleiding van zijn aanwezigheid op het politiebureau in Meppel. Aangekomen in Emmen moet hij buiten het clubhuis wachten. Hij wordt binnengeroepen door [betrokkene 39] en moet meelopen naar de memberroom. Daar zijn verdachte en [betrokkene 106] (het hof begrijpt: [betrokkene 106]). [betrokkene 39] komt ook mee naar binnen. [betrokkene 39] grijpt [betrokkene 16] vast en trekt zijn hesje van hem af. Verdachte slaat [betrokkene 16] hard in zijn ribben. Door deze klap gaat [betrokkene 16] onderuit. Wanneer [betrokkene 16] weer opstaat, geeft [betrokkene 39] hem een klap op zijn lichaam. Verdachte en [betrokkene 39] geven [betrokkene 16] nog een paar klappen. Hij wordt ook van achteren geschopt, vermoedelijk door verdachte. Verdachte roept tijdens deze mishandeling: “Hoe kon je dat doen, met een hesje naar een politiebureau”. [betrokkene 16] wordt verteld dat hij die avond een boete van € 1.000,- moet betalen. Sinds deze bad standing is [betrokkene 16] zijn woning ontvlucht. Via Facebook heeft [betrokkene 16] nog contact gehad met [betrokkene 106] en deze zei dat [betrokkene 16] een bedrag van € 100,- per maand moet betalen, omdat hij met bad standing uit de motorclub is gezet.
[betrokkene 106] heeft bij de rechter-commissaris als getuige verklaard dat [betrokkene 16] in 2014 door verdachte uit de club is gezet. [betrokkene 16] hesje is hierbij weggenomen. [betrokkene 106] was er die avond bij, samen met [betrokkene 107] .
Uit een getapt telefoongesprek van 25 juli 2014 tussen verdachte en [betrokkene 108] (hierna: [betrokkene 108] ), lid van MC Hells Angels Noord-Nederland te Harlingen, volgt dat [naam] zegt dat hij heeft gehoord dat ‘ [betrokkene 16] ’, die bij verdachte eruit is, nu ergens in Rotterdam zo zit. Verdachte zegt daarop: “H: BS.... ja, weg....”. Uit onderzoek van de politie volgt dat [betrokkene 16] gevlucht was naar Nieuwerkerk aan de IJssel, nabij Rotterdam. De politie acht het aannemelijk dat verdachte en [betrokkene 108] over [betrokkene 16] spraken, nu uit hun onderzoek dat geen ander slachtoffer van een bad standing in de onderzoeksperiode in 2014 als voor- of roepnaam ‘ [betrokkene 16] ’ had.
Conclusie t.a.v. feit 11
Het hof acht bewezen dat verdachte zich op 21 april 2014 samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, gepleegd tegen [betrokkene 16] .
Het hof gaat uit van de juistheid van de verklaring van [betrokkene 16] dat hij in opdracht van [verdachte] is ontboden op de club, waar hij vervolgens door verdachte en [betrokkene 39] meermalen is geslagen en door verdachte is geschopt. Hierbij is ook zijn hesje afgenomen. In dat hesje zat op dat moment de sleutel van een gehuurde auto. Deze verklaring vindt immers steun in de verklaring van [betrokkene 106] als getuige. Ook heeft verdachte in het tapgesprek van 25 juli 2014 zelf verklaard dat sprake was van een bad standing. Bovenstaand gewelddadig handelen, dat in het kader van een zogenaamde bad standing heeft plaatsgevonden, is naar zijn aard wederrechtelijk. Uit een verklaring van verdachte bij de politie volgt dat nieuwe leden van No Surrender zelf hun eigen hesje moeten betalen. Van clubeigendom van de hesjes en daardoor het ontbreken van de wederrechtelijkheid bij het afpakken daarvan is dan ook geen sprake. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Het hof is voorts van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte [betrokkene 39] , die in de kern bestaan uit een gezamenlijke uitvoering van de diefstal met geweld. Daarmee acht het hof het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Het hof acht niet bewezen dat verdachte betrokken is bij het wegnemen van de overige in de tenlastelegging genoemde goederen. Hiervan zal verdachte worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 11 primair ten laste gelegde.
Feit 12: Als leider/bestuurder deelnemen aan een criminele organisatie (onderzoek Harka)
Standpunt verdediging
Ten aanzien van feit 12 stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat geen sprake is van een organisatie met het plegen van misdrijven als oogmerk en dat verdachte niet kan worden aangemerkt als ‘deelnemer’ in de zin van artikel 140 Sr of als leider als bedoeld in artikel 140, derde lid, Sr.
De verdediging heeft voorts betoogd dat de verklaringen van de getuige [betrokkene 5] bij de politie in het onderzoek Turgon gelet op de wijze waarop deze zijn afgelegd niet in overeenstemming zijn met de Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten (hierna: AVR). Dit levert een vormverzuim ex artikel 359a Sv op en dient te leiden tot bewijsuitsluiting van de verklaringen van [betrokkene 5] , aldus de verdediging.
Het hof overweegt ten aanzien van de verklaringen van [betrokkene 5] als volgt.
Nu het hof de verklaringen van [betrokkene 5] bij de politie niet zal bezigen voor het bewijs, wordt het verweer van de verdediging op dit punt niet verder besproken. Anders dan de verdediging acht het hof de verklaring van [betrokkene 5] afgelegd bij de rechter-commissaris betrouwbaar, nu deze verklaring voldoende en op wezenlijke onderdelen wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen zoals in de bijlage weergegeven. Bovendien is de raadsman van verdachte bij dit verhoor aanwezig geweest, heeft hij aldaar vragen gesteld aan [betrokkene 5] en heeft hij aldus de betrouwbaarheid van de verklaring van [betrokkene 5] kunnen toetsen. Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen.
Oordeel van het hof
Het hof stelt voorop dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr slechts dan sprake kan zijn, indien de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk.
Organisatie
Het hof stelt voorop dat onder 'organisatie' als bedoeld in artikel 140 Sr wordt verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en tenminste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon − om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt − moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van die organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is.
Het hof leidt uit de bewijsmiddelen het volgende af.
Oprichting No Surrender in 2013 en groei ledenaantal
De motorclub No Surrender wordt op 15 februari 2013 opgericht door onder andere medeverdachte [betrokkene 1] . De oprichters van No Surrender zijn uit onvrede bij motorclub Satudarah weggegaan en een eigen motorclub gestart. Er zijn gelijk vier chapters (afdelingen), en wel in Amsterdam, Zundert, Oss en Utrecht. Dagelijks komen er in die tijd mensen bij. [betrokkene 1] vervult in juni 2013 de functie van ‘National Nomad’ en roept zichzelf omstreeks 17 september 2013 uit tot ‘Generaal’. Binnen No Surrender werd en wordt steeds gesproken over ‘het Noorden’ en ‘het Zuiden’. [betrokkene 1] zegt hierover: “Naar buiten toe was er één No Surrender”. Hij omschrijft het Noorden en Zuiden als afdelingen van No Surrender. [betrokkene 1] was bestuurder van het Zuiden toen hij generaal werd.
Na de oprichting in 2013 neemt het aantal leden snel toe. [betrokkene 1] wordt naar eigen zeggen “overspoeld met aanmeldingen”. De club groeit uit tot een wereldwijde organisatie, met in maart 2014 in totaal 31 chapters op diverse plekken in Nederland en in onder andere Spanje, België, Duitsland en Suriname. In augustus/september 2016 heeft No Surrender ook een chapter in Denemarken. In januari 2018 heeft No Surrender 26 chapters in Nederland en zijn er chapters in Australië, België, Bosnië, Canada, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Libanon, Marokko, Nieuw Zeeland, Spanje, Thailand, Suriname, Turkije, de Verenigde Staten van Amerika en Zweden.
Structuur No Surrender
De club is opgedeeld in chapters met ieder een eigen president aan het hoofd. Bij alle chapters van No Surrender wordt gewerkt met verschillende rangen, met bijbehorende taken. Op landelijk niveau zijn er drie rangen: Generaal (deze rang is voorbehouden aan oprichter [betrokkene 1] ), Captain en Nomad. De personen met deze rangen vormen samen de Nationals. Zij maken geen deel uit van een chapter en staan in hiërarchie boven de presidenten van de chapters. De Nationals bepalen het beleid bij No Surrender en sturen de club wereldwijd aan. De Captains zijn verantwoordelijk voor een aantal chapters, zijn de leiders van de club en hebben een overkoepelende functie. Zij worden geïnformeerd door de presidenten van de chapters en de nomads en schuiven aan bij een chapter om eventuele beslissingen door te voeren. De nomad staat in rang onder de rang van captain, maar heeft een eigen functie als hoofd-security. De nomads spelen ontwikkelingen in de landelijke kadervergaderingen door naar de sergeants of de chapters. Ook zij hebben een overkoepelende functie en houden zich niet bezig met de dagelijkse gang van zaken binnen een chapter. De sergeants van de chapters kunnen altijd met de nomad overleggen.
Toetreding [betrokkene 2]
Op 12 november 2013 wordt binnen No Surrender besloten dat 10 leden een nieuw prospect chapter Zeeuws-Vlaanderen vormen. Medeverdachte [betrokkene 2] is sinds oktober 2013 president van dit chapter. In april 2015 wordt hij bevorderd naar de rang van Captain. In november 2015 promoveert hij verder van Captain National naar Captain Europe. Zowel in de hoedanigheid van President als Captain neemt hij deel aan landelijke vergaderingen van Captains en Presidenten waarin het beleid wordt uitgezet.
Landelijke overlegstructuur en regels
Uit op verschillende plaatsen in het land aangetroffen administratie blijkt dat er al in 2013 op nationaal niveau vergaderingen worden gehouden binnen No Surrender, waarin wordt afgestemd en normen worden gesteld die vervolgens aan de chapters worden opgelegd. Uit notulen van diverse presidentsvergaderingen en een nomadvergadering in Poppel eind 2014 en begin 2015 volgt dat er regels zijn uitgereikt voor hangarounds, prospects en clubhuisregels. Deze moeten als richtlijn worden gebruikt. Ook volgt uit de verslagen dat de nationals hebben geconstateerd dat binnen de chapters het niet zo nauw met de regels wordt genomen. Ook moet er beter worden gecommuniceerd door de presidenten naar andere kaderleden en zo verder omlaag binnen het chapter. Voor de communicatie moet de juiste weg worden gekozen en dit moeten de members worden bijgebracht. [betrokkene 2] geeft in een presidentenvergadering van 3 mei 2015 aan dat je je als president niet moet laten ondersneeuwen door je members. De members moet duidelijk worden gemaakt wat de hiërarchie is binnen het chapter en ook dat ze daarvoor respect moeten hebben. Ze hebben te luisteren naar wat hen gezegd en opgedragen wordt, aldus [betrokkene 2] .
[betrokkene 1] verklaart dat in de chapters eigen regels werden vastgesteld, maar dat men zich wel moest houden aan de basisregels. Deze basisregels zijn ontstaan bij het oprichten van de club en zijn schriftelijk vastgelegd.
Uit diverse verslagen van vergaderingen volgt dat al in 2013, maar ook in 2014 en 2015 duidelijk wordt gemaakt dat men [betrokkene 1] als generaal niet lastig moet vallen met problemen. [betrokkene 1] zegt zelf dat de communicatie binnen de club (en zeker wat problemen betreft) via de juiste kanalen moet verlopen. In 2016 wordt dit nogmaals op meerdere momenten herhaald.
Clubhuizen
In de presidentenvergadering van 3 december 2013 wordt besproken dat de overheid (justitie en de gemeente) het voor No Surrender in Groningen moeilijk maakt. [betrokkene 1] reageert hierop met: “Regel altijd alle locaties zonder horecavergunning”. Het hof neemt aan dat met ‘locaties’ over clubhuizen wordt gesproken.
Uit notulen van een vergadering van 23 april 2013 volgt dat de club cafés gaat benaderen en de eigenaar tot prospect gaat maken.
Toetredingsbeleid
In 2013 deelt [betrokkene 1] binnen de club mee dat de harde kern van voetbal hooligans van diverse clubs worden voorgesteld. Zij zullen volgens [betrokkene 1] vertellen dat zij binnen No Surrender wel met elkaar overweg kunnen. In 2014 wordt gezegd dat alle hooligans van alle clubs welkom zijn bij No Surrender.
[betrokkene 1] bepaalt in 2015 dat een miljonair of voetballer − in ieder geval iemand met vermogen − zijn colors kan kopen voor € 25.000,-. Hij wordt dan een special member. Van het bedrag van € 25.000,- gaat € 20.000,- naar de National kas en € 5.000,- naar de clubkas.
Toetreding verdachte
In januari 2014 wordt in de media bekendgemaakt dat verdachte de overstap maakt van motorclub Satudarah naar No Surrender. Verdachte heeft [betrokkene 1] gevraagd om toe te mogen treden met een aantal chapters. Dit onder de voorwaarde dat hij het Noorden “mocht regelen”. [betrokkene 1] stemt hiermee in en verdachte treedt toe tot No Surrender als captain.
Vorming National Board in september 2016
Na de aankondiging van het vertrek van [betrokkene 1] uit No Surrender begin 2016 wordt de club op 29 september 2016 formeel ingeschreven als vereniging met een driekoppig bestuur, bestaande uit verdachte als voorzitter, [betrokkene 2] als penningmeester en [betrokkene 87] als secretaris. In 2016 worden [betrokkene 2] , verdachte en [betrokkene 87] Captain World of World Captain. Daaronder in rang zitten de European Captains en daaronder de National Captains. De National Captains gaan enkel over de vraagstukken van de Nederlandse chapters en zijn per regio verdeeld. De European Captains sturen de Europese chapters aan. De World Captains gaan over het onderhouden van contact wereldwijd en het aannamebeleid van nieuwe landen.
Bovendien wordt in september 2016 de ‘National Board’ ingesteld. Verdachte, [betrokkene 2] en [betrokkene 87] vormen het dagelijks bestuur en fungeren als voorzitters. Bij een vergadering van het dagelijks bestuur zitten de captains uit heel Nederland. De National Board voorziet in het contact tussen de leden van de National Board en de chapters. [betrokkene 2] noemt de National Board een “tussenstation naar de chapters” en de captains een “tussenvoer naar de National Board”. Het Noorden en Zuiden vallen onder de National Board, waarbij het Noorden onder verdachte valt en het Zuiden onder [betrokkene 2] . Het Noorden en Zuiden onderhouden onderling contact over club gerelateerde aangelegenheden. Medeverdachte (in eerste aanleg) [betrokkene 3] beschrijft dat de scheiding tussen het Noorden en Zuiden werd aangehouden zodat evenementen en clubavonden niet met de gehele club hoefden te worden bezocht. Verder was er geen onderscheid, ook niet wat regels betreft, zo verklaart [betrokkene 3] . [betrokkene 2] verklaart dat hij binnen No Surrender met iedereen contact had in het kader van het besturen van de club met de National Board. Hij kwam bij alle chapters in Nederland, dat waren er destijds 26 à 27. De National Board kwam één keer per week bij elkaar en werd meestal voorgezeten door verdachte. Wanneer verdachte er niet was, dan was [betrokkene 2] voorzitter. Was [betrokkene 2] er niet, dan was [betrokkene 87] de voorzitter. Bij de National Board werd bijvoorbeeld gesproken over de toetreding van nieuwe chapters bij de club. Problemen over of binnen chapters werden niet besproken binnen het dagelijks bestuur. Volgens de verklaring van [betrokkene 3] werden bad standings wel door het dagelijks bestuur “naar beneden toe” teruggekoppeld.
Structuur No Surrender na vorming National Board
Binnen de chapters is de President de baas en de voorzitter. Hij is de bestuursman en beslissingsbevoegd binnen het chapter. De President is volgens het Huishoudelijke Reglement Stichting No Surrender MC National Board verantwoordelijk voor zijn eigen chapter. Hij bepaalt daarbinnen ook de strategie. Periodiek en/of tijdig brengt hij de National op de hoogte van recente ontwikkelingen. Onder de president valt de vice-president die belast is met interne zaken, hand- en spandiensten verricht en waarneemt wanneer de president er niet is. Voor geldzaken is de Treasure en er is een Secretary voor papierwerk. De Roadcaptain is voor het uitschrijven van routes. De Sergeant of Arms is voor de beveiliging en meestal zijn er ook twee Security-leden voor de bewaking van de poort. Daaronder zitten de full members. Om full member te worden, wordt je achtereenvolgend wannabee, hangaround en prospect.
In juli 2016 is op een OVC-opname in het clubhuis in Emmen te horen dat aan nieuwe leden deze hiërarchie wordt uitgelegd. Als eerste wordt [betrokkene 1] als generaal genoemd, die nog steeds door de club als generaal wordt gerespecteerd en aangesproken. Bij het arriveren van de generaal of captains staat iedereen op en gaat naar ze toe om ze te groeten. Hangarouds en prospects gaan ook naar kaderleden toe om ze te groeten. Dit groeten vindt plaats volgens de rangorde: de hoogste in rang wordt als eerste gegroet.
[betrokkene 1] blijft als hoogste baas
In een OVC-gesprek in maart 2016 wordt besproken dat de generaal alles zelf wil doen en regelen, dat hij alles onder controle wil houden, dat hij genomen besluiten terugdraait. Ook wordt gezegd dat hij alleen heerst en dat sprake is van een dictatuur. Verdachte heeft verklaard dat [betrokkene 1] “met zichzelf stond te vergaderen”. [slachtoffer 1] omschrijft dat wanneer hij een beslissing neemt, [betrokkene 1] er “alweer een draaier aan gooit”. [slachtoffer 1] zegt ook: “Hij moet eens dingen laten varen en niet overal met z’n grote kop van hem voorop zitten”.
Getuige [betrokkene 5] verklaart dat [betrokkene 1] “de grote baas” en de hoogste in rang was. Hij stond boven iedereen; volgens [betrokkene 5] was dat in 2019 nog steeds zo. In mei/juni 2016 hing er nog een plakkaat in het clubhuis Emmen, waarin [betrokkene 1] ’s foto bovenaan hing. In de wandelgangen werd ook gezegd dat [betrokkene 1] nog steeds de leiding had. Er werd gezegd dat [betrokkene 1] nog steeds bij No Surrender zat, maar dat ze zouden doen alsof hij de motorclub had verlaten. [betrokkene 5] verklaart over [betrokkene 1] : “Iedereen van wie hij vond dat hij verantwoording aan hem verschuldigd was, was verantwoording aan hem verschuldigd” en: “Iedereen met een hoge functie, een kaderfunctie, had contact met Klaas [betrokkene 1] ”. Verdachte had regelmatig overleg met [betrokkene 1] . Verdachte gedroeg zich als “oppergod”, volgens [betrokkene 5] .
Er werd bovendien verantwoording afgelegd naar de hogere rangen binnen de hiërarchie van No Surrender en uiteindelijk aan [betrokkene 1] . Verdachte vraagt [betrokkene 1] op 16 april 2014 om toestemming om de president van Zwolle te installeren. Verdachte legt volgens het OVC-gesprek van 8 januari 2015 verantwoording af aan [betrokkene 1] . [betrokkene 5] omschrijft het zo dat mensen “renden voor [betrokkene 1] ”. Ook na het door [betrokkene 1] aangekondigde vertrek uit de club onderhield hij contact met bijvoorbeeld verdachte.
Initiatief nieuwe clubstructuur door verdachte
Aan de vorming van de National Board gaat vooraf dat verdachte op 4 augustus 2016 aan [betrokkene 2] voorstelt om samen met [betrokkene 87] de boel te “gaan runnen”. Verdachte geeft aan dat de Nationals wel moeten blijven stemmen en dat elke National gelijkwaardig is. Verdachte zegt hierover: “Dat moeten ze ook blijven en weet je waarom? Anders zijn wij zelf ook nog de klos hè, dan worden wij net zoals Klaas gezien he?”. Er moet wel een onderscheid komen tussen de captains World en de captains Europe. De Nederlandse captains worden captain Europe. De captains Europe mogen niet meestemmen als het om wereldwijde zaken van No Surrender gaat. Verdachte, [betrokkene 2] en [betrokkene 87] bepalen de structuur voor de hele wereld en zijn het officiële aanspreekpunt van alle grote motorclubs in de wereld.
Op 11 augustus 2016 vertelt verdachte in een OVC-gesprek aan een onbekende man die hij ‘ [betrokkene 10] ’ noemt dat hij een stichting maakt met [betrokkene 2] en [betrokkene 87] . Zij vormen het dagelijks bestuur. Verdachte wil niet wachten op het voorarrest van [betrokkene 1] . [betrokkene 1] zal nog wel drie maanden zitten en “de club is stuurloos”. Verdachte zegt dat iemand de kar zal moeten trekken, dat hij zich daar wel voor wil opofferen, maar dat hij daarvoor niet “de zwarte piet’ toegeschoven wil krijgen, van justitie of andere nationals. Verdachte wil geen “kop van jut” worden. Hij zegt: “Ik wil best met z’n allen wat aansturen, maar dan doen we dat met z’n allen”. Verdachte vertelt verder over zijn plan dat de 3 voorzitters ook de nomads gaan aansturen. De onbekende man vertelt dat hij van [betrokkene 1] een vrijbrief had. Verdachte vindt dat dat niet kan en dat dat geen verantwoording afleggen is. Verdachte zegt hierover: “Nee, maar snap je wat ik bedoel. Niet om te controleren, want nogmaals, als jij vindt dat het moet, zelf weten. Maar wij willen toch dat die club een richting gaat varen en als er iemand afvalt en jij moet dat corrigeren of [betrokkene 39] moet dat hier corrigeren, dat wij er van weten. Zo werk ik altijd al met die jongens. Jongens moeten dat aan mij melden en ik moet daar het laatste woord over kunnen zeggen”. Verdachte wil voorkomen dat de club verloren gaat. Misschien komt [betrokkene 1] wel nooit meer terug. Om [betrokkene 1] als oprichter in ere te houden, wordt de world run de general run en wil verdachte dat in alle clubhuizen een foto van de oprichter komt te hangen, met eronder de 3 voorzitters staand en de andere nationals op een bank erachter.
Uit een OVC-gesprek van 18 augustus 2016 volgt dat volgens verdachte de nieuwe clubstructuur is ingegeven door het idee dat er “leiding in de club” moet komen. De Nomads gaan verantwoording afleggen aan de captains. De club moet gedragen worden door 3 mensen die dezelfde visie hebben. Verdachte bepaalt de visie en de andere 2 doen mee, die kunnen mooi de visie uitdragen. Alleen zo krijg je een fatsoenlijke structuur in de club, aldus verdachte. Momenteel is het volgens verdachte “een stuurloos schip”. De presidenten krijgen van de captains de mededeling hoe het bestuur het wil gaan doen en wat de afspraken zijn. Ook krijgen ze een handleidingenboek.
Opvolging en waarneming
In de opvolging en waarneming van verdachte is ook voorzien. Uit het OVC-gesprek van 1 november 2016 volgt dat verdachte zegt dat wanneer hij “aan de beurt” is, [betrokkene 3] de boel van hem kan overnemen in het Noorden. Landelijk kunnen [betrokkene 2] en [betrokkene 87] het voortzetten. Wanneer verdachte vervolgens is opgepakt, blijkt uit een getapt telefoongesprek van 5 januari 2018 dat [betrokkene 3] volgens plan wordt toegevoegd aan [betrokkene 2] en [betrokkene 87] , als drieluik. Uit het tapgesprek van 23 januari 2018 volgt verder dat [betrokkene 3] en [betrokkene 2] de afspraak die door verdachte is gemaakt niet willen overrulen.
In de presidentenvergadering van 3 maart 2015 is medegedeeld wie de club zal leiden indien [betrokkene 1] “om een of andere reden niet meer aanwezig zal zijn in de club”. Daarbij wordt ook aangegeven wie er als intermediair zal optreden naar [betrokkene 1] toe.
Tussenconclusie
Van autonoom opererende chapters die niet gebonden zijn aan de regels van No Surrender is, anders dan de verdediging heeft aangevoerd, geenszins sprake. Zoals uit het voorgaande en navolgende zal blijken, wordt de club van meet af aan juist sterk hiërarchisch aangestuurd en wordt door de Nationals − met sancties − ingegrepen als de chapters het niet zo nauw nemen met de centraal ingevoerde regels. Noch is sprake van een strikte scheiding tussen het Noorden en het Zuiden, in die zin dat sprake is van twee autonome, afzonderlijk van elkaar optredende organisaties. Er vindt immers voortdurend onderling overleg en afstemming plaats tussen de leiders in landelijke vergaderingen maar ook daarbuiten.
Het hof concludeert op basis van het voorgaande dat er sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen de verdachten, die allen hebben behoord tot de hoogste leiding van No Surrender, in de tenlastegelegde periode.
Oogmerk
Het oogmerk van de organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven, maar niet is vereist dat de organisatie de uitsluitende bedoeling heeft om misdrijven te plegen, of dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is.
Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven wordt beoogd, zodat geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijk plegen daarvan. Voor bewijs van het bestanddeel “oogmerk” zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
In deze zaak heeft de organisatie volgens de tenlastelegging met name het oog op twee specifieke categorieën van misdrijven: het plegen van gewelds- en vermogensdelicten in het kader van de ‘bad standing’ en het plegen van overtredingen van de Opiumwet. Het hof zal zich bij de beoordeling van dit feit daarom beperken tot deze tenlastegelegde categorieën van misdrijven. Ook betrekt het hof net als de rechtbank een aantal criminogene factoren in zijn overwegingen.
Gewelds- en vermogensdelicten − Bad standing
Sanctiestelsel
Binnen No Surrender hebben de leden zich te houden aan veel voorschriften en geschreven en ongeschreven gedragsregels, die streng worden gehandhaafd. Daarvoor is een uitgebreid sanctiestelsel in het leven geroepen, met straffen variërend van het terugplaatsen in rang (“terugsnijden”), het betalen van een boete tot het in ‘bad standing’ uit de club zetten van leden. De bad standing is de zwaarste sanctie.
In de presidentsvergadering van 4 november 2014 zijn regels en bijbehorende sancties aan de chapters voorgeschreven. Op de naleving daarvan werd door de Nationals toegezien. Bij de oprichting van de vereniging MC NS in september 2016 is deze lijn voortgezet: per doelgroep (hangarounds, prospects, chapters) zijn regels en sancties schriftelijk vastgelegd.
Wanneer een bad standing is gegeven, wordt dat blijkens de inbeslaggenomen notulen gemeld. In 2015 wordt blijkens de notulen de chapters gezegd dat in e-mails enkel moet worden gezegd dat iemand de club heeft verlaten.
Boete
Uit verschillende bewijsmiddelen blijkt dat bij een bad standing een boete moet worden betaald. Dit is op nationaal niveau bepaald en opgelegd aan de chapters. Zo wordt in presidentsvergaderingen in december en februari 2014 besproken dat de boete bij bad standing 5.000 euro bedraagt, welk bedrag in de nationale kas moet worden gestort. Daarbij wordt gemeld dat de Nationals hebben bepaald dat deze richtlijn No Surrender-breed (ook in het buitenland) geldt. Later wordt deze boete achteraf omgezet in een instapfee die de club inhoudt wanneer het lid de club verlaat.
De sanctie bad standing wordt al in vergaderingen in 2013, 2014 en 2015 besproken. Bij een bad standing moet een Nomad aanwezig zijn, zo volgt uit de presidentenvergadering van 8 oktober 2013. Bij een financieel belang zorgt de president dat dit wordt afgehandeld. In de presidentenvergadering van 2 december 2014 wordt door ‘nomad Ron’ gezegd dat wanneer iemand een bad standing wil geven, er eerst even met de nomad moet worden overlegd. Ook moet worden aangegeven welke sanctie is opgelegd. Op het moment dat een sanctie is betaald, zal deze direct naar de nationale kas gaan. ‘Captain [betrokkene 6] ’ deelt mee dat bij het verlaten van de club vanaf de rang hangaround 2 een sanctie staat van € 5.000,-, dit is een richtlijn en dient als afschrikmiddel. Captain [betrokkene 6] zegt ook dat de presidenten niet zomaar akkoord moeten gaan met een good standing en dat bij twijfel overlegd moet worden met de nationals. Wie teruggesneden is, kan de club niet verlaten en ook niet overstappen naar een ander chapter. Het enige wat dan nog mogelijk is (BFK: is) om de club met een bad standing te verlaten met een sanctie van € 5.000,-. [betrokkene 7] heeft verklaard dat de opbrengst van een bad standing wordt verdeeld onder de president, clubkas en captain. In de presidentsvergadering van 6 januari 2015 wordt medegedeeld dat de opbrengst van de bij bad standing opgelegde sanctie voorlopig niet naar de nationale kas gaat, maar naar de kas van het eigen chapter.
In een afgeluisterd gesprek van 10 februari 2015 wordt de bad standing en de kwestie of de motor moet worden afgepakt (BFK: besproken). In dit gesprek wordt door captain [betrokkene 4] een uitspraak van [betrokkene 1] herhaald: “’Je weet hoe het werkt. Die regel.... Bad standing... is vijf rooien he!”.
Introductie en afschaffing instapfee
In 2015 wordt een instapfee van € 2.500,- geïntroduceerd. Uit een OVC-gesprek van 8 oktober 2015 volgt dat [betrokkene 1] van “alle problemen van justitie” af wil. Er wordt gezegd dat [betrokkene 1] ook weg wil hebben dat bij een bad standing de motor wordt afgepakt of iemand in elkaar wordt geslagen. Diegenen die dat moeten doen, die komen met justitie in de problemen en dat is voor justitie “een stok om mee te slaan”. In plaats daarvan moet elke nieuwe member € 2.500,- betalen en wanneer ze weggaan, houdt de club dat geld. Dat geld heeft de club dan al binnen en dan is het klaar. Voor de huidige leden geldt dit niet, daarover wordt gezegd: “die ouwen.. (ntv) we nog in mekaar slaan”. Later in dit gesprek wordt concreet besproken dat [betrokkene 8] een bad standing krijgt. Verdachte zegt hierover: “Hij mag vanavond nog kiezen. Hij mag de motor inleveren en oprotten als hij bevestigd heeft wat hij tegen hem gezegd heeft. Die andere jongen trappen we eruit (...) die heeft toch niks”, waarop [betrokkene 9] reageert dat ze geen motors meer mogen innemen. Verdachte zegt: “Valt onder de oude regeling dus bad standing betekent gewoon een portie klappen en wegwezen.”
Uit een verslag van een presidentenvergadering van 2 februari 2016 volgt dat [betrokkene 1] mededeelt dat de instapfee van € 2.500,- wordt aangepast naar € 250,- per maand gedurende één jaar of € 2.500,- ineens. In de presidentenvergadering van 15 maart 2016 wordt gezegd dat € 250,- per maand een respectvolle inleg is en dat er geen problemen meer zijn achteraf. Besproken wordt dat het aantal hangarounds wel afneemt, maar dat dit uit een oogpunt van voorzichtigheid beter is.
Blijkens een OVC-gesprek van maart 2016 zegt [betrokkene 4] dat de bad standing “niet meer bestaat”: iedereen die de club in komt moet € 2.500,- betalen, dus als iemand de club uitgaat is er geen bad standing: “krijg je een hand en hoeft die 2500 euro niet meer betaald te worden en kan je gewoon je motor meenemen.” [slachtoffer 1] vertelt dat er niets meer gestolen wordt. Hij zegt dat [betrokkene 1] wel een punt had. [betrokkene 10] zegt nog wel dat ‘ [betrokkene 11] ’ zijn hesje afgepakt moet worden. In juli 2016 wordt in het clubhuis in Emmen aan nieuwe leden medegedeeld dat het inschrijfgeld € 2.500,- is. In september 2016 wordt tegen een aspirant lid gezegd dat hij € 2.500,- moet betalen. Als er namelijk wat met dit lid voorvalt, moeten ze zijn motor afpakken en dat willen ze niet. Mocht hij de club uit moeten, dan willen ze geen geld meer op hoeven halen.
Op 1 november 2016 wordt in het clubhuis in Emmen aangekondigd dat van de instapgelden wordt afgestapt. Verdachte zegt erbij dat de sergeant binnen het chapter weer verantwoordelijk is voor de bad standing. [betrokkene 2] stelt voor dat de mensen die de instapfee al betaald hebben, in een good standing mogen gaan, mocht er iets gebeuren. Ten aanzien van de rest zegt [betrokkene 2] : “hard optreden”. Ze hebben het een jaar geprobeerd, maar het gaat gewoon niet, aldus [betrokkene 2] . Verdachte voegt toe: “we hebben liever ook dat we een bad standing uitgeven”. Verdachte vertelt ook dat ze die avond [slachtoffer 3] hebben terug gesneden naar prospect en dat hij daarbij een “paar flappers aan z’n oren” (BFK: heeft) gehad waar hij behoorlijk last van heeft denkt verdachte.
Toepassing van of dreiging met geweld
Uit het dossier blijkt dat naast het betalen van een geldboete een bad standing in de praktijk ook gepaard ging met verschillende misdrijven, zoals (bedreiging met) geweld. Ook worden daarbij − als alternatief voor of aanvulling op de te betalen boete − goederen, zoals motoren, afgenomen van leden.
Een bad standing houdt in dat je je hesje in moet leveren, je krijgt klappen, je moet geld betalen, je auto of motor wordt afgepakt, je gezin wordt bedreigd en je mag geen contact meer hebben met leden van No Surrender. Een bad standing gaat ook altijd gepaard met geweld, aldus [betrokkene 5] .
In een OVC-gesprek van 8 januari 2015 wordt gezegd dat de meesten de club verlaten met een blauw oog. [betrokkene 3] zegt in februari 2015: “we slaan ze nog altijd zelf aan de bek”. Aan nieuwe leden wordt in het clubhuis in Emmen op 9 april 2015 uitgelegd dat wanneer je de club schaadt, je “een klap op je bek krijgt”. Er wordt ook gezegd dat dat binnen de club wordt geregeld en dat je dan een bad standing krijgt.
De Nomads zijn onder andere verantwoordelijk voor het ophalen van geld bij mensen, onder andere bij mensen die uit de club zijn gezet met bad standing. Geweld wordt daarbij niet geschuwd, aldus [betrokkene 11] .
Afpakken hesjes
Uit notulen van vergaderingen volgt dat landelijk besloten wordt in 2015 dat ingenomen hesjes bij chapter Rotterdam moeten worden ingeleverd. Minder bedeelde leden kunnen vervolgens een van deze hesjes kopen voor € 100,-. De opbrengst hiervan gaat naar de staatskas. Nieuwe leden moeten het hesje zelf betalen.
Voorbeelden bad standing
Dat een bad standing reeds vanaf 2013 plaatsvonden en in de praktijk gepaard gaat met het plegen van misdrijven blijkt uit meerdere zich bij de bewijsmiddelen bevindende verklaringen van slachtoffers van een bad standing in combinatie met de inhoud van verschillende OVC-gesprekken. Het hof zet dat hierna op chronologische volgorde verder uiteen.
[betrokkene 1] meldt in de presidentenvergadering van 8 oktober 2013 dat [betrokkene 12] en ‘ [betrokkene 13] ’ ( [plaats] ) met bad standing de club hebben verlaten. In notulen is opgenomen dat [betrokkene 14] van [naam 1] een bad standing heeft gekregen op 11 juli 2014.
[betrokkene 16] heeft bij de politie verklaard dat hij op 21 april 2014 met bad standing uit No Surrender is gezet. Hij heeft hierbij klappen gekregen en zijn jasje is afgepakt met daarin de sleutel van een huurauto.
Uit het dossier volgt dat [betrokkene 17] heeft verklaard op 7 mei 2014 te worden afgeperst door de captain van No Surrender in Nijmegen. [betrokkene 17] werd gebeld en hem werd gezegd dat er een boete van € 10.000,- op staat als je de club verlaat. Wanneer [betrokkene 17] € 500,- betaalde werd er niet meer over gesproken.
Op 8 mei 2014 werd [betrokkene 8] in het clubhuis van No Surrender te Emmen mishandeld door verdachte en twee onbekende mannen, werd hij bedreigd en kreeg hij een bad standing. [betrokkene 8] moest als boetedoening € 5.000,- betalen. Tevens werd hem zijn horloge in de membersroom afgenomen door één van de onbekende mannen. Uit een tapgesprek van 16 april 2014 volgt dat [betrokkene 19] tegen [betrokkene 8] moet zeggen van verdachte dat “het van de generaal komt en van [verdachte] ”.
[betrokkene 20] is in augustus 2014 met bad standing uit de club gezet door [betrokkene 19] in het bijzijn van meerdere No Surrender leden. Zijn vestje werd uitgetrokken en hem werd verteld dat hij € 5.000,- moest betalen en zijn motor moest inleveren. Hij besloot mee te werken uit angst dat hem anders iets werd aangedaan. [betrokkene 19] gaf andere leden de opdracht om met [betrokkene 20] mee te gaan om zijn motor af te pakken. Zijn motor, die bij de garage stond ter reparatie, is door anderen opgehaald en overgeschreven op naam van [betrokkene 19] . Uit tapgesprekken volgt dat verdachte ervan op de hoogte was dat [betrokkene 20] een bad standing zou krijgen en dat hij na afloop tegen [betrokkene 19] heeft gezegd dat het geld “in de pot hoort te komen”. [betrokkene 19] heeft verklaard dat hij [betrokkene 20] een bad standing heeft gegeven, dat hij hem een boete van € 5.000,- heeft gegeven en zijn motor heeft overgeschreven op zijn naam. [betrokkene 7] heeft verklaard dat hij met [betrokkene 19] mee is geweest naar de woning van [betrokkene 20] om het geld op te halen.
President [betrokkene 21] krijgt in november 2014 een bad standing. Getuige [betrokkene 22] heeft verklaard dat [betrokkene 1] twee motoren van [betrokkene 21] heeft afgepakt en aan [betrokkene 22] heeft verkocht. [betrokkene 22] wist toen nog niet dat de motoren van [betrokkene 21] waren afgepakt. Uit inbeslaggenomen notulen volgt dat op 25 november 2014 in een overleg wordt gemeld dat president [betrokkene 21] met bad standing de club heeft verlaten.
Op 11 november 2014 meldt [betrokkene 23] zich bij de politie in Zwijndrecht. In het weekend voor 11 november 2014 is hij uit de club gezet en is hij bedreigd en is hem verteld dat hij € 15.000,- moet betalen.
President [betrokkene 24] ( [bijnaam] ’) [betrokkene 24] wordt in december 2014 met een bad standing uit No Surrender gezet. Op 28 december 2014 wordt de auto van zijn ex-vrouw in brand gestoken. Prospect [betrokkene 25] wordt op heterdaad betrapt en heeft de brandstichting bekend. [betrokkene 25] bekende de brandstichting aan President [betrokkene 24] en gebruikte daarbij diens bijnaam ' [bijnaam] ' en zei dat hij de brand had gesticht in opdracht van chapter Tilburg. Op 29 december 2014 wordt blijkens de OVC-opname door verdachte gezegd dat ‘ [bijnaam] ’ een bad standing heeft gekregen. Verdachte heeft hem twee dingen laten afhandelen en toen moest hij “wegwezen”, aldus verdachte. [betrokkene 25] is veroordeeld ter zake van de brandstichting.
In mei 2015 wordt besproken dat [betrokkene 26] in Engeland is gepakt met 17 kilo coke. Verdachte besluit dat hij met bad standing uit de club moet, omdat hij niks heeft overlegd en niemand er vanaf wist. Als hij een motor heeft, dan pakt verdachte hem die af, zegt hij. Er wordt in het gesprek duidelijk gemaakt dat indien je ‘wat’ doet, je moet zorgen dat je slim bent en het moet laten weten. Eén van de captains moet op de hoogte zijn.
In de herfst van 2015 heeft ‘ [betrokkene 27] ’ een bad standing gekregen, waarbij in opdracht van [betrokkene 1] een Hotrod en een vrachtwagen is afgepakt. De vrachtwagen is aan [betrokkene 27] teruggegeven, maar [betrokkene 1] heeft de hotrod gehouden, aldus [betrokkene 28] .
[betrokkene 11] wordt in 2016 uit de club gezet met een bad standing. Hij wordt hierbij geslagen en geschopt door No Surrender leden [betrokkene 29] en [betrokkene 30] . Via whatsapp wordt [betrokkene 11] vervolgens medegedeeld dat hij € 2.500,- moest betalen. Meerdere keren wordt [betrokkene 11] via een whatsapp bericht gesommeerd om af te spreken om het geld te betalen. Hij heeft op meerdere momenten € 500,- en nog een keer € 400,- en € 200,- betaald. Er bleef om geld gevraagd worden. Bij één van deze afspraken heeft [betrokkene 29] [betrokkene 11] ter hoogte van zijn keel beetgepakt. [betrokkene 11] is uit angst voor de No Surrender leden naar de politie gestapt. [betrokkene 31] heeft gezien dat [betrokkene 29] [betrokkene 11] heeft geslagen.
[betrokkene 32] is met een bad standing uit No Surrender gezet. In het kader van deze bad standing zijn spullen afgenomen. Dit vond volgens [betrokkene 5] plaats in opdracht van [betrokkene 9] . [betrokkene 5] heeft spullen die van [betrokkene 32] waren afgenomen in het kader van zijn bad standing in ontvangst genomen. Ook kreeg hij van [betrokkene 9] de opdracht om bij [betrokkene 32] ’ moeder de autopapieren op te halen. [betrokkene 7] , de stiefzoon van [betrokkene 32] , die ook lid was van No Surrender heeft de auto op zijn naam gekregen. De jongens van de club reden erin.
In maart 2016 wordt de bad standing van [betrokkene 33] besproken.
In maart 2016 is op de OVC-opname in het clubhuis in Emmen te horen dat [betrokkene 34] met een bad standing uit No Surrender wordt gezet. Hij krijgt meerdere klappen in de memberroom. Verdachte vertelt [betrokkene 34] dat hij zijn neus moet schoonmaken en vertelt later over “die neus” die “aan barrels is”.
Op 6 mei 2016 is captain [betrokkene 28] door de No Surrender leden die hij kent als ‘ [naam 2] ’, ‘ [naam 3] ’, [naam 4] en [betrokkene 10] meegenomen naar een bos. [betrokkene 28] was op de begrafenis van No Surrender-lid [betrokkene 35] . In het bos is [betrokkene 28] geslagen en geschopt tot hij zijn bewustzijn verloor. [betrokkene 28] is vervolgens in het ziekenhuis opgenomen met een gebroken oogkas, gebroken kaak, een ontbrekende kies, twee gebroken ribben, een gebroken bovenbeen, knie en kuitbeen, een schouder die uit de kom is en mogelijk een gescheurde lever. Tijdens zijn ziekenhuisopname werd [betrokkene 28] bezocht door vier No Surrender leden. [betrokkene 28] werd gezegd dat hij moest doen alsof hij een ongeluk met zijn motor had gehad. Met de telefoon van [betrokkene 28] werd een bericht op Facebook geplaatst, waaruit dit motorongeluk zou blijken. In een OVC-gesprek van 11 mei 2016 wordt dit voorval besproken door [betrokkene 36] en [betrokkene 37] .
Op 21 september 2016 wordt President [betrokkene 103] uit de club gezet en door vier mensen mishandeld. [betrokkene 109] , [betrokkene 110] , [betrokkene 111] en [betrokkene 112] zijn veroordeeld voor onder andere openlijke geweldpleging tegen [betrokkene 103] . Uit een tapgesprek van 21 september 2016 volgt dat besproken wordt dat er geen contact meer mag worden opgenomen met [betrokkene 103] .
Op 1 november 2016 wordt door verdachte besproken dat [betrokkene 113] (captain [betrokkene 113] uit Duitsland) eruit moet. Verdachte zegt: “ik denk dat de tijd is gekomen dat ik hem er uit wapper”. Verdachte heeft geen zin om mensen in een rolstoel te slaan. Hij pakt dan wel zijn jasje, caravan en auto af.
Op 10 november 2016 wordt in het clubhuis [betrokkene 108] aan verdachte verslag gedaan van het verloop van een bad standing aan ‘rooie [betrokkene 5] ’ (het hof begrijpt: [betrokkene 5]). Verteld wordt dat ze hem “heel goed te grazen hebben gehad” en dat hij “helemaal in diggelen ligt”. [betrokkene 3] voegt toe dat hij klappen heeft gehad. Er is ook al iemand naartoe geweest, maar “zelfs z’n vrouw en kinderen zijn nu uit huis”, waarop verdachte zegt: “mooi laten zitten”.
Uit het dossier volgt dat in mei/juni 2017 [betrokkene 114] , lid van No Surrender, chapter Zeeuws-Vlaanderen, uit de club wilde stappen en dat hem toen is verteld dat hij € 5.000,- moest betalen. [betrokkene 115] (de secretary van No Surrender chapter Zeeuws Vlaanderen) omschrijft dit als “maffiapraktijken”.
Eind december 2017 verklaart [betrokkene 116] bij de politie dat hij uit No Surrender is gestapt en dat de leden sindsdien naar hem op zoek zijn. Hij kon zich vrij kopen door € 10.000,- te betalen. Hij vertelt bovendien dat hij recent is mishandeld door leden van No Surrender. Hij wil geen aangifte doen of er verder over verklaren: “ik weet wat er gaat gebeuren als ik dat wel doe”.
Tussenconclusie
Het hof constateert op grond van het voorgaande dat bij een bad standing een duidelijk patroon zichtbaar is van gewelddadig en/of bedreigend gedrag, uitgeoefend door leden van en in de naam van No Surrender. Daarbij kregen de slachtoffers van bad standing een boete opgelegd en moesten ze hun motor, telefoon en/of hesje en/of andere spullen onder bedreiging inleveren. Op welke wijze de opbrengst van de bad standings ten goede van de club kwam werd op nationaal niveau besproken. De slachtoffers van een bad standing durfden vaak geen aangifte te doen uit angst voor represailles. Gelet hierop concludeert het hof dat het oogmerk van de organisatie mede was gericht op diefstal met geweld, afpersing, dwang, bedreiging en (zware) mishandeling, al dan niet met voorbedachten rade.
Overtreding van de Opiumwet
Drugsgebruik
Het gebruik van drugs door leden in de clubhuizen van No Surrender was algemeen aanvaard en werd gereguleerd en gefaciliteerd door de club. Zo is president [betrokkene 38] van chapter Emmen in juli 2017 veroordeeld voor handel in speed en cocaïne in het clubhuis in Emmen. In het clubhuis in Emmen mag niet door anderen dan [betrokkene 38] worden gehandeld in drugs.
Uit het bij een doorzoeking in maart 2017 inbeslaggenomen ‘Reglement NSFFNS’ volgt dat schriftelijk is voorgeschreven dat gedurende de periode van een nieuw lid van Hangaround 1 tot Full Member er geen drugs wordt gebruikt, maar dat in overleg met het kader van het chapter hiervan kan worden afgeweken. Deze regel staat ook opgenomen in de inbeslaggenomen Regels voor Hangarounds en Prospects. Uit de in mei 2016 inbeslaggenomen Chapter regels volgt dat Prospects geen drugs mogen nuttigen zonder toestemming van het kader en dat tijdens vergaderingen iedereen nuchter aanwezig is en daarmee niet onder invloed van onder andere drugs. In een inbeslaggenomen verslag van een vergadering van het chapter Zeeuws-Vlaanderen is te lezen dat op dinsdagen geen drugs mag worden gebruikt. Dat blijkens dit reglement expliciet moet worden opgenomen dat er door bepaalde rangen geen drugs mag worden gebruikt, wijst naar het oordeel van het hof erop dat drugsgebruik buiten de in deze specifieke situatie verboden situatie wel mogelijk was binnen No Surrender.
Drugshandel leden No Surrender
Ook blijkt uit het dossier dat individuele leden van No Surrender zich bezighielden met drugshandel. Uit het dossier blijkt dat er gedurende de gehele tenlastegelegde periode leden, ook hoger in rang geplaatste leden als presidents of nomads, uit verschillende chapters zich bezighielden met en/of zijn aangehouden en/of veroordeeld voor bezit, invoer of handel in verdovende middelen.
Zo verklaart [betrokkene 17] in mei 2014 dat ze vanuit chapter Nijmegen cocaïne bij de dealers in de stad willen brengen. Het gaat daarbij over een halve tot een kilo cocaïne.
In een OVC-gesprek van 13 juni 2015 wordt door [betrokkene 39] (Nomad) en president [betrokkene 38] gesproken over (vaste) prijzen en de kwaliteit van speed. [betrokkene 3] spreekt op 7 mei 2015 met een onbekende man in de memberroom in het clubhuis in Emmen over het afnemen van stroom achter de meter. Nadat de man [betrokkene 3] desgevraagd vertelt hoe veel schulden hij nog heeft, zegt [betrokkene 3] : “Je mag van mij zelf wat mixen, spullen verkopen (...) eerst een keer honderd gram mee..... (ntv) daarna...... (ntv) kan niet ze direct 10 kilo geven... kilo heen dat kan niet.” Ook zegt [betrokkene 3] dat de man een netwerkje kan opzetten, dat gunt [betrokkene 3] hem wel. [betrokkene 3] overlegt met ‘ [verdachte] ’. Tijdens het OVC-gesprek van 6 juni 2015 zijn hak/snij geluiden te horen en spreken [betrokkene 37] en [betrokkene 36] en later [betrokkene 36] en [betrokkene 38] over de verkoop en productie van harddrugs.
Een coffeeshop in Hilversum wordt in augustus 2015 door vier No Surrender leden bezocht. Eén van deze personen, [betrokkene 41] , zou vier kilo hennep hebben geleverd maar niet zijn betaald. Het zou gaan om een bedrag van € 20.000,- en er werd gedreigd met geweld.
In maart 2016 is een productieplaats voor synthetische drugs aangetroffen in Kessel (in Limburg). Bij de inval door de politie zijn twee No Surrender leden aangetroffen.
Controle over drugshandel door leiding
De leiding van de organisatie weet van de handel in en/of het bezit van drugs door de leden, maar treedt daar niet tegen op. Integendeel: de leiding wil er controle over houden. Leden wordt ingeprent dat de captains over het plegen van strafbare feiten geïnformeerd moeten worden. Als dat niet gebeurt kan dat reden zijn voor een bad standing.
Uit een OVC-gesprek in januari 2015 volgt dat [betrokkene 3] een No Surrender lid dat binnen zijn eigen chapter dealt de volgende keuze krijgt: “Daar ga je mee stoppen. En anders gaat het in overleg.” Hem wordt in ieder geval duidelijk gemaakt dat hij beter niet samen kan handelen met [betrokkene 42] die in het verleden heeft vastgezeten voor de handel in hennep. [betrokkene 3] is er duidelijk in dat ze het onder controle willen houden, “anders komt er wildgroei” en zegt over andere jongens in Groningen die ook “al bezig” waren, dat zij ook afdragen. In een vergadering later op die avond benadrukt verdachte dat iedereen zijn eigen jongens “onder controle” moet houden. Verdachte zegt dat justitie de club in de gaten zal blijven houden. Hij zegt vervolgens: “Wij moeten zorgen dat wij onder elkaar op de hoogte houden, en elkaar beschermen dat is het allerbelangrijkste”. [betrokkene 36] (captain Europe) herhaalt de volgende afspraak nog eens: “als er handel gedreven wordt dan wordt het hier gemeld” en verdachte beaamt dat.
In februari 2015 wordt door [betrokkene 3] gezegd dat hij tegen iemand heeft gezegd: “Ik zeg waarom regel je dat niet met ons, ik gun iedereen de handel, maar laten we er controle over hebben.” En ook: “wij doen bijna niks meer zelf, hebben genoeg jongens... (ntv), en dat is onze kracht. (...) Maar wij hebben jongens er om heen die voor ons alles willen doen, buiten de club om nog zelfs. Dan gaan we toch niet lopen te.. (ntv)”
Uit OVC-gesprekken in mei 2015 tussen onder meer verdachte en [betrokkene 3] blijkt bijvoorbeeld dat lid [betrokkene 26] een bad standing krijgt nadat hij in Engeland bleek te zijn gepakt met 17 kilo cocaïne, omdat hij niemand binnen de club had laten weten waar hij mee bezig was.
Er wordt van leden verwacht dat ze afdragen aan de club, zo volgt uit een OVC-gesprek van 15 december 2016 waarin nieuwe leden uitleg krijgen over de regels van de club. Alles wat leden doen of gaan doen, moet worden overlegd met het kader: “Jij moet verantwoording afleggen, tegen je kader, tegen je pres”.
Drugshandel op initiatief leiding
Dat drugshandel niet alleen op eigen initiatief van de leden, maar ook vanuit de leiding van de club wordt gestart en voortgezet blijkt onder andere uit een OVC-gesprek uit februari 2015 waarin [betrokkene 3] praat over coke en pillen, het met elkaar opzetten van een goede organisatie, percentages voor elk chapter, het “eruit gooien van oude dealers” en er zelf gaan zitten. Dat dit in het verleden niet altijd goed ging volgens [betrokkene 3] , zelfs met “broeders”, volgt uit het OVC-gesprek van 22 oktober 2015. Daarom houdt [betrokkene 3] als stelregel aan dat hij met niemand handelt in de club.
In januari 2016 wordt No Surrender lid [betrokkene 43] erop aangesproken dat hij zijn hennepkwekerij niet uit handen heeft gegeven aan een van de andere leden. Er wordt tegen hem gezegd: “Waarom geef je het niet uit handen aan 1 van je broers. Ik wil, ik weet gewoon als je het uit handen had gegeven aan mij had je gewoon gedraaid. Je laat.. je gunt eigenlijk niemand van de club wat.”. Er wordt ook gezegd: “er zijn mensen met kennis hier” en “je kunt godverdomme geld verdienen. Je had geld kunnen verdienen. Nu is die ruimte op jongen. Zonde. Echt zonde”.
In maart 2015 spreekt [betrokkene 36] met [betrokkene 44] (full member) en een onbekende man over prijzen, grammen en zakjes. [betrokkene 36] zegt tegen [betrokkene 44] : “jij als press zijnde is er dan verantwoordelijk voor, dus als chapter zijnde pakje 12,5 euro op een zakje dat je verkoopt, totaal, en na die tijd betalen, dus je hoeft zelf niet te investeren.” [betrokkene 36] zegt verder nog: “kijk, alles loopt officieel via mij. Dus ik moet altijd, en ik breng dat natuurlijk door naar de cap he.(...) Dus als er gehandeld wordt, moeten we...”, waarop de onbekende man toevoegt: “sowieso om de chapter heen”. [betrokkene 36] spiegelt [betrokkene 44] voor dat er aan het begin van de clubavond eentje komt, een aantal zakjes aan hem geeft en dat [betrokkene 44] gewoon bij hem afrekent aan het einde van de avond. [betrokkene 36] zegt dat ze nu “echt goed spul” krijgen en dat ze het zo doen dat elke chapter zelf gaat verkopen en dan € 12,50 per zakje pakken waardoor je “gewoon leuke omzet hebt”. De president is verantwoordelijk, maar moet het natuurlijk niet zelf gaan doen.
In andere opgenomen gesprekken wordt er geld geteld en gesproken over een verdeling waarbij onder meer [verdachte] een deel krijgt. In het OVC-gesprek van 15 augustus 2015 is hoorbaar dat [betrokkene 36] zegt: “Jullie krijgen allemaal 100 en [verdachte] en ik 100”. De suggestie om het te delen door 4 wordt door [betrokkene 36] weggewuifd. Te horen is dat [betrokkene 36] geld aan het tellen is en dat hij zegt dat er pillen geleverd zijn. Bij het tellen van het geld gaat [betrokkene 36] nog even voor de zekerheid na of het deel van [verdachte] er ook bij zit. [betrokkene 36] zegt dat hij donderdag 10.000 pillen nodig heeft. In een opgenomen gesprek zegt [betrokkene 3] dat [verdachte] vaak de helft krijgt van hem. In een OVC-gesprek van 11 mei 2016 wordt besproken dat [betrokkene 39] regelt dat ‘Cap’ ook iedere keer nog zijn geld krijgt.
Gelet op de context van deze gesprekken, waarin ook wordt gesproken over grote hoeveelheden pillen en codetaal wordt afgesproken, gaat het hof er vanuit dat het gaat om de opbrengst van drugshandel waarvan verdachte een deel krijgt.
Uit een OVC-gesprek opgenomen in het bedrijf van verdachte [betrokkene 2] wordt in november 2017 door verdachte [betrokkene 2] en [slachtoffer 3] van der Hiele, een ander lid van de chapter Zeeuws-Vlaanderen, gesproken over de in- en verkoopprijzen van weed en het inzetten van twee extra “kotjes” of “tenten”. [betrokkene 2] zegt dat het “gewoon via de club” gaat, “die krijgt dat van ons allemaal”. [betrokkene 2] zegt dat hij zelf wel een klantenkring opbouwt. Bij een doorzoeking van het clubhuis in Zeeuws-Vlaanderen in februari 2018 worden onder meer een henneptent, luchtafvoerpijpen en een assimilatielamp in beslag genomen. Op dezelfde dag heeft ook een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van [betrokkene 2] waarbij in de keuken op een plank restafval hennep is aangetroffen.
Ook blijkt uit het dossier dat leden die met een Bad Standing uit de club waren gezet en derhalve een geldbedrag schuldig waren aan de club, door de club werden benaderd om, in plaats van het voldoen van die schuld, werkzaamheden te verrichten in een hennepkwekerij / een hennepkwekerij gezamenlijk op te zetten.
Zo verklaart [betrokkene 116] in 2017 dat hij door een lid van No Surrender werd gepusht om het geld dat hij nog schuldig was, € 10.000,- te betalen en zij samen op het idee kwamen om een hennepkwekerij op te zetten om zo zijn schulden aan No Surrender af te betalen. En [betrokkene 8] verklaarde eveneens in 2017 dat hem werd beloofd dat hij, in ruil voor zijn werkzaamheden in de hennepkwekerij, zijn maandelijkse betalingen aan de club vanwege de bad standing niet hoefde te voldoen.
Internationale drugshandel
Uit de bewijsmiddelen volgt bovendien dat sprake was van in- en uitvoer van drugs naar het buitenland, en wel van/naar Suriname, Duitsland, Engeland en Denemarken.
In het OVC-gesprek van 6 juni 2015 wordt door [betrokkene 36] en [betrokkene 38] gesproken over Engeland in relatie tot drugs.
In juli 2015 wordt door [betrokkene 44] en [betrokkene 36] weer gesproken, dit keer over grammen, prijzen, pillen en verkoop naar het buitenland. [betrokkene 44] zegt dat het begint te lopen. Een onbekende man stelt in dit gesprek voor om speed te kopen in Rotterdam, niet bij de chapter maar van een kennis. Ze kopen nu in voor dezelfde prijs. [betrokkene 36] noemt ook nog een prijs voor verkoop naar het buitenland. [betrokkene 36] adviseert om niet met speed te beginnen, omdat daar weinig winstpercentage op zit. [betrokkene 44] spreekt nog over een “connectie in Engeland” en oppert dat misschien die de doorvoer kan doen.
In een OVC-gesprek van 16 juli 2015 is te horen dat [betrokkene 36] in gesprek is met een Duits sprekende man die te weinig zou hebben betaald. De Duits sprekende man zegt in dit gesprek dat hij nog € 100,- of € 150,- aan captain [verdachte] moet geven. [betrokkene 36] zegt tegen de man dat de eerder afgesproken prijzen normale prijzen zijn voor Duitsland, en dat in die prijs al iets voor [verdachte] in zit. De Duitssprekende man moet het geld aan captain [betrokkene 36] geven en hij geeft het aan captain [verdachte] . Een onbekende man zegt: “dan is alles in orde. Voordat er stress komt tussen Duitsland en ons, ik wil dat niet.” In mei 2016 spreekt [betrokkene 36] over een bezoek aan Duitsland, waarbij het de vraag is of hij de speed al zal meenemen.
Op 14 januari 2016 spoelt de vissersboot de ‘ [boot 2] ’ aan bij Cadzand met in het ruim 1000 kilogram cocaïne aan boord. Uit het strafrechtelijk onderzoek volgt dat deze cocaïne voor de Belgische kust is overgezet op de ‘ [boot 2] ’ vanaf het schip de ‘ [boot 1] ’ die vanuit Paramaribo, Suriname kwam. Captain [betrokkene 45] was één van de opvarenden. In de woning van [betrokkene 45] wordt ook cocaïne aangetroffen, waarvan [betrokkene 45] verklaart dat ie van hem is.
[betrokkene 5] verklaart dat chapter Groningen de drugslijn met chapter Denemarken moest opzetten. Chapter Groningen moest de grondstof voor MDMA leveren, anders werd Denemarken boos. Ze vroegen [betrokkene 5] ingrediënten te leveren. Verdachte ondersteunde dit plan met Denemarken.
Op donderdag 25 januari 2018 meldt [betrokkene 117] zich bij de Koninklijke Marechaussee in Hoek van Holland. Hij was vrachtwagenchauffeur bij [B] en Transport BV. Hij gaf aan dat hij ongevraagd betrokken was bij de uitvoer van verdovende middelen naar Engeland. Hij had de verdovende middelen niet in Engeland afgeleverd maar daar achtergelaten. Terug in Hoek van Holland werd hij opgewacht door leden van de motorclub No Surrender. Hij vroeg om bescherming, omdat hij vreesde dat hij zou worden mishandeld of erger. In de vrachtwagen wordt ongeveer 58 kilogram cocaïne aangetroffen. Diezelfde dag komen op een later moment de No Surrender leden die Van der Velden hebben opgewacht samen met onder andere [betrokkene 2] in het Van der Valk hotel in Breda.
In het Noorden werd met afgunst gekeken naar het Zuiden. Het Noorden kon niet verkroppen dat het Zuiden “zoveel geld verdiende met het maken van XTC”. De Noorderlingen waren sloebers, aldus [betrokkene 5] . Uit een OVC gesprek van 8 mei 2015 volgt dat het volgens [betrokkene 3] in het Zuiden om de handel gaat.
Tussenconclusie
Gelet op het voorgaande concludeert het hof dat het oogmerk van de organisatie mede was gericht op het opzettelijk overtreden van de Opiumwet.
Criminogene factoren
Het plegen van de hiervoor bedoelde misdrijven werd gefaciliteerd door de (structuur binnen de) organisatie.
1%-motorclub
No Surrender plaatst zichzelf naar het oordeel van het hof binnen de gewelddadige cultuur van de zogenoemde ‘1%-motorclubs’, ook wel Outlaw Motor Gangs (OMG’s) genoemd. De term 1% MC is ontstaan nadat een van de American Motorcyclist had gezegd dat 99% van de motorrijders zich aan de wet hield en dat de problemen slechts werden veroorzaakt door 1% van de motorrijders, de zogenaamde outlawsbikers. Het begrip ‘1%-er’ werd hierna een geuzennaam voor de motorclubs die zich met de betreffende categorie motorrijders identificeerden en zichzelf beschouwden als de ‘echte’ MC's.
[betrokkene 1] verklaart tegenover de politie dat 1% betekent dat je je afkeert van de maatschappij.
Uit het dossier komt naar voren dat de club zich ‘naar buiten toe’ niet als 1%-MC wil profileren en pretendeert geen 1%-MC te zijn, vanwege de negatieve gevolgen die dat kan hebben. Zo zegt [betrokkene 46] in juli 2016 in een OVC-gesprek: “Het is niet zo dat we altijd in het gareel meelopen. Het is niet zo dat we overal maar als hondjes eh... Ons gedragen en moeten gedragen. Maar we gaan niet door de beugel, in de zin van, we gaan niet promoten dat we een 1% club zijn. Want dat geeft alleen maar extra negativiteit”. [betrokkene 3] zegt bovendien in december 2014: “Ik bedoel No Surrender een motorclub met een slechte naam dat wordt allemaal aangepraat door anderen en laten wij nou met mekaar laten zien dat wij geen 1 % motorclub bent, want dat bent wij niet wij bent misschien wel veel stouter maar laten wij slimmer wezen naar de buitenwereld toe.” [betrokkene 3] koppelt dit in dit gesprek aan het proberen om een clubhuis te regelen in Zwolle. Daarom “moeten we ons allemaal met elkaar even slim gedragen”. [betrokkene 3] benadrukt dat ze met elkaar “slimmer worden in aanpakken van investeringen in geld in dingen waar we gebruik van willen maken”. Over hoe dat aangepakt moet worden zegt hij: “Van mekaar moeten we leren, mekaar tips geven mekaar scherp wezen” en dat ze strenger moeten zijn.
Die bewustheid van de eventuele negatieve gevolgen van het uitdragen van het 1%-teken op het hesje blijkt ook uit het OVC-gesprek van 8 januari 2015. Daarin zegt [betrokkene 36] immers: “En nu kun je iedere keer nog zeggen, nee we zijn geen 1% en als je het op je rug draagt dan kun je niet zeggen van we zijn geen 1% club. Dus dat was een hele duidelijke keuze”.
Uit de bewijsmiddelen volgt echter dat in de praktijk No Surrender zich wel als 1% motorclub profileert en zich daar ook mee associeert.
Al in 2013 is in notulen te lezen dat [betrokkene 1] zegt dat België het 1%-teken mag dragen. In een latere vergadering in 2013 zegt [betrokkene 1] dat in Nederland vooralsnog het 1%-teken niet wordt gedragen. Op de site van No Surrender staat op 13 december 2017: “Wij zijn een 1% motorclub ondersteund door meerdere brotherhoods”. Uit een verslag van chapter Zeeuws-Vlaanderen − inbeslaggenomen op 14 februari 2018 − volgt: “vanaf 1 november (...) vanaf vandaag mogen we 1% dragen”. In het clubhuis in Emmen en in de woning van verdachte werden 1% tekens aangetroffen, onder andere op aangetroffen hesjes.
De clubcultuur en de clubregels zijn erop gericht zoveel mogelijk uit het zicht van politie en justitie en andere buitenstaanders te blijven en de opsporing van strafbare feiten te bemoeilijken.
Zwijgplicht
Eén van de meest in het oog springende beginselen van de organisatie is, naast broederschap, de zwijgplicht die geldt voor alle leden op straffe van bad standing. De zwijgplicht is, zo legt [betrokkene 46] , consigliere en daarmee ‘opleider’ in een OVC aan nieuwe leden uit, de belangrijkste regel waar een lid dat wordt vastgehouden door de politie zich aan moet houden. De club wordt niet genoemd. Uit een OVC-gesprek van 15 december 2016 blijkt dat tegen nieuwe leden duidelijk wordt gemaakt: “Laten we even één ding voorop stellen, we hebben het over vertrouwen verhaal he. Nou, wat je hier ziet en wat hier gebeurt, daar hou je je bek over. Overal”. In de in 2016 inbeslaggenomen Chapter regels staat deze zwijgplicht als volgt omschreven: “Wat op de club gebeurt, blijft op de club. Dit is een keiharde regel. Bij overtreding van deze regel volgt bad standing”. In de presidentenvergadering van 26 november 2013 wordt over een incident in België gezegd dat er niets naar buiten mag worden gebracht over wat er zich in België heeft afgespeeld. Het wordt benadrukt dat berichtgeving over het aandeel van No Surrender de kop in moet worden gedrukt.
Deze regel wordt ook gehandhaafd. Uit een OVC-gesprek van november 2016 volgt dat verdachte iemand heeft aangepakt die met de politie heeft gepraat.
Beïnvloeding van personen
Ook blijkt van beïnvloeding van getuigen met als doel de bewijsbaarheid van strafbare feiten te bemoeilijken. Dit komt onder meer naar voren uit de toelichting die verdachte geeft op een OVC-opname van 6 september 2016. Hierin heeft hij het over de moeite die hij moet doen om mensen te weerhouden van het doen van aangifte of het afleggen van een verklaring. Verdachte zegt hierover ook: “Ik denk dat we daar wat slimmer in moeten wezen. (...) Dat weet iedereen toch wel dat het bij ons weg komt. Dan is het niet bewijsbaar. Nu hebben we zoveel mensen die kunnen praten”. Verdachte zegt in december 2016 over [betrokkene 37] dat ze hem beter moeten “sturen”, in die zin dat “hij zijn bek moet dicht houden”.
Jailhouseprocedure
Uit OVC-opnames en het huishoudelijk reglement van No Surrender blijkt dat alle leden financieel moeten bijdragen aan BHC (Big House Crew, een van de Hells Angels afkomstige term waarmee gedetineerde leden worden bedoeld). Voor clubleden die worden aangehouden op verdenking van een strafbaar feit kan er financiële- en rechtsbijstand worden geregeld vanuit de club: de zogenaamde jailhouseprocedure. Daarbij is direct ook duidelijk het voorbehoud gemaakt dat dit enkel geldt voor leden die “voor het clubbelang” of “voor de club zitten” en niet voor privé zaken. Deze procedure is − zo blijkt uit OVC- en tapgesprekken − onder meer in werking gesteld voor No Surrender lid [betrokkene 37] , nadat deze op verdenking van uitvoer van verdovende middelen is aangehouden in Duitsland. Dat deze praktijk ook vóór de herstructurering in 2016 bestond en gold voor alle chapters, volgt onder meer uit OVC-gesprekken van januari 2015 en januari 2016 waarin deze praktijk wordt besproken.
Afscherming
Ten slotte vindt op meerdere manieren afscherming plaats: zo mogen telefoons niet meegenomen worden in de memberroom of moeten ze in ieder geval worden uitgeschakeld en zijn er bij een doorzoeking in het clubhuis in Emmen twee jammers aangetroffen. In juli 2015 spreekt [betrokkene 3] al over apparatuur die radiosignalen opvangt of lensjes kan opsporen. Besproken wordt dat men moet oppassen met de telefoons. Men is te nonchalant geworden met de telefoon. Ook wordt de leden verteld dat ze goed moeten oppassen met e-mails die ze in verband met de club sturen zodat het “onder ons blijft” en mogen ze geen dingen laten slingeren. Er wordt verteld dat bijvoorbeeld de map met belangrijke dingen erin niet moet worden gevonden door de politie. Wanneer [betrokkene 37] door de politie is aangehouden, zorgt verdachte ervoor dat iemand even langs zijn huis gaat zodat “daar even iemand van ons bij is. Dat de politie niet zomaar alles kan doen”.
Verder zijn binnen No Surrender PGP-telefoons gebruikt voor de onderlinge communicatie. In november 2014 wordt in het clubhuis in Emmen gesproken over dat er straks € 2.000,- opzij wordt gezet voor een PGP telefoon. Daar wordt naartoe gewerkt, zodat er “safe” gemaild kan worden met elkaar. Er mag niks meer over de telefoon komen, wordt gezegd.
Verdachte spreekt in het OVC-gesprek van 11 augustus 2016 over het sturen van codes naar de nationals bij calamiteiten, waarbij deze codes “over de gewone telefoon” worden gestuurd. Deze uitspraak van verdachte wijst erop dat er onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende soorten telefoons.
In maart 2015 wordt door verdachte en [betrokkene 3] over PGP-telefoons gesproken. Verdachte zegt: “Oh ja, zo'n telefoon, met het Zuiden in contact staan, zo'n (...) PGP. Ik wil hebben van elke chapter dat we een paar centen bij elkaar leggen en dat we dat gaan.. (ntv)”. Er wordt besproken dat deze via het Zuiden moet worden aangeschaft voor ongeveer € 1.200,- à € 1.500,- en dezelfde soort moet zijn. Er zijn veel verschillende soorten. Verdachte zegt dat PGP vanuit het Zuiden komt. Per chapter leggen ze geld bij elkaar. Verdachte: “Waarom? Want dan weten we direct wat er gebeurt, nou moeten we het uit de krant lezen. Dat is natuurlijk absurd, dat ding moet bij de nomad liggen of wat dan ook, dat hij direct bij mij kan komen en zeggen: Luister, dit is er gebeurd. Ik lag in het ziekenhuis en ik las het in de krant, en achteraf heb je politiebegeleiding om de deur, elke nacht”. In een inbeslaggenomen kasboek van No Surrender, chapter Eindhoven, is te lezen dat op 1 maart 2015 en op 10 december 2015 in totaal € 1500,- aan uitgaven worden vermeld met de omschrijving “Aanschaf PGP Security” en “PGP Sergeant”.
In mei 2016 hebben [betrokkene 39] en [betrokkene 37] het ook over een PGP-telefoon en hoe deze werkt. Ze hebben kennelijk een instructie bij de hand, lezen deze voor en proberen met twee wachtwoorden ( [wachtwoord 1] en [wachtwoord 2] ) een apparaat te ontgrendelen. Gelet op de inhoud van het gesprek stelt het hof vast dat ze tijdens dit gesprek een PGP-telefoon met handleiding bij zich hebben en proberen te ontgrendelen.
Uit inbeslaggenomen verslagen van de kadermeeting van 30 december 2016 en 13 januari 2017 volgt dat voor de security “walkie talkies” zijn aangekocht. Mede gelet op het hiervoor genoemde OVC-gesprek van mei 2016 tussen [betrokkene 39] en [betrokkene 37] houdt het hof het ervoor dat met een “walkie talkie” een PGP-telefoon wordt bedoeld.
Blijkens het dossier wordt in januari 2017 besproken dat van verschillende mensen de PGP-telefoon afloopt. [betrokkene 2] zegt in dit gesprek dat hij hem net met 3 maanden heeft verlengd.
Uit in het dossier bevindende Ennetcom data volgt dat door een aantal No Surrender leden, waaronder [betrokkene 2] , via deze PGP-telefoons in april 2016 gesprekken zijn gevoerd die betrekking hadden op drugshandel.
[betrokkene 36] krijgt blijkens het OVC-gesprek van 15 augustus 2015 in het kader van de handel in drugs een telegram-bericht met een gecodeerde boodschap.
Tussenconclusie criminogene factoren
Al deze factoren zijn naar het oordeel van het hof redelijkerwijs niet anders te verklaren dan als middel om criminele activiteiten te verhullen en de opsporing en de bewijsbaarheid daarvan te bemoeilijken.
Conclusie oogmerk
Het hof is van oordeel dat de organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, waaronder diefstal met geweld, afpersing, dwang, bedreiging, (zware) mishandeling, al dan niet met voorbedachten rade en het opzettelijk overtreden van de Opiumwet.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat deze misdrijven gepleegd, gepland en/of besproken werden binnen het clubverband. Volgens vaste percentages werden de inkomsten van strafbare feiten verdeeld over de kaderleden van de club. Het zijn dan ook geen misdrijven die gepleegd zijn door individuen op persoonlijke titel, die daarnaast toevallig ook nog lid zijn van No Surrender, zoals door de verdediging is aangevoerd. Dat een organisatie naast een crimineel oogmerk ook andere − legale − doelstellingen heeft, doet daaraan niet af.
Deelneming en leiderschap
Volgens vaste rechtspraak is van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr sprake indien een persoon behoort tot de organisatie en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. De verdachte dient in dat verband in zijn algemeenheid te weten (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Niet is vereist dat de verdachte wetenschap heeft van een of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd, of dat zijn opzet is gericht op het plegen van die misdrijven, ook niet wanneer het gaat om misdrijven van uiteenlopende aard. Elke bijdrage aan een organisatie kan strafbaar zijn. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten en (dus) het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken.
Van alle verdachten kan worden gezegd dat zij als leiders hebben deelgenomen aan een criminele organisatie. Elk van de verdachten had een hoge rang binnen No Surrender, wat hen macht en gezag gaf. Zij hadden het, gelet op hun rang en functie, met elkaar feitelijk voor het zeggen binnen de club en presenteerden zich ook zo naar de leden. Verdachten voerden regels in waaraan chapters en individuele leden zich moesten houden, en zagen er bovendien intensief op toe dat deze regels strikt werden gehandhaafd. Zij waren in de positie om individuele leden dwingende aanwijzingen te geven en sancties op te leggen als deze niet werden opgevolgd.
Uit de bewijsmiddelen waar hierboven naar is verwezen, blijkt dat verdachten als belangrijkste leiders binnen No Surrender niet alleen wetenschap hadden van het feit dat er misdrijven werden gepleegd, maar ook dat zij het plegen van misdrijven faciliteerden door regels in te voeren en/of te handhaven die ervoor moesten zorgen dat criminele activiteiten niet aan het licht kwamen of de opsporing ervan werd bemoeilijkt.
Verdachte is vanaf het moment van zijn toetreding tot No Surrender direct de leider van de noordelijke chapters. Als zodanig maakt hij ook deel uit van de landelijke leiding van No Surrender waarin [betrokkene 1] de functie van generaal bekleedt. Na de aankondiging van het vertrek van [betrokkene 1] is verdachte landelijk meer op de voorgrond getreden. Hij manifesteert zich zowel binnen als buiten No Surrender als de leider en woordvoerder van de organisatie. Samen met [betrokkene 2] introduceert hij na het aankondigde vertrek van [betrokkene 1] een nieuwe structuur binnen de club, waarbij hij − samen met twee andere bestuurders − in feite alle zeggenschap krijgt. Verdachte geeft niet alleen opdracht tot bad standings, maar voert ze zelf ook uit, waarbij hij soms grof geweld gebruikt, getuige onder meer de bewezenverklaarde feiten 5 primair, 6, 7, 8 en 9. Hij stuurt direct en indirect leden aan die delicten plegen, regelt rechtsbijstand, controleert actief of men zich aan zijn zwijgplicht houdt en grijpt in als dat niet het geval blijkt.
Conclusie t.a.v. feit 12
Op grond hiervan is het hof van oordeel dat verdachte heeft behoord tot een op het plegen van misdrijven gericht samenwerkingsverband en dat hij daarnaast ook een aandeel heeft gehad in gedragingen die mede strekten tot de verwezenlijking van het binnen die organisatie bestaande oogmerk. Verdachte was bovendien, vanaf het moment van zijn aantreden, een van de leiders van de organisatie. Daarom is bewezen dat de verdachte als leider heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr en komt het hof tot een bewezenverklaring van het onder 12 ten laste gelegde. Het hof verwerpt het verweer van de verdediging.’
7. De bewezenverklaring van de verschillende feiten steunt op in de aanvulling opgenomen bewijsmiddelen. Deze houden onder meer het volgende in:
‘FEIT 3
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal bevindingen Opname Vertrouwelijke Communicatie (OVC) d.d. 23 januari 2015, (…) voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] :
Op 22 januari 2015 en 23 januari 2015 hebben wij DVD CCR_004 en DVD_CCR 0005 uitgeluisterd. Deze DVD bevatte opnamen van het gesprek gevoerd in het Mercure Hotel te Zwolle op 21 januari 2015.
[betrokkene 93] (stemherkenning): Ik heb jullie wel eens verteld over die ene jongen van de motorclub, (stukje onverstaanbaar) dus als er zo meteen een grote kerel met een hesje binnen komt, dan weet je dat. (...) [betrokkene 93] zegt dat hij de vorige keer daar ook zo gezeten had met een heel comité met die twee jongens van de motorclub en (...) die jongens die ik dan help dat is een lid van de motorclub (...) ik ken hem al zoveel jaren. (...) ik heb echt niks met de motorclub, alleen die jongens ken ik privé. (...) Een NN man zegt dat het allemaal niks zegt. (...) [betrokkene 93] vertelt dat het een beetje een dikke man is, hij is zeg maar teamleider van no surrender (...) Komt nog een man bij zitten. (...) [betrokkene 93] zegt: [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte]) neem maar een bakkie. [verdachte] zegt: ik stel me zo voor, heren. (...) Gaat iemand weg. (...) [verdachte] komt aan tafel.
[betrokkene 93] : [verdachte] , [betrokkene 102] (het hof begrijpt: [betrokkene 102]) die tegenover ons zit die heb ik sinds een paar maanden leren kennen, heb behoorlijke zaken, [betrokkene 102] he. (...) [betrokkene 102] weet een beetje wat ik met onze vrienden in Friesland, Keimpe en... onverstaanbaar mee gemaakt heb.
En wat jij voor mij aan het oplossen bent. Hij heeft een soortgelijk verhaal. (...) wat of hoe men denkt over [verdachte] , ik heb nog nooit gemerkt dat hij anders doet dan wat hij zegt... onverstaanbaar.., moet je het samen regelen, geef maar een telefoonnummer over en weer (...)
[betrokkene 102] : Ik ben genaaid weet je, ik ben voor twee en een halve ton genaaid (...) morgenmiddag ga ik met die beste man, die failliet gegaan is, lunchen, ik hoop dat hij betaalt, als hij verstandig is, ga ik het hem nog een keer vragen of hij al iets van een oplossing ziet of weet. (...)
[verdachte] : Verschrikkelijk onbeschoft varken die [slachtoffer 1] (het hof begrijpt: [slachtoffer 1]). (...)
[verdachte] : Luister, het zal wel leuk wezen als je ergens wat afspreekt en dat ik dan zo binnenstrompel, dat ik jou eventueel een knuffel geef.
[betrokkene 102] : Ja.
[verdachte] : En dan denkt die man van... snap je wat ik bedoel? Dat is meestal genoeg.
[betrokkene 102] : Ja (...)
Er wordt gelachen
[betrokkene 102] : ja zou dat zo gaan denk je?
[verdachte] : Dat zou natuurlijk fantastisch wezen (...)
[verdachte] : (...) maar ik wou daar zo toevallig binnen komen, en jou even een knuffel geven, even naar binnen gaan, even zitten, een klein lunchje nemen en dan weer weg. (....) even een collega meenemen.
[betrokkene 102] : Ja, maar dan kan ik wel even in scene zetten, dat is niet zo’n probleem. (...)
[betrokkene 102] : Het is een beetje een [betrokkene 104] (fon) type. Het zijn ook vrienden van elkaar.
[betrokkene 93] : hij kent [betrokkene 104] (het hof begrijpt steeds: [betrokkene 104] )
[verdachte] : die heb ik toch gebeld toen? Was strak geregeld toch? Dat was vijf minuten werk
[betrokkene 102] : [betrokkene 104] is ook zo een
[verdachte] : Dat is een goede vriend van hem?
[betrokkene 93] : ja die komen bij elkaar over de vloer ja
[verdachte] : Wat je dan moet doen morgen. Dat zou mijn voorzetje zijn, zeggen: Ik was gisteren met [betrokkene 93] aan het lunchen en toen kwamen twee man van de motorclub binnen zetten, dat zijn vrienden van [betrokkene 93] ja. Oh. [betrokkene 104] , kent die jongen, moet je zeggen, dat is [verdachte] kun je ook even zeggen. (...) oh wat een buffel (lachen). (...) maar ja die doet in incasso’s dus [betrokkene 93] zei direct: Schuif even aan. Moet je zeggen, ja ik heb hem niet gevraagd hoor, (...)
[verdachte] : (...) dan moet je ook eerlijk wezen als je wat beurt, dat ik dan ook een paar centen krijg. (...) ik bedoel mijn naam is zeer gevoelig, maar ook zeer respectvol, heleboel mensen hebben respect voor mensen zoals ik ben. (...)
[betrokkene 102] : ik ga morgen even naar hem toe, of ik ga morgen met hem zitten (...)
[verdachte] : Je kan morgen wel zeggen, er kwamen van die buffels binnen, van de motorclub, die beruchte motorclub, die No Surrender. Dat zijn goede vrienden, ik schrok me te pleuris man. (...) Zeg maar: [betrokkene 104] heeft hem nog gesproken, want [betrokkene 104] die kent hem ook goed.
(...)
[betrokkene 102] : [betrokkene 98] (het hof begrijpt: [betrokkene 98]) heb ik toen gesproken, want die liet mij toen weten wat dat met hem deed. (...)
[betrokkene 102] . Hij zei: ik ben net gebeld door [verdachte] ofzo, ik zei met wie? Ja door [verdachte] .(...)
[slachtoffer 1] : Nou zegt ie: Het zweet dat brak me aan alle kanten uit. (...)
[betrokkene 102] : Nou dat werkt wel. (...) Alleen maar gebeld zegt ie. Ja Schitterend.
[verdachte] : Dat is mooi (...)
[betrokkene 102] : Je kunt alleen bellen (...)
[verdachte] : dat mag allemaal he
[betrokkene 102] : hij doet toch niks verkeerd?
[verdachte] : nee daar is ook niks verboden aan
[verdachte] : ik zeg alleen maar ik kijk er even goed naar man. (...)
F: Ik denk dat het meer indruk maakt, dat jij dat zegt tegen hem dan dat ik tegen hem zeg. Kost minder dan een advocaat.
2. Een schriftelijk bescheid, te weten een uitwerking van een afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek, (…), voor zover inhoudende:
Datum: 05-02-2015 16:54:53
Beller: [telefoonnummer 14] , naam: [verdachte]
Gebelde: [telefoonnummer 15] , naam: [slachtoffer 1]
: Met [slachtoffer 1] .
[verdachte] : [slachtoffer 1] , [verdachte] , goeiedag (...) He luister, ik ben even met je maat aan de gang geweest. Ik heb een incasso lopen geloof ik (...) Hoe gaan we dat doen dan?
[slachtoffer 1] : ... waar gaat dit over?
[verdachte] : Nou ... je hebt geld van iemand. (...) ... [betrokkene 102] , die ken je toch?
[slachtoffer 1] : Ja, die ken ik.
[verdachte] : Die heb je van de week nog ontmoet toch, of niet?
[slachtoffer 1] : Ja:
[verdachte] : Nou die gaf aan euh ... niet betaald zeg maar. (...)
[slachtoffer 1] : ... maar wie bent u dan?
[verdachte] : Wie ik ben? (...) Dat wet oe toch? De brommerclub, de brommerclub toch. (...) Luister [slachtoffer 1] . Doe niet alsof je achterlijk bent of wat dan ook. (...) Ik ken jou beter als jij denkt dat ik euh dat jij denkt. (...)
[verdachte] : Okee, nou, ik ga de oplossing bedenken voor ons ja?
[slachtoffer 1] : Waarom doet u zo meneer? Ik...
[verdachte] : Nee luisteren, niet meneer jongen! Ik ben geen meneer man idioot. Nationale recherche, iedereen luistert mee. (...) je mag ook direct aangifte gaan doen bij wie dan ook. Ik ga rustig voor jou drie maand weg of nou een jaar of wat dan ook. Maar ik zal jou vertellen: ga met deze meneer gewoon netjes doen joh, idioot. (...) Je bent gewoon een schoft geweest, echt! (...) Omdat je een schoft bent geweest jongen, flikker. Je bent gewoon een kankerflikker jongen, echt. (...) Maar luister, ik krijg van meneer (...) [betrokkene 102] zo bericht of jij dat netjes oplost of niet. Zo simpel is het. Doe je dat niet? Ik zal jou vertellen, en dat mag je best tegen de politie zeggen, ik ga jou volgen tot in het graf. Echt waar. (...) Je bent gewoon een kankerflikker. (...) Maar ik zal je vertellen vriend, de verkeerde man getroffen op dat gebied. Ik laat niet los. (...)Ik ben geen pipo de clown. (...) Je bent gewoon een kankeroplichter. (...) niet zo bijdehand doen joh (...) Zeg gewoon wie ik ben jongen. Iedereen weet wie ik ben jongen. Elke telefoonnummer is bekend jongen. (...) Dan ben je nu toch vieze dikke tyfuslijders allemaal of niet. (...) Luister deze man ga je niet voor dit geld in de schuld zetten, dat ga je niet doen. Kijk maar wat je er mee doet, ik hoor wel van hem hoe dat gaat worden, ja?
[slachtoffer 1] : ja, okee.
3. Een schriftelijk bescheid, te weten een uitwerking van een afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek, (…), voor zover inhoudende:
Datum: 05-02-2015 17:03:43
Beller. [telefoonnummer 14] , naam: [verdachte]
Gebelde: [telefoonnummer 15] , naam: [slachtoffer 1]
: Met [slachtoffer 1] .
[verdachte] : He [slachtoffer 1] nog een keer met mij. (...) Luister, mijn man, [betrokkene 102] , was te goeder trouw toch of niet?
[slachtoffer 1] : Ja.
[verdachte] : Regel het dan gewoon jongen. Dat meen ik echt, want ik laat niet los, geloof mij, ik laat niet los.
[slachtoffer 1] : Dat heb ik al wel begrepen, ja.
[verdachte] : Ik laat niet los jongen, meen ik echt. (...) Luister ik ben daar helemaal.. daar ben ik zo woest over, over dat hele ding. Maar luister ik laat niet los. (...) Ik kom uit een heel andere streek weg als jou. Maar ik zal je vertellen, ook daar kan je gewoon vragen wie ik ben he. (...) Maar jij gaat het gewoon regelen met [betrokkene 102] . (...) Je bent net zo’n stel kankerflikkers (...) Maar ik zal je vertellen ik heb deze opdracht gekregen en ik ga deze opdracht gewoon afmaken. Zo simpel is het, ja? Je mag erbij halen wie je erbij halen wil. Je mag doen wat je doet je mag aangifte doen wat je ook doet, ook de politie luistert mee, dat weet ik gewoon. Iedereen mag mee doen die mee wil doen. Maar ik zal je vertellen: ik laat dit niet rusten. Dat meen ik echt. Ik laat dit niet rusten.
[slachtoffer 1] : Dat had ik al begrepen ja.
4. Een schriftelijk bescheid, te weten een uitwerking van een afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek, (…), voor zover inhoudende:
Datum: 05-02-2015 19:20:21
Beller: [telefoonnummer 14] , naam: [verdachte]
Gebelde: [telefoonnummer 15] , naam: [slachtoffer 1]
(...) [slachtoffer 1] : Ik ga er nou melding maken van dat ik aangifte ga doen van bedreiging. (...)
[verdachte] : Je bent gewoon een dikke flapdrol. (. ..) en de politie luistert gewoon mee. Deze telefoon wordt gewoon getapt, deze telefoon wordt gewoon getapt, elke dag.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 december 2017, (…), voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 102] :
Het is mij bekend dat [betrokkene 93] omgaat met [verdachte] . (...) Ik ben ook wel eens bij [betrokkene 93] op kantoor in [plaats] geweest waar ik iemand trof met een hesje aan. Dit was de eerste keer. Dit kwam bij mij schokkend over. Later heb ik [verdachte] ook wel eens op het kantoor van [betrokkene 93] in Drachten ontmoet. (...) Het is best wel intimiderend als je zo iemand treft. Het uiterlijk van de persoon [verdachte] is intimiderend. (...)
Eind 2014 was dat de tijd [A] failliet ging. (...) [slachtoffer 1] deed het dagelijkse bestuur van [A] . [A] ging failliet, ik ging erin voor 200.000 euro. (...) Ik kwam hierover in gesprek met [betrokkene 93] . [betrokkene 93] wist wel een iemand om dat te regelen. (...) [betrokkene 93] vertelde mij dat hijzelf al eens gebruik had gemaakt van deze persoon. Deze persoon was [verdachte] van de MC No Surrender dit wist ik later. [betrokkene 93] vertelde mij dat [verdachte] voor hem al twee keer een incasso tot een goed einde had gebracht. Met [slachtoffer 1] (het hof begrijpt steeds: [slachtoffer 1]) kwam ik niet tot een oplossing voor die € 200.000,-. (...) Eenmalig heb ik [verdachte] ingeschakeld en de opdracht gegeven om het bedrag van € 200.000 (het hof begrijpt: te laten betalen). Dit is niet gelukt is was daar vroegtijdig mee gestopt. De reden hiervoor is dat ik door [slachtoffer 1] werd gebeld [slachtoffer 1] vertelde mij dat hij bedreigd was. Wat [slachtoffer 1] mij vertelde is dat hij bedreigd werd door ene [verdachte] (...) Het boezemde [slachtoffer 1] wel angst in. [slachtoffer 1] vertelde mij dat hij de politie had ingelicht over het gebeurde en ik zou daar de gevolgen van moeten dragen. Ergens in 2015 heb ik telefonisch contact gehad met [verdachte] . Wij hebben toen een afspraak gemaakt bij Van der Valk in Klazienaveen. (...) We hebben gesproken over de incasso. (...) Wij maakten de afspraak dat [verdachte] , [slachtoffer 1] zou bellen i.v.m. de incasso van de 2 ton die ik nog tegoed had van [slachtoffer 1] . [verdachte] vroeg mij € 4000,- als de incasso uiteindelijk zou lukken. [slachtoffer 1] had mij overstuur gebeld, dat hij bedreigd was door [verdachte] over de telefoon (...) O: 15 januari 2015 (...) ik kan mij herinneren dat dit gesprek heeft plaatsgevonden. Ik zat er met [betrokkene 93] en even later kwam [verdachte] . (...) Ik had alleen een afspraak met [betrokkene 93] . Ik wist niet dat [verdachte] zou verschijnen. (...) Ik kan mij nog herinneren dat [slachtoffer 1] mij heeft gebeld. [slachtoffer 1] heeft mij toen verteld dat hij was gebeld door [verdachte] . En dat [verdachte] hem had bedreigd. Natuurlijk zal dit geweest zijn over de vordering die ik had tegenover [slachtoffer 1] . Ik heb later [verdachte] voor zijn incasso in Wezep bij de BP pomp getroffen en hem € 2000,- betaald voor dat ene telefoontje naar [slachtoffer 1] . (,..) Ik moet u wel mededelen dat ik toch wel bang ben voor represailles van de club van [verdachte] .
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 maart 2016, (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 11] :
Op 30 maart 2016 zijn wij, verbalisanten, naar de plaats Werkendam gegaan met als doel om [slachtoffer 1] te bezoeken en te vragen of hij een verklaring af wil leggen over het zakelijk conflict wat hij naar ons vermoeden in 2015 heeft gehad met [betrokkene 102] . (...) [slachtoffer 1] reageerde als volgt. Hij heeft een conflict met [betrokkene 102] gehad. (...) Hij wenst niet over het conflict met de politie te spreken, hij wil niet ‘in de molen’ terecht komen. Naar eigen zeggen weet hij hoe het gaat, de gegevens kunnen dan op straat komen te liggen (...)
Toen het conflict zich afspeelde, is hij naar de politie gegaan om een melding te maken. Hij wilde een melding maken zodat áls er wat zou gebeuren met zijn vrouw of kind, de politie wist wat er zich afspeelde. (...) Hij wil niet meewerken om alsnog een verklaring op papier te zetten, omdat hij voor zichzelf kiest. Als hij geen vrouw en kind had gehad, zou hij gelijk meegegaan zijn naar het bureau om een verklaring af te leggen.
7. Een schriftelijk bescheid, te weten een uitwerking van een afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek, (…) voor zover inhoudende:
Datum: 15-01-2015 13:07:20
Beller: [telefoonnummer 14] , naam: [verdachte]
Gebelde: [telefoonnummer 18] , naam: [betrokkene 93]
Samenvatting:
[betrokkene 93] zegt dat hij volgende week woensdag 21 januari weer in Zwolle zit in het Mercury hotel en heeft daar een afspraak met 2 mensen, 2 zaken relaties, dat is om half 11 en daar is hij met een half uur a drie kwartier mee klaar en dan laat hij 1 van die mensen langer blijven, want dat is interessant voor [verdachte] . [verdachte] vraagt hoe laat.
[betrokkene 93] zegt dat [verdachte] om een uur of elf, kwart over elf binnen kan komen lopen. [betrokkene 93] zegt dat hij dan die persoon gaat introduceren bij [verdachte] en dat zowel [verdachte] als die persoon daar voordeel bij kunnen hebben.
8. Een schriftelijk bescheid, te weten een uitwerking van een afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek, (…), voor zover inhoudende:
Datum: 23-01-2015 14:40:30
Beller: [telefoonnummer 14] , naam: [verdachte]
Gebelde: [telefoonnummer 16] , naam: [betrokkene 102]
(...) [betrokkene 102] : he luister, ik heb gezeten gisteren met hem en hij begon al goed. (...) en op het einde zeg ik tegen hem. Ehm Ik zeg tegen hem eh ik zeg [slachtoffer 1] , ik zeg ik heb een probleem eh doordat jij mij dat geld niet betaald hebt en ik geef jou tot volgende week de tijd of mij een goed voorstel te komen en eh doe je dat niet, dan moet ik zelf wat gaan regelen. (...)
[betrokkene 102] : en eh we hebben het over [betrokkene 93] gehad en we hebben het over [verdachte] gehad eventjes zo voor de neus weg, weet je wel (...)
[betrokkene 102] : Dus, eeh ik wacht het een week af [verdachte] en dan ehh spreek ik met je af en dan ehh zoeken we mekaar even op. En dan ehh gaan we een plan de campagne maken.
[verdachte] : Absoluut vriend.
9. Een schriftelijk bescheid, te weten een uitwerking van een afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek, (…), voor zover inhoudende:
Datum: 05-02-2015 19:25:50
Beller: [telefoonnummer 14] , naam: [verdachte]
Gebelde: [telefoonnummer 16] , naam: [betrokkene 102]
(...) [verdachte] : ik heb net gebeld met [slachtoffer 1] nog wat. Ik ben net weer teruggebeld en hij doet geen aangifte. Hij gaat jou nog bellen voor een afspraak.
[betrokkene 102] : Oke (...)
[betrokkene 102] : Nou goed, helemaal goed.
[verdachte] : Ik denk dat dit een opening is, maat.
[betrokkene 102] : Ik denk het ook. anders had ie niet gebeld.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 28 oktober 2021 bij de raadsheer-commissaris, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 102] :
Het bedrijf [A] was onderdeel van de VEKA-groep. Ik zou nog zo’n 230.000 euro van [A] krijgen. (...)
Ik was benieuwd hoe [betrokkene 93] over mijn vordering op de VEKA-groep dacht. [betrokkene 93] vertelde mij toen dat hij een soortgelijke ervaring heeft gehad met een bedrijf. Dat dat nog lopende was en dat hij daar iemand of een bedrijf op had zitten. Dat wekte mijn interesse uiteraard en toen heb ik hem gevraagd of hij mij in contact kon brengen met dat bedrijf. Dat kon hij wel. (...)
[slachtoffer 1] belde mij. Hij was flabbergasted en hij vroeg aan mij waarom hij net was gebeld door iemand die met hem niet een prettig telefoongesprek voerde, aangaande mijn openstaande vordering op [A] . Er zou geschreeuwd zijn tijdens dat telefoongesprek. Hij vertelde daarbij ook dat hij, als bestuurder van die BV, totaal geen sturing daarop had; hij kon daar niets. De bank van de VEKA had besloten dat alles wat niet te maken had met scheepsbouw afgestoten moest worden en daar viel mijn vordering dus ook onder.
Ik weet alleen dat ik mij heel goed kan herinneren dat [slachtoffer 1] tegen mij zei, dat hij de politie had gebeld en de situatie heeft uitgelegd. (...) Het was niet het beoogde resultaat waar ik op had gehoopt uiteraard. (...) Ik heb [verdachte] gebeld en hem gevraagd of hij wilde stoppen met zijn incassopraktijken. (...) Het was duidelijk dat het gesprek van [slachtoffer 1] met [verdachte] geen fijne ervaring was.
FEIT 4
(…)
FEIT 5
1. De door verdachte ter zitting van de rechtbank van 4 februari 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Met betrekking tot feit 5 laat de rechtbank een geluidsfragment van 7 januari 2017 horen (file number 9260, subfile 023) (...) U vraagt wat wij hebben gehoord. Ik was boos. [slachtoffer 2] had zich misdragen in Denemarken. Hij was de president van de Duitse chapter en wordt hier toegesproken. (...) Ik zal hem best tegen zijn schouder hebben geslagen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 april 2018, (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
In het onderzoek Akepa is gebruik gemaakt van Opname Vertrouwelijke communicatie (OVC). Alle genoemde opnamen zijn in eerste aanleg beluisterd. Daar waar vervolgens opnamen zijn verwerkt in een (deel) dossier van het onderzoek Akepa zijn deze opnamen door mij wederom beluisterd en is de inhoud hieronder weergegeven. Aan deze gesprekken nemen onder andere de volgende personen deel:
[verdachte] : betreft [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] , proces-verbaal stemherkenning 12022-AH-97.14
S (slachtoffer): [slachtoffer 2]
[betrokkene 3] : betreft [betrokkene 3] , geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] , proces-verbaal stemherkenning 12022-AH-98 (het hof leest: 12022-AH-89)
[betrokkene 36] : betreft [betrokkene 36] , geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] , proces-verbaal stemherkenning 12022-AH-8616
Unit ID A2-16463, File Number 9260, Subfile 023, Datum 7 januari 2017,
Tijdstip 11:48:13 uur t/m 11:51:18 uur
[verdachte] : Moeten jullie hier zijn?... (ntv) kunnen zij er even uit? (...) Ja, ik moet even wat doen hier.
Er wordt door NN-en gesproken over “ […] ” en “ […] ”.
[verdachte] :.... Zo onbeschoft gedragen in Denemarken als president. Ken niet man.
NN: Wat heeft hij gedaan?
[verdachte] : Zo onbeschoft gedragen in Denemarken.
NN: Ja?
[verdachte] : Als president he. Dronken, en zo vervelend. (...)
-Er komt kennelijk iemand binnen. Volgende gedeelte vindt plaats in het Duits.-
[verdachte] : [slachtoffer 2]
: Captain
-geluid alsof iemand een klap krijgt-
[slachtoffer 2] : Aaarch.....Waarom?
[verdachte] : Waarom? Dat was voor Denemarken. Jij, klootzak. (ntv) gedragen dan. Je kunt je ja niet gedragen ja.
[slachtoffer 2] : Dat was....
[verdachte] : JE KUNT JE JA NIET GEDRAGEN, Hé.
-geluid alsof er wordt geslagen-
[slachtoffer 2] : Ok
[verdachte] : JA?
[slachtoffer 2] : Ja
[verdachte] : Jack uit! Wegwezen, wegwezen, ja!
[slachtoffer 2] : Ok
[verdachte] : Jack uit. En met het geld alles oplossen met die lui, ja. Je bent president van deze club, je dient je te gedragen, meer niet. JA? GEDRAGEN! Daarom ben je president. Je bent een voorbeeld voor die mensen, ja.
[slachtoffer 2] : (zacht/timide) ok
[verdachte] : Pas goed op, m’n jongen, ja?
[slachtoffer 2] : (ntv)
[verdachte] : Ja? Pas goed op. En.... Jack uit, shirt uit. Shirt uit, open maken. Ik sla je de (ntv). We hebben je jack, anders had ik je die (ntv) kapot geslagen.
[slachtoffer 2] : Sorry.
[verdachte] : SORRY? Je bent normaal gesproken een voorbeeld, als president. Je bent een klootzak. Ik krijg telefoon van Denemarken, van mijn mensen, die 11 jaar moeten zitten, weet je. Voor deze club. Die zitten 11 jaar voor moord, ja? Jij verneukt daar mensen.
[slachtoffer 2] : Dat was niet zo bedoeld.
[verdachte] : Je hebt het gedaan.
[slachtoffer 2] : Ja, maar niet expres.
-geluid van een klap-
[slachtoffer 2] : Aaarch......
[verdachte] : Ja? Wegwezen, klootzak, wegwezen. En alles regelen he. De geldafspraken, wat je geleend hebt, wat je nog terugbetalen moet (...) Ik heb gehoord dat je nog wat betalen moet. (In het Nederlands) Eh [betrokkene 3] , regel dat even met [betrokkene 8] . Ga met capt. [betrokkene 3] mee. En als je je bek open doet tegen andere mensen, maakt me niet uit, ik kom bij je thuis.
-einde gesprek in het Duits- (...)
Unit ID A2-16463, File Number 9260, Subfile 024, Datum 7 januari 2017,
Tijdstip 11:51:18 uur t/m 11:56:35 uur:
[verdachte] : Onbeschoft varken man, in Denemarken (...) Ik wou hem ook niet echt slaan, want eh.... Je slaat hem nog dood ook nog. Maar gewoon wegwezen, oprotten. (...) We hebben beloofd (ntv) feest zo weg moet. Zonder kaak, of wat dan ook. Dus....
-door elkaar-
[betrokkene 3] : Godverdorie, ik wou hem.. (ntv) maar hij had genoeg gehad ja,... (ntv) dit ja.
[verdachte] : Morgenvroeg als hij wakker wordt dan, huh (...)
[verdachte] : Dit is [betrokkene 113] z'n grootste vriend. Maar die gaat daar stoer doen, als president. En gaat mensen hele tijd lastig vallen en onbeschoft weez'n. Dus ik krijg daar een mailtje over van die captain. Ik heb m'n eigen jongens hier d'r uitgetrapt (ntv) he. Die heb ik helemaal allemaal verbouwd, geloof mij, helemaal de kop kapot geslagen, en oorsuizen d'r bij. En dan ga ik zo'n jongen sparen? Ga weg man.
Er komen kennelijk meer mensen binnen. Er wordt ook Duits gesproken (...) Als kennelijk iedereen binnen is neemt [betrokkene 36] het woord (Duits) Er wordt o.a. gezegd dat iedereen moet komen.
[betrokkene 36] : Luister jongens.
NN: geen [slachtoffer 2] ?
[betrokkene 36] : Nee. Luister jongens. [slachtoffer 2] is er net uit gegaan. BS (het hof begrijpt: bad standing). Hij heeft zich misdragen, dat Denemarken zich bij cap [verdachte] heeft gemeld. Denemarken heeft zijn beklag gedaan dat hij zich zo heeft misdragen. Heeft daar de zaken verneukt. En wat we ook net nog gehoord hebben is dat hij ook nog geld schuldig is, aan 2 lui. Zonder dat hij dat gezegd heeft. Jammer dat het zo gaat. Dat we weer iemand verliezen, omdat men niet eerlijk is. (...) Ik zeg het nog één keer, ik heb het al tegen iedereen gezegd: de 1e die zich weer misdraagt, of weer niet eerlijk is, of weer broeders verneukt, die kan direct opstappen. Ik hoop dat dit duidelijk is nu. Dit is ook de laatste keer dat ik weer zo’n gesprek houd.
Iemand zegt dat [betrokkene 36] nog even weer overnieuw moet beginnen omdat ze lang niet compleet zijn.
[betrokkene 36] (Duits): Ok, jongens, even kort voor diegene die net zijn binnengekomen, pres [slachtoffer 2] is net met BS er uit gegaan. Hij heeft zich zo misdragen dat de lui uit Denemarken, de cap uit Denemarken, onze captain [verdachte] gebeld heeft, en zijn beklag heeft gedaan over zijn gedrag. Hij heeft geld, wat hij nog openstaan had, niet betaald. Hij is verschillende mensen nog geld schuldig, ik heb er genoeg van.
[verdachte] : Als ik wat mag zeggen.... (...) Mensen die zich in het buitenland niet kunnen gedragen, die krijgen op hun bek.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2017, (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 20 juni 2017 heeft een beëdigde tolk Duits een aantal Duitse fragmenten beluisterd van de OVC van 7 januari 2017 en vertaald vanuit de Duitse taal.
4. Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 20 december 2017, (…), voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Het is juist dat ik tot januari 2007 president van de No Surrender MC Chapter Death Country ben geweest. We hadden destijds een clubhuis in Börger in het Emsland gehad (...) Ik word nu heel concreet op 07-01-2017 aangesproken. Het was zo dat we op die avond bij onze broeders in Emmen op een party zijn geweest. We waren daarbij in het clubhuis van No Surrender MC Emmen in Nederland. Op deze party was ook de “World Captain” [verdachte] . In het kader van deze party ben ik door [verdachte] opgeroepen om 'af te leggen'. Het ging hier om een beschuldiging van belediging ten opzichte van onze Deense broeders, die ik echter niet zo kon begrijpen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2017, (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
In het onderzoek Akepa zijn diverse bijzondere opsporingsmethoden toegepast waaronder Onderzoek telecommunicatie (Tap) en Opnemen vertrouwelijke communicatie (OVC). Door mij, verbalisant [verbalisant 2] is onderzoek ingesteld naar de verdachte [verdachte] en gesprekken opgenomen in tap en OVC.
Deze verdachte is volledig genaamd:
[verdachte] (roepnaam [verdachte] )
geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] (...)
Op 23 januari 2014 is er op Youtube een filmpje van een persconferentie gepubliceerd. Dit is onderdeel van een uitzending van RTV Drenthe.
Dit filmpje heeft de volgende URL: https://www.youtube.com/ […] en is als bijlage bij dit Proces-verbaal gevoegd middels DVD.
Deze persconferentie gaat over [verdachte] en de overstap van Satudarah leden naar No Surrender. In het filmpje is o.a. [verdachte] aan het woord.
Het genoemde filmpje kan als brongesprek ten behoeve van stemherkenning van verdachte [verdachte] dienen.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 mei 2017, (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
In het onderzoek Akepa is een bijzondere opsporingsmethode toegepast te weten Onderzoek telecommunicatie (Tap).
Door mij, verbalisant, is onderzoek ingesteld naar de verdachte [betrokkene 3] en de gesprekken opgenomen in de tap.
Deze verdachte is volledig genaamd:
[betrokkene 3]
geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] (...)
- Onderzoek telecommunicatie:
Op 23 december 2014 te 09:31:38 uur is een telefoongesprek middels het telefoonnummer [telefoonnummer 4] , gevoerd.
[betrokkene 3] belt met het UWV. [betrokkene 3] meldt zich ziek, daar hij een zware burn out heeft die overgegaan is in een depressie volgens zijn psychiater waar hij gisteren is geweest
(bron: 03DRN12022-AKEPA -sessienummer 7066, d.d.23/12/2014 te 09:31:38 uur) (...)
Het telefoonnummer [telefoonnummer 4] staat op naam van [betrokkene 3] , [a-straat 1] , [plaats] . Ik, verbalisant, heb dit gesprek beluisterd en de beller in dit gesprek stelt zich voor als [betrokkene 3] . (...)
Ik, verbalisant, heb meerdere gesprekken van de tap beluisterd en daarin is dezelfde stem te horen als in het genoemde tapgesprek.
Uit bovenstaande kan worden vastgesteld dat de beller de genoemde verdachte [betrokkene 3] betreft en derhalve kan bovenstaand gesprek als brongesprek ten behoeve van stemherkenning van verdachte [betrokkene 3] dienen.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2017, (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 12]
In het onderzoek Akepa en de deelonderzoeken Sargas en Walpurga zijn diverse bijzondere opsporingsmethoden toegepast waaronder Onderzoek telecommunicatie (Tap) en Opnemen vertrouwelijke communicatie (OVC).
Door ons, verbalisanten is onderzoek ingesteld naar de verdachte [betrokkene 36] en gesprekken opgenomen in tap en OVC.
Deze verdachte is volledig genaamd:
[betrokkene 36]
geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] (...)
Onderzoek telecommunicatie:
Op 3 september 2015 te 14:26 uur is een telefoongesprek middels het telefoonnummer [telefoonnummer 3] , gevoerd.
[betrokkene 36] (NG) wgd [betrokkene 4] van het gemeentehuis Emmen. Ze vragen eerst naar elkaars vakantie, die er inmiddels op zit en dan naar de gezondheid van [betrokkene 36] . [betrokkene 36] zegt dat hij verleden jaar goed door heen gekomen is. [betrokkene 4] zegt een nota te hebben van de huur van het terrein en vraagt waar deze heen moet. [betrokkene 36] zegt blij te zijn dat [betrokkene 4] die heeft want ze hebben alle afdelingen op het Gemeentehuis gehad om deze te betalen en niemand kan hun iets zeggen. [betrokkene 36] en [betrokkene 4] spreken af dat de nota naar [betrokkene 44] aan de [b-straat] gaat. [betrokkene 36] zegt dat ze dan gelijk de nota over maken. EG. (...)
In bovenstaand gesprek wordt de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] gebeld door [wethouder] van de gemeente Emmen. Het gesprek gaat over de huur van het terrein. De gebelde noemt zich [betrokkene 36] en wordt vervolgens meneer [betrokkene 36] genoemd door [wethouder] .
Uit bovenstaande kan worden vastgesteld dat de gebelde persoon de genoemde verdachte [betrokkene 36] betreft en derhalve kan bovenstaand gesprek als brongesprek ten behoeve van stemherkenning van verdachte [betrokkene 36] dienen.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 3 januari 2018, opgenomen op pagina 5050 e.v. (map 18) van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
V: Nou dan hebben we het nog in de algemeenheid, er staat hier dat zijn hesje wordt afgenomen. Hè bij bad standing lezen wij dat hesjes worden afgenomen.
A: Ja.
V: Wat gebeurt er dan met zo'n hesje?
A: Dat ligt eraan, we hebben een hele tijd gehad dat we ze gingen door verkopen. Als ze de goeie maat hadden.
V: Aan nieuwe leden.
A: Aan nieuwe leden, want weet je wat het is, een nieuw hesje kost toch wel € 80
V: Ja.
A: En en dan € 25, het goedkoop maken, want de motorclubmensen bij ons sowieso hebben niet veel geld te besteden, ben ik eerlijk in. Contributie is € 50 in de maand dus het is krabben en klooien om rond te komen.
FEIT 6
1. De door verdachte ter zitting van de rechtbank van 11 februari 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
U laat mij een geluidsfragment horen (File Number 6294, Subfile 003, pagina 3531 map 12). Hier is te horen dat ik boos ben op [slachtoffer 3] . Hij had geld geleend − volgens mij voor een motor − van een grote dikke man en had met deze man een betalingsafspraak gemaakt. Ik stond garant voor [slachtoffer 3] . Toen [slachtoffer 3] zich vervolgens niet aan de afspraak hield, stond ik in mijn hemd. (...)
Met ‘ [slachtoffer 3] heeft een paar flappers aan z'n oren gehad', bedoel ik dat hij een draai om de oren heeft gehad.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 maart 2018, (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
In maart 2014 is het onderzoek Akepa gestart. In dit onderzoek is informatie bekend geworden over een mishandeling, gepleegd op 1 november 2016 te Emmen in het clubhuis van de MG No Surrender. Het slachtoffer van deze mishandeling betrof een man genaamd [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] 1972 in [geboorteplaats] .
Middels een Europees onderzoeks bevel (EOB) is het verzoek gedaan aan de Belgische autoriteiten om [slachtoffer 3] te horen als aangever en getuige in deze zaak.
Aan dit verzoek is voldaan en van dit feit is proces-verbaal opgemaakt en is de inhoud tevens middels mail gedeeld met de Nederlandse politie.
Door mij verbalisant, is bij nadere bestudering van genoemde mail en proces-verbaal het volgende vastgesteld:
Mail 17 november 2017
In de mail van maandag 17 november 2017 van de politie te België staat vermeld:
Betrokkene deelde ons mee dat hij geen enkele verklaring wou afleggen. Volgens hem had hij vernomen dat hij niet in bad standing door MC No Surrender was gezet en lieten deze hem met rust sinds de ‘klappen’ die hij vorig jaar in Emmen ontving.
Proces-verbaal 017598/2017
In het opgemaakte proces-verbaal (...) relateerde het contact met en het verhoor van [slachtoffer 3] staat het volgende vermeld:
Betrokkene deelde ons mee dat hij geen enkele verklaring wou afleggen. (...)
Contact Belgische Autoriteiten:
Op dinsdag 27 maart 2018 is door mij, verbalisant, telefonisch overleg gevoerd met de verbalisant van het genoemde proces-verbaal en uitleg gevraagd over bovenstaand verschil in de tekst. Hierbij is mij gebleken dat [slachtoffer 3] telefonisch gehoord is. (...) Aangever heeft in dit contact met de Belgische politie aangegeven dat hij “klappen” heeft gehad bij de mishandeling in Emmen. Hij wilde dit echter niet opgenomen hebben in een proces-verbaal uit angst voor verdere problemen met No Surrender.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 maart 2018, (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
Middels daartoe strekkende machtiging van de rechter-commissaris is vertrouwelijke communicatie opgenomen in de memberroom van het clubhuis van motorclub No Surrender aan de Kapitein [c-straat] te Emmen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 april 2018, (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
In het onderzoek Akepa is gebruik gemaakt van Opname Vertrouwelijke communicatie (OVC). (...)
Middels stemherkenning is vastgesteld dat onder andere onderstaande personen deelnemen aan de gesprekken:
[betrokkene 39] : betreft [betrokkene 39] , geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] ,
Proces-verbaal stem herkenning 12022-AH-84
[verdachte] : betreft [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] , proces-verbaal stemherkenning 12022-AH-97.
File Number 6294, Subfile 003
Datum 1 november 2016, Tijd 17:42:12 uur t/m 17:47:29 uur
Men is nog bezig met het inrichten.
Er komt iemand binnen, zegt vriendelijk: “Goedenavond.”
( [verdachte] is ook aanwezig)
-door elkaar - gestommel-
[verdachte] : He, he
NN: Oh, oh
[verdachte] : Jij gaat nooit meer tegen mij liegen, ja?
-geluid van klappen?- (het hof heeft naar aanleiding van het afluisteren ter terechtzitting in raadkamer vastgesteld dat het daadwerkelijk klappen betroffen)
[verdachte] : (schreeuwend) Jij gaat nooit meer tegen me liegen, ja? Goed:? Ja? Jij gaat nooit meer tegen me liegen, ja? Nooit meer, ja? Genoeg.
NN (timide): nee, nee
[verdachte] : terugsnijden naar prospect, hup. Terugsnijden naar prospect en denk er goed om, jij gaat niet bij de club weg. Jij gaat nooit meer tegen me liegen, jonge, denk daar goed. Ik heb jou... Ik heb, ik heb voor je ingestaan, toch? Of niet? (klap) Ik heb voor jou ingestaan, toch? En je gaat er zo tussenuit? Zonder mij te waarschuwen? Gaat nooit gebeuren, maat. Nee, je hoeft niks meer te zeggen. Ja, je gaat nooit meer (ntv)
[betrokkene 39] is ook te horen
[verdachte] : He! Je gaat nooit meer tegen me liegen, ja? Je gaat nooit meer zo tussenuit. (klap) Als ik voor jou in sta, hier, dan sta ik voor jou in. Maar je gaat er nooit van tussenuit bij mij, denk daar goed om vriend. Ja?
NN: ja
Iemand verlaat de memberroom
[betrokkene 39] : (ntv) nodig is. Ben je nou echt zo dom? (ntv) valse waakhond. (ntv) en dan ga je 10 man, ga je niet inlichten over dingen die gebeuren.
NN: (timide) Niet de bedoeling
[betrokkene 39] : Niet de bedoeling, maar klaar. (ntv) Heb jou gezegd dat jij gelijk hebt, met al die ruzies hier allemaal. En dat is het zover dat we hem mogen slaan. En dan ga je...
NN: (ntv)
[betrokkene 39] : Ja, heb je wel gedaan. Daarom was hij zo boos, klaar. Klaar. Wat jij doet is ondankbaarheid.
NN: Echt niet de bedoeling
[betrokkene 39] : Ja, is niet de bedoeling, maar (ntv) Je bent al zo lang bij ons, en nog van die fouten maken. (gedeelte ntv). Als [verdachte] , als het zover is dat [verdachte] kwaad is, broer, he, dan is't, neem van mij aan dat jij dat echt gedaan heb.
NN: spijt me
[betrokkene 39] : (ntv) Ik had een sergeant-functie voor jou al in gedachten. Ga je gewoon weer, ga je gewoon weer, dingen, fouten maken.
NN: Mag ik iets zeggen?
[betrokkene 39] : Ik wil niet eens horen wat je te zeggen hebt, maakt niet uit. Weet je wat het is? Je hebt [verdachte] kwaad gemaakt, je hebt mij kwaad gemaakt. (ntv) Ik wist niet eens waar het over ging hoor. (ntv) maar ik voelde al weer wat. En nou zie ik een keer (ntv) ja, nou begrijp ik het. Jonge, jonge, jonge.
[…] begint weer over de inrichting m.b.t. het eten.
[betrokkene 39] : Weet je, dat doet die man pijn he, weet je? Snap je? Dit doet [verdachte] pijn. Dat is het erge d'r aan. Dit doet die man pijn. (ntv) inzet, inzet. Je heb t nog nooit (ntv) ik wel. O, ga dat doen, ga dat doen, licht de captain niet in. Dat (ntv) snap je?
[verdachte] komt weer binnen.
[verdachte] : Luister, gewoon goed je best weer doen. D'r tussenuit kan niet he. Captain [betrokkene 11] die weet er straks van. Die gaat met je afwerken, dat gaat niet gebeuren. Luister, ik ben voor jou goed geweest, je gaat niet zomaar mij verlaten. Dat doen we niet.
NN: Dat was ik niet van plan
[verdachte] : Ja, dat was je wel van plan, want je was al weg.
[betrokkene 39] : ja
[verdachte] : Zonder mij, zo werkt het niet.
[betrokkene 39] : (ntv) klaar.
NN: Spijt mij
[verdachte] : Is goed. Geaccepteerd. Ja? Geaccepteerd, ja? Je hebt nog geluk. Meen ik serieus, want ik ben boos.
[betrokkene 39] : heb ik net verteld, cap.
[verdachte] : je hebt gewoon geluk, ik ben boos.
NN: (NTV) spijt.
[verdachte] : nee, is ook geaccepteerd, ik ben 't nou vergeten. Ja? Ook niet meer denken de volgende keer: "Nou, d'r gebeurt wat." Maar je gaat me niet achter m'n rug om dat doen. Nou de duidelijk dat ik de baas (ntv) en dan zal ik je ook laten zien dat ik de baas ben. Zo simpel is 't (...)
File Number 6295, Subfiles 004 & 005
Datum 1 november 2016, Tijd 18:25:19 uur t/m 18:33:05 uur
Men (behalve [verdachte] ) verlaat de memberroom.
[betrokkene 36] komt binnen.
[betrokkene 36] : Veel reacties of niet? Ik heb het niet kunnen zien.
[verdachte] : (ntv)
[betrokkene 36] : Ja? Maar de reacties te horen heb je ze mooi een poepie laten ruiken, of niet?
[verdachte] : Absoluut!
[betrokkene 36] : Wilden ze je weer voor gek zetten of zo?
[verdachte] : Neeee, nee nee. Die […] is hartstikke (ntv)
[betrokkene 36] : OK
[verdachte] : Kan ik niks van zeggen. [slachtoffer 3] is d'r met eh... .
[betrokkene 36] : En eh... wel eh....knock out geslagen? Goed. (...)
File Number 6296, Subfile 001
Datum 1 november 2016, Tijd 18:33:45 uur t/m 18:39:02 uur (...)
[verdachte] : Ik heb net [slachtoffer 3] van België, wat gegeven, teruggezet naar prospect. "Nooit meer liegen." Ik zeg: "Jij liegt alles bij mekaar tegen mij, ik heb jij kont gered, voor die dikke nomad van ons. En dan toch achter m'n rug om weggaan, en liegen tegen nomad pappa en capt. [betrokkene 11] , Luister vriend, als jij nog één keer liegt, kom ik zelf in België. Breek je de benen." (...)
[verdachte] : ja, poperingen (fon)
File Number 6296, Subfile 018
Datum 1 november 2016, Tijd 20:03:40 uur t/m 20:08:57 uur (...)
[verdachte] trapt de vergadering af (...)
Verder vertelt [verdachte] dat hij vandaag [slachtoffer 3] van België heeft terug gesneden naar prospect.
Met een paar draaien om de oren. [slachtoffer 3] bleef alles bij elkaar liegen. (...)
File Number 6297, Subfile 013
Datum 1 november 2016, Tijd 21:37:02 uur t/m 21:42:19 uur
[verdachte] : En we hebben liever ook dat we een bad standing uitgeven. En vanavond hebben we [slachtoffer 3] , is het he, [slachtoffer 3] , die hebben we terug gesneden naar prospect. Gewoon keihard d'r weer op, heeft een paar flappers aan z'n oren gehad. Behoorlijk last van, denk ik. Nou ja, da's beter dan dat je steeds loopt te trekken aan mensen, vooraf, dat ze geld moeten betalen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 29 januari 2018, (…), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
(V = vraag, A = Antwoord)
(...) We hebben het over [slachtoffer 3] . (...)
V: Op 27 oktober 2016 zeg jij in een telefoongesprek dat je nog niks van [slachtoffer 3] gehoord hebt. Maar dat hij nog meer puinhopen zou hebben achter gelaten.
A: Ja correct. (...)
V: In dat zelfde gesprek zegt de persoon die je aan de lijn hebt, dat hij wil proberen om hem morgenavond of vrijdag naar Emmen te krijgen. Met wat voor doel zou [slachtoffer 3] zich moeten melden?
A: Misschien om een oplossing te treffen, over dit. Denk ik hoor (...) De NN-man is [naam 5] . Hij was de captain van België. (...)
V: Op 1 november 2016 hebben wij een geluidsopname gemaakt in de memberroom, tussen 17.42 en 17.47 uur. (...) Jij zegt “terug snijden naar Prospect”.
A: Ja straf. (...) Als je liegt - straf. (...) Mishandeling vind ik een groot woord. (...) Ik hoor gewoon dat we clubreglement hanteren. Gewoon: niet doen, hup. Niet liegen tegen iemand.
(...)
Ik kan mij goed herinneren dat [slachtoffer 3] binnenkwam en dat ik boos was op [slachtoffer 3] ja. Omdat hij mij voor schut zette. (...)
V: Was [slachtoffer 3] op jouw uitnodiging daar gekomen?
A: Zou kunnen, volgens mij staat dat ook in het verslag: komt die donderdag of vrijdag. (...) Maar kan ook wezen dat ik erover heb gebeld, dat ik met [naam 5] heb gebeld.
V: Nou ja, daar hadden we het net over, die tapgesprekken hè.
A: Ja hebben we het net over gehad. Dus wie er gebeld heeft, dat weet ik niet, maar [slachtoffer 3] is in ieder geval gekomen. Dus ja.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal bevindingen stemherkenning d.d. 17 mei 2017, (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 12]
In het onderzoek Akepa en de deelonderzoeken Sargas en Walpurga zijn diverse bijzondere opsporingsmethoden toegepast waaronder Onderzoek telecommunicatie (Tap) en Opnemen vertrouwelijke com municatie (OVC).
Door ons, verbalisanten is onderzoek ingesteld naar de verdachte [betrokkene 39] en gesprekken opgenomen in tap en OVC.
Deze verdachte is volledig genaamd:
[betrokkene 39]
geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] (...)
Onderzoek telecommunicatie:
Op 27 mei 2015 te 09:29 uur wordt het volgende telefoongesprek opgenomen:
[betrokkene 39] (NG) [betrokkene 118] van [C] . [betrokkene 39] zegt een motor te willen verzekeren hetgeen niet kan bij [D] . [betrokkene 118] zegt een berekening te willen maken. [betrokkene 39] zegt dat de berekening niet nodig is want hij wil de motor gewoon verzekerd hebben. [betrokkene 39] geeft het kenteken van de motor door [kenteken] . [betrokkene 39] zegt 9 schade vrije jaren te hebben. [betrokkene 39] zegt dit ook op de auto te hebben staan. [betrokkene 39] zegt voor de motor geen schade vrije jaren te hebben. [betrokkene 39] zegt de motor vandaag te hebben aangekocht. [betrokkene 39] geeft zijn geboortedatum [geboortedatum] 1967 en geeft zijn [postcode] . [betrokkene 39] zegt gewoon een WA dekking te willen. [betrokkene 118] zegt dat hij uitkomt op een premie per maand van 9.45 euro. [betrokkene 39] zegt dit prachtig te vinden en geeft zijn volledige personalia door. [betrokkene 39] geeft zijn emailadres: [betrokkene 39] @live.nl. [betrokkene 39] zegt de betaling per kwartaal te willen voldoen middels een acceptgiro. [betrokkene 118] vraagt naar het bankrekeningnummer. [betrokkene 39] zegt dit niet bij de hand te hebben. [betrokkene 118] vraagt naar het rijbewijs. [betrokkene 39] zegt deze niet bij de hand te hebben maar heeft wel zijn paspoort bij zich en geeft het nummer door: [001] . [betrokkene 118] vraagt naar de meldcode van het voertuig. [betrokkene 39] geeft door: [002] . [betrokkene 118] vraagt of er de afgelopen 5 jaar nog opzeggingen of weigeringen zijn geweest bij een verzekeringsmaatschappij. [betrokkene 39] zegt van niet. [betrokkene 118] vraagt of [betrokkene 39] de afgelopen 8 jaar nog in aanraking is geweest met politie of justitie. [betrokkene 39] zegt niet in aanraking geweest te zijn met politie of justitie. [betrokkene 118] zegt de verzekering te gaan opmaken en [betrokkene 39] krijgt de polis thuis + nota. [betrokkene 39] zegt zijn bakrekeningnummer nog door te geven. EG.
In bovenstaand gesprek wordt er bij [C] een motorfiets verzekerd.
De beller geeft aan [betrokkene 39] te heten, geboren te zijn op [geboortedatum] 1967 en de [postcode] te hebben. De vermelde gegevens komen overeen met de naam, geboorte en woongegevens van verdachte [betrokkene 39] .
Uit bovenstaande kan worden vastgesteld dat de beller de genoemde verdachte [betrokkene 39] betreft en derhalve kan bovenstaand gesprek als brongesprek ten behoeve van stemherkenning van verdachte [betrokkene 39] dienen.
FEIT 7
(…)
FEIT 8
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 januari 2018, (…), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
Vraag: Waar we het nu over gaan hebben, is een mishandeling gepleegd op 15 oktober 2015. En dat is de bad standing van [slachtoffer 4] . (...)
A: Maar dat was, ja bad standing dat komt eruit, haha contributie achterstand, bad standing gekregen, maar hij kwam steeds niet opdagen (...)
A: We hebben hem een klein zetje gegeven. Ben ik eerlijk in . (...) Ga eruut man, weg, en de president van de Merchenaries, de toenmalige president heeft gezegd van bad standing (...)
V: Want hoe is het, als je een bad standing hebt, kun je dan weer..
A: Nee dat ligt, kijk, weet je wat het is? Die, die chapter die bepaalt dat, omdat je steeds smoesjes bedenkt. (...)
V: Wie gaf [slachtoffer 4] de bad standing?
A: De chapter. Dat heb ik net uitgelegd, de chapter bepaalt het zelf
V: Ja maar wie van de chapter? Wie voert het uit?
A: De chapter, bestuur! (...)
V: Wat is jouw functie dan? Dat je daarbij bent?
A: Nog één keer, ga ik je nog één keer vertellen: de spullen van de club wil ik graag terug hebben. Ik ga, dat kan ik jou wel duizend keer vertellen. (...)
A: ik heb gezegd dat die weg moest ja. (...)
A: Hij heeft bad standing gekregen omdat die blijft liegen dat die niet komt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 april 2018, (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
In het onderzoek Akepa is gebruik gemaakt van OVC. (...)
Aan de gesprekken nemen onder andere de volgende personen deel:
[verdachte] : betreft [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] , proces-verbaal stemherkenning 12022-AH-97
NNM (slachtoffer): [slachtoffer 4]
Unit ID A2-16283, File Number 5190, Subfile 033
Datum 15 oktober 2015, Tijd 23:20:54 t/m 23:26:12 uur.
[verdachte] : He jongens willen jullie even (onvst)
NN: Wat zei je Cap, moeten we eruit?
[verdachte] : He Maat (fon)
Geroezemoes en geluiden die klinken als schuivende stoelen.
[verdachte] klinkt met stemverheffing
[verdachte] : Wat is er met jou aan de hand?
Je hoort een hard geluid dat klinkt als een slag of een klap.
[verdachte] : Wat is er met jou aan de hand? Wat is er met jou aan de hand? He
NNM reageert maar niet te verstaan.
[verdachte] : Wat is er met jou aan de hand, he? Wat is er met jou aan de hand, joh?
(Opmerking verbalisanten:) Intussen klinkt een geluid dat klinkt als een harde klap.
NNM: Kaptain,... dat heb proberen uit te leggen.
[verdachte] :... ntv. Uitdoen! UITDOEN DIE ROMMEL! Hup, wegwezen. Ja?
NNM: Ja.
(Opmerking verbalisanten: Je hoort een geluid dat klinkt als een harde klap)
[verdachte] : Uit doen die rommel. Wat heb je thuis liggen op moment?
NNM: Niks. Ik heb alleen het mail adres.
[verdachte] : Ja en je hebt nog een wachtwoord en een nummer, of niet?
NNM: Ja
(Opmerking verbalisanten: Je hoort geluiden die klinken als harde klappen.) (...)
[verdachte] : Nooit meer liegen jonge, ja? Nooit meer liegen. Hier heb je...jas weg. Nooit meer liegen, ja.
NNM: Is goed.
[verdachte] : Opdonderen
NNM: Nee. Die... ntv.
[verdachte] : ALLES INLEVEREN... ntv en als je ooit iets zegt over... (praat iemand doorheen).
Denk daar goed om. Denk daar goed om. Denk daar goed om, ja. He. DENK DAAR GOED OM, JA? Denk daar goed om ... ntv. Je fuckt niet met deze club. Ik zag je weglopen... ntv... ik wil graag weg... ntv ik heb je toen gevraagd.... ntv in de keet, of niet. NETJES GEVRAAGD. Opdonderen.
Unit AD A2-16283, File Number 5190, Subfile 034
Datum 15 oktober 2015, Tijd 23:26:12 uur t/m 23:31:29 uur
[verdachte] : Breng weg die vent, BRENG WEG WEG.... Wegwezen (...)
Unit ID A2-16283, File Number 5190, Subfile 036
Datum 15 oktober 2015, Tijd 23:36:46 t/m 23:42:04 uur
(...) Er komen meer mannen binnen, veel lawaai. Gesprekken niet te verstaan. (...)
NN1: Ok, de meesten hebben wel door wat er net gebeurd is, de kaderleden sowieso... eh. ieder geval, [slachtoffer 4] ligt eruit..... eh..... Bad Standing...... Maar in overleg met de Cap laten we het hierbij... dus eh... we gaan hem geen eh geld afnemen. (...) Hij is er op een slechte manier eruit gezet, dat zeg ik eerlijk, dat was niet niks! De jongens die erbij stonden die weten dat ook.
NN3: Ja ik wou het zelf wel doen vanavond maar toen zegt Cap: “Nee ik doe het.” Ik zeg nou klaar, anders had ik hem zelf die hijs gegeven.....
Unit ID A2-16283, File Number 5190, Subfile 038
Datum 15 oktober 2015, Tijd 23:47:21 uur t/m 23:52:38 uur
NNM zegt dat ze ook zijn motor en auto hadden kunnen afpakken maar ook dat hebben ze niet gedaan. Iemand zegt dat hij goed is behandelt. (...)
Een NN man legt nogmaals uit wat hij van de situatie vindt met [slachtoffer 4] .
Hij zegt het eerst zelf te willen doen, zelf hem die hijs geven maar de Cap had gezegd dat hij dat wilde doen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van relaas d.d. 1 mei 2018, (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 12] , [verbalisant 13] , [verbalisant 9] en [verbalisant 8] :
In de opname van 23:52 uur vraagt [verdachte] of het zo netjes was en dat "hij" er morgen nog wel een beetje last van...
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2017, (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
In het onderzoek Akepa zijn diverse bijzondere opsporingsmethoden toegepast waaronder Onderzoek telecommunicatie (Tap) en Opnemen vertrouwelijke communicatie (OVC). Door mij, verbalisant [verbalisant 2] is onderzoek ingesteld naar de verdachte [verdachte] en gesprekken opgenomen in tap en OVC.
Deze verdachte is volledig genaamd:
[verdachte] (roepnaam [verdachte] )
geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] (...)
Op 23 januari 2014 is er op Youtube een filmpje van een persconferentie gepubliceerd. Dit is onderdeel van een uitzending van RTV Drenthe.
Dit filmpje heeft de volgende URL: https://www.youtube.com/ […] en is als bijlage bij dit Proces-verbaal gevoegd middels DVD.
Deze persconferentie gaat over [verdachte] en de overstap van Satudarah leden naar No Surrender. In het filmpje is o.a. [verdachte] aan het woord.
Het genoemde filmpje kan als brongesprek ten behoeve van stemherkenning van verdachte [verdachte] dienen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige bij de raadsheer-commissaris d.d. 25 oktober 2021, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 4] :
Ik ben via een kennis die tegenover mij woonde destijds bij Satudarah gekomen. (...) Op een gegeven moment is het chapter van [verdachte] overgegaan naar No Surrender. En toen ben ik mee gegaan. (...)
Dat ik eruit gezet ben ging als volgt. (...) [verdachte] heeft mij één of twee keer geduwd en ik heb een klap gehad van hem. (...) De jongens van mijn chapter hebben mij naar buiten begeleid het hek uit. (...) Het enige wat ik heb opgelopen is een bult op mijn hoofd. Ik neem aan dat die bult is ontstaan door een klap van [verdachte] , of van een duw waardoor ik ergens tegenaan ben gekomen.
FEIT 9
(…)
FEIT 10
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 11 mei 2014, (…), voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 8] :
Ik ben hier omdat ik op donderdag 8 mei 2014 ben bedreigd en afgeperst. Een kennis van mij was lid van No Surrender. Begin dit jaar (het hof begrijpt: 2014) kwam ik bij de club.
(...)
V: Hoe is het gegaan toen je eruit stapte?
A: (...) Toen moest ik naar Emmen komen. Donderdag 8 mei (het hof begrijpt: 2014) moest ik in Emmen zijn. Een vriend van mij is meegereden. (...) Hij had de auto op de hoek neergezet. Ik heb gezegd dat als ik om 21:00 uur niet terug was er iets niet in de haak was. (...) Ik werd bij de poort opgewacht. Ik werd door de pres [betrokkene 19] opgewacht bij de poort in Emmen. (...) Ik moest meelopen naar de membersroom. (...) Ik kwam de membersroom binnen. Ik werd door twee gasten geschopt en geslagen. Niet in het gezicht, maar op mijn lijf. Het doet alleen zeer. (...) Ik kende die twee gasten wel van gezicht. Het gaat om twee donkere jongens, volgens mij van chapter Zwolle. De ene leek een Molukker. De ander Turks of Marokkaans. Ik moest aan een tafel zitten. [betrokkene 19] zat tegenover mij. [verdachte] zat naast mij. Ik kreeg een paar stompen van [verdachte] op de linkerkant van mijn gezicht en mijn linkerzij en borst. (...) Ik kreeg een bad standing van [verdachte] en moest direct € 5.000,00 betalen. Ik zei dat ik dat niet had. Ze hebben mijn horloge afgepakt. Eén van die twee gasten die ik niet ken, deed dit. Ze hebben hem eraf getrokken. [verdachte] zei dat ik woensdag 14 mei (het hof begrijpt: 2014) om 19:00 uur bij de Mac Donalds € 5.000,00 moest betalen. (...) De Molukker die ik niet ken, heeft nog gezegd dat dit mijn ergste nachtmerrie werd als ik niet betaalde. Hij zei iets in de trant van dat ik eraan ging als ik woensdag niet betaalde. (...)
V: Wat denk je dat er gaat gebeuren als je niet betaalt?
A: Ik weet wel zeker dat dit niet met een paar klappen goed komt. Ik vrees nu voor mijn leven en dat van mijn gezin. Anders zou ik hier nu niet zitten. (...)
V: Waarom doe je geen aangifte?
A: Omdat ze duidelijk hebben gezegd dat ik geen aangifte mocht doen. Dat is me heel duidelijk opgedragen. (...) Ik doe nu al iets wat ik niet hoor te doen. Je hoort niet te praten. Ik doe geen aangifte omdat ik bang ben voor de gevolgen. Als ik in mijn eentje was geweest was het anders geweest. Ik heb een gezin. (...)
V: [betrokkene 105] zei dat je je telefoon had weggegooid.
A: Ja, dat klopt. Ze hebben toen [betrokkene 105] gebeld. [betrokkene 19] heeft het nummer van [betrokkene 32] gekregen.
(...)
A: Ik heb met niemand meer contact gehad. Als je een bad standing hebt gehad mag je met niemand meer contact hebben. Zij ook niet met mij. Degenen die contact met mij zoeken voor de poen mag natuurlijk wel. (...) Ik leg nu een verklaring af omdat ik niet anders kan. Er gaan ongelukken gebeuren als ik niks doe.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 mei 2014, (…), voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 105] :
Ik ben hier omdat mijn man [betrokkene 8] bedreigd wordt door leden van de motorclub No Surrender. (...) Halverwege februari 2014 is [betrokkene 8] in contact gekomen met [betrokkene 19] , de “Pres” van Assen van No Surrender. (...) [betrokkene 8] wilde (...) zijn colors inleveren. Hij zag het niet zitten om dit bij [betrokkene 19] te doen. Dit omdat hij bang was wat er achterweg zou komen. Hij heeft zijn spullen bij iemand anders van het kader ingeleverd. Dit mocht achteraf niet. (...) In het weekend van 12 en 13 april (het hof begrijpt: 2014) heeft hij zijn spullen dus ingeleverd bij iemand van het kader. (...) Hij heeft na dat weekend gezegd tegen [betrokkene 19] dat hij niet meer bereikbaar was en dat hij zijn telefoon had stuk gegooid. Na het weekend kreeg ik telefoon van [betrokkene 19] . (...) [betrokkene 19] viel erover dat zijn vestje en andere spullen ingeleverd moesten worden bij [verdachte] , de captain. (...) Later moest hij zijn spullen inleveren in (...) Emmen. (...) [betrokkene 19] deed toen heel vriendelijk en zei dat het klaar was als [betrokkene 8] zijn spullen in Emmen inleverde bij het kader daar, bij [verdachte] . De afspraak werd gemaakt op donderdag 8 mei om 21.00 uur op het clubhuis in Emmen. [betrokkene 8] is daarheen gegaan met een maatje, [betrokkene 100] . (...) [betrokkene 8] ging naar het clubhuis. [betrokkene 19] stond hem op te wachten. [betrokkene 86] was er. [betrokkene 8] moest een kantoor in. (...) In het kantoor waren [verdachte] , [betrokkene 19] en twee andere leden. Eén van die twee was een Turk of een Marokkaan van No Surrender Zwolle. Deze man int het geld in Meppel. (...) [betrokkene 8] heeft toen drie klappen van [verdachte] in het gezicht gekregen. Hij heeft ook een stomp in zijn ribben gekregen van die Turk of Marokkaan. (...) [betrokkene 8] moest zorgen voor € 5.000,00 anders werden er maatregelen getroffen. Die € 5.000,00 moest hij woensdag (het hof begrijpt: 14 mei 2014) om 19:00 uur inleveren bij de Mac Donalds in Meppel. (...) Er mocht geen aangifte worden gedaan anders was hij verder van huis. Ze hebben zijn horloge van hem afgenomen. (...) [betrokkene 8] heeft gezegd dat hij zou zorgen voor die € 5.000,00 op woensdag. Toen mocht hij weg. (...) Die € 5.000,00 moest [betrokkene 8] betalen voor een bad standing. Dit betekent dat je niet luistert. (...) [betrokkene 8] is bang voor die Turk of Marokkaan. Hij was heel bedreven in het opvolgen van orders. Ik verwacht [verdachte] of [betrokkene 19] niet zelf aan de deur. Ze weten precies wie ze moeten hebben.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 13 mei 2014, (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 14] :
Op 12 mei 2014 (...) bevond ik mij te [plaats] . Aldaar is woonachtig [betrokkene 8] . (...) [betrokkene 8] wilde om vele redenen geen aangifte doen en was van plan om samen met zijn partner 's avonds geld bijeen te sprokkelen om te proberen de boete van € 5000,- te kunnen voldoen. (...)
Op 13 mei 2014 omstreeks 10.40 uur werd ik gebeld door de partner van [betrokkene 8] voornoemd, genaamd [betrokkene 105] . (...) Zij was zojuist gebeld door een manspersoon die zich voorstelde als (fonetisch) […] . (...) Door de man werd gevraagd of er ook betaald ging worden. (...) [betrokkene 105] vertelde erg bang te zijn en zo snel mogelijk te vertrekken met vriend [betrokkene 8] en kinderen naar elders.
Op dinsdag 13 mei 2014 omstreeks 12.40 uur werd ik wederom gebeld door [betrokkene 105] . (...) Zij deelde mij telefonisch mede dat zij een voicemail-bericht had ontvangen van de president van de club No Surrender, genaamd [betrokkene 19] . In dat bericht vraagt [betrokkene 19] of [betrokkene 105] kan zorgen dat [betrokkene 19] contact krijgt met [betrokkene 8] .
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 23 januari 2018, (…), voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 19] :
[betrokkene 8] is lid geweest van chapter Assen van de MC No Surrender. (...)
Opmerking verbalisant: Verdachte beluisterde het navolgende gesprek:
16 april 2014 te 12.32.55 uur, Sessienummer 2349
[verdachte] belt met het bij hem in gebruik zijnde telefoonnummer [telefoonnummer 1] naar [betrokkene 19] die gebruik maakt van telefoonnummer [telefoonnummer 2] .
Samenvatting:
[verdachte] belt [betrokkene 19] .
Gesprek gaat erover dat [betrokkene 8] zijn jasje persoonlijk moet inleveren bij de Nomad, donderdagavond op de clubavond
[betrokkene 19] kan zeggen dat het van de generaal komt en van [verdachte]
[betrokkene 19] kijkt of hij hem te pakken kan krijgen, zijn vrouw zegt dat hij opgenomen is zegt [betrokkene 19] .
Het mag gerust een week duren, maar dat jasje gaat hij zelf inleveren, als grote kerel, bij ons, bij de Nomad en voor de rest niks, zegt [verdachte]
Komt goed zegt [betrokkene 19] .
V: Wat kun je hier over zeggen? (...)
A: Dat ben ik met [verdachte] . (...) [verdachte] belde mij dat het hesje bij de nomad ingeleverd moest worden. (...) [verdachte] bepaalt dat het jasje wordt ingeleverd. (...) Het enige wat ik kan verklaren is dat ik inderdaad in de memberroom in Emmen ben geweest. Ik heb gezien dat daar een paar tikken werden uitgedeeld. Uiteindelijk is [betrokkene 8] daar weer weggegaan. Ik was daarbij, [verdachte] was daarbij en volgens mij was [betrokkene 39] daar. Ik heb [betrokkene 8] naar de memberroom gebracht. In de memberroom hebben [betrokkene 8] en ik en [verdachte] een gesprek gehad. [betrokkene 8] had zijn hesje met colors wel aan. Dat hesje moest uit. Volgens mij heeft [betrokkene 39] [betrokkene 8] zijn jasje uitgetrokken in het bijzijn van mij en [verdachte] . Nadat [betrokkene 8] zijn hesje uit was is hij weer gaan zitten. Er is wel een worsteling geweest tussen [betrokkene 8] en [betrokkene 39] . (...) Ik weet dat [betrokkene 8] een boete is opgelegd van € 5.000,00 omdat hij uit de club ging. (...) Dat kan door [verdachte] of [betrokkene 39] zijn opgelegd.
5. Een schriftelijk bescheid, te weten een uitwerking van een afgeluisterd en opgenomen voicemail-bericht, (…), voor zover inhoudende:
Datum: 13-05-2014 12:33:20
Naam beller: [betrokkene 19]
Naam gebelde: [betrokkene 105]
Herkomst tap: [betrokkene 19]
spreekt de voicemail van [betrokkene 105] in. (...)
Dag [betrokkene 105] met [betrokkene 19] spreek je ehm kun je mij nog even terug bellen op dit nummer of eventueel mobiel? Ehh of even app-en ehhm ik moet [betrokkene 8] nog even hebben. Ik kan hem niet te pakken krijgen.
6. Een schriftelijk bescheid, te weten een uitwerking van een afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek, (…), voor zover inhoudende:
Datum: 14-05-2014 11:59:56
Beller: [telefoonnummer 5] , Naam: [betrokkene 39]
Gebelde: [telefoonnummer 2] , Naam: [betrokkene 19] (...)
[betrokkene 39] Dus hij heeft niets gezegd.
[betrokkene 19] : Nee nee. (...) Dus gewoon alles chill ... Ah hij komt wel joh ... morgen ... vanavond ... komt wel goed. (...) Het was wel duidelijk volgens mij. (...) ik heb hem nog geprobeerd te bellen maar eh ... neemt niet op dus eh ... (...)
[betrokkene 39] : Je mag wel mee naar Meppel toekomen als je dat wil.
[betrokkene 19] : Wanneer?
[betrokkene 39] : Vanavond ... We hebben om 7 uur die afspraak.
7. Een schriftelijk bescheid, te weten een uitwerking van een afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek, (…), voor zover inhoudende:
Datum: 14-05-2014 18:16:18
Beller: [telefoonnummer 1] , Naam: [verdachte]
Gebelde: [telefoonnummer 6] , Naam: [betrokkene 39]
: Kaptain, eehhh ... moet ik als er iets is [betrokkene 119] bellen of die andere? Want als ik een advocaat nodig heb ...
[verdachte] : [betrokkene 120] .
[betrokkene 39] : [betrokkene 120] . Oke, ik ga nu naar ... ntv ... en dan hoor je nog wel, ja?
[verdachte] : [betrokkene 120] .
8. Een schriftelijk bescheid, te weten een uitwerking van een afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek, (…), voor zover inhoudende:
Datum: 14-05-2014 21:24:47
Beller: [telefoonnummer 6] , Naam: [betrokkene 39]
Gebelde: [telefoonnummer 1] , Naam: [verdachte]
[betrokkene 39] : Kaptain, [betrokkene 8] kwam niet opdagen op zijn afspraak.
[verdachte] : Nee, dat weet ik. (...)
[betrokkene 39] : Oke. (...) Thuis is hij ook niet meer. Alles afgesloten. In Assen.
[verdachte] : Hoe bedoel je, afgesloten.
[betrokkene 39] : Het huis is hermetisch dicht gemaakt. Al sinds gisteren. Dus er is niemand meer aanwezig daar. (...) we kunnen hem niet vinden. Ik snap het ook niet. (...) we vinden hem wel ja. Is goed, Kap.
9. Een schriftelijk bescheid, te weten een uitwerking van een afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek, (…), voor zover inhoudende:
Datum: 16-05-2014 14:23:17
Beller: [telefoonnummer 7] , Naam: NN man
Gebelde: [telefoonnummer 8] , Naam: [betrokkene 8]
zegt dat hij voorlopig 6 tot 8 weken niet thuis zal zijn, hij zegt dat je beter voorzichtig kan zijn. Vervolg gesprek over horloge.
10. Een schriftelijk bescheid, te weten een uitwerking van een afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek, (…), voor zover inhoudende:
Datum: 17-05-2014 13:27:45
Beller: [telefoonnummer 5] , Naam: [betrokkene 39]
Gebelde: [telefoonnummer 2] , Naam: [betrokkene 19]
[betrokkene 39] : Heb je nog iets gehoord over de ruzie met [betrokkene 8] .
[betrokkene 19] : Nee, ik ben al een paar keer langs gereden, maar alles is dicht en niemand thuis en eeehh ... ach ... het komt wel goed. Ik vergeet hem niet.
11. Een schriftelijk bescheid, te weten een uitwerking van een afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek, (…), voor zover inhoudende:
Datum: 07-06-2014 17:40:35
Beller: [telefoonnummer 9] , Naam: NN
Gebelde: [telefoonnummer 2] , Naam: [betrokkene 19]
NN: (onverstaanbaar) die sergeant [betrokkene 8] , die kunnen we niet vinden, ik heb nu van [verdachte] een beetje een veer in mijn reet gekregen (onverstaanbaar) jij moet die 5000 euro ophalen.
[betrokkene 19] : Ja. (...) Maar wat eh ... ik weet ook niet waar hij is ... van de week zei ik nog tegen jou ... ben ik langs zijn huis geweest ... en was alles gewoon dicht ... of tenminste leeg! Er stonden wel spullen in maar verder niks.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 mei 2017, (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] :
Hierop heb ik, verbalisant van [verbalisant 6] , tweemaal getracht telefonisch contact te krijgen met [betrokkene 100] (het hof begrijpt: [betrokkene 100]), maar er werd niet opgenomen. Kort daarna werd ik teruggebeld, terwijl wij in de auto zaten. Ik, verbalisant van [verbalisant 6] , beantwoordde de telefoon en ik, verbalisant [verbalisant 7] , kon meeluisteren wat er werd gezegd. Wij hoorden dat de man aan de andere kant van de lijn zich voorstelde als [betrokkene 100] en zei dat hij op zijn telefoon had gezien dat hij zojuist was gebeld en daarom terugbelde. Ik, verbalisant van [verbalisant 6] , heb mij voorgesteld en tegen [betrokkene 100] gezegd dat ik bij de politie werk en dat wij hem graag wilden spreken over de problemen die [betrokkene 8] heeft gehad met de motorclub No Surrender. Hierop hoorden wij dat [betrokkene 100] zei dat hij daar niets mee uit te staan had en daar ook niets mee te maken wilde hebben en daarover ook niet met ons wilde spreken. Hij vertelde dat hij zijn leven aan het beteren was en dat hij alles net weer een beetje op de rails had.
Ik heb hem hierop verteld dat het mooi zou zijn als hij het verhaal van [betrokkene 8] zou kunnen ondersteunen door te vertellen wat hij wist. Wij hoorden dat [betrokkene 100] vertelde dat hij al een hele tijd geen contact meer had met [betrokkene 8] . Hij vertelde dat hij [betrokkene 8] had gewaarschuwd dat hij niet naar het clubhuis in Emmen moest gaan. Maar [betrokkene 8] was eigenwijs (...). [betrokkene 8] is toch naar het clubhuis gegaan en heeft een bad standing gehad. [betrokkene 100] vertelde dat hij dit van [betrokkene 8] had gehoord, hij was er zelf niet bij. [betrokkene 100] vertelde dat de kinderen van [betrokkene 8] bedreigd werden en dat hij in de woning van [betrokkene 8] heeft gezeten toen [betrokkene 8] bij een vriend zat. [betrokkene 100] zat in de woning met een stalen pijp en zei dat wanneer de gasten van de motorclub daar gekomen waren het uit de hand gelopen zou zijn.
Ik heb hem hierop gevraagd of hij [betrokkene 8] na de bad standing nog gezien had en of [betrokkene 8] ook verwondingen had. Wij hoorden dat [betrokkene 100] ons vertelde dat hij [betrokkene 8] gezien had en dat [betrokkene 8] bont en blauw was en amper kon ademhalen, zoveel klappen had hij gehad. [betrokkene 100] vertelde dat [betrokkene 8] € 5.000,- moest betalen bij de bad standing. (...)
13. Een schriftelijk bescheid, te weten een uitwerking van een afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek, (…), voor zover inhoudende:
Datum 15-05-2014 16:18:22
Beller: [telefoonnummer 8] , Naam: [betrokkene 8]
Gebelde: [telefoonnummer 10] , Naam: [betrokkene 105] .
Samenvatting
[betrokkene 8] gaat maandag klussen bij de moeder van [betrokkene 105] .
[betrokkene 8] zegt dat als het gebeurd dan gebeurd het toch’..
14. Een schriftelijk bescheid, te weten een uitwerking van een afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek, (…), voor zover inhoudende:
Datum 15-05-2014 18:17:14
Beller: [telefoonnummer 11] , Naam: zoon
Gebelde: [telefoonnummer 8] , Naam: [betrokkene 8]
Samenvatting:
[betrokkene 8] wordt gebeld door zijn zoon. [betrokkene 8] zegt dat er van alles speelt (...) De jongen mag dit telefoonnummer aan niemand geven.
15. Een schriftelijk bescheid, te weten een uitwerking van een afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek, (…), voor zover inhoudende:
Datum 16-05-2014 16:18:00
Beller: [telefoonnummer 12] , Naam: [betrokkene 121]
Gebelde: [telefoonnummer 8] , Naam: [betrokkene 8]
wordt gebeld door [betrokkene 121] , die vraagt hoe het is en of hij nog veel pijn heeft. (...)
[betrokkene 8] zegt: “Ja, je weet niet wat er gaat gebeuren he? Gaan ze die bedreigingen waar maken of wat dan ook, he? (...) het gaat helemaal nergens over (...)
[betrokkene 121] : En dat is gewoon omdat je daar weg wilde?
[betrokkene 8] : ja (...) we zitten met het hele gezin ergens anders.
16. Een schriftelijk bescheid, te weten een uitwerking van een afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek, (…), voor zover inhoudende:
Datum 16-05-2014 17:52:20
Beller: [telefoonnummer 13] , Naam: NN man
Gebelde: [telefoonnummer 8] , Naam: [betrokkene 8]
: Nou ze zullen me voorlopig nog niet vergeten en waarschijnlijk.. (...) we gaan sowieso de eerste 6 weken of zo, zie je ons niet thuis en [betrokkene 100] die gaat met mij elke dag mee werken. (...) Dat ik gewoon niet in mijn eentje ben (...) Mocht er nog meer gedonder komen dan doe ik dus wel aangifte.
17. Een schriftelijk bescheid, te weten een uitwerking van een afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek, (…), voor zover inhoudende:
Datum 16-04-2014 12:32:55
Beller: [telefoonnummer 1]
Gebelde: [telefoonnummer 2]
Samenvatting: [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte]) belt [betrokkene 19] (het hof begrijpt: [betrokkene 19]).
Gesprek gaat erover dat [betrokkene 8] zijn jasje persoonlijk moet inleveren bij de Nomad, donderdag avond op de clubavond. [betrokkene 19] kan zeggen dat het van de generaal komt en van [verdachte] . (...) Het mag gerust een week duren, maar dat jasje gaat hij zelf inleveren, als grote kerel, bij ons, bij de Nomad (...), zegt [verdachte] .
FEIT 11
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 1 mei 2014, (…), voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 16] :
Ik heb mij vrijwillig gemeld bij jullie aan het politiebureau, omdat ik heel veel problemen heb en ook gevaar loop. Ik heb een probleem met betrekking tot een huurauto en daar kan en wil ik het volgende over vertellen. Ik ben 21 april 2014 met bad standing uit de motorclub No Surrender in Heerenveen gezet. Op het moment dat ik met bad standing uit de motorclub ben gezet, had ik namens de motorclub een auto gehuurd. Diverse leden hadden geen rijbewijs en daarom moest ik de auto huren. Toen ik eruit ben gezet was ik in Emmen. Ik was op dat moment in bijzijn van de vice-president en een prospect. (...) De sleutel van de huurauto zat in mijn hesje. In Emmen hebben ze mijn hesje afgepakt met daarin de autosleutel. Daarnaast heb ik een aantal klappen gekregen. Door deze klappen heb ik nu een aantal gekneusde ribben. Daarnaast heb ik last van mijn nier. (...) Ik weet niet wat er met de auto gebeurd is na 21 april 2014. Voor die tijd was ik de enige die in deze auto reed. (...) Ik weet niet wie de sleutel heeft van de auto. Mijn hesje is afgepakt door de security van de president. Ik ben, nadat mijn hesje afgepakt was, de poort uitgegooid. (...) U vraagt mij wie het aanspreekpunt is van de club die kan vertellen waar de auto is. Dan moet ik namen gaan noemen en dat doe ik niet vanwege mijn veiligheid. (...) In verband met mijn veiligheid en de veiligheid van mijn familie noem ik geen namen. Ik zit op dit moment ondergedoken. (...) Ik heb klappen gehad. (...) Ik moet eigenlijk ook 100 euro per maand betalen aan de motorclub om mijn status af te kopen. Dit kan ik echter niet.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 mei 2018, (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
[betrokkene 16] heeft verklaard dat hij op 21 april 2014 met bad standing uit de motorclub (MC) No Surrender is gezet. Van vorenstaande is onder zaaksnummer 3.02 een dossier opgemaakt. In aanvulling op dit dossier heb ik het navolgende onderzoek ingesteld.
Tapgesprek sessienummer 13065, d.d. 25-07-2014
Dit betreft een telefoongesprek tussen [verdachte] en een man genaamd [naam] .
A: he die [betrokkene 16] is die er bij jullie uit........
[verdachte] : ja, ja, ja, ja, ja.......
A: ja, had ik al gehoord, zit nou ergens in Rotterdam zit ie geloof ik.....
[verdachte] : BS.... ja, weg.... (...)
De genoemde [naam] betreft [betrokkene 108] . Uit politiegegevens is gebleken dat [naam] lid is van de OMG Hells Angels Noord Nederland/Harlingen. Men spreekt in het telefoongesprek over een BS. Uit onderzoek is gebleken dat leden van OMG Motorclubs met de benaming BS, een Bad Standing bedoelen. Dit betreft, zoals beschreven is in het algemeen dossier van het onderzoek Akepa een onvrijwillige uittreding uit een OMG Motorclub, vaak gepaard gaand met geweld en diefstal.
Uit het onderzoek met betrekking tot de BS (Bad Standing) van [betrokkene 16] in het clubhuis van No Surrender te Emmen is gebleken dat deze gevlucht was naar Nieuwerkerk a.d. IJssel, nabij Rotterdam. Gezien het feit dat in het telefoongesprek wordt benoemd dat het een [betrokkene 16] betreft die BS heeft gekregen die ten tijde van het telefoongesprek “ergens in Rotterdam” zou verblijven is het aannemelijk dat het gaat om de genoemde [betrokkene 16] . Geen ander slachtoffer had de voor- of roepnaam [betrokkene 16] gedurende de onderzoeksperiode in 2014.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juni 2014, (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 12]
(...) hebben wij verbalisanten op 26 juni 2014 met [betrokkene 16] contact opgenomen. Hij gaf daarbij aan een aanvulling te kunnen geven (...) [betrokkene 16] verklaarde geen aangifte te willen doen van hetgeen hem is overkomen omdat hij bang is voor zijn veiligheid. Hij wilde wel aanvullend verklaren over zijn bad standing omdat hij van mening is dat het een onterechte bad standing is. (...) Op 21 april 2014 werd [betrokkene 16] gebeld door de vicepresident van de motorclub No Surrender in Leeuwarden. [betrokkene 16] was lid en bekleedde de functie van security bij de mc No Surrender in Leeuwarden. Hem werd verteld dat ze voor een borrel naar het clubhuis in Emmen moesten gaan en dat dit was in opdracht van de captain [verdachte] . Omdat hij een rijbewijs heeft, moest hij mee om de vice te brengen. Een derde persoon, een prospect uit Leeuwarden ging ook mee. De vice is genaamd [betrokkene 106] (het hof begrijpt: [betrokkene 106]) en de prospect is [betrokkene 107] (het hof begrijpt: [betrokkene 107]) genaamd. (...) [betrokkene 16] was bang dat hij problemen kreeg naar aanleiding van zijn aanwezigheid op het politiebureau in Meppel. (...) Aangekomen in Emmen moest [betrokkene 16] buiten het clubhuis wachten. (...) Na ongeveer een half uur tot 45 minuten werd [betrokkene 16] geroepen door [betrokkene 39] (het hof begrijpt: [betrokkene 39]). Deze [betrokkene 39] vervult de rol van security voor [verdachte] . [betrokkene 16] moest meelopen naar de membersroom in het clubhuis. (...) Toen [betrokkene 16] in de membersroom kwam, waren daar aanwezig [verdachte] en [betrokkene 106] . Ook [betrokkene 39] kwam mee naar binnen. (...) Vervolgens werd [betrokkene 16] vastgegrepen door [betrokkene 39] en werd zijn No Surrender hesje van hem afgetrokken door [betrokkene 39] . Hierop werd [betrokkene 16] hard geslagen door [verdachte] in zijn ribben. Door deze klap ging [betrokkene 16] onderuit. Toen hij weer opstond kreeg [betrokkene 16] een klap op zijn lichaam van [betrokkene 39] . Vervolgens kreeg [betrokkene 16] nog een paar klappen van zowel [verdachte] als [betrokkene 39] . Ook is hij van achter geschopt, vermoedelijk door [verdachte] . Tijdens deze mishandeling riep [verdachte] : “Hoe kon je dat doen, met een hesje naar een politiebureau”. Ook is aan [betrokkene 16] verteld dat hij die avond 1000 euro boete moest betalen. (...) Sinds dit is gebeurd is [betrokkene 16] gevlucht uit zijn woning. Hij heeft nog via Facebook contact gehad met [betrokkene 106] en deze stelde dat [betrokkene 16] 100 euro in de maand moet gaan betalen omdat hij bad standing van de motorclub heeft. (...) [betrokkene 16] noemde verder nog dat het gebruikelijk is dat je bij een bad standing uit een motorclub een boete krijgt opgelegd.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal. opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris en de griffier, voor zover inhoudende de verklaring van [betrokkene 106] op 18 februari 2019:
Ik maakte deel uit van motorclub Lion City uit Leeuwarden Ik was vice-president. [betrokkene 107] viel onder mijn chapter, hij was security. [betrokkene 39] was security [betrokkene 108] toen ik bij de club zat. (...) [betrokkene 16] zat bij chapter Heerenveen. Lion City draaide onder de president van Heerenveen. [betrokkene 16] wilde overstappen, maar wij waren geen volwaardig chapter, dus dat ging niet. (...) Het zal in 2014 zijn geweest dat ik [betrokkene 16] voor het laatst heb gesproken. [betrokkene 16] is op een gegeven moment uit de club gezet door [verdachte] . (...) Ik weet dat het [verdachte] was omdat ik er die avond bij was, samen met [betrokkene 107] . (...) [betrokkene 16] zijn vest is ingenomen. (...) Hij is de club uitgezet. (...) Ik heb hem 1 keer via Messenger (het hof begrijpt: Facebook Messenger) bericht dat hij geld moest betalen vanwege de bad standing.
5. Een schriftelijk bescheid, te weten een uitwerking van een afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek, (…), voor zover inhoudende:
Datum 25-07-2014 15:28:31
Beller: [telefoonnummer 17] , Naam: [naam]
Gebelde: [telefoonnummer 1] , Naam: [verdachte] .
[naam] : he die [betrokkene 16] is die er bij jullie uit.
[verdachte] : ja, ja, ja, ja, ja.......
[naam] : ja, had ik al gehoord, zit nou ergens in Rotterdam zit ie geloof ik.....
[verdachte] : BS....ja, weg...
6. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 16 mei 2018 (…), voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 15] en [verbalisant 2] :
Op 16 mei 2018 omstreeks 11:40 uur spraken wij met [betrokkene 122] , geboren [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] , wonende [d-straat 1] te [plaats] .
Op 9 mei 2014 heeft hij een melding gedaan bij de politie betreffende zijn buurman [betrokkene 16] . Zie bijgevoegd mutatie. (...)
Op de vraag aan [betrokkene 122] wat hij ons nog meer kon vertellen over de melding die hij destijds gedaan had zei hij dat hij [betrokkene 16] kende als buurman en hem af en toe wel eens sprak. De laatste keer dat hij [betrokkene 16] sprak was ongeveer 3 weken voordat hij de melding bij de politie deed. Hij sprak [betrokkene 16] toen bij het Leeuwarderend en [betrokkene 16] vertelde hem dat hij ruzie had gehad. (...) [betrokkene 122] vertelde dat hij wist dat [betrokkene 16] lid was van een motorclub want dat kon je zien aan zijn jasje. (...)
[betrokkene 122] vertelde ons dat [betrokkene 16] er triest uit zag en [betrokkene 16] had [betrokkene 122] verteld dat hij dacht aan zelfmoord. [betrokkene 122] vertelde dat hij kon zien dat [betrokkene 16] verwondingen had. Nadat wij, verbalisanten, vroegen hoe hij kon zien dat [betrokkene 16] verwondingen had zei [betrokkene 122] dat [betrokkene 16] in de periode voor het laatste gesprek blauwe ogen had. (...)
Nadat [betrokkene 122] [betrokkene 16] gesproken had zag [betrokkene 122] dat de gordijnen van de woning van [betrokkene 16] 3 weken dicht zaten. Hij kon dit zien vanuit zijn woning. Hierop heeft hij de politie gebeld.
7. Een schriftelijk bescheid, te weten een mutatie rapport d.d. 15 mei 2014, (…) voor zover inhoudende:
Opmaak datum: 10 mei 2014
Toelichting bij incident: Toelichting bij incident,
Buurtbewoners maakten zich zorgen om het welzijn van een overbuurman genaamd [betrokkene 16] . [betrokkene 16] was lid van motorclub No Surrender in Heerenveen
- Is "bad standing" uitgetreden- Ongeveer 3 weken terug wilde hij zelfmoord plegen en sindsdien hadden ze hem ook niet meer gezien. Ook de gordijnen en dergelijke zitten constant potdicht. Via Mic tel- van [betrokkene 16] gekregen, gebeld en hij nam vrijwel direct de telefoon op. Vertelde dat hij sinds 3 weken was ondergedoken, hij wordt gezocht door leden van No Surrender. Hij reeds contacten met de lokale politie. Werd mij al snel duidelijk dat hij vreest voor zijn leven. Hierbij geeft hij aan dat hij inderdaad serieus overweegt om zelfmoord te plegen. Hij zegt dat hij dan eindelijk rust heeft. De woning in [plaats] heeft hij hals over kop verlaten. Op de tafel zou hij een afscheidsbrief en de huissleutels achter gelaten hebben. Zijn broer zou het huisraad uit de woning hebben gehaald. Hij zegt onder geen beding nog terug te zullen komen naar [plaats] . Tijdens gesprek was hij bang dat hij afgeluisterd zou worden, wilde daarom mijn naam weten. Werd na telefoongesprek teruggebeld door een collega uit den lande. [betrokkene 16] was namelijk overstuur aan p-bureau gekomen. [betrokkene 16] staat bij hen op de briefing. Afgesproken dat belangrijke info betreffende [betrokkene 16] met ons per mail zal worden gedeeld.
Betrokkene: [betrokkene 16] (man), geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] , [e-straat 1] , [plaats] ,
Melder: [betrokkene 122] (man),
FEIT 12
(…)
19. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 oktober 2016. (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Bij het Team Criminele Inlichtingen van de Eenheid Oost Brabant is in de maand mei 2016 via een informant de navolgende informatie binnengekomen: “ [betrokkene 53] , lid van de No Surrender Chapter Geldrop, heeft thuis in zijn woning meerdere vuurwapens.” (...) Ter doorzoeking werd binnengetreden in de woning van [betrokkene 53] . Door mij werd een document aangetroffen met de titel “Chapter regels No Surrender’’. (...) De letterlijke inhoud van het document betrof: (...)
11. Het kader is bevoegd om bij zware overtredingen leden terug te zetten naar prospect of hangaround voor onbepaalde tijd.
12. Het kader is bevoegd om boetes op te leggen. (...)
13. Tijdens vergaderingen dient een ieder nuchter aanwezig te zijn. Dus niet onder invloed van drug en/of alcohol. (...)
5. Prospects mogen geen alcohol of drugs nuttigen zonder toestemming kader. (...)
32. Wat op de club gebeurt, blijft op de club. Dit is een keiharde regel. Bij overtreding van deze regel volgt bad standing.
33. Vechten, beledigen, bedreigen van medebroeders is ten strengste verboden met bad standing tot gevolg.
(…)’
Processtukken
8. Op 8 december 2020 is de appelschriftuur ingediend. Deze houdt onder meer het volgende in:
‘Akepa ‘ [betrokkene 93] zaken’
Graag zou de verdediging in de zaken (…) 3.7 ( [slachtoffer 1] ) en (…) de volgende getuigen horen bij de raadsheer-commissaris. Het beoordelingskader voor deze getuigen betreft het ‘verdedigingsbelang’. Voor zover de verdediging geen beschikking heeft over de volledige persoonsgegevens, zal worden volstaan met de persoonsgegevens gebaseerd genoemd in het zaaksdossier.
(…)
iii. [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] , wonende te [plaats] aan de [f-straat 1] (zaak 3.7).
(…)
Motivering getuige zaak 3.7 ( [slachtoffer 1] )
Cliënt ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan het tenlastegelegde. Tussen cliënt en getuige [slachtoffer 1] is blijkens het dossier telefonisch contact geweest. De inhoud van deze gesprekken is door de rechtbank gekwalificeerd als poging tot afpersing en dreiging met geweld. De getuige heeft echter geen aangifte gedaan. In het vonnis wordt hiervoor als reden genoemd dat de getuige ‘voor zichzelf kiest en omdat hij vrouw en kind heeft ’ (pagina 3). Uit het afgeluisterde gesprek lijkt echter naar voren te komen dat sprake was van een misverstand; met de uitspraak ‘ik volg je tot aan je graf’ werd door cliënt niet gedoeld op het mogelijk toepassen van geweld, maar refereerde hij aan de vasthoudendheid waarmee een deurwaarder een vordering tracht te innen. Dit is ook zo uitgesproken tijdens het volgende gesprek met de getuige. De verdediging wenst de getuige dan ook de vraag te stellen of hij de vrees had dat cliënt geweld zou gaan toepassen.
Akepa ‘Bad standings’ e.d.
Graag zou de verdediging in de zaken 3.46 ( [slachtoffer 4] ), 3.12 ( [slachtoffer 3] ), 3.29 ( [betrokkene 123] ), 3.2 ( [betrokkene 8] ) en 3.43 ( [slachtoffer 2] ), de volgende getuigen horen bij de raadsheer-commissaris. Het beoordelingskader voor deze getuigen betreft het 'verdedigingsbelang.' Voor zover de verdediging geen beschikking heeft over de volledige persoonsgegevens, zal worden volstaan met de persoonsgegevens gebaseerd genoemd in het zaaksdossier.
i [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] , wonende te [plaats] aan de [g-straat 1] ;
ii [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] 1972 (te onbekend), wonende te [plaats] aan de [h-straat 1] , huidige verblijfplaats onbekend;
iii (…)
iv [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] , wonende te [plaats] , [i-straat 1] ;
v [betrokkene 105] , geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] , huidige verblijfplaats onbekend.
Motivering getuigen i t/m iv
Ten aanzien van de getuigen genoemd onder I t/m IV geldt dat zij, al dan niet met voorbedachten rade, zouden zijn mishandeld door cliënt en/of spullen onder dwang hebben moeten afstaan. Deze getuigen werden niet eerder gehoord door de verdediging, omdat zij uitdrukkelijk betwisten te zijn mishandeld door cliënt en eveneens betwisten slachtoffer te zijn geweest van afpersing/diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verklaringen echter gepasseerd en is toch tot een veroordeling gekomen.
De verdediging wenst deze getuigen ter verificatie/falsificatie dan ook te vragen naar hetgeen zij uit eigen wetenschap kunnen verklaren. Specifiek wenst de verdediging hen te vragen of zij zijn geslagen/gestompt door cliënt en, zo ja, of zij hierdoor pijn of letsel hebben ondervonden. Voor zover een persoon is geslagen betekent dit niet per definitie dat dit letsel tot gevolg heeft of dat degene hierdoor pijn heeft gehad. Onder 5 is cliënt bijvoorbeeld eenvoudige mishandeling van [slachtoffer 2] tenlastegelegd en stelt cliënt “Ik zal hem best tegen zijn schouder hebben geslagen” (bewijsmiddel 1, pagina 50). [slachtoffer 2] beschouwt dit echter niet als mishandeling, noemt het ‘kinderspel’, hetgeen impliceert dat hij hierdoor geen pijn of letsel heeft opgelopen. De verdediging wenst [slachtoffer 2] en ook de andere getuigen genoemd onder i t/m iv hierover te bevragen.
Motivering getuige v
De getuige [betrokkene 105] was / is de partner van [betrokkene 8] . De zaak [betrokkene 8] werd cliënt onder 10 ten laste gelegd. De getuigenverklaring van [betrokkene 105] is als bewijsmiddel 2 gememoreerd op blad 60 van het vonnis. De getuige werd niet eerder gehoord door de verdediging, daar zij naar de mening van de verdediging alleen maar 'de auditu’ kon verklaren. De rechtbank heeft de verklaring echter toch tot het bewijs gebruikt.
(…)
Criminele organisatie (Harka)
In het Harka onderzoek wordt cliënt er van verdacht als leider / bestuurder deel te hebben genomen aan een criminele organisatie, met het oogmerk tot het plegen van misdrijven verband houdende met ‘Bad Standings’ en/of Opiumwetdelicten. Cliënt ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan het tenlastegelegde.
Verzoek tot horen van getuigen
Graag zou de verdediging een aantal getuigen horen bij de raadsheer-commissaris. Het beoordelingskader voor deze getuigen betreft het ‘verdedigingsbelang.’ Voor zover de verdediging geen beschikking heeft over de volledige persoonsgegevens, zal worden volstaan met de persoonsgegevens waarover de verdediging wel beschikt. De getuigen worden hierna onderverdeeld in drie categorieën getuigen:
Categorie 1: bestanddeel organisatie
Categorie 2: bestanddeel crimineel oogmerk ‘Bad standing’
Categorie 3: bestanddeel crimineel oogmerk Opiumwetdelicten
Per categorie zullen de onderwerpen en vragen worden benoemd, waaruit de relevantie van de getuigen in deze categorie blijkt. De lijst met getuigen is voor het grootste deel gebaseerd op het feit dat de betreffende personen in het dossier aan het betreffende bestanddeel worden gelinkt.
i. [betrokkene 87] , geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] (categorie 1, 2 en 3);
(…)
ix. [betrokkene 89] , geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] (categorie 3);
x. [betrokkene 90] , geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] (categorie 3);
(…)
Motivering t.a.v. categorie 1
De getuigen kunnen als (voormalig) lid mogelijk verklaren over de (structuur binnen) de organisatie No Surrender MC, bestanddeel organisatie (zie hoofdstuk 2 relaas proces-verbaal Harka). Voor een aantal getuigen geldt dat het aannemelijk is dat zij in dit verband, vanuit hun bijzondere functie − zoals opleider of als lid van de National Board − kunnen verklaren over:
- overlegstructuur en bevoegdheden van de National Board;
- de taken en bevoegdheden van een World Captain;
- besluiten van de National Board waaraan Chapters (en haar leden) direct zijn gebonden,
- de vraag of de National Board (of een lid) bevoegd is tot aansturing van Chapters;
- de vraag of de afzonderlijke Chapters van No Surrender:
a. gezamenlijk één organisatie vormen, met eenduidig beleid en aansturing, of
b. autonome verenigingen zijn die, die onder een beperkt aantal voorwaarden, met toestemming de naam No Surrender voeren;
- zogenaamde ‘modelreglementen’ waarvan gebruik kan en mag worden gemaakt, maar waarvan het een Chapter vrijstaat deze reglementen al dan niet toe te passen;
- het doel van de motorclub No Surrender;
- contacten tussen (leden van) Chapters onderling.
Ad.i. Verzoek tot horen van getuige, [betrokkene 87]
Het is de verdediging tot op heden onduidelijk welke selectiecriteria het Openbaar Ministerie hanteert om te constateren dat een persoon behoort tot een samenwerkingsverband dat − indien het aan het OM ligt − het stempel ‘criminele organisatie’ zou moeten krijgen.
Feit is dat twee voormalig World Captains, één Europe Captain (mogelijk als waarnemer van een World Captain?) en de Generaal (c.q. één van de oprichters) als verdachten zijn aangemerkt. Het OM lijkt de functie van (waarnemend) World Captain en Generaal de doorslag te laten geven. Desalniettemin is [betrokkene 87] , één van de oorspronkelijke drie World Captains van No Surrender MC, niet vervolgd. Zie in dit verband onder meer pagina 27 van het Harka dossier: “Dat [verdachte] de nieuwe structuur initieert en daarbij door onder meer [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en [betrokkene 87] gesteund wordt, blijkt uit onderstaande voorbeelden.”
En op pagina 34 van het Harka dossier, kopje 2.2.4.5 − Continuïteit in leiding: “’En als ik weg ben, dan kan jij met [betrokkene 87] gewoon landelijk allemaal doen’ en “Er wordt aangegeven dat hij ( [betrokkene 3] ) wordt toegevoegd aan [betrokkene 2] en [betrokkene 87] als drieluik (respectievelijk [betrokkene 2] en [betrokkene 87] beiden captain World)”.
[betrokkene 87] kan naar de taken en verantwoordelijkheden van de functie World Captain worden gevraagd alsmede de bevoegdheden behorende bij deze functie. Ten aanzien van de onder Algemene motivering weergegeven onderwerpen kan [betrokkene 87] worden ondervraagd. Het horen van deze getuige kan dan ook in redelijkheid van belang zijn voor enige in de strafzaak uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.
(…)
Motivering t.a.v. categorie 2
Het betreft hier getuigen die de club hebben verlaten, in Good Standing of in Bad Standing en getuigen van wie wordt gesteld dat zij volgens het Openbaar Ministerie een rol in hebben gehad. Ook komt een aantal van de getuigen in de uitwerkingen van OVC- en/of tapgesprekken voor en zouden zij hebben gesproken over Bad Standings en/of Good Standings. Onderwerpen waarover de verdediging de getuigen wil bevragen zijn onder meer:
- Bevoegdheid tot royement van een lid, c.q. het geven van een Bad Standing;
- Bevoegdheid op Chapter en National Board niveau(!);
- Moment waarop een (potentieel) lid bekend wordt met de bevoegdheid tot geven van een Bad Standing, de gevolgen hiervan en keuzemoment vooraf om hiermee akkoord te gaan;
- Gevolgen van een Bad Standing voor ex-lid en verhouding tot leden;
- Indien van toepassing in geval van een ex-lid vertrokken met een Bad standing: wie heeft de Bad standing gegeven en ging de Bad standing gepaard met geweld en/of diefstal en/of afpersing?
- Indien van toepassing in geval van een ex-lid vertrokken met een Good Standing, waarom is er gekozen voor een Good Standing en wie heeft dit bepaald?
- Welke motivatie ligt ten grondslag aan een Bad Standing?
Ad.i. Verzoek tot horen van getuige, [betrokkene 87]
Zoals hiervoor vermeld tast de verdediging in het duister ten aanzien van het ten laste gelegde deelname / leidinggeven aan een 'criminele organisatie’. [betrokkene 87] kan zoals gezegd naar de taken en verantwoordelijkheden van de functie World Captain worden gevraagd alsmede naar de bevoegdheden behorende bij deze functie. Specifiek kunnen vragen aan deze getuige worden gesteld als:
- Bevoegdheid tot royement van een lid, c.q. het geven van een Bad Standing;
- Bevoegdheid op Chapter en National Board niveau(!);
- Moment waarop een (potentieel) lid bekend wordt met de bevoegdheid tot geven van een Bad Standing, de gevolgen hiervan en keuzemoment vooraf om hiermee akkoord te gaan;
- Gevolgen van een Bad Standing voor ex-lid en verhouding tot leden;
Zie in dit verband onder meer pagina 27 van het Harka dossier: “Dat [verdachte] de nieuwe structuur initieert en daarbij door onder meer [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en [betrokkene 87] gesteund wordt, blijkt uit onderstaande voorbeelden."
En op pagina 34 van het Harka dossier, kopje 2.2.4.5 − Continuïteit in leiding: “'En als ik weg ben, dan kan jij met [betrokkene 87] gewoon landelijk allemaal doen’ en “Er wordt aangegeven dat hij ( [betrokkene 3] ) wordt toegevoegd aan [betrokkene 2] en [betrokkene 87] als drieluik (respectievelijk [betrokkene 2] en [betrokkene 87] beiden captain World)”.
Het horen van deze getuige kan dan ook in redelijkheid van belang zijn voor enige in de strafzaak uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.
(…)
Motivering t.a.v. categorie 3
Voornoemde getuigen worden in het Harka dossier genoemd als mogelijk betrokken bij, of veroordeeld voor een Opiumwet gerelateerd delict. Een deel van de getuigen zou blijkens de uitwerkingen van OVC- en/of tapgesprekken te horen zijn, waarin men (al dan niet in verhullend taalgebruik) spreekt over drugsgebruik en/of handel.
Ad.i. Verzoek tot horen van getuige, [betrokkene 87]
Zoals hiervoor vermeld tast de verdediging in het duister ten aanzien van het ten laste gelegde deelname / leidinggeven aan een ‘criminele organisatie’. [betrokkene 87] kan zoals gezegd naar de taken en verantwoordelijkheden van de functie World Captain worden gevraagd alsmede naar de bevoegdheden behorende bij deze functie. Specifiek kunnen vragen aan deze getuige worden gesteld als:
- Worden er vanuit clubverband opdrachten gegeven of afspraken gemaakt op Opiumwetdelicten te plegen?
- Kan het plegen van dergelijke delicten gevolgen hebben voor het lidmaatschap van No Surrender?
Het horen van deze getuige kan dan ook in redelijkheid van belang zijn voor enige in de strafzaak uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.
(…)
Ad.ix. Verzoek tot horen van getuige, [betrokkene 89]
Voornoemde getuige wordt in het Harka dossier genoemd als betrokken bij, of veroordeeld voor een Opiumwet gerelateerd delict (pagina 2282 e.v. Harka). De verdediging constateert dat het vonnis in de strafzaak van deze getuige is opgenomen in het Harka dossier, waarmee het Openbaar Ministerie (kennelijk) een verband meent te zien met de motorclub, c.q. het bestanddeel Opiumwet delicten. Onderwerpen waarover de verdediging de getuige wil bevragen zijn onder meer:
- Is er vanuit clubverband opdracht gegeven of is er een afspraak gemaakt om Opiumwetdelicten te plegen?
- Kan het plegen van dergelijke delicten gevolgen hebben voor het lidmaatschap van No Surrender?
Het horen van deze getuige kan dan ook in redelijkheid van belang zijn voor enige in de strafzaak uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.
Ad.x. Verzoek tot horen van getuige, [betrokkene 90]
Voornoemde getuige wordt in het Harka dossier genoemd als betrokken bij, of veroordeeld voor een Opiumwet gerelateerd delict (o.a. pagina 284 e.v. Harka). De verdediging constateert dat het vonnis in de strafzaak van deze getuige is opgenomen in het Harka dossier, waarmee het Openbaar Ministerie (kennelijk) een verband meent te zien met de motorclub, c.q. het bestanddeel Opiumwet delicten. Onderwerpen waarover de verdediging de getuige wil bevragen zijn onder meer:
- Is er vanuit clubverband opdracht gegeven of is er een afspraak gemaakt om Opiumwetdelicten te plegen?
- Kan het plegen van dergelijke delicten gevolgen hebben voor het lidmaatschap van No Surrender?
Het horen van deze getuige kan dan ook in redelijkheid van belang zijn voor enige in de strafzaak uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.’
9. Op 10 mei 2021 heeft een eerste terechtzitting in hoger beroep plaatsgevonden. Voorzitter was J. Dolfing; raadsheren waren A.J. Rietveld en A.H. toe Laer. Het proces-verbaal van deze terechtzitting houdt onder meer het volgende in:
‘De voorzitter deelt mee, zakelijk weergegeven:
De zitting van vandaag betreft een pro forma-behandeling. De verdediging heeft te kennen gegeven een aantal onderzoekswensen te hebben. Door het hof wordt al gedurende langere tijd geprobeerd een gezamenlijke regiezitting te plannen. Dat blijkt echter lastig te zijn, omdat er rekening gehouden dient te worden met vele verschillende agenda’s en opgegeven verhinderdata. De voorzitter heeft via de mail de onwenselijke situatie en ook het verzoek van de verdediging de regiezitting over de zomervakantie te tillen aan de orde gesteld. Mocht het niet lukken om op korte termijn een gezamenlijke regiezitting in te plannen, dan zal het hof, met het oog op de voortgang van de zaak in hoger beroep, andere mogelijkheden onderzoeken zoals bijvoorbeeld het inplannen van afzonderlijke regiezittingen.
De raadsvrouw reageert, zakelijk weergegeven:
Het is helaas niet mogelijk gebleken om in mijn agenda wat meer ruimte te creëren. Ik heb nog wat data gemaild. De hoop is dat de regiezitting in de tweede of derde week van augustus ingepland kan worden. Voor de regiezitting is niet per se vereist dat verdachte door zowel mr. Van der Wal als ik bijgestaan wordt, al heeft dat wel de voorkeur
(…)
De voorzitter spreekt, na hervatting van de zitting, als beslissing van het hof uit:
(…)
Het hof zal, met het oog op de voortgang van de zaak in hoger beroep, proberen zo spoedig mogelijk een regiezitting in te plannen. Het hof blijft daarbij echter wel afhankelijk van de medewerking van het Openbaar Ministerie en de verdediging in die zin dat de verhinderdata die zitting niet in de weg staan.’
10. Op 25 mei 2021 is door een stafjurist aan de advocaat-generaal en de raadslieden van (onder meer) de verdachte een e-mail gezonden die onder meer het volgende inhoudt:
‘Op verzoek van de voorzitter deel ik u mede dat de thans door u aanvullend gezonden verhinderdata een regiebehandeling op korte termijn nog steeds niet mogelijk maken. Daarom heeft de voorzitter besloten over te gaan tot een schriftelijke ronde waarin u over en weer in de gelegenheid bent te reageren op elkaars standpunten met betrekking tot geuite onderzoekswensen. Hieronder volgt een schema met daarin de benodigde gegevens en ook alvast de gereserveerde data bij het kabinet van de raadsheer-commissaris voor de situatie dat het hof verzoeken om het horen van getuigen toewijst. (…)
De voorzitter stelt voor:
Dat de raadslieden desgewenst binnen twee weken na heden hun reeds ingediende onderzoekswensen nader onderbouwen of eventueel aanvullen. De raadslieden worden verzocht hun schriftelijke reactie rechtstreeks te delen met de advocaat-generaal en met de Verkeerstoren van het hof (…);
Dat de advocaat-generaal uiterlijk 22 juni 2021 inhoudelijk reageert op de onderzoekswensen, ook onder rechtstreekse toezending van de reactie naar de betrokken raadslieden en de Verkeerstoren van het hof (…);
Dat de raadslieden binnen twee weken na ontvangst van de schriftelijke reactie van de advocaat-generaal, doch uiterlijk 6 juli 2021 reageren waarbij zij de reactie rechtstreeks delen met de advocaat-generaal en de Verkeerstoren van het hof (…);
Dat de advocaat-generaal binnen twee weken, doch uiterlijk 20 juli 2021 reageert op de ingediende reacties van de raadslieden op dezelfde bovenstaande wijze.
Uitspraak hof op onderzoekswensen
Het hof zal nadat alle schriftelijke reacties binnen zijn bepalen op welke pro formazitting uitspraak zal worden gedaan op de onderzoekswensen. U hoeft daarbij niet aanwezig te zijn, op die zitting zal de zaak verder niet inhoudelijk worden behandeld doch zal enkel uitspraak worden gedaan op de onderzoekswensen en zal de zaak pro forma worden doorgepland. Uw agenda wordt dan ook niet bij de planning van deze pro forma zitting betrokken. Ik vertrouw u daar wel mee akkoord.
(…)
De voorzitter denkt met de bovenstaande schriftelijke procedure de voortgang in de procedure te bewaken terwijl u op deze wijze goed in de gelegenheid bent uw standpunten met betrekking tot de geuite onderzoekswensen te onderbouwen. In de richting van de raadslieden merkt de voorzitter nog op dat voor zover uw cliënt in dit stadium de behoefte zou hebben zich ook uit te laten over de onderzoekswensen die gelegenheid bestaat. U kunt uw reactie in dat geval voorzien van een bijlage met daarin de persoonlijke visie van uw cliënt op de onderzoekswensen. Te zijner tijd zal zoals bij u bekend bij de inhoudelijke behandeling ter zitting alle gelegenheid bestaan de verdenkingen en persoonlijke omstandigheden te bespreken.’
11. De verdediging heeft op 8 juni 2021 schriftelijk bericht dat zij de onderzoekswensen die in de appelschriftuur zijn geformuleerd handhaaft, met dien verstande dat zij van het verzoek tot het horen van twee getuigen ( [betrokkene 88] en [betrokkene 45] ) afziet. Daarnaast heeft de verdediging (onder meer) een aanvullend getuigenverzoek gedaan
12. Het openbaar ministerie heeft op 28 juni 2021 schriftelijk op de verzoeken in de appelschriftuur gereageerd. Deze reactie hield onder meer het volgende in:
‘Namens [verdachte] zijn onderzoekswensen ingediend, aangevuld per mail van 8 juni jongstleden, waarbij is verzocht de volgende getuigen te horen:
(…)
3) [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] , wonende te [plaats] aan de [f-straat 1] (zaak 3.7).
4) [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] , wonende te [plaats] aan de [g-straat 1] ;
5) [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] 1972 (te onbekend), wonende te [plaats] aan de [h-straat 1] , huidige verblijfplaats onbekend;
(…)
7) [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] , wonende te [plaats] , [i-straat 1] ;
8) [betrokkene 105] , geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] , huidige verblijfplaats onbekend.
9) [betrokkene 87] , geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] , huidige verblijfplaats onbekend;
(…)
15) [betrokkene 89] , geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] , huidige verblijfplaats onbekend;
16) [betrokkene 90] , geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] , huidige verblijfplaats onbekend;
(…)
In de zaak [verdachte] zijn de verzoeken tot het horen van de getuigen: (…), 3) t/m 6), 8) en (…) voldoende gemotiveerd en toewijsbaar.
(…)
Getuige 7) is eerder bij de RC gehoord (tussenbeslissing Rb d.d. 10 juli 2018). De noodzaak tot het horen van deze getuige is niet gebleken.
Deze verzoeken dienen te worden afgewezen.
In de zaken [verdachte] en [betrokkene 1] zijn (in eerste instantie) verzocht om de getuigen 9) (…) te horen. De motivering voor het horen van deze getuigen is nagenoeg eensluidend. (…)
In eerste aanleg zijn deze verzoeken (deels) tot twee maal toe bij de rechtbank gedaan.
Kort gezegd kunnen de getuigen volgens de verdediging verklaren over de algemene gang van zaken met betrekking tot de onderwerpen waarover zij bevraagd zouden moeten worden. Onvoldoende wordt echter gemotiveerd op welke concrete strafbare feiten, die aan het oordeel van uw hof zijn onderworpen in deze zaken, die vragen betrekking hebben.
Naar het oordeel van het OM betreffen de hiervoor genoemde getuigen geen getuigen 'a charge', zodat het in eerste aanleg gehanteerde criterium door het OM en de rechtbank om tot afwijzing van deze verzoeken te komen, een juiste is geweest.’
13. Op 29 juni 2021 is door dezelfde stafjurist namens de voorzitter aan de advocaat-generaal en de raadslieden meegedeeld dat de voorzitter akkoord gaat met een op 28 juni 2021 per e-mail gedaan voorstel van de advocaat-generaal; dat betekent ‘dat de raadslieden tot 13 juli 2021 in de gelegenheid zijn om te reageren op het standpunt van het openbaar ministerie’ dat vervolgens ‘een week, derhalve tot 20 juli 2021, de gelegenheid (heeft) om te reageren’.
14. De verdediging heeft vervolgens op 13 juli 2021 schriftelijk gereageerd op het standpunt van het openbaar ministerie. Deze reactie hield onder meer het volgende in:
‘Op 28 juni jl. ontving de verdediging de reactie van de advocaat-generaal op de onderzoekswensen van de verdediging, zoals aangekondigd bij appelschriftuur en gewijzigd/aangevuld op 8 juni jl.. Na bestudering van de reactie van de advocaat-generaal berichten wij u dat de verdediging persisteert bij haar onderzoekswensen, onder verwijzing naar de uitvoerige motivering bij appelschriftuur.
Getuigenverzoeken
In aanvulling hierop wenst de verdediging nog wel enkele opmerkingen te plaatsen bij de door de advocaat-generaal genoemde reden om de getuigen 9 t/m 17 af te wijzen. De getuigen zouden volgens de verdediging, aldus de advocaat-generaal, kunnen verklaren over de 'algemene gang van zaken m.b.t. de onderwerpen waarover zij bevraagd zouden moeten worden'. De verdediging zou naar mening van de advocaat-generaal onvoldoende hebben gemotiveerd op welke concrete strafbare (BFK: feiten) de aan deze getuigen te stellen vragen betrekking hebben. Dit bevreemdt de verdediging en doet haast vermoeden dat de appelschriftuur kennelijk niet is ontvangen door het OM.
Ter illustratie - en om niet in herhaling te vallen - wijst de verdediging in dit verband op twee in het oog springende voorbeelden, namelijk de verzoeken om getuige [betrokkene 36] en [betrokkene 87] te mogen horen. (…)
Ten aanzien van de getuige [betrokkene 87] heeft de verdediging uitvoerig toegelicht waarom het horen van deze getuige in het belang kan zijn voor enige in de strafzaak uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing. Kort en goed, cliënt is veroordeeld voor deelname / leidinggeven aan een criminele organisatie. De verdediging begrijpt uit het vonnis dat de veroordeling mede is gebaseerd op de functie die cliënt had binnen de National Board van No Surrender, c.q. World Captain.
[betrokkene 87] heeft dezelfde functie bekleed als cliënt. Hij is om die reden in beeld geweest als verdachte en zou dan ook op basis van eigen waarneming kunnen verklaren over de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van een World Captain. Specifiek kan de getuige worden bevraagd of - en zo ja in welke mate - een World Captain uit hoofde van zijn functie (per definitie) betrokken is bij het (mede)plegen van strafbare feiten, verband houdende met 'Bad Standings' en Opiumwetdelicten. Dit zijn vragen ten aanzien van concrete strafbare feiten die aan het oordeel van uw hof zijn onderworpen.
Ten aanzien van de getuige [slachtoffer 2] constateert de verdediging dat zij haar ondervragingsrecht (bij de rechter-commissaris op 29 april 2019) niet heeft kunnen effectueren, daar op 29 april 2019 door of namens de verdediging van cliënt geen vragen zijn gesteld. De vragen zouden zien op wat hetgeen de getuige van [betrokkene 34] zou hebben gehoord en wat de getuige zelf heeft waargenomen. Daarnaast wenst de verdediging de getuige te bevragen over het vermeende letsel bij [betrokkene 34] (wel of niet mishandeld, wel of geen (fors) letsel waargenomen) en door wie dit zou zijn gebeurd, wie er nog meer in of rondom de memberroom waren en op welk moment hij heeft gehoord dat [betrokkene 34] "er uit is gevlogen" en met welke reden.
Voorts wenst de verdediging deze getuige te bevragen over hetgeen cliënt onder feit 5 wordt verweten. Voor de nadere motivering op dat punt verwijst de verdediging naar de motivering in de appelschriftuur. Nu cliënt veroordeeld is voor de afpersing van [slachtoffer 2] onder 5 is het niet alleen in het belang van de verdediging (voor zover de verdediging de gelegenheid niet eerder heeft gehad) maar ook noodzakelijk (voor zover de verdediging eerder wel in de gelegenheid is gesteld de getuige te bevragen doch effectief de getuige blijkens het procesverbaal van getuigenverhoor niet heeft kunnen bevragen op bepaalde punten) dat de getuige ook specifiek op dat punt bevraagd wordt, temeer daar [slachtoffer 2] zelf stelt dat eventueel fysiek contact door hem als 'kinderspel' werd beschouwd en over letsel of pijn niet gerept heeft.
Resumerend stelt de verdediging dat de op 8 juni jl. toegezonden onderzoekswensen uitvoerig gemotiveerd zijn en de verdediging persisteert hierbij.’
15. Het openbaar ministerie heeft vervolgens schriftelijk gereageerd op 20 juli 2021. Deze nadere reactie hield onder meer het volgende in:
‘- Per mail van 13 juli is namens [verdachte] gereageerd op het standpunt van het OM. Hierin worden de verzoeken om getuigen te horen nader onderbouwd door op de verzoeken tot het horen van [betrokkene 36] , [betrokkene 87] en [slachtoffer 2] in te gaan.
(…)
Ten aanzien van [betrokkene 87] blijft het OM bij het standpunt dat eerder is ingenomen. Dat hij kan verklaren over de functie 'world captain' staat buiten kijf, echter het OM is van oordeel dat niet is gebleken dat hij relevant kan verklaren over hetgeen aan [verdachte] is ten laste gelegd.
Het OM blijft er ook bij dat het wederom horen van [slachtoffer 2] niet noodzakelijk is. Het feit dat de verdediging destijds bij de RC bepaalde vragen niet/geen vragen aan deze getuige heeft gesteld doet niet af aan het feit dat de mogelijkheid daartoe er wel is geweest. Dat van deze mogelijkheid destijds geen gebruik is gemaakt, maakt niet dat dit verzoek niet aan de hand van het noodzaakcriterium zou moeten worden beoordeeld.’
16. Een volgende terechtzitting vond plaats op 26 juli 2021. Voorzitter was J. Hielkema, raadsheren waren W. Foppen en A.J. Rietveld. Het proces-verbaal van deze terechtzitting houdt onder meer het volgende in:
‘De voorzitter deelt mee, zakelijk weergegeven:
Het betreft vandaag een pro-forma behandeling. Eerder heeft het hof beslist dat schriftelijke rondes ten behoeve van de regiezitting zullen plaatsvinden. Die schriftelijke rondes zijn gaan lopen en zijn afgerond.
Er zijn onderzoekswensen, zowel in de zaak [verdachte] als in die van de medeverdachten, zoals inzage in een aantal zaaksdossiers, kennisneming van een aantal OVC- en tapgesprekken en het horen van getuigen.
Het hof zal zich op korte termijn middels een tussenarrest uitspreken over die verzoeken. Een datum is nog niet bekend. Die zal met de raadslieden en de advocaat-generaal afgestemd worden.’
17. Het hof heeft daarna op de verzoeken beslist in een tussenarrest dat op 11 augustus 2021 is gewezen door J. Dolfing (voorzitter) en J. Hielkema en A.H. toe Laer (raadsheren). Dit tussenarrest houdt onder meer het volgende in (met weglating van een voetnoot):
‘Onderzoek van de zaak
Dit tussenarrest is gewezen naar aanleiding van de schriftelijke ronde die in het kader van de voortvarende regiebehandeling heeft plaatsgevonden.
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de appelschriftuur van 8 december 2020 en de nadere toelichting daarop van 8 juni 2021 door mr N. Tanoglu die mede namens mr. Van der Wal de onderzoekswensen heeft toegelicht, het standpunt van de advocaat-generaal van 28 juni 2021, het standpunt van de verdediging van 13 juli 2021 en het standpunt van de advocaat-generaal van d.d. 20 juli 2021.
Met de advocaat-generaal en de verdediging is afgestemd dat het tussenarrest van het hof op 11 augustus 2021 ter openbare zitting enkelvoudig zal worden uitgesproken.
De door de verdediging ingediende verzoeken
Door de verdediging zijn bij appelschriftuur, voor zover niet later ingetrokken, de volgende onderzoekwensen kenbaar gemaakt:
A. het horen van de volgende getuigen:
(…)
3. [slachtoffer 1]
4. [slachtoffer 4]
5. [slachtoffer 3]
6. (…)
7. [slachtoffer 2]
8. [betrokkene 105]
9. [betrokkene 87]
(…)
15. [betrokkene 89]
16. [betrokkene 90]
(…)
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek tot het horen van de volgende getuigen kan worden toegewezen:
(…)
3. [slachtoffer 1]
4. [slachtoffer 4]
5. [slachtoffer 3]
(…)
8. [betrokkene 105]
9. (…)
De volgende verzoeken dienen volgens de advocaat-generaal te worden afgewezen:
(…)
7. [slachtoffer 2] ;
de advocaat-generaal voert daarbij aan dat de getuige eerder door de rechter-commissaris is gehoord. De noodzaak tot het horen van de getuige is niet gebleken.
9. [betrokkene 87] ; (…); 15. [betrokkene 89] ; 16. [betrokkene 90] ; (…);
de advocaat-generaal voert daartoe aan dat de getuigen geen getuigen ‘á charge' zijn en dat onvoldoende wordt gemotiveerd op welke concrete strafbare feiten, die aan het oordeel van het hof zijn onderworpen in deze zaken, de vragen betrekking hebben.
(…)
Beoordeling van de verzoeken
Het hof wijst de volgende verzoeken toe:
A. het horen van de volgende getuigen:
(…)
Feit 6
5. [slachtoffer 3]
(…)
Feit 8
4. [slachtoffer 4]
(…)
Het valt het hof op dat de verdediging ten aanzien van de getuigen [slachtoffer 3] , (…) geen gegevens van de huidige verblijfplaats heeft opgegeven. Het hof zal bepalen dat de verdediging binnen drie weken na het wijzen van onderhavig tussenarrest de adresgegevens van de huidige verblijfplaats van voornoemde getuigen aan het hof verschaft.
(…)
Het hof wijst de volgende verzoeken af:
A. het horen van de volgende getuigen:
(…)
Feit 3
3. [slachtoffer 1]
De verdediging heeft ter motivering van het verzoek aangevoerd dat de verdediging de getuige de vraag wil stellen of hij de vrees had dat verdachte geweld zou gaan toepassen. Het hof stelt voorop dat [slachtoffer 1] geen verklaring heeft afgelegd in het vooronderzoek of anderszins. [slachtoffer 1] heeft aldus geen aangifte gedaan. Het hof stelt voorts vast dat [betrokkene 102] - die in de zaak van medeverdachte [betrokkene 93] als getuige zal worden gehoord - wel een verklaring heeft afgelegd over het onder 3 tenlastegelegde feit. In die verklaring vertelt [betrokkene 102] over hetgeen [slachtoffer 1] hem heeft meegedeeld. De rechtbank heeft deze verklaring van [betrokkene 102] voor het bewijs gebruikt. Het hof ziet daarin en in de gegeven motivering van het verzoek aanleiding de verdediging wel de gelegenheid te bieden [betrokkene 102] over het onder 3 tenlastegelegde feit te bevragen, maar [slachtoffer 1] niet. Om die reden bepaalt het hof dat [betrokkene 102] ook in de zaak van verdachte als getuige zal worden gehoord.
Gelet op het voorgaande acht het hof het horen van de getuige [slachtoffer 1] niet van toegevoegde waarde en evenmin van belang voor enige in het kader van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering te nemen beslissing.
Feiten 5 en 7
7. [slachtoffer 2]
De verdediging heeft bij appelschriftuur ter motivering van het verzoek aangevoerd dat de rechtbank de verklaring van de getuige, dat hij niet is mishandeld, heeft gepasseerd. De verdediging wenst de getuige te horen ter verificatie/falsificatie naar hetgeen hij uit eigen wetenschap kan verklaren, of hij is geslagen door verdachte en of hij hierdoor pijn of letsel heeft ondervonden.
De verdediging heeft daar op 13 juli 2021 aan toegevoegd dat de verdediging de getuige wenst te ondervragen over hetgeen de getuige van [betrokkene 34] zou hebben gehoord en over het vermeende letsel bij [betrokkene 34] . Voorts is aangevoerd dat de verdediging haar ondervragingsrecht bij de rechter-commissaris niet heeft kunnen uitoefenen, nu de verdediging bij de rechter-commissaris geen vragen heeft gesteld.
Het hof stelt vast dat uit de opmerkingen van de rechter-commissaris bij het verhoor van [slachtoffer 2] op 29 april 2019 volgt dat de rechter-commissaris de advocaten en de officieren van justitie heeft uitgenodigd om bij het verhoor aanwezig te zijn en indien zij niet aanwezig konden zijn, hen is verzocht de te stellen vragen schriftelijk in te dienen bij de rechter-commissaris. Voorts blijkt uit de opmerkingen van de rechter-commissaris dat mr. Ural heeft aangegeven tevens waar te nemen voor mr. Van der Wal . Mr. Ural deelde de rechter-commissaris mede dat mr. Van der Wal hem had gevraagd door te geven dat hij, ondanks zijn afwezigheid en het niet indienen van schriftelijke vragen, geen afstand wenste te doen van deze getuige.
Het hof stelt vast dat mr. Van der Wal destijds de raadsman van verdachte was. Het hof leidt uit het voorgaande af dat de verdediging van verdachte de gelegenheid is geboden om [slachtoffer 2] als getuige te ondervragen, dat de verdediging ervoor heeft gekozen zich bij die ondervraging te laten waarnemen door mr. Ural en dat mr. Ural bij de rechter-commissaris vragen heeft gesteld aan de getuige. De keuze van de raadsman van verdachte om niet zelf bij het verhoor aanwezig te zijn, maar zich aldaar te laten waarnemen, komt voor rekening van de verdediging. Dat mr. Van der Wal heeft aangegeven geen afstand te doen van de getuige, maakt dit niet anders.
Alles afwegend is het hof van oordeel dat het verzoek tot het horen van [slachtoffer 2] wordt afgewezen, nu de noodzaak tot het horen van deze getuige niet is gebleken.
Feit 10
8. [betrokkene 105]
De verdediging stelt terecht dat [betrokkene 105] een 'de auditu'-verklaring heeft afgelegd. Het hof zal haar verklaring om die reden niet voor het bewijs bezigen. Haar verklaring is niet van belang voor enige in het kader van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering te nemen beslissing.
Het hof wijst het verzoek af.
Feit 12
9. [betrokkene 87]
De verdediging heeft ter motivering van het verzoek bij appelschriftuur aangevoerd dat de getuige kan verklaren over de taken en verantwoordelijkheden van de functie van World Captain en de bevoegdheden behorende bij deze functie. Voorts kan de getuige verklaren over de structuur, de aansturing van Chapters, het doel van No Surrender en de contacten tussen (leden van) Chapters onderling. De verdediging wenst de getuige vragen te stellen over Bad Standing en de bevoegdheden die een World Captain in dat kader heeft. De verdediging heeft daar bij e-mail van 13 juli 2021 nog aan toegevoegd dat de getuige kan worden bevraagd of − en zo ja in welke mate − een World Captain uit hoofde van zijn functie (per definitie) betrokken is bij het (mede)plegen van strafbare feiten, verband houdende met Bad Standings en Opiumwetdelicten.
Het hof stelt voorop dat verdachte bij de politie heeft verklaard over de structuur van No Surrender, de verantwoordelijkheden van de World Captain en dat deze verklaringen door de rechtbank voor het bewijs zijn gebruikt. Uit die verklaring volgt ook dat verdachte World Captain was. Verdachte kan aldus zelf verklaren over de onderwerpen waarover de verdediging de getuige wenst te ondervragen.
Gelet op de gegeven motivering en de door de verdachte afgelegde verklaringen, is het hof van oordeel dat het horen van de getuige niet van belang is voor enige in het kader van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering te nemen beslissing.
Het hof wijst het verzoek af.
(…)
15. [betrokkene 89] en 16. [betrokkene 90]
Het hof beoordeelt deze verzoeken als volgt.
De verdediging wil − kennelijk naar aanleiding van de inhoud van het Harka-dossier − de getuigen vragen stellen over mogelijke betrokkenheid van No Surrender bij het plegen van Opiumwetdelicten en hun wetenschap daaromtrent.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van de verklaring van [betrokkene 90] en op de inhoud van het vonnis in de zaak van [betrokkene 89] , alsmede de andere inhoud van het Harka-dossier, voor zover die stukken reeds aan het onderhavige dossier zijn toegevoegd.
Gezien het beoordelingskader heeft de verdediging hiermee onvoldoende onderbouwd waarom die getuigen van belang kunnen zijn voor enige in de strafzaak uit hoofde van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering te nemen beslissing zodat het hof deze verzoeken van de verdediging afwijst.
(…)
BESLISSING
Het hof:
wijst af de verzoeken tot het horen van (…) J. [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [betrokkene 105] , [betrokkene 87] , (…) [betrokkene 89] en [betrokkene 90] ;
(…)
wijst toe de verzoeken tot het horen van:
(…)
- [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] 1972, [geboorteplaats] aan de [h-straat 1] , huidige verblijfplaats onbekend,
- [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] , wonende te [plaats] aan de [g-straat 1] ,
(…)
bepaalt dat als getuige wordt gehoord [betrokkene 102] , geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat de verdediging binnen drie weken na het wijzen van onderhavig tussenarrest de adresgegevens van de huidige verblijfplaats van (…) [slachtoffer 3] (…) aan het hof verschaft;
(…)
verwijst de zaak naar het Kabinet van de raadsheer-commissaris en stelt het dossier in diens handen teneinde de toegewezen getuigen te (doen) horen;’
18. Een proces-verbaal terechtzitting van 11 augustus 2021 houdt onder meer het volgende in:
‘Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, meervoudige kamer voor strafzaken, op 11 augustus 2021. ‘
Tegenwoordig:
mr. J. Hielkema, lid enkelvoudige kamer,
in tegenwoordigheid van mr. K. van der Meulen, griffier,
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. S. Broekstra.
De voorzitter doet de zaak tegen de na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte genaamd:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
thans ingeschreven en verblijvende in de [PI] ,
is niet ter terechtzitting verschenen.
De raadsman van verdachte, mr. R.J.H. van der Wal , advocaat te Hengelo (OV) en de raadsvrouw van verdachte, mr. N. Tanoğlu, advocate te Arnhem, zijn evenmin ter terechtzitting aanwezig.
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mee, dat volgens de beslissing van het hof de uitspraak van het tussenarrest zal plaatsvinden ter terechtzitting van heden.
De voorzitter gaat over tot het uitspreken van het schriftelijke tussenarrest.’
19. Nadien hebben pro-formabehandelingen plaatsgevonden op 11 oktober 2021 en op 20 december 2021. Voorzitter was beide keren J. Dolfing, raadsheren waren op 11 oktober 2021 M.B. de Wit en M.C. Fuhler en op 20 december 2021 H.J. Deuring en J. Hielkema. Beide keren heeft het hof een verzoek om schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen.
20. Het inhoudelijke onderzoek ter terechtzitting heeft vervolgens plaatsgevonden op 14, 17 en 21 maart 2022. Voorzitter was J. Dolfing, raadsheren waren J. Hielkema en A.H. toe Laer. Het proces-verbaal van deze terechtzitting houdt onder meer het volgende in:
‘De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
thans verblijvende in [PI]
De raadsman van verdachte, mr. R.J.H. van der Wal , advocaat te Hengelo (OV) en de raadsvrouw van verdachte, mr. N. Tanoğlu, advocate te Arnhem, zijn mede ter terechtzitting aanwezig.
De voorzitter vermaant verdachte oplettend te zijn op hetgeen deze zal horen en deelt verdachte mede dat deze niet tot antwoorden verplicht is.
De voorzitter deelt mede:
De behandeling van de zaken tegen de verdachten geschiedt − op praktische gronden − gelijktijdig maar niet gevoegd. Het gaat om:
- verdachte [verdachte] (21-004435-20), bijgestaan door mr. Van der Wal en mr. Tanoğlu,
- verdachte [betrokkene 1] (21-004463-20), bijgestaan door mr. De Leon en mr. Schuurman,
- verdachte [betrokkene 93] (21-004320-20), bijgestaan door mr. Breukink, en
- verdachte [betrokkene 2] (21-004434-20), bijgestaan door mr. Bals.
(…)
In deze zaak is in hoger beroep schriftelijk regie gevoerd in de voorfase. De verdediging heeft de gelegenheid gekregen de onderzoekswensen nader schriftelijk te onderbouwen. Het openbaar ministerie heeft daarop gereageerd. Vervolgens is in een nadere schriftelijke ronde wederom gereageerd door de verdediging en het openbaar ministerie. Vervolgens heeft het hof tussenarresten gewezen. Naar aanleiding daarvan heeft de raadsheer-commissaris onderzoek gedaan.
De advocaat-generaal draagt de zaak voor.
De advocaat-generaal is van oordeel dat de tenlastelegging behoort te worden gewijzigd, legt de noodzakelijk geoordeelde wijziging schriftelijk aan het hof over en vordert dat die wijziging zal worden toegelaten.
Het hof wijst, gehoord verdachte en de raadslieden, de vordering toe.
Aan verdachte en de raadslieden wordt een door de griffier gewaarmerkt afschrift van de gewijzigde tenlastelegging ter hand gesteld. Dit afschrift is als bijlage I aan dit proces-verbaal gehecht.
Met toestemming van verdachte en de raadslieden wordt het onderzoek aanstonds voortgezet.
De voorzitter deelt mee de ingekomen stukken die na het wijzen van het tussenarrest op 11 augustus 2021 bij het hof zijn binnengekomen in de zaak van verdachte:
- het onderzoek van de raadsheer-commissaris, waaronder een proces-verbaal van bevindingen van de raadsheer-commissaris omtrent de gebleken onmogelijkheid om de getuige [slachtoffer 3] te horen;
- (…) en
- de processen-verbaal van de pro forma-zittingen van het hof.
(…)
De voorzitter deelt mondeling mede de korte inhoud van de stukken van de zaak.
Verdachte verklaart op vragen van de voorzitter:
(…)
Feit 3 ( [slachtoffer 1] )
Ik kende [betrokkene 102] niet. Ik heb voor hem één telefoontje gepleegd, naar [slachtoffer 1] .
U houdt mij voor dat ik na het contact met [slachtoffer 1] weer contact heb met [betrokkene 102] en hem een terugkoppeling geef over het contact met [slachtoffer 1] . Dat zou kunnen.
U houdt mij voor dat ik volgens [betrokkene 102] hieraan € 2.000,- heb verdiend. Nee, het is anders gegaan. [slachtoffer 1] belde ’s avonds en zei dat hij aangifte ging doen van bedreiging. Ik heb [slachtoffer 1] toen gezegd dat dat niet nodig is, omdat ik hem niet bedreig en hem ook niet ging bedreigen. Ik heb hem gezegd dat ik hem tot aan zijn graf volg, net als een deurwaarder dat doet. Dat was het laatste gesprek met [slachtoffer 1] . Ik heb van [betrokkene 102] geen € 2.000,- gekregen. Ik heb van [slachtoffer 1] en [betrokkene 102] niets meer gehoord. Ik heb [slachtoffer 1] maar twee keer aan de telefoon gehad. Toen ik de eerste keer [slachtoffer 1] belde, werd ik afgeluisterd door de politie. De politie is diezelfde middag bij [slachtoffer 1] langsgegaan. Ze kwamen met een foto van mij en ze vertelden [slachtoffer 1] bij welke motorclub ik zat. Diezelfde avond belde [slachtoffer 1] mij en zei hij dat hij zich bedreigd voelt. Toen heb ik tegen [slachtoffer 1] gezegd dat ik hem niet bedreig, maar dat ik hem ook niet meer los liet.
U houdt mij voor dat ik tegen [slachtoffer 1] heb gezegd dat ik van de ‘brommerclub’ ben. Ja, maar het is niet mogelijk om nog kleinerender over mezelf te spreken.
U houdt mij de telefoongesprekken op 5 februari 2015 voor (Pagina 1356 e.v. Akepa dossier map 4), waarin ik onder andere zeg dat ik rustig voor [slachtoffer 1] drie maanden weg ga, dat [slachtoffer 1] de verkeerde man heeft getroffen en dat ik niet loslaat. Tja. Ik kan wel zeggen dat ik drie maanden voor [slachtoffer 1] weg ga, maar ik ga nu voor 10 jaren weg.
U vraagt mij waarom ik tegen [slachtoffer 1] zeg dat ik drie jaren voor hem weg ga. Ik hoorde van de politie dat op stalking een gevangenisstraf van drie jaren staat. In een ander gesprek heb ik het ook over drie jaren. Dan kom je al gauw bij dit soort bewoordingen uit. [betrokkene 35] en Kuyper wilden aangifte doen tegen mij van stalking. Dan neem je dat al gauw mee in je bewoordingen.
U houdt mij voor dat ik op een gegeven moment een terugkoppeling geef aan [betrokkene 102] en erna ermee stop. Ja.
U vraagt mij waarom ik ermee stopte. Men noemt dat vrijwillige terugtred. Ik had er eigenlijk helemaal geen behoefte aan om dit te doen. Ik vond het wel prima en ik dacht: “laat [betrokkene 102] het zelf uitzoeken”. Voor [betrokkene 93] ben ik bezig geweest, omdat het een vriend van mij was en voor hem heb ik een telefoontje gepleegd. Voor [betrokkene 102] vond ik dat achteraf helemaal niet nodig. Dan stop je ermee. Sterker nog, ik dacht: “Laat gaan”. Ik moet ook zeggen dat we het over acht jaren geleden hebben. Toen was ik niet in mijn fitste toestand. In die tijd dronk ik aardig wat.
(…)
Feit 5 ( [slachtoffer 2] )
U houdt mij mijn verklaring voor zoals afgelegd bij de rechtbank. Op alle OVC-opnamen hoor je vaak dit geluid. Opmerking griffier: verdachte tikt hard met zijn hand op de tafel. Het is een ruimte met een houten vloer en houten wanden. Ik heb [slachtoffer 2] aangesproken. [slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat hij geen klappen heeft gehad en hij noemde het kinderspel. Hij heeft die verklaring zelf afgelegd. Ik zou niet weten wat ik fout zou hebben gedaan. Ik heb hem niet mishandeld.
In elke OVC-opname hoor ik overigens dat ik niet alleen ben in de memberroom. Ik hoorde net bij het afspelen van een OVC-opname ook dat na die tijd het vuur begint te knetteren. Toen was een ander, ik geloof [betrokkene 39] aan het praten. Toen hoorde je hetzelfde geluid als bij de OVC-opname van [betrokkene 123] . Dat hoorde je steeds. Dan denk je: “nou, daar gebeurt nogal wat”. Het was natuurlijk een houten barak.
U houdt mij voor dat [betrokkene 36] zou hebben gezegd dat [slachtoffer 2] er met een Bad Standing uit is gezet en dat ik zou hebben gezegd dat mensen die zich niet in het buitenland kunnen gedragen “op hun bek krijgen”. Dat is normale praat binnen de subcultuur van een motorclub.
U vraagt mij of [slachtoffer 2] eruit moest. Ja. Dat had Duitsland zo besloten.
U houdt mij voor dat [slachtoffer 2] de memberroom in wordt geroepen. Op donderdag is de algemene clubavond. In de memberroom mag iedereen, elke member, komen. Van de laagste tot de hoogste: als je member bent, mag je daar komen.
U houdt mij voor dat te horen is dat af en toe wordt gevraagd om bepaalde personen naar binnen te halen. Er zitten geen 80 mensen in die memberroom, dat past niet. Er kunnen ongeveer 15 tot 20 mensen in de memberroom zitten.
Feit 6 ( [slachtoffer 3] )
U houdt mij voor dat op de OVC-opname te horen zou zijn dat ik zou hebben verklaard dat [slachtoffer 3] een paar flappers aan zijn oren zou hebben gehad, “waar hij behoorlijk last van zou hebben”. U houdt mij mijn verklaring zoals afgelegd bij de rechtbank voor. Dat klopt. Vroeger bij mij thuis betekende ‘een draai om de oren’ dat je verbaal werd toegesproken. Mijn vader zei ook vroeger tegen mij dat hij mij de benen zou breken als ik iets nog een keer zou doen. Dat is een normale uitdrukking in het Drents en in mijn beleving. Dat wil niet zeggen dat je zoiets ook echt doet. Je hoort alleen maar de tekst, maar je ziet niet hoe ik er op dat moment bij zit.
Het klopt dat ik soms behoorlijk aanwezig ben. Dat mag denk ik in een dergelijke subcultuur ook. Dan moet je soms wat duidelijker praten dan anderen zouden doen. Ik stond voor [slachtoffer 3] in. Ik stond niet voor het geld voor hem in, maar ik stond ervoor in dat hij zijn afspraak zou nakomen bij Nomad [betrokkene 81] . [slachtoffer 3] had een motor gekocht van het geld van Nomad [betrokkene 81] , terwijl hij dat geld helemaal niet had. Daarom heb ik [slachtoffer 3] ook al een keer eerder binnengeroepen en gewaarschuwd. Ik zei tegen hem dat hij zelf 55 kilo weegt en [betrokkene 81] 180 kilo weegt. Ik heb [slachtoffer 3] geadviseerd het op te lossen met [betrokkene 81] , al zou hij hem € 50,- per maand betalen. Dat deed [slachtoffer 3] maar niet. Op een gegeven moment heeft [betrokkene 81] als Nomad besloten dat [slachtoffer 3] eruit moest. Als ik dat door [betrokkene 81] had laten doen, dan was het anders gegaan. Nu is hij gewoon netjes eruit gezet.
(…)
Feit 8 ( [slachtoffer 4] )
U houdt mij mijn verklaring voor, zoals afgelegd bij de rechtbank. Mijn verklaring komt helemaal overeen met de verklaring van [slachtoffer 4] zelf. In Stadskanaal was er een President die twee meter lang was. [slachtoffer 4] woog zelf maar 60 kilo. Ik heb [slachtoffer 4] vaak gezegd dat hij, als hij niet kon betalen, de club moest verlaten en gewoon als gast zou moeten komen. Die President kwam en zei dat [slachtoffer 4] er diezelfde avond nog uit zou vliegen. Toen heb ik hem in bescherming genomen en heb ik hem er zelf uit gezet.
U houdt mij voor dat [slachtoffer 4] bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat ik terecht boos op hem was, dat ik hem één of twee heb geduwd en een klap heb gegeven en dat [betrokkene 100] erbij was. [betrokkene 100] , die President, die was er niet bij. Die kwam pas later in de memberroom met zijn chapter om erover te vergaderen. Ik was er geloof ik samen met [betrokkene 39] .
(…)
Feit 10 ( [betrokkene 8] )
Hier kan ik helemaal niks over zeggen. Ik zou [betrokkene 8] niet meer herkennen.
U houdt mij de verklaring van [betrokkene 19] voor (pagina 4612 e.v. Akepa dossier map 17), inhoudende dat ik zou hebben gezegd dat het jasje van [betrokkene 8] in Emmen moest worden ingeleverd. U houdt mij een getapt telefoongesprek voor van 16 april 2014 met [betrokkene 19] (Pagina 4708 Akepa dossier map 17), waarin ik zou zeggen dat het hesje bij de Nomad moet worden ingeleverd. Ik ben bij dit feit helemaal niet betrokken geweest. Ik was wel betrokken bij het inleveren van het hesje, dat heeft op donderdag bij de clubavond plaatsgevonden. De Nomad heeft het hesje in ontvangst genomen. Het hesje moet ook bij de Nomad worden ingeleverd. Hij had dat bevolen en moet het hesje hebben.
U houdt mij het getapte telefoongesprek met [betrokkene 39] voor van 14 mei 2014 (Pagina 4886 Akepa dossier map 17), waarin mij wordt medegedeeld dat [betrokkene 8] niet op de afspraak is komen opdagen en dat hij ook niet thuis was. Hij moet inderdaad gewoon zijn colors inleveren, zoals ik in dit telefoongesprek zeg. Meer niet.
U houdt mij de verklaring van [betrokkene 100] tegenover de politie voor (Pagina 4530 e.v. Akepa dossier map 17). [betrokkene 8] heeft zelf niet verklaard dat hij letsel had.
Feit 11 ( [betrokkene 16] )
[betrokkene 16] woonde in Leeuwarden. Daar werd ook een heel verhaal omheen gemaakt. De Nomad [betrokkene 39] zou zijn motor en andere goederen hebben meegenomen. Achteraf bleek dat de motor er gewoon nog was, die stond nog bij de garage. Ik lees dit allemaal in het dossier. [betrokkene 16] zegt mij helemaal niks. Ik weet niet eens of hij lid is geweest. Ik zou niet weten wie het is.
U houdt mij een getapt telefoongesprek voor met [betrokkene 108] (Pagina 37 e.v. aanvullend dossier AKEPA d.d. 6 juni 2018), waarin wordt besproken dat ‘ [betrokkene 16] ’ eruit is gezet met een Bad Standing en in Rotterdam verblijft. Dat kan.
[betrokkene 108] is iemand van de Hells Angels. Onderling was er de afspraak dat wij geen clubleden van elkaar zouden overnemen.
Feit 12 (deelname criminele organisatie)
We worden als een groep gezien die samenwerkten. Medeverdachte [betrokkene 1] en ik hebben nooit samengewerkt. Medeverdachte [betrokkene 2] en ik zijn Captain World geweest, vanaf september 2016. Ik zou niet weten hoe ik een criminele organisatie zou moeten leiden zonder PGP-telefoon.
U houdt mij voor dat er OVC-opnamen zijn waarop over drugs wordt gesproken. Door mij is er niet over drugs gesproken. Ik heb nog nooit drugs gedaan en dat zal ik ook nooit gaan doen. Bij alle politie-invallen in de laatste jaren is nog nooit drugs gevonden.
U houdt mij voor dat er OVC-opnamen zijn waarop onder andere door [betrokkene 3] over drugs wordt gesproken. Er zit een verschil tussen kroegpraat en het daadwerkelijk uitvoeren. [betrokkene 3] heeft dit misschien wel gezegd met een fles whisky op.
U houdt mij voor dat er OVC-opnamen zijn waarop onder andere door [betrokkene 3] over drugs wordt gesproken en wordt gezegd dat [betrokkene 3] het met mij zal overleggen (Pagina 1603 e.v. Harka dossier map 3). Hij heeft het niet met mij overlegd. Nergens is in het dossier een OVC-opname of tapgesprek te vinden waar ik over drugs praat. Ik ben er wel eerlijk in dat ik één jaar flink heb gedronken en gesnoven. Dat was na mijn scheiding.
U houdt mij voor dat de politie in de beschrijving van de OVC-opnamen heeft opgenomen dat er snuifgeluiden te horen zijn. Dat zal op de Zuidas ook zo zijn, dat weet ik niet. Ik kan dat niet naar waarde inschatten. Dat gebeurt overal.
U houdt mij een OVC-opname voor van 20 augustus 2015 (Pagina 1646 e.v. Harka dossier map 3), waar er met mij over wiethokken wordt gesproken. Er komt iemand binnen en begint met mij over wiethokken te praten. Ik kan nog geen gewone plant knippen. Ik heb dat gesprek meteen afgekapt.
U houdt mij voor dat in de OVC-opnamen in relatie tot drugs wordt gesproken over Duitsland en Engeland. Ik heb nog nooit in mijn leven in de drugs gedaan. Ik heb om die reden wel mensen uit de club gegooid. Je brengt de club ermee in gevaar, met grootschalige drugshandel.
U merkt op (BFK: dat) er ook inkomsten uit gegenereerd zouden kunnen worden. Ik lees in het dossier dat [betrokkene 37] vanwege drugs vast zat in Duitsland. Er moest een borg betaald worden van € 5.000,-. Met de club hebben wij toen € 4.000,- bij elkaar geschraapt met een groep van 180 tot 200 man.
Ik deed niet in drugs. Absoluut niet. En anderen deden dat bij mijn weten ook niet. In ieder geval niet in clubverband.
U houdt mij een OVC-opname voor van 8 mei 2015 (Pagina 1605 e.v. Harka dossier map 3), waarin [betrokkene 3] over handel spreekt. Wat moet ik hier nu van zeggen? Ik was er niet bij. Het was niet mijn werk en dat zal het ook nooit worden. Ik weet niet waarom [betrokkene 3] dat zegt, dat moet uw hof aan hem zelf vragen.
Het onderzoek Harka gaat in op de samenwerking tussen medeverdachten [betrokkene 1] , [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en mij. Van een samenwerking op crimineel gebied was totaal geen sprake. Er waren 27 Nationals, waarom zitten zij hier niet ook? En waarom zit [betrokkene 87] hier niet?
U vraagt mij of er een vuurton stond bij het clubhuis in Emmen. Er stonden er wel tien op het terrein. We waren meer buiten dan binnen en stonden gezellig onder het afdak bij een vuurtje.
(…)
Voortzetting van het onderzoek op 17 maart 2022.
(…)
De verdachte vervolgt hierover en brengt naar voren:
De medeverdachten in deze zaak roepen al snel dat ze niets gedaan hebben en dat ze het nog leuk vonden in het eerste half jaar. Ik was er dat eerste half jaar na de oprichting niet bij. Ik kwam er pas in 2014 bij. De club was opgericht door een clubje. Er zaten geen motorrijders bij, maar wel allerlei bekende namen in de criminele wereld. Een aantal waren duidelijk opgezocht met de bedoeling om anderen erbij te halen. Dat lees ik achteraf in het dossier. Toen ik erbij kwam in 2014, waren deze mensen er ook niet meer, anders was ik niet erbij gekomen.
[betrokkene 35] is de gehele tijd bij de club gebleven, maar die zien we ook niet terug in deze zaak als verdachte. Hij was de rechterhand van medeverdachte [betrokkene 1] . Ik vraag mij af wie er leiding heeft gegeven aan de club vanaf het moment dat [betrokkene 1] uit de club ging tot aan september 2016. Toen werden [betrokkene 2] , [betrokkene 87] en ik voorzitter. Ik word verweten dat ik de gehele periode leiding heb gegeven. Iedereen, de gehele National Board, de Nomads en Captains, vond dat ik het maar alleen moest gaan doen, de club leiden. Ik zei dat ik het nooit alleen zou gaan doen. Ik stelde voor om het met drie voorzitters te doen. Wij hebben het voorzitterschap maar we beslissen met z’n allen, als een democratie. Er wordt maar gedaan alsof het alleen het eerste half jaar leuk was. Toen ik bij de club kwam, waren er al meer dan 200 leden. Het was geen klein clubje met 30 mensen die gezellig motor wilden rijden. We wilden met andere motorclubs een wedstrijdje doen wie de grootste club kon worden. We dachten niet: "Laten we het klein houden”. We wilden gewoon uitbreiden, dat was de intentie. Dat is ook onze valkuil geweest.
Ik word al jaren op een bepaalde manier neergezet, door de media en het openbaar ministerie, als leidinggevende. Volgens het openbaar ministerie ben ik van september 2016 tot 2017 blijkbaar de leider geweest. In 2018 was ik voorzitter. Maar ik ben niet de leider geweest.
[betrokkene 10] , die in dit OVC-gesprek aan het woord is, is een doorgewinterde motorman. Hij zit vanaf 1978 in de wereld van de motorclubs. Hij weet hoe een motorclub in elkaar zit. Dit OVC-gesprek is blijkbaar niet belangrijk genoeg. Alleen de zaken die voor mij belastend zijn, zijn blijkbaar belangrijk. Ik vond mijn OVC-gesprekken niet zo schokkend als dit OVC-gesprek. Hier wordt over een heel ander soort mensen gesproken in de beginfase. En over een heel ander soort leiderschap. Dat leiderschap heeft heel lang geduurd, totdat we stuurloos zijn geraakt. We raakten stuurloos toen [betrokkene 35] , de rechterhand van [betrokkene 1] , wegging. We zaten toen ook maar bij elkaar in vergaderingen ons af te vragen hoe we beslissingen moesten nemen. We wisten niet of [betrokkene 1] wel of niet weg was. Op de laatste dag sprak ik hem nog en werden er nog allemaal Captains aangenomen uit het zuiden. Toen dacht ik dat hij nog wel zou doorgaan. Ik maakte mij er ook niet zo druk om. Ik zit in het noorden en ik dacht: "dat moeten ze zelf maar bekijken daar”. De titel van Generaal spreekt in mijn ogen ook voor zich. Een Generaal is mijn inziens echt hoger dan een Captain.
(…)
Mr. Tanoğlu voert het woord tot verdediging, overeenkomstig de door de raadslieden op schrift gestelde pleitnota. Deze pleitnota is aan het hof overgelegd en is als bijlage 3 aan dit proces-verbaal gehecht.
Mr. Van der Wal voert het woord tot verdediging, overeenkomstig de hiervoor genoemde pleitnota. Hij hervat deze schriftelijke pleitnota op pagina 18.
(…)
Voortzetting van het onderzoek op 21 maart 2022.
(…)
Aan verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken. Verdachte doet dit overeenkomstig een schriftelijke verklaring, die door zijn raadsman is overgelegd.’
21. De pleitnota die door de verdediging is overgelegd houdt onder meer het volgende in (met weglating van voetnoten):
‘Opbouw pleidooi, en in eerste aanleg gevoerde verweren
Voordat de verdediging haar inhoudelijke pleidooi voert, merk ik op dat de in eerste aanleg ingenomen standpunten, conclusies en verweren vrijwel onveranderd zijn en grotendeels worden gehandhaafd. Ter voorkoming van misverstanden bij de beraadslaging of in cassatie hebben wij deze standpunten telkens integraal en gecursiveerd opgenomen in de pleitnota. Ons verzoek is deze onderdelen als voorgedragen te beschouwen. Tijdens pleidooi zullen wij (mondeling) telkens kort aanduiden welke standpunten en conclusies worden gehandhaafd en daar waar nodig zullen wij deze voorzien van een aanvulling. Indien u hiermee instemt, is het verzoek om deze instemming in het proces-verbaal van de zitting op te nemen.
(…)
Deel II
AKEPA “bad standings"
25. In het clubhuis van No Surrender, chapter Emmen, is OVC geplaatst. Pakweg 2,5 jaar is er afgeluisterd en dit zou drie bad standings met eenvoudige mishandelingen hebben opgeleverd, terwijl alle vermeende slachtoffers expliciet ontkennen dat zij zijn mishandeld. Voor zover er juridisch al sprake zou zijn van een mishandeling, dan kun je je natuurlijk de vraag stellen waarom vermeende slachtoffers dit dan ontkennen. Het argument 'angst' is te makkelijk.
26. [slachtoffer 4] is eerder gehoord door de politie en ontkent dat hij is mishandeld. Dit herhaalt hij ook tijdens het verhoor bij de RHC, maar als hem dan de vraag wordt gesteld of hij is geslagen, dan zegt hij 'ja, ik heb wel een klap en een paar duwen gehad'. Is dit dan in strijd met wat hij eerder heeft verklaard niet te zijn mishandeld? Nou, ook die vraag is hem gesteld. Zijn antwoord is veelzeggend: 'dat noem ik geen mishandeling'. Van noemenswaardig letsel was ook geen sprake, hooguit een bult van een duw of een klap. Nee, als [verdachte] hem had willen mishandelen dan was het wel anders afgelopen zegt hij. [verdachte] nam het juist altijd voor hem op, het was meer een reactie uit frustratie. Hij beschouwt het in ieder geval niet als mishandeling en is vol lof over [verdachte] .
27. Ook [slachtoffer 3] zegt niet te zijn mishandeld. Als getuige hebben we hem niet kunnen vragen of hij een 'paar flappers om de oren' heeft gehad en zo ja, waarom er dan geen sprake zou zijn van mishandeling. [slachtoffer 2] ontkent ook te zijn mishandeld. Kinderspiel noemt hij het zelfs.
(…)
30. Voor wat betreft de Bad Standing feiten zijn de in eerste aanleg ingenomen standpunten, conclusies en verweren vrijwel onveranderd en worden deze grotendeels gehandhaafd. Ter voorkoming van misverstanden bij de beraadslaging of cassatie heb ik dit integraal en gecursiveerd opgenomen in deze pleitnota. Het verzoek is deze onderdelen als voorgedragen te beschouwen.
Tijdens pleidooi zal (mondeling) kort worden aangeduid welke standpunten en conclusies worden gehandhaafd en daar waar nodig voorzien van een aanvulling. Indien u hiermee instemt is het verzoek om deze instemming in het proces verbaal van de zitting op te nemen.
Feit 5 [slachtoffer 2]
PLEITNOTA EERSTE AANLEG:
De eerste 'bad standing' op de dagvaarding betreft de zaak [slachtoffer 2] . Dit feit zou op 7 januari 2017 plaats hebben gevonden en er zou sprake zijn van afpersing en/of diefstal met geweld gericht tegen [slachtoffer 2] . Mocht dit niet tot een veroordeling leiden dan zou sprake zijn van medeplegen van eenvoudige mishandeling, al dan niet met voorbedachten rade. Van meet af aan heeft cliënt ontkend. Sterker nog, ook [slachtoffer 2] zelf betwist dat mijn cliënt zich hieraan schuldig heeft gemaakt.
[slachtoffer 2] is in Duitsland door de politie gehoord n.a.v. een rechtshulpverzoek. Hij wil wel een verklaring afleggen over het uittreden bij No Surrender. [slachtoffer 2] neemt geen blad voor de mond, hij vond het maar kinderspel daar in Emmen. Als hem wordt voorgehouden dat de verdenking bestaat dat hij door [verdachte] zou zijn mishandeld is hij duidelijk:
"Dat is onzin. Voor mij was het daar allemaal kinderspel en ik kan hier ook zeggen dat ik niet geslagen of verder op de een of andere manier mishandeld ben."
Van wederrechtelijke bevoordeling of toe-eigening is geen sprake; [slachtoffer 2] heeft de clubzaken vrijwillig − en overigens ook zoals het hoort − achtergelaten en is vervolgens vertrokken. Dit verklaart [slachtoffer 2] ook als hem hier door de Duitse politie naar wordt gevraagd.
Het getuigenverhoor wordt afgerond en [slachtoffer 2] besluit: “Aan mij is hier heel concreet gevraagd of ik in Nederland mishandeld ben. Dat ben ik beslist niet." Cliënt heeft ter zitting een verklaring afgelegd en het geluidsbestand is ook beluisterd.
Primair is het standpunt van de verdediging dat de OVC-gesprekken en de processen-verbaal die hierop betrekking hebben moeten worden uitgesloten van het bewijs. Voor zover u van oordeel bent dat dit wel als bewijs kan worden gebezigd merk ik het volgende op.
Ook uit deze opnames blijkt dat er is geslagen, enkel dat er een geluid klinkt alsof iemand een klap krijgt volgens de verbalisanten. De verbalisanten interpreteren geluiden als een klap, maar soortgelijke geluiden zijn vaker te horen, waarbij niet de conclusie wordt getrokken dat sprake is van een klap. Maar cliënt is ook te horen op de geluidsopname en zegt: “Ik wou hem ook niet echt slaan, want en... Je slaat hem nog dood ook nog. Maar gewoon wegwezen, oprotten...” Met andere woorden, cliënt verklaart dat hij niet heeft geslagen én ook dat hij niet wilde slaan. Samengevat:
- Er is geen enkele getuige die verklaart te hebben gezien dát er is geslagen;
- [slachtoffer 2] stelt dat hij niet door cliënt is geslagen of is mishandeld;
- Er is geen letsel geconstateerd;
- Nergens uit blijkt dat [slachtoffer 2] pijn had of letsel heeft opgelopen door toedoen van cliënt, hetgeen is vereist om überhaupt van een mishandeling te kunnen spreken.
De OVC opname kan op verschillende manieren worden geïnterpreteerd, zowel ten aanzien van wat er is gebeurd, alsmede ten aanzien van de betrokkenen. Kennelijk is cliënt alleen met een andere persoon, dit zou dan [slachtoffer 2] zijn. Wat hier ook van zij, enkel op basis van een OVC opname kan niet worden vastgesteld dat er iemand is mishandeld door mijn cliënt.
Vast moet staan dat pijn of letsel is opgetreden (HR 23 november 1931, NJ 1932, p. 279; Noyon/Langemeijer/Remmelink Strafrecht, artikel 300 Sr, aant. 1-2). Ik verwijs in dit verband naar een niet gepubliceerd arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 21 februari 2018. In die zaak stond een beveiliger terecht op verdenking van eenvoudige mishandeling. Anders dan in deze zaak waren daar ook beelden van beschikbaar. Het hof overweegt hierover als volgt:
“Op de ter zitting bekeken camerabeelden van het incident is weliswaar te zien dat verdachte op enig moment in de richting van de maag- of buikstreek van aangever stompt, maar noch uit het proces-verbaal van aangifte van aangever, noch anderszins is gebleken dat laatstgenoemde van die stomp pijn of letsel heeft bekomen. Het hof spreekt verdachte daarom ook vrij van het subsidiair ten laste gelegde."
Cliënt ontkent en vult in dat er wellicht sprake is van grootspraak ten opzichte van de mensen die zich niet in dezelfde ruimte bevinden. Het is een 'invulling', zoals ook degene die de OVC beluistert 'invult': 'Kennelijk wordt er geslagen'.
Voor geweld of bedreiging met geweld ontbreekt het wettig bewijs, derhalve ook ten aanzien van de ten laste gelegde afpersing. Dat is voor de diefstal van de in de tenlastelegging genoemde goederen niet anders.
De persoon in kwestie spreekt ook niet over diefstal van een hesje of andere clubzaken. Het hesje wordt ingeleverd of ingenomen. Een dergelijke inname is echter geen diefstal, want niet wederrechtelijk, zoals [slachtoffer 2] expliciet erkent. Bij het verlaten van de club heeft het lid op voorhand 'getekend' / ingestemd met het innemen / retourneren van club-gerelateerde items.
Het dossier bevat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Vrijspraak derhalve.
31. De verdediging stelt zich op het standpunt dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [slachtoffer 2] is afgeperst (primair) in het kader van een bad standing, noch dat hij is mishandeld (subsidiair). [slachtoffer 2] zou door [verdachte] zijn geslagen of gestompt omdat dat volgens de rechtbank te horen is op opname 023. Uitgangspunt dient te zijn wat [slachtoffer 2] zelf verklaart namelijk dat hij niet is mishandeld of afgeperst door [verdachte] . Er zijn bovendien geen getuigen van geweest, noch kan worden vastgesteld of er sprake was van pijn of letsel bij [slachtoffer 2] . Een enkele ovc opname is onvoldoende voor een bewezenverklaring dat het [verdachte] is geweest die [slachtoffer 2] heeft mishandeld.
Subsidiair
32. [verdachte] is door de rechtbank veroordeeld wegens afpersing van [slachtoffer 2] . Cliënt ontkent dat hij [slachtoffer 2] heeft mishandeld en [slachtoffer 2] zelf heeft expliciet verklaard dat hij niet (BFK: is) mishandeld: "Mir ist jetzt vorgehalten worden, dass es den Verdacht gibt, dass ich von dem [verdachte] misshandelt worden bin. Das ist Blödsinn. Für mich war das Ganze dort Kinderkram und ich kann hier auch sagen, dass ich nicht geschlagen oder sonst in irgendeiner Art und Weise misshandelt worden bin." (p. 3401) en direct erna: “Aan mij is hier heel concreet gevraagd of ik in Nederland mishandeld ben. Dat ben ik beslist niet."
33. Cliënt is op de geluidsopname te horen: “Ik wou hem ook niet echt slaan, want en... Je slaat hem nog dood ook nog. Maar gewoon wegwezen, oprotten..." Met andere woorden, hij verklaart dat hij niet heeft geslagen én ook dat hij niet wilde slaan. Mocht u toch aannemen dat [slachtoffer 2] wel door [verdachte] is geslagen, dan staat dit fragment in ieder geval in de weg aan een bewezenverklaring van mishandeling met voorbedachten rade. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat dit een eenvoudige mishandeling oplevert.
34. Voor zover u van oordeel bent dat [slachtoffer 2] door cliënt is geslagen, dan wil dit nog niet zeggen dat [slachtoffer 2] hierdoor is gedwongen tot afgifte van zijn hesje. Er is geen sprake van een causaal verband tussen het afgeven van clubattributen, zoals in dit geval het hesje, en de vermeende geweldshandelingen. Bij het verlaten van de club − en daar was op dat moment sprake van − spreekt het voor zich dat clubzaken op de club worden achtergelaten.
35. 'Dwingen' veronderstelt dat iemand zonder het op hem toegepaste dwangmiddel niet de in de wet genoemde prestatie zou hebben verricht, althans niet op het ogenblik waarop en in de omstandigheden waarin hij thans gehandeld heeft. [slachtoffer 2] verliet op dat moment de club en zou het hesje zonder enige twijfel hebben achtergelaten. Bij de RC is [slachtoffer 2] gevraagd of clubattributen moeten worden ingeleverd op het moment dat de club wordt verlaten. "Ja, dat spreekt vanzelf." is het antwoord van [slachtoffer 2] . Zodra andere motieven dan het geweld tot afgifte hebben geleid zal het misdrijf van art. 317 Sr nimmer verwezenlijkt zijn.
36. Van diefstal met geweld kan evenmin sprake zijn omdat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ontbreekt. Zoals gezegd erkent [slachtoffer 2] ook dat het hesje bij het verlaten van de club ook op de club moet worden achtergelaten.
Feit 6 [slachtoffer 3]
PLEITNOTA EERSTE AANLEG:
Feit 6 op de dagvaarding betreft een eenvoudige mishandeling, al dan niet met voorbedachten rade van de heer [slachtoffer 3] , op 1 november 2016. Dit feit zou in het toenmalige clubhuis van No Surrender in Emmen hebben plaatsgevonden. Cliënt ontkent dat hij [slachtoffer 3] heeft mishandeld en ook [slachtoffer 3] verklaart niet dat hij door [verdachte] is mishandeld.
De verdenking is gebaseerd op een OVC gesprek. Primair is het standpunt van de verdediging dat de OVC-gesprekken en de processen-verbaal die hierop betrekking hebben moeten worden uitgesloten van het bewijs. Voor zover u van oordeel bent dat dit wel als bewijs kan worden gebezigd merk ik het volgende op.
Er zou een geluid van klappen zijn te horen. De opnames hebben we beluisterd en daar waar de verbalisanten een geluid horen dat klinkt als een klap, is het toch echt een kwestie van interpreteren. Er wordt een persoon toegesproken die zou hebben gelogen en terug wordt gesneden naar prospect.
Met [slachtoffer 3] wordt contact opgenomen na een rechtshulpverzoek. Hij wil geen verklaring afleggen en zou ook niet in bad standing uit de club zijn gezet. Na de feiten vorig jaar in Emmen werd hij met rust gelaten. Hiervan is een proces-verbaal opgemaakt op 20 november 2017. Kennelijk kan de politie zich niet vinden in deze verklaring en 4 maanden later wordt erop 27 maart 2018 contact opgenomen.
Met feiten zou zijn bedoeld 'klappen'. [slachtoffer 3] heeft hierover geen verklaring afgelegd en ook op basis van de geluidsopname kan niet worden vastgesteld dat er überhaupt klappen zijn gevallen. Zo wordt er gesteld dat er een geluid van klappen te horen is, terwijl de persoon in kwestie 'timide reageert’. Hij geeft er in ieder geval geen blijk van pijn.
Kennelijk is cliënt alleen met een andere persoon, dit zou dan [slachtoffer 3] zijn. Wat hier ook van zij, enkel op basis van een OVC opname kan niet worden vastgesteld dat er iemand is mishandeld door mijn cliënt. Cliënt ontkent en vult in dat er wellicht sprake is van grootspraak ten opzichte van de mensen die zich niet in dezelfde ruimte bevinden. Het is een ‘invulling', zoals ook degene die de OVC beluistert ‘invult': ‘Kennelijk wordt er geslagen'.
Voor een bewezenverklaring met betrekking tot eenvoudige mishandeling, al dan niet met voorbedachten rade, is in ieder geval vereist dat het slachtoffer pijn heeft ondervonden of letsel heeft opgelopen. Pijn is subjectief en de vraag of iemand pijn heeft ondervonden kan alleen de persoon zelf beantwoorden. [slachtoffer 3] heeft nergens beweerd dat hij is mishandeld en evenmin dat hij pijn had, dan wel letsel heeft opgelopen.
- Er is geen enkele getuige die verklaart te hebben gezien dát er is geslagen;
- [slachtoffer 3] verklaart niet door cliënt te zijn geslagen;
- Er is geen letsel geconstateerd, het wordt ook niet gesteld door [slachtoffer 3] en een medische verklaring ontbreekt eveneens;
- Uit nergens blijkt dat [slachtoffer 3] pijn had of letsel heeft opgelopen door enig handelen van cliënt.
Het dossier bevat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Vrijspraak derhalve.
37. Net als in de zaak [slachtoffer 2] dient de verklaring van [slachtoffer 3] leidend te zijn voor een eventuele bewezenverklaring. Nu [slachtoffer 3] verklaart dat hij niet door [verdachte] mishandeld is, kan van een mishandeling al dan niet met voorbedachten rade geen sprake zijn. Een enkele OVC opname is onvoldoende om wettig te kunnen bewijzen dat [slachtoffer 3] is mishandeld door [verdachte] , al helemaal niet met voorbedachten rade.
Subsidiair
38. Voor zover uw hof van oordeel is dat de uitlating hij "heeft een paar flappers aan z'n oren gehad" niet figuurlijk, maar letterlijk moet worden genomen en hieruit het bewijs voor de mishandeling volgt, dan hebben we het dus over een simpele draai om de oren... een corrigerende tik en niets meer dan dat.
39. De rechtbank is tot een bewezenverklaring gekomen ter zake mishandeling met voorbedachten rade. De voorbedachten rade valt volgens de rechtbank af te leiden uit het vaste patroon rond een ‘bad standing’: "Het lid wordt de memberroom ingeroepen, waar hij wordt mishandeld en club-gerelateerde goederen moeten worden ingeleverd of worden afgepakt." In het geval van [slachtoffer 3] was geen sprake van een bad standing en zijn er ook geen club-gerelateerde goederen ingeleverd of afgepakt. In zoverre kan, als de redenering van de rechtbank wordt gevolgd, ook niet worden gesteld dat hier 'het vaste patroon' is gevolgd.
40. Het is in hoger beroep niet gelukt om getuige [slachtoffer 3] (tijdig) te traceren, reden waarom de verdediging hem niet heeft kunnen ondervragen. In het dossier is geen bewijs aanwezig voor de strafverzwarende variant mishandeling met voorbedachten rade. [slachtoffer 3] heeft zelf verklaard dat hij niet met bad standing de club uitgezet is. Waar is die aanname op gebaseerd? Van een voorbereiding of het planmatig te werk gaan blijkt derhalve niet, zodat ook voor dat onderdeel vrijspraak dient te volgen. Subsidiair is het standpunt dat er dan sprake is van eenvoudige mishandeling.
(…)
Feit 8 [slachtoffer 4]
PLEITNOTA EERSTE AANLEG:
Feit 8 betreft een verdenking eenvoudige mishandeling van [slachtoffer 4] , al dan niet met voorbedachten rade. Dit feit zou zijn gepleegd op 15 oktober 2015 in het toenmalig clubhuis van No Surrender in Emmen. Cliënt ontkent dat hij [slachtoffer 4] zou hebben mishandeld en dat hij zou zijn mishandeld wordt evenmin bevestigd door [slachtoffer 4] .
De verdenking is wederom gebaseerd op een OVC gesprek. Primair is het standpunt van de verdediging dat de OVC-gesprekken en de processen-verbaal die hierop betrekking hebben moeten worden uitgesloten van het bewijs: Voor zover u van oordeel bent dat dit wel als bewijs kan worden gebezigd merk ik het volgende op.
Er zou een geluid te horen zijn 'alsof er wordt geslagen'. Er wordt een persoon toegesproken en verteld dat hij de clubeigendommen in moet leveren. Cliënt verklaart over het voorval: "Hij heeft bad standing gekregen omdat die staat te liegen dat die niet komt. (...) [slachtoffer 4] heeft geen klappen gehad." Kennelijk is cliënt alleen met een andere persoon, dit zou dan [slachtoffer 4] zijn.
Twee jaar na dato gaat de politie bij [slachtoffer 4] op bezoek. Er wordt hem de vraag gesteld of hij met een zogenaamde bad standing uit de club is gezet. Dat is hij zeker niet zegt hij en heeft nog steeds vrienden bij de motorclub antwoordt hij!
Dit komt ook overeen met hetgeen [verdachte] hierover heeft verklaard; het contact met [slachtoffer 4] is nog altijd goed.
45. De rechtbank veroordeelde [verdachte] voor mishandeling van [slachtoffer 4] met voorbedachten rade, terwijl [slachtoffer 4] had verklaard niet met een bad standing de club uitgezet te zijn en geen klappen gehad heeft. Daarmee zou de kous wat de verdediging betreft af moeten zijn. Desondanks veroordeelde de rechtbank in Groningen, reden waarom [slachtoffer 4] in hoger beroep als getuige is gehoord.
46. Als getuige heeft [slachtoffer 4] bij de RHC verklaard dat er heel veel jaren geleden agenten bij hem thuis zijn geweest en dat hij toen aangaf dat hij het verhaal niet hoefde te volgen. "Ik had mijn eigen beeld van [verdachte] en ik heb mij opvatting daarover gezegd." (blad 2) Aan het einde van het verhoor is de getuige gevraagd wat zijn opvatting dan was over [verdachte] :
"Toen ik erbij kwam was mijn eerste indruk 'wow' want het is toch [verdachte] . Van tevoren had men wilde verhalen over hem. Maar hij was er altijd voor me, bijvoorbeeld als ik krap zat. Hij werd op een gegeven moment eigenlijk gewoon een kameraad. [verdachte] was heel sociaal met alles. Dat is ook de reden waarom ik een paar jaar geleden tegen de agenten zei dat ik de zaak niet hoefde te volgen, want ik heb mijn eigen beeld bij [verdachte] . Ik heb hem nog nooit iets onaardigs zien doen. Het enige was dat ik hem een keer ‘s ochtends, als hij nog drank op had, een biljartkeu doormidden zag breken uit frustratie over iets. Nog voordat ik de club had verlaten had hij al geminderd qua drank."
47. Met andere woorden, bij [slachtoffer 4] heerst geen angst om aangifte te doen, maar daar was wat hem betreft geen enkele aanleiding toe.
Subsidiair
48. Mocht u bewezen achten dat [verdachte] [slachtoffer 4] heeft geslagen, dan is het de vraag of sprake is van mishandeling met voorbedachten rade.
49. Volgens [slachtoffer 4] is hij één of twee keer geduwd en heeft hij een klap gehad. Dat is wat hem nog bijstaat. Op de vraag of het er een beetje bij hoort, antwoordt [slachtoffer 4] dat hij het niet als normaal ziet, maar dat het op dat moment een uiting van frustratie was: "In alle jaren heeft [verdachte] het altijd voor me opgenomen, als ik het krap had bijvoorbeeld. Dus enkel vanuit [verdachte] was dit nooit zo gebeurd."
50. Volgens [slachtoffer 4] waren het nauwelijks klappen want anders had hij het nog wel herinnerd. Hij heeft naar eigen zeggen een bult op zijn hoofd opgelopen door een klap of door een duw waardoor hij ergens tegenaan is gekomen. Subsidiair, voor zover u bewezen acht dat cliënt [slachtoffer 4] heeft geslagen, stelt de verdediging zich op het standpunt dat dit een eenvoudige mishandeling oplevert. Het dossier biedt geen enkel bewijs voor de strafverzwarende variant van voorbedachten rade.
(…)
Feit 11 [betrokkene 16]
PLEITNOTA EERSTE AANLEG:
De laatste 'bad standing' betreft de zaak [betrokkene 16] . Als medepleger van diefstal met geweld, althans eenvoudige mishandeling al dan niet met voorbedachte rade jegens [betrokkene 16] , zou cliënt betrokken zijn bij een bad standing. De naam [betrokkene 16] zegt cliënt niks en cliënt ontkent betrokkenheid, zo laat hij weten tijdens een verhoor.
[betrokkene 16] zou op 21 april 2014 zijn mishandeld in het toenmalige clubhuis van No Surrender in Emmen. Niet alleen zou hij zijn mishandeld, maar er zou hem ook een hesje met daarin een autosleutel zijn afgenomen en daarna een aantal andere zaken bij hem thuis.
Tragiek en juridische complexiteit gaan bij tijden wijle hand in hand. De tragiek in deze zaak is dat [betrokkene 16] in 2017 is overleden. Zijn overlijden maakt echter dat de verdediging in deze zaak het ondervragingsrecht ex artikel 6 lid 3 onder d van het EVRM niet heeft kunnen effectueren.
Dat hoeft op zich nog geen probleem te zijn als er maar voldoende steunbewijs is. Het steunbewijs dient echter wel te zien op elementen die [verdachte] betwist en die de verklaring van de getuige − er ligt geen aangifte − ondersteunen.
Cliënt zegt [betrokkene 16] niet te hebben mishandeld en ook niet te hebben bestolen. Alvorens ik inga op het 'steunbewijs,' wil ik gezegd hebben dat op de vermeende betrouwbaarheid van [betrokkene 16] wel wat lijkt af te dingen. Blijkens het dossier had [betrokkene 16] zelf de nodige antecedenten, problemen met Hells Angels, flinke financiële problemen en zijn zus wilde niets meer van hem te weten.
[betrokkene 16] verklaart ronduit tegenstrijdig en voor het eerst op het moment dat hij zelf als verdachte wordt gehoord over het verduisteren van een huurauto. Dit is dan op 1 mei 2014. [betrokkene 16] wordt de vraag gesteld waarom hij de auto niet op 21 maart 2014 terug heeft gebracht. "De auto was zo goedkoop dat we besloten om de auto te houden." Alsof het de normaalste zaak van de wereld is om een gehuurde auto zonder overleg wekenlang onder je te houden.
Op de dag dal hij wordt gehoord als verdachte van verduistering van de auto neemt hij voor het eerst contact op met de verhuurder. Waarom? Omdat hij zich op dat moment zou hebben afgevraagd of de auto al terug is gebracht?! Dat is een bijzondere − maar volstrekt ongeloofwaardige − timing; gehoord worden over de verduistering van de auto en dan maar eens bellen of de auto terug is gebracht? Vanaf 21 maart 2014, de dag waarop de auto terug moest, heeft [betrokkene 16] geen contact gezocht met de verhuurder; 'we besloten om de auto te houden.’...
Ook zou de motor van [betrokkene 16] en de papieren van de motor zijn afgepakt door No Surrender in het kader van de Bad Standing, zo verklaart hij. Maar de verhuurder van de auto verklaart dat de motor al de tijd bij Autopallas heeft gestaan én dat [betrokkene 16] de motor zelf heeft opgehaald. Met andere woorden, het afpakken van de motor is aantoonbaar gelogen, kennelijk om zijn verklaring kracht bij te zetten, c.q. op te plussen.
Komt bij dat de hoegenaamd weggenomen motorfiets de nodige vragen oproepen. Volgens een op 26 juni 2014 opgemaakt ambtsedig proces-verbaal van bevindingen - u pleegt hier in de regel een bijzondere bewijswaarde aan toe te kennen − zou het medeverdachte [betrokkene 39] zijn geweest die een motorfiets met papieren heeft meegenomen van [betrokkene 16] . Bij nader onderzoek blijkt de motorfiets echter niet te zijn weggenomen door [betrokkene 39] , maar zoals gezegd door [betrokkene 16] zelf te zijn opgehaald bij autobedrijf ’ [E] ’.
De samensteller van het dossier redeneert dit opvallende aspect weg door te zeggen, dat van [betrokkene 16] vermoedelijk louter de motorpapieren zijn weggenomen en niet de motor zelf. Afgezien van het feit dat dit een contradictie oplevert in de verklaringen, is het moeilijk te rijmen met het gezamenlijke element in beide verklaringen, namelijk dat alles van waarde werd weggenomen door [betrokkene 39] . Ik meen te mogen stellen dat motorpapieren nauwelijks tot geen waarde vertegenwoordigen.
Al met al roept het dossier ook een beeld op van een [betrokkene 16] die motorclub No Surrender heeft moeten verlaten, maar die daarna zijn problemen ‘aflaat’ op diezelfde motorclub. Het dossier biedt naar de mening van de verdediging geen / onvoldoende steunbewijs voor de verklaring van [betrokkene 16] .
Naar eigen zeggen is [betrokkene 16] mishandeld in het clubhuis te Emmen.
i. Alle direct betrokkenen ontkennen dit echter:
- Cliënt kan zich [betrokkene 16] feitelijk niet herinneren en ontkent dat hij [betrokkene 16] zou hebben mishandeld.
- [betrokkene 39] ontkent [betrokkene 16] te hebben mishandeld. Hij ontkent overigens niet sec, maar schraagt zijn stellingen ook met diverse logische argumenten (chapter-verantwoordelijkheid, betrokkenheid broer, fysieke onmogelijkheid om spuiten mee te nemen, enz.)
- [betrokkene 106] kan het zich als verdachte bij de politie allemaal niet meer voor de geest halen, maar heeft bij de rechter-commissaris op 18 februari 2019 wat hervonden herinneringen. In relatie tot [betrokkene 16] behelzen deze herinneringen: "Het is soepel gegaan. Ik heb geen klappen gezien. [betrokkene 16] zijn vest is ingenomen.’
- Er zou ook een prospect bij zijn geweest, genaamd [betrokkene 107] . Deze [E] is echter niet gehoord.
ii. Er is geen letsel of pijn bij [betrokkene 16] geconstateerd. Naar eigen zeggen zou hij getrapt en geslagen zijn, waarbij hij gekneusde ribben opliep en een pijnlijke nier.
Opvallend is dan te noemen dat [betrokkene 16] op 1 mei 2014 − tien dagen na zijn Bad Standing − wordt verhoord ais verdachte door de politie Hollands-Midden, maar deze geen melding maken van bij [betrokkene 16] geconstateerd letsel. In de regel wordt hier wel degelijk melding van gemaakt!
Er zijn ook geen getuigen die beamen dat [betrokkene 16] pijn of letsel had in die periode. Op 16 mei 2018 is er nog wel gesproken met de toenmalige buurman van [betrokkene 16] , genaamd [betrokkene 122] . Hij geeft echter aan dat [betrokkene 16] in de periode voor het laatste gesprek blauwe ogen had, maar dat kon door van alles zijn gekomen. Hij kon niks meer vertellen over verwondingen, omdat het immers al 4 jaar geleden was.”
Afgezien van het feit dat deze verklaring moeilijk in tijd te plaatsen is, geen directe link legt met een mishandeling, kan ook worden vastgesteld dat het beschreven letsel niet correspondeert met de inhoud van de verklaringen van [betrokkene 16] . Gekneusde ribben zijn nog geen blauwe ogen...
Voor geweld of bedreiging met geweld ontbreekt het wettig bewijs. Dat is voor de diefstal van de in de tenlastelegging genoemde goederen niet anders.
Over de diefstal van het hesje spreekt alleen [betrokkene 16] . Getuige [betrokkene 106] benoemt dat het hesje werd 'ingenomen.' Een dergelijke inname is echter geen diefstal, want niet wederrechtelijk. Bij het verlaten van de club heeft het lid op voorhand 'getekend’ / ingestemd met het innemen / retourneren van club-gerelateerde items.
Zijn er dan goederen uit de woning van [betrokkene 16] weggenomen en zo ja, door wie? Gesteld wordt dat medeverdachte [betrokkene 39] dit zou hebben gedaan, maar hij ontkent stellig. Vooropgesteld dient te worden dat geen van de weggenomen goederen is aangetroffen onder [betrokkene 39] , is waargenomen in bezit van [betrokkene 39] of anderszins naar hem herleid is. Brinkman heeft ook eigendoms- of aankoopbewijzen overgelegd.
Komt bij dat er geen getuigen zijn gehoord die beaamd hebben dat [betrokkene 16] plots allerlei goederen uit zijn huisraad miste. Uit een mutatie op pagina 4932 van het dossier blijkt bovendien dat de broer van [betrokkene 16] de huisraad heeft opgehaald, hetgeen zich weer wat lastig verhoudt met de opmerking van [betrokkene 16] dat alles van waarde hem werd afgenomen. Voorts kun je je in gemoede afvragen wat de meerwaarde zou zijn van het meenemen van een tweedehands (?) laptop en een printer. Lijken me niet de goederen waarvoor je bij een motorclub de handen op elkaar zult gaan krijgen.
Heeft [betrokkene 39] [betrokkene 16] naar huis gebracht en is dat een steunbewijsmiddel voor de ten laste gelegde diefstal met geweld? [betrokkene 39] geeft in zijn verhoor op 6 maart 2018 aan dat hij ongetwijfeld wel eens in de woonplaats van [betrokkene 16] is geweest, maar dat hij geen goederen uit de woning van [betrokkene 16] heeft meegenomen.
Het komt [betrokkene 39] ook weinig aannemelijk voor dat hij [betrokkene 16] na een Bad Standing naar huis heeft gebracht. Omdat het echter om gebeurtenissen gaat van inmiddels vijf jaren terug, heeft [betrokkene 39] hier terecht geen hard standpunt ingenomen. [betrokkene 106] heeft bij de rechter-commissaris wel verklaard over het thuisbrengen van [betrokkene 16] door [betrokkene 39] . Veel meer dan een vermoeden is dit echter niet geweest: " [betrokkene 16] is volgens mij naar huis gebracht, volgens mij door [betrokkene 39] ."
Een dubbele assumptie, waarbij hij bovendien niets verklaart over de diefstal van goederen. Wellicht heeft [betrokkene 39] [betrokkene 16] thuis afgezet, daarmee is het echter het bewijs voor de diefstal van goederen niet gegeven. Bovendien, ook al zou dit wel het geval zijn, hetgeen uitdrukkelijk wordt betwist; hoezo zou er dan sprake zijn van medeplegen door cliënt?
Sms-berichten:
Dan zijn er nog de SMS-berichten tussen [betrokkene 39] en cliënt. Op 20 april 2014 worden de volgende berichten verstuurd:
[betrokkene 39] : Cap vice leeuwarden wol me spreken komt na zwolle weet wat ik moet zeggen.
[verdachte] : Top en pee zwolle is the best
[betrokkene 39] : Cap als [betrokkene 16] erbij is moet ik het dan doen
[verdachte] : Nee morgen avond op de club.
Dit zou te maken kunnen hebben met de Bad Standing op 21 april 2014, maar het kan evengoed zien op iets anders. Zo kan ik uit de berichten niet afleiden wat er moet gebeuren en met wie. De communicatie kan evengoed zien op ‘iets’ in relatie tot [betrokkene 106] . Het is speculeren. En in het kader van de ernstige bezwaren is dat verdedigbaar, maar bij de beantwoording van de bewijsvraag ontoereikend.
Resumerend meen ik in dit dossier dat vast te stellen valt:
- Dat [betrokkene 16] de club heeft moeten verlaten daarbij zijn hesje heeft moeten inleveren.
- Dat het dossier geen bewijs bevat dat dit met geweld gepaard is gegaan.
- Dat er geen steunbewijs is, dat huisraad is weggenomen, laat staan dat cliënt hier dan een rol bij zou hebben gehad.
- Het dossier ook aanknopingspunten biedt voor andere scenario's.
Vrijspraak derhalve.
59. Ook [betrokkene 16] zou volgens de rechtbank door [verdachte] in Bad standing uit de club gezet zijn en een hesje en autosleutel afhandig zijn gemaakt. De verdediging persisteert ook hierin bij haar standpunt in eerste aanleg dat voor diefstal met geweld in het kader van een bad standing onvoldoende bewijs bestaat en [verdachte] dient te worden vrijgesproken, omdat ook de verklaring van deze getuige onbruikbaar voor het bewijs is. De verklaring is aantoonbaar in strijd met de waarheid en ongeloofwaardig. Getuige [betrokkene 106] verklaart nota bene bij de rechter-commissaris dat het soepel is gegaan. Hij heeft geen klappen gezien. Bovendien heeft de verdediging het ondervragingsrecht niet kunnen effectueren aangezien de getuige in 2017 overleden is.’
22. Het onderzoek ter terechtzitting is vervolgens gesloten op 16 mei 2022. Daarna is het arrest op dezelfde terechtzitting uitgesproken.
23. Het bestreden arrest houdt (naast de eerder geciteerde bewijsoverwegingen) onder meer het volgende in:
‘Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 14, 17 en 21 maart 2022 en 16 mei 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.’
Bespreking van het eerste middel
24. Het eerste middel ziet op de afwijzing van het verzoek om [slachtoffer 1] als getuige te doen horen. Voor zover het hof van oordeel zou zijn geweest dat [slachtoffer 1] geen verklaring in het vooronderzoek heeft afgelegd en om die reden niet moet worden beschouwd als een ‘Keskin-getuige’ zou dat oordeel onjuist zijn. En voor zover het hof van oordeel zou zijn dat aan de verdachte voldoende compensatie is geboden doordat het hof de verdachte in de gelegenheid heeft gesteld de getuige [betrokkene 102] te horen zou dat oordeel onjuist dan wel onbegrijpelijk zijn nu de verdediging de getuige [slachtoffer 1] heeft willen ondervragen omtrent ‘een bij de getuige [slachtoffer 1] zelf ondervonden gevoel’.
25. Het hof heeft in het tussenarrest op getuigenverzoeken beslist zonder dat deze ter terechtzitting zijn gedaan en besproken. Daar wordt in het middel geen punt van gemaakt. Het zorgt bij de beoordeling van het middel echter wel voor complicaties.
26. Het wettelijk systeem zit als volgt in elkaar. Voorafgaand aan de terechtzitting in eerste aanleg kan de verdachte aan de officier van justitie getuigen en deskundigen opgeven teneinde deze ter terechtzitting te doen oproepen (art. 263 Sv). De officier van justitie kan bij een met redenen omklede beslissing op nader omschreven gronden weigeren de opgegeven getuige of deskundige te doen oproepen (art. 264 Sv). Indien de getuige niet ter terechtzitting verschijnt, beveelt de rechtbank de oproeping, indien de oproeping door de officier van justitie is verzuimd of op de voet van art. 264, eerste lid, Sv is geweigerd en de verdachte hierom verzoekt (art. 287 Sv). De rechtbank kan in dat geval op nader omschreven gronden van oproeping afzien (art. 288 Sv). In hoger beroep zijn de artikelen 263, tweede tot en met vijfde lid, en 264 van overeenkomstige toepassing (art. 414, tweede lid, Sv); dat geldt ook voor de artikelen 287 en 288 Sv (art. 415, eerste lid, en art. 418, eerste lid, Sv). Daarnaast kan de verdachte in de schriftuur opgeven welke getuigen en deskundigen hij ter terechtzitting wil doen oproepen (art. 410, derde lid, Sv). In aanvulling op de weigeringsgronden van art. 288 Sv staan het gerechtshof nog twee weigeringsgronden ter beschikking (art. 418, tweede en derde lid, Sv). Ook deze weigeringsgronden zien op de situatie waarin de oproeping van een getuige is verzuimd of door de advocaat-generaal geweigerd en ter terechtzitting om oproeping is verzocht.1.
27. Dit wettelijk stelsel staat er niet aan in de weg dat voorafgaand aan de terechtzitting in hoger beroep een getuigenverzoek wordt gehonoreerd dat in de appelschriftuur is gedaan. De rechter-commissaris behorende bij de rechtbank die in eerste aanleg heeft gevonnist of de raadsheer-commissaris behorende bij het gerechtshof kan op verzoek van de verdachte of diens raadsman nader onderzoek verrichten (art. 411a Sv). En de voorzitter van het gerechtshof kan de advocaat-generaal (naar aanleiding van de appelschriftuur) bevelen getuigen en deskundigen ter terechtzitting te doen oproepen (art. 414, tweede lid, jo. art. 263, vierde lid, Sv). Op basis van (onder meer) deze wettelijke voorschriften heeft zich de praktijk van voorzittersbeslissingen ontwikkeld. Uit de wet volgt evenwel niet een criterium waaraan de voorzitter moet toetsen en over deze beslissingen als zodanig kan in cassatie niet met vrucht worden geklaagd.2.
28. Het gaat hier niet om een wettelijk stelsel waarvan in het licht van het voorstel voor een nieuw Wetboek van Strafvordering kan worden gezegd dat het op zijn laatste benen loopt.3.In het voorgestelde stelsel brengt de officier van justitie de zaak ter berechting aan door een procesinleiding bij de voorzitter van de rechtbank in te dienen (art. 4.1.1). De verdachte wordt in de procesinleiding gewezen op (onder meer) zijn recht om de voorzitter te verzoeken getuigen en deskundigen voor de terechtzitting te doen oproepen (art. 4.1.2, eerste lid, onder f). De voorzitter beslist op die verzoeken (art. 4.1.4). De voorzitter van de rechtbank bepaalt de dag en het tijdstip waarop de terechtzitting plaatsvindt (art. 4.1.6). Vervolgens roept de officier van justitie de verdachte voor de terechtzitting op (art. 4.1.10). De voorzitter opent het onderzoek ter terechtzitting door het doen uitroepen van de zaak tegen de verdachte (art. 4.2.11). Ten aanzien van een niet verschenen getuige beveelt de rechtbank in nader omschreven gevallen de hernieuwde oproeping of oproeping, tenzij zich een wettelijke weigeringsgrond voordoet (art. 4.2.19). In hoger beroep is de wijze van procesvoering vergelijkbaar, de kennisgeving van de ontvangst van de processtukken komt daarbij min of meer in de plaats van de procesinleiding (art. 5.4.10). Aldus wordt de voorzittersbeslissing wettelijk geregeld. De beslissingen over getuigenverzoeken worden door rechtbank en hof evenwel onverminderd naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting genomen.
29. Een gevolg van de route die door het hof (blijkens het tussenarrest) met ‘de advocaat-generaal en de verdediging is afgestemd’ is – meen ik − dat over de beslissingen die het hof in dat tussenarrest heeft genomen in cassatie niet met vrucht kan worden geklaagd.4.Na het wijzen van het tussenarrest heeft het (inhoudelijk) onderzoek ter terechtzitting plaatsgevonden op 14, 17 en 21 maart 2022. Op 14 maart 2017 is de zaak door de advocaat-generaal voorgedragen. Dat betekent dat het onderzoek ter terechtzitting aldaar (opnieuw) is aangevangen. In het bestreden arrest is ook vermeld dat het is gewezen ‘naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 14, 17 en 21 maart 2022 en 16 mei 2022’. In het geval het onderzoek ter terechtzitting opnieuw wordt aangevangen blijven ‘beslissingen inzake het horen of de oproeping van getuigen of deskundigen ter terechtzitting uit hoofde van artikel 287 of artikel 288 in stand’ (art. 415, eerste lid, jo. art. 322, vierde lid, Sv).5.Bij de beslissingen die het hof op de in de appelschrifturen verwoorde verzoeken heeft genomen gaat het evenwel niet om beslissingen uit hoofde van de artikelen 287 en 288 Sv.6.
30. Dat de bestreden uitspraak niet mede berust op de beslissingen in het tussenarrest, brengt mee dat Uw Raad het cassatieberoep niet in behandeling kan nemen voor zover het tegen beslissingen in dat tussenarrest is gericht.7.
31. Ik voeg aan het voorgaande toe dat het middel naar het mij voorkomt zou hebben gefaald indien de appelschriftuur tijdens een aan het tussenarrest voorafgaand onderzoek ter terechtzitting zou zijn voorgedragen en het hof vervolgens in het tussenarrest op het verzoek zou hebben beslist.
32. Het hof heeft in het tussenarrest overwogen dat [slachtoffer 1] in het vooronderzoek of anderszins geen verklaring heeft afgelegd, maar dat [betrokkene 102] wel een verklaring heeft afgelegd over het onder 3 tenlastegelegde feit, waarin hij vertelt over hetgeen [slachtoffer 1] hem heeft medegedeeld. En dat de rechtbank die verklaring voor het bewijs heeft gebruikt. Het hof ziet daarin en in de gegeven motivering van het verzoek aanleiding de verdediging wel de gelegenheid te bieden [betrokkene 102] over het onder 3 tenlastegelegde feit te bevragen, maar [slachtoffer 1] niet. Het hof oordeelt dat het horen van [slachtoffer 1] niet van toegevoegde waarde is en niet van belang voor enige in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.
33. Naar ik meen had het hof, als het verzoek ter terechtzitting was gedaan, [slachtoffer 1] niet behoeven aan te merken als een getuige die een verklaring met een belastende strekking heeft afgelegd, waarvan het belang bij het oproepen en horen moet worden voorondersteld.8.Het hof heeft in verband met de bewezenverklaring van feit 3 niet uitlatingen voor het bewijs gebezigd die [slachtoffer 1] over het tenlastegelegde feit heeft gedaan. Wel heeft het hof een proces-verbaal van bevindingen voor het bewijs gebezigd waarin verbalisanten relateren dat en waarom [slachtoffer 1] niet met de politie wil spreken en dat hij een ‘melding’ heeft gedaan (feit 3, bewijsmiddel 6), maar die uitlatingen en vaststelling kunnen meen ik niet met een verklaring met een belastende strekking worden gelijkgesteld. Indien en voor zover Uw Raad deze uitlatingen wel als een verklaring met een belastende strekking zou aanmerken, had de afwijzing naar het mij voorkomt aldus gelezen kunnen worden dat het hof het oproepen en horen van [slachtoffer 1] onmiskenbaar irrelevant of overbodig (oftewel ‘manifestly irrelevant or redundant’) heeft geacht.9.Dat komt mij evenmin onbegrijpelijk voor nu de bewijsvoering van de onderdelen van de bewezenverklaring die de kwalificatie als ‘poging tot afpersing’ dragen ook als dit bewijsmiddel wordt weggedacht zonder meer toereikend is. Daar komt bij dat (ook) uit de tot het bewijs gebezigde verklaringen van [betrokkene 102] , in samenhang met de bewijsmiddelen waarin de telefoongesprekken worden weergegeven, kan worden afgeleid dat verdachte met zijn gedragingen bij [slachtoffer 1] vrees heeft opgewekt.
34. Nu de bestreden uitspraak niet mede berust op de beslissingen in het tussenarrest van 11 augustus 2021 moet het middel onbesproken blijven.
Bespreking van het tweede middel
35. Het tweede middel bevat de klacht dat de afwijzing van het verzoek om [slachtoffer 2] als getuige te horen onbegrijpelijk is, gelet op hetgeen door de raadsman van de verdachte is aangevoerd, in het bijzonder – zo begrijp ik − dat de verdediging [slachtoffer 2] had willen vragen of hij is geslagen en, zo ja, of hij hierdoor pijn/letsel heeft ondervonden.10.
36. Ook bij deze klacht stel ik voorop dat de bestreden uitspraak niet mede berust op de beslissingen in het tussenarrest (vgl. de bespreking van het eerste middel). Dat brengt mee dat Uw Raad het cassatieberoep niet in behandeling kan nemen voor zover het tegen beslissingen in dat tussenarrest is gericht.
37. Ik voeg daaraan toe dat het middel naar het mij voorkomt zou hebben gefaald indien de appelschriftuur tijdens een aan het tussenarrest voorafgaand onderzoek ter terechtzitting zou zijn voorgedragen en het hof vervolgens in het tussenarrest op het verzoek had beslist.
38. Het hof stelt in het tussenarrest vast dat uit de opmerkingen van de rechter-commissaris bij het verhoor van [slachtoffer 2] op 29 april 2019 volgt dat de rechter-commissaris de advocaten heeft uitgenodigd om bij het verhoor aanwezig te zijn en indien zij niet aanwezig konden zijn, hen is verzocht de te stellen vragen schriftelijk in te dienen bij de rechter-commissaris. En dat mr. Ural heeft aangegeven tevens waar te nemen voor mr. [betrokkene 120] , die destijds de raadsman van de verdachte was. Het hof leidt uit een en ander af dat de verdediging van de verdachte de gelegenheid is geboden om [slachtoffer 2] als getuige te ondervragen. Het hof wijst alles afwegend het verzoek tot het horen van [slachtoffer 2] af ‘nu de noodzaak tot het horen van deze getuige niet is gebleken’. Dat zou, bij een verzoek dat ter terechtzitting is gedaan, het toepasselijke criterium zijn (art. 418, tweede lid, Sv); dat wordt in cassatie ook niet bestreden.
39. Naar ik meen heeft het hof het verzochte verhoor als niet noodzakelijk kunnen aanmerken. Ik wijs er daarbij op dat de vragen waarvan de verdediging heeft aangegeven ze aan [slachtoffer 2] te willen stellen geen nieuwe vragen waren, waar [slachtoffer 2] zich in eerdere verhoren niet over had uitgelaten (vgl. ook de pleitnota in verband met feit 5). Aan de begrijpelijkheid van de afwijzing doet voorts niet af dat blijkens de voor het bewijs gebezigde weergave van een OVC-opname de verdachte heeft gezegd ‘Ik wou hem ook echt niet slaan’. Deze uitlating doet niet af aan de redenen die aan de afwijzing ten grondslag liggen; daarbij kan in deze uitlating de bevestiging worden gelezen dat de verdachte [slachtoffer 2] wel heeft geslagen.
40. Nu de bestreden uitspraak niet mede berust op de beslissingen in het tussenarrest van 11 augustus 2021 moet het middel onbesproken blijven.
Bespreking van het derde middel
41. Het derde middel bevat de klacht dat de gronden waarop het hof het verzoek tot het horen van [betrokkene 105] heeft afgewezen feitelijk onjuist en niet zonder meer begrijpelijk zijn.
42. Ook bij deze klacht gaat het om een beslissing die in het tussenarrest is genomen naar aanleiding van een verzoek dat in de appelschriftuur is gedaan. Voor zover de steller van het middel aanvoert dat de verdediging na het indienen van de appelschriftuur ‘ter terechtzitting 13 juli 2021 heeft aangegeven bij het verzoek te persisteren’ stel ik vast dat deze stelling feitelijk onjuist is: op 13 juli 2021 is alleen schriftelijk gereageerd. Over de beslissingen die het hof in het tussenarrest heeft genomen kan – meen ik − in cassatie niet met vrucht worden geklaagd (vgl. de bespreking van het eerste middel).
43. Ik voeg daaraan toe dat het middel naar het mij voorkomt ook niet tot cassatie zou hebben geleid indien de appelschriftuur tijdens een aan het tussenarrest voorafgaand onderzoek ter terechtzitting zou zijn voorgedragen en het hof vervolgens in het tussenarrest op het verzoek had beslist.
44. Het hof heeft in het tussenarrest overwogen dat de verdediging terecht stelt dat [betrokkene 105] een ‘de auditu’-verklaring heeft afgelegd en dat het hof haar verklaring om die reden niet voor het bewijs zal bezigen. Het hof wijst het verzoek af nu haar verklaring niet van belang is voor enige in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.
45. De steller van het middel merkt terecht op dat het hof wel een door [betrokkene 105] afgelegde verklaring voor het bewijs van feit 10 heeft gebezigd (feit 10, bewijsmiddel 2). Naar het mij voorkomt kan de bewezenverklaring evenwel ook zonder meer uit de andere bewijsmiddelen worden afgeleid.
46. De bewezenverklaring van feit 10 onder A houdt in dat de verdachte op 8 mei 2014 te Emmen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een horloge en een hesje, toebehorende aan [betrokkene 8] . En dat deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [betrokkene 8] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen [betrokkene 8] meermalen heeft gestompt en/of geslagen. Uit de voor het bewijs gebezigde verklaring van [betrokkene 8] heeft het hof kunnen afleiden dat op 8 mei 2014 een horloge van hem is afgepakt door een van de mededaders, en dat [betrokkene 8] daaraan voorafgaand is geschopt en geslagen door de mededaders en meermalen is gestompt door de verdachte (feit 10, bewijsmiddel 1). Uit de voor het bewijs gebezigde verklaring van [betrokkene 19] heeft het hof kunnen afleiden dat een paar tikken werden uitgedeeld en dat [betrokkene 8] zijn hesje uit moest doen (feit 10, bewijsmiddel 4). Voor het bewijs gebezigde uitlatingen van M. [betrokkene 100] houden in dat [betrokkene 8] na de bad standing bont en blauw was en amper kon ademhalen, zoveel klappen had hij gehad (feit 10, bewijsmiddel 12).
47. De bewezenverklaring van feit 10 onder B houdt in dat de verdachte (kort gezegd) op 8 mei 2014 te Emmen tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het voornemen om met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [betrokkene 8] te dwingen tot de afgifte van € 5000 die [betrokkene 8] meermalen heeft gestompt en/of geslagen en tegen die [betrokkene 8] heeft gezegd ‘Dit wordt je ergste nachtmerrie als je niet betaalt’ en ‘Je gaat er aan als je woensdag niet betaalt’. En dat aldus door de agressieve of intimiderende houding en/of wijze van optreden van verdachte en zijn medeverdachten bij [betrokkene 8] de vrees is opgewekt dat verdachte (ernstiger) geweld zou (doen) toepassen indien niet aan de eisen van verdachte en/of zijn medeverdachten zou worden voldaan. Onder het voorgaande randnummer is toegelicht dat het hof uit andere bewijsmiddelen dan de verklaring van [betrokkene 105] heeft kunnen afleiden dat [betrokkene 8] door verdachte en de mededaders is gestompt en/of geslagen. Dat de verdachte [betrokkene 8] heeft gezegd dat hij (woensdag 14 mei) € 5000 moest betalen volgt uit de verklaring van [betrokkene 8] (feit 10, bewijsmiddel 1), in samenhang met de verklaring van [betrokkene 19] (feit 10, bewijsmiddel 4) en de uitlatingen van [betrokkene 100] (feit 10, bewijsmiddel 12). Dat één van de mededaders de in de bewezenverklaring omschreven uitlatingen tegen de verdachte heeft gedaan, volgt uit de verklaring van [betrokkene 8] (feit 10, bewijsmiddel 1). Dat één en ander bij [betrokkene 8] de vrees heeft opgewekt dat verdachte ernstiger geweld zou gaan toepassen als niet aan de eisen zou worden voldaan, heeft het hof in het bijzonder kunnen afleiden uit de verklaring van [betrokkene 8] en de bewijsmiddelen waaruit blijkt dat [betrokkene 8] en zijn gezin hun huis kort na 8 mei 2014 hebben verlaten (feit 10, bewijsmiddelen 1, 5, 6, 8, 9, 10, 11, 15 en 16).
48. In de ‘Conclusie t.a.v. feit 10’ die onderdeel uitmaakt van de bewijsoverwegingen overweegt het hof inzake de verklaring van [betrokkene 105] ook alleen dat de verklaring van [betrokkene 8] door haar verklaring wordt ‘ondersteund’. Mede tegen die achtergrond neem ik in het licht van de beslissing op het getuigenverzoek aan dat van een kennelijke misslag sprake is en dat de verklaring van [betrokkene 105] abusievelijk onder de bewijsmiddelen is opgenomen. Indien de bewijsconstructie met weglating van deze verklaring wordt gelezen ontvalt de feitelijke grondslag aan deze deelklacht.
49. Ik merk voorts op dat uit de overwegingen van het hof in het tussenarrest kan worden afgeleid dat het hof, anders dan de steller van het middel meent, de maatstaf van het verdedigingsbelang heeft gehanteerd.11.Voorts heeft het hof, nu het overwoog de verklaring van [betrokkene 105] niet voor het bewijs te zullen bezigen omdat het een ‘de auditu’-verklaring betreft, [betrokkene 105] niet behoeven aan te merken als een getuige die een verklaring met een belastende strekking heeft afgelegd waarbij het belang bij het oproepen en horen van de getuige moet worden voorondersteld. Daar komt bij dat het hof het horen van [betrokkene 105] in het licht van het voorgaande naar het mij voorkomt als onmiskenbaar irrelevant of overbodig (oftewel ‘manifestly irrelevant or redundant’) had kunnen aanmerken.12.
50. Nu de bestreden uitspraak niet mede berust op de beslissingen in het tussenarrest van 11 augustus 2021 moet het middel onbesproken blijven.
Bespreking van het vierde middel
51. Het vierde middel ziet op ’s hofs afwijzing van het verzoek om [betrokkene 87] als getuige te horen. Uit ’s hofs beslissing zou niet (voldoende) blijken dat het hof de maatstaf van het verdedigingsbelang heeft gehanteerd. Daarbij zou ’s hofs oordeel onbegrijpelijk zijn; dat de verdachte zelf kan verklaren over de onderwerpen waarover de verdediging [betrokkene 87] vragen wilde stellen zou (zo begrijp ik) niet afdoen aan het belang van de verdediging om [betrokkene 87] te horen. En dat zou te meer klemmen omdat het hof de verklaringen van de verdachte over zijn aandeel in de organisatie niet geloofwaardig heeft geacht.
52. Ook bij deze klacht stel ik voorop dat de bestreden uitspraak niet mede berust op de beslissingen in het tussenarrest (vgl. de bespreking van het eerste middel). Dat brengt mee dat Uw Raad het cassatieberoep niet in behandeling kan nemen voor zover het tegen beslissingen in dat tussenarrest is gericht.
53. Ik voeg daaraan toe dat het middel naar het mij voorkomt zou hebben gefaald indien de appelschriftuur tijdens een aan het tussenarrest voorafgaand onderzoek ter terechtzitting zou zijn voorgedragen en het hof vervolgens in het tussenarrest op het verzoek had beslist.
54. Inzake [betrokkene 87] is in de appelschriftuur aangevoerd dat hij één van de oorspronkelijke drie World Captains van No Surrender MC was. Hem zou naar de taken en verantwoordelijkheden van de functie World Captain gevraagd kunnen worden, alsmede naar de bevoegdheden behorende bij deze functie. Aan [betrokkene 87] zouden ook vragen kunnen worden gesteld naar de bevoegdheid tot royeren dan wel het geven van een bad standing, de verdeling van bevoegdheden over het niveau van chapter dan wel de nationale organisatie, het moment waarop een potentieel lid bekend wordt met de bevoegdheid tot het geven van een bad standing, alsmede de gevolgen van een bad standing voor een ex-lid. Aan [betrokkene 87] zouden volgens de appelschriftuur voorts de vragen kunnen worden gesteld of vanuit clubverband opdrachten worden gegeven of afspraken worden gemaakt om Opiumwetdelicten te plegen en of het plegen van dergelijke delicten gevolgen kan hebben voor het lidmaatschap van Nu Surrender. In de e-mail van 13 juli 2021 is daar nog aan toegevoegd dat aan [betrokkene 87] kan worden gevraagd of – en zo ja in welke mate – een World Captain uit hoofde van zijn functie (per definitie) is betrokken bij het (mede)plegen van strafbare feiten, verband houdende met bad standings en Opiumwetdelicten.
55. Het hof heeft inzake het verzoek tot het horen van [betrokkene 87] overwogen dat de verdachte bij de politie heeft verklaard over de structuur van No Surrender en de verantwoordelijkheden van de World Captain, en dat deze verklaringen door de rechtbank voor het bewijs zijn gebruikt. En dat uit die verklaring ook volgt dat de verdachte World Captain was. De verdachte kan aldus, zo overweegt het hof, zelf verklaren over de onderwerpen waarover de verdediging de getuige wenst te ondervragen. Gelet op (zo begrijp ik) de onderbouwing van het verzoek, de door de verdachte afgelegde verklaringen en de omstandigheid dat de verdachte zelf nader kan verklaren over de betreffende onderwerpen, is het hof van oordeel dat het horen van de getuige niet van belang is voor enige in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.
56. Uit deze overwegingen blijkt dat het hof de maatstaf van het verdedigingsbelang heeft gehanteerd.13.’s Hofs oordeel dat het horen van [betrokkene 87] niet van belang is voor enige in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing is voorts niet onbegrijpelijk. Ik neem daarbij in aanmerking dat niet alleen de verdachte heeft verklaard en kon verklaren over de onderwerpen waarover de verdediging [betrokkene 87] wilde ondervragen, maar dat ook overigens in het dossier informatie over die onderwerpen beschikbaar was, en dat de verdediging niet heeft gesteld en onderbouwd dat [betrokkene 87] aan die informatie nieuwe inzichten zou kunnen toevoegen die van belang waren voor de beantwoording van de formele en materiële vragen. Ik wijs er nog op dat de verdediging niet heeft gesteld [betrokkene 87] te willen ondervragen over het aandeel van de verdachte in de organisatie.
57. Nu de bestreden uitspraak niet mede berust op de beslissingen in het tussenarrest van 11 augustus 2021 moet het middel onbesproken blijven.
Bespreking van het vijfde middel
58. Het vijfde middel ziet op de afwijzing van het verzoek om [betrokkene 89] en [betrokkene 90] als getuige te horen. Uit ’s hofs beslissing zou niet (voldoende) blijken dat het hof de maatstaf van het verdedigingsbelang heeft gehanteerd. Daarbij zou de afwijzing onbegrijpelijk zijn nu de verdediging wel degelijk zou hebben onderbouwd waarom de verklaringen van deze getuigen van belang kunnen zijn voor een in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing. Dat zou te meer klemmen nu het hof in zijn bewijsoverwegingen heeft overwogen dat uit het dossier blijkt dat individuele leden van No Surrender zich bezighielden met drugshandel, dat de leiding er controle over wilde houden en dat de drugshandel gebeurt op initiatief van de leiding.
59. Ook bij deze klacht stel ik voorop dat de bestreden uitspraak niet mede berust op de beslissingen in het tussenarrest (vgl. de bespreking van het eerste middel). Dat brengt mee dat Uw Raad het cassatieberoep niet in behandeling kan nemen voor zover het tegen beslissingen in dat tussenarrest is gericht.
60. Ik voeg daaraan toe dat het middel naar het mij voorkomt zou hebben gefaald indien de appelschriftuur tijdens een aan het tussenarrest voorafgaand onderzoek ter terechtzitting zou zijn voorgedragen en het hof vervolgens in het tussenarrest op het verzoek had beslist.
61. Inzake [betrokkene 89] en [betrokkene 90] is in de appelschriftuur aangevoerd dat zij in het Harka dossier worden genoemd als ‘betrokken bij, of veroordeeld voor een Opiumwet gerelateerd delict’ en dat ‘het vonnis in de strafzaak van deze getuige is opgenomen in het Harka dossier’. De verdediging zou [betrokkene 89] en [betrokkene 90] hebben willen vragen of vanuit clubverband opdracht is gegeven of een afspraak is gemaakt om Opiumwetdelicten te plegen en of het plegen van dergelijke delicten gevolgen kan hebben voor het lidmaatschap van No Surrender.
62. Het hof heeft in het tussenarrest overwogen dat de verdediging de getuigen vragen wil stellen over mogelijke betrokkenheid van No Surrender bij het plegen van Opiumwetdelicten en hun wetenschap daaromtrent. Het hof heeft overwogen dat het acht heeft geslagen op de inhoud van de verklaring van [betrokkene 90] en op de inhoud van het vonnis in de zaak van [betrokkene 89] , alsmede op de overige inhoud van het Harka-dossier voor zover die stukken aan het onderhavige dossier zijn toegevoegd. En het hof oordeelt dat de verdediging gezien ‘het beoordelingskader’ hiermee onvoldoende heeft onderbouwd waarom deze getuigen van belang kunnen zijn voor enige in de strafzaak uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.
63. Uit deze overwegingen blijkt dat het hof de maatstaf van het verdedigingsbelang heeft gehanteerd.14.’s Hofs oordeel dat het horen van [betrokkene 89] en [betrokkene 90] niet van belang is voor enige in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing is voorts niet onbegrijpelijk. Ik neem daarbij in aanmerking dat de verdediging aan het verzoek enkel ten grondslag heeft gelegd dat [betrokkene 89] en [betrokkene 90] zijn ‘betrokken bij, of veroordeeld voor een Opiumwet gerelateerd delict’ en dat ‘het vonnis in de strafzaak van deze getuige is opgenomen in het Harka dossier’. Een en ander wordt niet anders in het licht van de omstandigheid dat uit het dossier blijkt dat individuele leden van No Surrender zich bezighielden met drugshandel, dat de leiding er controle over wilde houden en dat ook drugshandel plaatsvond op initiatief van de leiding. Mede in het licht van die omstandigheden is niet meteen duidelijk in welk opzicht de antwoorden van beide getuigen op de vragen die de verdediging hen had willen stellen van belang zouden kunnen zijn voor de beantwoording van de (formele en) materiële vragen.
64. Nu de bestreden uitspraak niet mede berust op de beslissingen in het tussenarrest van 11 augustus 2021 moet het middel onbesproken blijven.
Bespreking van het zesde middel
65. Het zesde middel betreft de bewijsvoering van feit 5. ’s Hofs oordeel dat de enige conclusie die kan worden getrokken uit de beschrijving van het geluidsfragment is dat de verdachte [slachtoffer 2] door geweld heeft gedwongen tot afgifte van een goed doordat [slachtoffer 2] door de verdachte is gestompt en/of geslagen en dat uit de reactie van [slachtoffer 2] op het geluid van de klap genoegzaam volgt dat er sprake is van pijn bij [slachtoffer 2] , zou niet zonder meer begrijpelijk zijn. Uit het relaas zou niet (zonder meer) kunnen volgen dat [slachtoffer 2] door iemand is gestompt/geslagen, dat [slachtoffer 2] daardoor pijn heeft ondervonden en dat verdachte degene is geweest die heeft geslagen. Daarbij wijst de steller van het middel erop dat door middel van stemherkenning is vastgesteld dat naast [slachtoffer 2] en de verdachte ook [betrokkene 3] en [betrokkene 36] aanwezig zijn geweest in de memberroom.
66. Onder 5 is bewezenverklaard dat de verdachte op 7 januari 2017 te Emmen met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot afgifte van een hesje of jack dat [slachtoffer 2] toebehoorde, welk geweld hierin bestond dat verdachte [slachtoffer 2] meermalen heeft gestompt en/of geslagen.
67. Dat [slachtoffer 2] op 7 januari 2017 in het clubhuis van No Surrender in Emmen is geweest, dat de verdachte daar ook was, en dat [slachtoffer 2] door de verdachte is opgeroepen om ‘af te leggen’ kan uit de verklaring van [slachtoffer 2] worden afgeleid (feit 5, bewijsmiddel 4). Uit andere bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat behalve de verdachte en [slachtoffer 2] ook [betrokkene 3] en [betrokkene 36] aanwezig waren bij de feitelijkheden waar de bewezenverklaring op gebaseerd is (feit 5, bewijsmiddelen 2, 5, 6 en 7). Een proces-verbaal van bevindingen met een verslag van een opgenomen geluidsfragment neemt onder de bewijsmiddelen de centrale plaats in (feit 5, bewijsmiddel 2).
68. Het hof heeft uit dat verslag afgeleid en kunnen afleiden dat [slachtoffer 2] een aantal malen is gestompt en/of geslagen en dat [slachtoffer 2] daardoor pijn heeft ondervonden. Nadat [slachtoffer 2] binnen is gekomen en verdachte (de Captain) heeft begroet, is volgens het verslag een geluid te horen alsof iemand een klap krijgt, waarna [slachtoffer 2] ‘Aaarch’ uitbrengt en vraagt: ‘Waarom?’. Na een korte woordenwisseling met [slachtoffer 2] spreekt de verdachte (blijkens de kapitalen in het verslag) kennelijk met stemverheffing de woorden ‘JE KUNT JE JA NIET GEDRAGEN, Hé’ en klinkt er volgens het verslag weer een geluid alsof er wordt geslagen’. Kort nadien zegt de verdachte ‘Jack uit! Wegwezen, wegwezen, ja!’. [slachtoffer 2] zegt daarop ‘Ok’. Vlak daarna zegt de verdachte ‘Ik sla je de (ntv). We hebben je jack, anders had ik je die (ntv) kapot geslagen’. In het vervolg van het verslag is vermeld dat nog een keer het geluid van een klap te horen is waarop [slachtoffer 2] ‘Aaarch’ uitbrengt. ’s Hofs overweging dat uit de reactie van het slachtoffer op het geluid van een klap genoegzaam volgt dat er sprake is van pijn bij het slachtoffer is niet onbegrijpelijk.
69. Het hof heeft uit het verslag en de andere bewijsmiddelen ook kunnen afleiden dat de ‘enige conclusie’ die uit de beschrijving van het geluidsfragment kan worden getrokken, is dat [slachtoffer 2] door de verdachte is gestompt en/of geslagen. Een eerste aanwijzing is dat alleen verdachte tijdens de geweldshandelingen tegen [slachtoffer 2] spreekt, en dat hij daarin spreekt over het zelf slaan. Een tweede aanwijzing is dat de verdachte nadat [slachtoffer 2] het vertrek heeft verlaten aan het woord blijft en onder meer zegt ‘Ik wou hem ook niet echt slaan, want eh … Je slaat hem nog dood ook nog’. Kennelijk en niet onbegrijpelijk heeft het hof deze zinsnede aldus opgevat dat de verdachte aangeeft dat hij wat hij niet wilde doen toch heeft gedaan. Een derde aanwijzing is dat de verdachte tijdens de terechtzitting in eerste aanleg, nadat het geluidsfragment waar het verslag op is gebaseerd is afgespeeld, zegt: ‘Ik zal hem best tegen zijn schouder hebben geslagen’ (feit 5, bewijsmiddel 1).
70. Ik roep bij een en ander in herinnering dat in cassatie niet kan worden onderzocht of de door de feitenrechter in zijn bewijsmotivering vastgestelde feiten en omstandigheden juist zijn, en dat dit ook geldt voor conclusies van feitelijke aard die de feitenrechter heeft betrokken uit de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vastgesteld. Dergelijke vaststellingen en gevolgtrekkingen kunnen in cassatie slechts op hun begrijpelijkheid worden onderzocht.15.
71. De steller van het middel klaagt voorts dat ’s hofs oordeel dat de hesjes geen clubeigendom zijn omdat het slachtoffer deze zelf heeft moeten betalen niet zonder meer begrijpelijk is, nu ‘uit de bewijsmiddelen niet kan volgen dat [slachtoffer 2] voor het hesje heeft betaald’.
72. Dat (nieuwe) leden zelf een hesje moeten kopen volgt uit een verklaring van de verdachte (feit 5, bewijsmiddel 8). Het hof heeft daaruit kunnen afleiden dat de verdachte, die lid van motorclub No Surrender was, zelf betaald heeft voor het hesje dat hij droeg. De verdachte spreekt in dezelfde voor het bewijs gebezigde verklaring ook over hesjes die bij een bad standing ‘worden afgenomen’. Het hof heeft uit een en ander kunnen afleiden dat het hesje toebehoorde aan [slachtoffer 2] . Daaraan doet niet af dat [slachtoffer 2] zou hebben verklaard ‘dat het vanzelfsprekend is dat clubgerelateerde goederen moeten worden ingeleverd bij het verlaten van de club’, reeds omdat een dergelijke verplichting tot inlevering niet meebrengt dat de goederen voordien niet aan het lid toebehoren.
73. De steller van het middel klaagt ook dat ’s hofs oordeel dat er een causaal verband is tussen het geweld en het afgeven van het hesje niet zonder meer begrijpelijk is, nu het hof heeft vastgesteld dat bad standing tot gevolg kan hebben ‘dat er klappen worden uitgedeeld (als zelfstandige straf) én het hesje wordt afgepakt (eveneens als straf), terwijl niet zonder meer kan blijken dat het geweld wordt gepleegd om slachtoffer te dwingen tot afgifte van het hesje’.
74. Het hof stelt in de bewijsoverwegingen bij de ‘individuele feiten’ enkele malen vast wat een bad standing volgens het hof inhoudt: ‘Een lid wordt daarbij ontboden in de memberroom, wordt direct mishandeld en (club-gerelateerde) goederen moeten worden ingeleverd of worden afgepakt. Vervolgens moet het lid de memberroom weer verlaten of wordt hij uit de memberroom gezet’ (vgl. de ‘Conclusie t.a.v. feit 7’; de ‘Conclusie t.a.v. feit 8’). In de bewijsoverwegingen bij het als leider deelnemen aan een criminele organisatie (feit 12) wordt uitgebreider ingegaan op de bad standing. Onder het subkopje ‘Toepassing van of dreiging met geweld’ wordt overwogen: ‘Een bad standing houdt in dat je je hesje in moet leveren, je krijgt klappen, je moet geld betalen, je auto of motor wordt afgepakt, je gezin wordt bedreigd en je mag geen contact meer hebben met leden van No Surrender. Een bad standing gaat ook altijd gepaard met geweld, aldus [betrokkene 5] ’.
75. Dat een bad standing zowel het toepassen van geweld als het afpakken van goederen inhoudt, betekent evenwel niet dat een causale relatie tussen het toegepaste geweld en het afpakken van goederen ontbreekt. Het hof heeft uit het voor het bewijs gebezigde OVC-verslag kunnen afleiden dat het geweld (mede) werd toegepast om [slachtoffer 2] ertoe te bewegen het hesje af te staan. Ik neem daarbij in aanmerking dat twee van de drie keren waarop volgens het verslag het geluid van een klap te horen is kennelijk in de tijd vooraf gaan aan het afstaan van het hesje. En dat, zoals het hof overweegt, de geweldshandelingen niet stoppen ‘voordat het hesje van [slachtoffer 2] is afgepakt en hij uit de memberroom is gezet’. Aldus heeft het hof uit de bewijsmiddelen kunnen afleiden dat de verdachte ‘door geweld een persoon, te weten [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot afgifte van een hesje of jack, geheel toebehorende aan die persoon’.
76. Het middel faalt.
Bespreking van het zevende middel
77. Het zevende middel betreft de bewijsvoering van feit 6. De steller van het middel voert in de eerste plaats aan dat het hof in het arrest in onvoldoende mate zou hebben doen blijken welke gevolgen moeten worden verbonden aan de omstandigheid dat de verdediging, ondanks het nodige initiatief daartoe, geen gebruik heeft kunnen maken van de mogelijkheid om [slachtoffer 3] in enig stadium van het geding te (doen) ondervragen. Daaraan zou niet afdoen dat in hoger beroep is vastgesteld dat de getuige niet kon worden getraceerd door de raadsheer-commissaris.
78. Het hof heeft in het tussenarrest van 11 augustus 2021 het verzoek tot het horen van [slachtoffer 3] toegewezen. Daarbij is vermeld dat de ‘huidige verblijfplaats onbekend’ is. Het hof heeft daarbij bepaald ‘dat de verdediging binnen drie weken na het wijzen van onderhavig tussenarrest de adresgegevens van de huidige verblijfplaats van (…) [slachtoffer 3] (…) aan het hof verschaft’. Het hof heeft de zaak vervolgens verwezen naar de raadsheer-commissaris teneinde de toegewezen getuigen te (doen) horen.
79. Het onderzoek ter terechtzitting heeft vervolgens plaatsgevonden op 14 maart 2021. De voorzitter heeft daar mededeling gedaan van de stukken die zijn ingekomen na het wijzen van het tussenarrest. Daartoe behoort ‘het onderzoek van de raadsheer-commissaris, waaronder een proces-verbaal van bevindingen van de raadsheer-commissaris omtrent de gebleken onmogelijkheid om de getuige [slachtoffer 3] te horen’.
80. Dit proces-verbaal van bevindingen van de raadsheer-commissaris A. Meester van 14 februari 2022 houdt onder meer het volgende in:
‘Bij tussenarrest van 11 augustus 2021 heeft het gerechtshof onder meer het verzoek tot getuigenverhoor toegewezen ten aanzien van [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] 1972, die gewoond heeft aan de [h-straat 1] te [plaats] , maar van wie ten tijde van het wijzen van dit tussenarrest de verblijfplaats onbekend was. Het hof heeft bij dit tussenarrest bepaald dat de verdediging binnen drie weken na het wijzen van het tussenarrest de adresgegevens van de huidige verblijfplaats van [slachtoffer 3] aan het hof diende te verschaffen.
Van de zijde van de verdediging heeft het hof geen actuele adresgegevens van [slachtoffer 3] ontvangen.
Door mijn kabinet is in oktober 2021 getracht om, door tussenkomst van het Internationaal Rechtshulp Centrum, een actueel adres van [slachtoffer 3] te achterhalen. Omdat een reactie hierop lang op zich liet wachten, is onlangs gerappelleerd. Hierop ontving mijn kabinet indirect per e-mail d.d. 7 februari 2022 een bericht van Interpol Brussel van 15 oktober 2021 waarin onder meer is gesteld: "Op vraag waarvan sprake in rappel werd reeds op 29-10-2020 een antwoord verstrekt. Het betreft hier dus Oudstrijderslaan 132.” Gelet op de datum van verzending van dit bericht door Interpol Brussel kan de aangegeven datum 29 oktober 2020 niet een typefout zijn, terwijl op laatstgenoemde datum nog niet was geïnformeerd naar enig adres.
Al met al kan worden vastgesteld dat de inspanningen van mijn kabinet niet een bruikbaar (actueel) adres van [slachtoffer 3] hebben opgeleverd. Daarbij moet worden opgemerkt dat behandeling van dit soort verzoeken door de Belgische autoriteiten helaas veelal lang op zich laat wachten.
Bij het voorgaande komt dat uit het dossier, met name uit ordner 12 in het ‘dossier [verdachte] ’ (op de bladzijden 3442 en volgende) kan worden opgemaakt dat het opsporingsteam in 2017 onder meer door middel van een Europees opsporingsbevel is getracht om de adresgegevens van [slachtoffer 3] te achterhalen. In dat kader hebben medewerkers van de Federale Gerechtelijke Politie Oost-Vlaanderen op enig moment telefonisch contact gehad met [slachtoffer 3] , bij welke gelegenheid [slachtoffer 3] onder meer heeft aangegeven dat hij “geen enkele verklaring wilde afleggen”. Bij gelegenheid van dat onderzoek kon worden vastgesteld dat [slachtoffer 3] niet verbleef op zijn toenmalige inschrijvingsadres.
Ik kom op grond van het voorgaande tot de vaststelling dat van [slachtoffer 3] niet een (actuele) woon- of verblijfplaats vastgesteld kon worden.’
81. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 14 februari 2022 heeft de verdachte een verklaring afgelegd inzake feit 6. Noch de verdachte, noch de raadslieden van de verdachte hebben kanttekeningen geplaatst bij de bevindingen van de raadsheer-commissaris. De raadslieden hebben in de pleitnota slechts vastgesteld dat zij [slachtoffer 3] als getuige niet hebben ‘kunnen vragen of hij een ‘paar flappers om de oren’ heeft gehad en zo ja waarom dan geen sprake zou zijn van mishandeling’. En dat het ‘in hoger beroep niet (is) gelukt om getuige [slachtoffer 3] (tijdig) te traceren, reden waarom de verdediging hem niet heeft kunnen ondervragen’.
82. Onder 6 is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij op 1 november 2016 te Emmen, met voorbedachten rade, meermalen [slachtoffer 3] heeft gestompt en/of geslagen. Deze bewezenverklaring berust in de eerste plaats op de verklaring die de verdachte bij de rechtbank heeft afgelegd nadat het geluidsfragment waar één van de andere bewijsmiddelen verslag van doet is afgespeeld. De verdachte verklaart dat te horen is dat hij boos is op [slachtoffer 3] , en dat hij met een uitdrukking die hij in dat geluidsfragment bezigt heeft bedoeld dat [slachtoffer 3] ‘een draai om de oren heeft gehad’ (feit 6, bewijsmiddel 1). Tot het bewijs gebezigd is voorts een proces-verbaal van bevindingen waarin verslag wordt gedaan van contacten met de Belgische politie. Daaruit kan worden afgeleid dat [slachtoffer 3] heeft gezegd dat hij ‘klappen’ heeft gehad (feit 6, bewijsmiddel 2). Een proces-verbaal van bevindingen met een verslag van een opgenomen geluidsfragment neemt onder de bewijsmiddelen de centrale plaats in (feit 6, bewijsmiddel 4). In dat verslag is gerelateerd dat iemand (uit de context en andere bewijsmiddelen blijkt: [slachtoffer 3] ) binnenkomt. Nadat verdachte tegen hem zegt ‘Jij gaat nooit meer tegen mij liegen, ja?’ klinkt, zo stelt het hof vast, het ‘geluid van klappen’. In het vervolg van het geluidsfragment wordt nog twee keer een klap vermeld.
83. Uit de bewijsmiddelen volgt daarmee dat de uitlatingen van [slachtoffer 3] tegen de Belgische politie in de bewijsconstructie een zeer ondergeschikte plaats innemen. Uit die uitlatingen volgt alleen dat [slachtoffer 3] klappen heeft gehad, en dat blijkt ook uit de weergave van het geluidsfragment. Ook de ‘paar draaien om de oren’ en de ‘paar flappers aan z’n oren’ waar de verdachte verderop in het (verslag van het) geluidsfragment over spreekt wijzen daarop.
84. Het hof heeft overwogen dat de verklaring die [slachtoffer 3] in 2018 bij de (Belgische) politie heeft afgelegd bruikbaar is voor het bewijs. Het hof stelt vast dat de betrokkenheid van de verdachte bij de mishandeling niet in beslissende mate op de verklaring van [slachtoffer 3] is gebaseerd maar in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen. En dat dit steunbewijs ook betrekking heeft op die onderdelen van de verklaring van [slachtoffer 3] die door de verdachte zijn betwist. Aldus is het hof ingegaan op de omstandigheid dat de verdediging [slachtoffer 3] niet in enig stadium van het geding heeft kunnen ondervragen.16.
85. In het licht van het voorgaande was het hof niet gehouden rechtsgevolgen te verbinden aan de omstandigheid dat de verdediging [slachtoffer 3] niet heeft kunnen ondervragen, of nader uiteen te zetten waarom het aan die omstandigheid geen rechtsgevolgen heeft verbonden. In verband met het post-Keskinarrest van Uw Raad, waar de steller van het middel in dit verband op wijst, merk ik op dat tijdens het onderzoek ter terechtzitting niet is verzocht om het horen van deze getuige. Daar komt bij dat het hof ingeval ter terechtzitting een getuigenverzoek was gedaan, dat naar het mij voorkomt in het licht van andere onderzoeksresultaten als onmiskenbaar irrelevant of overbodig (oftewel ‘manifestly irrelevant or redundant’) had kunnen afwijzen.17.
86. De steller van het middel voert voorts aan dat uit de bewijsmiddelen niet zonder meer kan volgen ‘dat [slachtoffer 3] klappen van de verdachte kreeg’. Dat zou te meer klemmen nu het hof de verdachte heeft vrijgesproken van het medeplegen van de mishandeling en is vastgesteld dat de ‘sergeant at arms’ verantwoordelijk is voor de bad standings, terwijl de verdachte ‘captain of the world’ is.
87. Dat [slachtoffer 3] de klappen kreeg van de verdachte heeft het hof naar het mij voorkomt kunnen afleiden uit het verslag van het geluidsfragment. Daarin worden de eerste klappen uitgedeeld nadat en voordat de verdachte (schreeuwend) tegen [slachtoffer 3] zegt ‘Jij gaat nooit meer tegen mij/me liegen, ja?’ Ook de andere twee klappen worden, zo blijkt uit het verslag, uitgedeeld terwijl de verdachte het woord voert tegen [slachtoffer 3] . Ook uit het vervolg van het verslag heeft het hof kunnen afleiden dat de verdachte de klappen uitdeelde. De verdachte vertelt dat hij [slachtoffer 3] ‘wat gegeven’ heeft, dat hij [slachtoffer 3] heeft terug gesneden naar prospect met ‘een paar draaien om de oren’. Daarbij noemt verdachte als aanleiding voor de afstraffing dat hij in zijn ‘hemd’ zou hebben gestaan toen [slachtoffer 3] zich niet aan een afspraak hield (feit 6, bewijsmiddel 1). De afstraffing had derhalve een persoonlijk aspect. Ik merk nog op dat door of namens de verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep ook niet is aangevoerd dat de verdachte een ander ‘flappers’ heeft laten uitdelen.18.
88. De steller van het middel voert ook aan dat ’s hofs oordeel dat sprake is van voorbedachte raad niet zonder meer begrijpelijk is. Hij meent dat het hof niets omtrent het vaste patroon van sancties binnen No Surrender heeft vastgesteld, terwijl uit het arrest zou volgen dat er bij bad standings niet altijd sprake is van geweld. Daarnaast zou het hof hebben vastgesteld dat het uitdelen van klappen slechts deel uitmaakt van een bad standing, terwijl bij [slachtoffer 3] van het terugzetten in rang sprake zou zijn geweest.
89. Het hof heeft een verklaring van de verdachte tot het bewijs gebezigd waarin de verdachte wordt voorgehouden dat hij op 27 oktober 2016 in een telefoongesprek zegt dat hij nog niks van [slachtoffer 3] heeft gehoord en dat zijn gesprekspartner (de captain van België) zegt ‘dat hij wil proberen om hem morgenavond of vrijdag naar Emmen te krijgen’. Op de vraag of [slachtoffer 3] op 1 november 2016 op zijn uitnodiging was gekomen zegt de verdachte aanvankelijk ‘Zou kunnen’ en daarna: ‘Dus wie er gebeld heeft, dat weet ik niet, maar [slachtoffer 3] is in ieder geval gekomen. Dus ja’ (feit 6, bewijsmiddel 5). Uit dit bewijsmiddel volgt dat het hof de bewezenverklaring van voorbedachte raad niet alleen heeft gebaseerd op een vast patroon van sancties, maar ook op de daadwerkelijke gang van zaken.
90. Het hof heeft in de bewijsoverwegingen bij feit 6 gewezen op ‘het vaste patroon van het geven van sancties binnen No Surrender, zoals ook bij feit 12 zal worden besproken’. Het ‘Sanctiestelsel’ binnen No Surrender wordt bij feit 12 uiteengezet onder het eerste subkopje onder het kopje ‘Gewelds- en vermogensdelicten – Bad standing’. Het hof overweegt aldaar onder meer dat ‘een uitgebreid sanctiestelsel in het leven (is) geroepen, met straffen variërend van het terugplaatsen in rang (“terugsnijden”), het betalen van een boete tot het in ‘bad standing’ uit de club zetten van leden. De bad standing is de zwaarste sanctie.’ Uit de bij feit 12 gebezigde bewijsmiddelen volgt onder meer dat het ‘kader’ bevoegd is ‘om bij zware overtredingen leden terug te zetten naar prospect of hangaround voor onbepaalde tijd’ (feit 12, bewijsmiddel 19). Voor zover het middel de klacht bevat dat het hof niets heeft vastgesteld omtrent het vaste patroon van sancties binnen No Surrender ontbeert het derhalve feitelijke grondslag.
91. Het hof stelt in de bewijsoverwegingen bij feit 6 vast dat een sanctie ook kan zijn ‘het terugzetten van een lid naar een lagere rang. Een lid wordt daarbij ontboden in de memberroom en wordt mishandeld en weer weggestuurd uit de memberroom.’ Het hof stelt daarbij vast dat de verdachte bij de politie heeft verklaard ‘dat het terugsnijden naar prospect binnen No Surrender een straf is wanneer je liegt’ en dat in het OVC-gesprek van 1 november 2016 is ‘te horen dat ze het clubreglement hanteren’ (feit 6, bewijsmiddel 5). Uit het OVC-gesprek volgt, zo stelt het hof vervolgens vast, dat [slachtoffer 3] op 1 november 2016 is ‘teruggezet naar de rang van prospect’ en dat ‘volgens bovenstaand patroon is gehandeld’. Aldus volgt uit ’s hofs overwegingen niet dat het hof heeft vastgesteld dat het uitdelen van klappen slechts deel uitmaakt van een bad standing.
92. Maar ook los daarvan heeft het hof, dat erop wijst dat vrijwel direct nadat [slachtoffer 3] de memberroom binnenkomt en vriendelijk en nietsvermoedend ‘goedenavond’ zegt ‘gestommel te horen is en het geluid van klappen klinkt’, uit de bewijsmiddelen kunnen afleiden dat de verdachte, die [slachtoffer 3] naar Emmen heeft laten komen terwijl andere leden van het ‘kader’ hem ook hadden kunnen ‘terugzetten’, voornemens was [slachtoffer 3] bij die gelegenheid ook een paar klappen te geven. En dat (daarmee) vaststaat ‘dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven’.19.
93. Het middel faalt.
Bespreking van het achtste middel
94. Het achtste middel ziet op de bewijsvoering van feit 8. Uit de door het hof voor het bewijs gebezigde verklaring van [slachtoffer 4] zou niet blijken dat [slachtoffer 4] door de mishandeling een bult op zijn hoofd had.
95. Het hof heeft onder 8 bewezenverklaard dat de verdachte op 15 oktober 2015 te Emmen met voorbedachte raad [slachtoffer 4] heeft gestompt en/of geslagen. Het hof heeft onder meer een verklaring tot het bewijs gebezigd die [slachtoffer 4] bij de raadsheer-commissaris heeft afgelegd (feit 8, bewijsmiddel 5). [slachtoffer 4] verklaart daarin onder meer: ‘Het enige wat ik heb opgelopen is een bult op mijn hoofd. Ik neem aan dat die bult is ontstaan door een klap van [verdachte] , of van een duw waardoor ik ergens tegenaan ben gekomen’. Het hof heeft deze verklaring, waarin [slachtoffer 4] aangeeft dat hij (in de context van de mishandeling) een bult op zijn hoofd heeft opgelopen, blijkens de bewijsoverwegingen kennelijk en niet onbegrijpelijk aldus uitgelegd dat hij ‘door de mishandeling een bult op zijn hoofd had’.
96. Ten overvloede merk ik nog op dat het bewezenverklaarde ook zonder meer uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid als de laatste zin uit de verklaring van [slachtoffer 4] in het bewijsmiddel zou zijn weggelaten. Ik wijs daarbij in het bijzonder op de weergave van het geluidsfragment waarop te horen is dat [slachtoffer 4] gestompt en/of geslagen wordt (feit 8, bewijsmiddel 2).
97. De steller van het middel voert ook aan dat uit de bewijsmiddelen niet (zonder meer) zou blijken dat de verdachte [slachtoffer 4] heeft gestompt, zoals door het hof (alternatief) bewezen is verklaard.
98. In de weergave van het geluidsfragment in het proces-verbaal van bevindingen worden de harde geluiden die een aantal keren zijn te horen omschreven als (klinkend als) ‘een slag of een klap’, ‘een harde klap’ (twee keer) en ‘harde klappen’. Een geluid dat klinkt als een ‘slag’ of een (harde) ‘klap’ duidt op slaan; dat brengt mee dat de bewezenverklaring van het alternatief, inhoudend dat [slachtoffer 4] is gestompt, onvoldoende steun vindt in de bewijsmiddelen. Kennelijk heeft het hof abusievelijk nagelaten de woorden ‘gestompt en/of’ uit de bewezenverklaring weg te laten. De bewezenverklaring kan verbeterd worden gelezen; de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit verandert daardoor niet.20.Uitgaande van deze lezing faalt deze deelklacht bij gebrek aan feitelijke grondslag.
99. De steller van het middel voert tenslotte aan dat uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen niet zonder meer kan volgen dat de verdachte [slachtoffer 4] meermalen heeft gestompt en/of geslagen.
100. Het hof heeft in de bewijsoverwegingen onder het kopje ‘Conclusie t.a.v. feit 8’ overwogen dat het bewezen acht dat ‘verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling met voorbedachte rade van [slachtoffer 4] op 15 oktober 2015 door hem meermalen te stompen en/of te slaan’. Dat de verdachte [slachtoffer 4] meermalen heeft geslagen heeft het hof uit de bewijsmiddelen kunnen afleiden. Uit de weergave van het geluidsfragment blijkt van meerdere (harde) klappen. Ik merk nog op dat aan de begrijpelijkheid van ’s hofs overweging niet afdoet dat het hof niet (expliciet) bewezen verklaard dat de verdachte [slachtoffer 4] meermalen heeft gestompt en/of geslagen. Kennelijk en niet onbegrijpelijk heeft het hof de tenlastelegging mede in het licht van de bewijsmiddelen aldus opgevat dat het woord ‘geslagen’ duidt op een activiteit die is uitgeoefend en niet op het uitdelen van één slag.
101. Het middel faalt.
Bespreking van het negende middel
102. Het negende middel betreft de bewijsvoering van feit 11. Het oordeel van het hof dat de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal met geweld niet in beslissende mate op de verklaring van [betrokkene 16] is gebaseerd zou onjuist althans onbegrijpelijk zijn. Daarbij zou het hof er geen blijk van hebben gegeven te hebben nagegaan of de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces.
103. Onder 11 heeft het hof bewezenverklaard dat de verdachte op 21 april 2014 te Emmen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een No Surrender hesje met daarin een huurautosleutel, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 16] . En dat de diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander die [betrokkene 16] meermalen heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt.
104. Uit de pleitnota die tijdens de terechtzitting in hoger beroep is overgelegd, blijkt dat de verdediging heeft bestreden dat [betrokkene 16] is ‘mishandeld’. Aangevoerd wordt dat alle betrokkenen dit ontkennen en dat geen letsel of pijn bij [betrokkene 16] is geconstateerd. Bestreden is ook de diefstal van het hesje; de inname zou niet wederrechtelijk zijn nu elk lid, zo begrijp ik, er op voorhand mee zou hebben ingestemd dat club-gerelateerde items bij het verlaten van de club worden ingenomen.
105. Onder de bewijsmiddelen is twee keer een weergave opgenomen van een telefoongesprek dat de verdachte op 25 juli 2014 heeft gevoerd met A.B.D. [betrokkene 108] (feit 11, bewijsmiddelen 2 en 5). Verdachte spreekt in verband met [betrokkene 16] over een BS (bad standing). Onder de bewijsmiddelen is voorts een verklaring opgenomen van [betrokkene 106] van 18 februari 2019 (feit 11, bewijsmiddel 4). [betrokkene 106] verklaart dat hij [betrokkene 16] in 2014 voor het laatst heeft gesproken, dat [betrokkene 16] op een gegeven moment uit de club is gezet door [verdachte] , dat hij er die avond bij was, dat [betrokkene 16] zijn vest is ingenomen en dat hij [betrokkene 16] één keer via Messenger heeft bericht dat hij geld moest betalen vanwege de bad standing. Deze bewijsmiddelen bieden steun aan de bewezenverklaring voor zover inhoudend dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening een No Surrender hesje heeft weggenomen dat toebehoorde aan [betrokkene 16] .
106. Onder de bewijsmiddelen is voorts een proces-verbaal opgenomen waarin verslag wordt gedaan van een gesprek met [betrokkene 122] (feit 11, bewijsmiddel 6). Daaruit volgt dat [betrokkene 122] op 9 mei 2014 bij de politie een melding heeft gedaan betreffende zijn buurman [betrokkene 16] . [betrokkene 122] verklaart dat hij [betrokkene 16] heeft gesproken ongeveer drie weken voordat hij de melding deed, en dat hij kon zien dat [betrokkene 16] (toen) verwondingen had. Desgevraagd vertelt hij ‘dat [betrokkene 16] in de periode voor het laatste gesprek blauwe ogen had’. Nu de bad standing op 21 april 2014 heeft plaatsgevonden en [betrokkene 122] spreekt over waarnemingen in de periode die eindigt ongeveer drie weken voor de melding, biedt dit bewijsmiddel steun aan de bewezenverklaring voor zover inhoudend dat [betrokkene 16] meermalen is gestompt en geslagen om de diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken. Steun daarvoor biedt ook de weergave van het telefoongesprek, voor zover daaruit naar voren komt dat sprake was van een BS (bad standing), in samenhang met ’s hofs overwegingen in de context van de bewijsvoering van andere feiten over de inhoud van een bad standing (vgl. onder meer de ‘Conclusie t.a.v. feit 8’).
107. De bewezenverklaring steunt daarnaast op verklaringen en uitlatingen van [betrokkene 16] . Op 1 mei 2014 heeft [betrokkene 16] bij de politie verklaard dat hij op 21 april 2014 met bad standing uit de motorclub No Surrender is gezet. In Emmen is zijn hesje afgepakt met daarin de autosleutel van een huurauto. En hij heeft klappen gekregen, waardoor hij ‘een aantal gekneusde ribben’ heeft en last van zijn nier. Zijn hesje is afgepakt door ‘de security van de president’ (feit 11, bewijsmiddel 1). De politie heeft op 26 juni 2014 contact opgenomen met [betrokkene 16] (feit 11, bewijsmiddel 3). In dat gesprek vertelt [betrokkene 16] dat hem is gezegd ‘dat ze voor een borrel naar het clubhuis in Emmen moesten gaan en dat dit was in opdracht van de captain [verdachte] ’. Na aankomst werd [betrokkene 16] na enige tijd geroepen door [betrokkene 39] , die de rol van security voor verdachte vervulde. In de memberroom werd het hesje van [betrokkene 16] uitgetrokken door [betrokkene 39] en werd [betrokkene 16] door verdachte hard geslagen in zijn ribben. Door die klap ging [betrokkene 16] onderuit. Nadien kreeg hij nog een klap op zijn lichaam van [betrokkene 39] , kreeg hij nog een paar klappen van de verdachte en van [betrokkene 39] en werd hij van achteren geschopt, vermoedelijk door verdachte. Aan [betrokkene 122] heeft [betrokkene 16] ongeveer drie weken voorafgaand aan de melding op 9 mei 2014 verteld dat hij ruzie had gehad en dat hij dacht aan zelfmoord (feit 11, bewijsmiddel 6). Als de politie op 10 mei 2014 naar aanleiding van de melding van [betrokkene 122] contact opneemt met [betrokkene 16] wordt de betreffende politieambtenaar duidelijk dat [betrokkene 16] voor zijn leven vreest en vertelt hij dat hij inderdaad overweegt zelfmoord te plegen (feit 11, bewijsmiddel 7). De woning in Franeker heeft hij hals over kop verlaten.
108. Het hof heeft overwogen dat het de verklaring die [betrokkene 16] in 2014 bij de politie heeft afgelegd ondanks zijn overlijden in 2017 bruikbaar acht voor het bewijs. De betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal met geweld is, aldus het hof, niet in beslissende mate op de verklaring van [betrokkene 16] gebaseerd, maar vindt in voldoende mate steun in andere bewijsmiddelen; dat steunbewijs heeft ook betrekking op die onderdelen van de verklaring van [betrokkene 16] die door de verdachte zijn betwist. Het hof wijst erop dat de verklaring van [betrokkene 16] over het afpakken van het hesje steun vindt in de verklaring van [betrokkene 106] en in de uitlating van de verdachte in het telefoongesprek dat sprake was van een bad standing. En het hof leidt uit een verklaring die de verdachte bij de politie heeft afgelegd af dat nieuwe leden van No Surrender hun eigen hesje moeten betalen en dat van clubeigendom van de hesjes geen sprake is.
109. Het hof laat zich niet uit over de vraag of de geweldshandelingen, die door de verdediging eveneens zijn bestreden, voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen. Enige steun voor het plaatsvinden van die geweldshandelingen is in die andere bewijsmiddelen wel te vinden. Uit de verklaring van [betrokkene 122] heeft het hof kennelijk afgeleid dat [betrokkene 16] vlak na 21 april 2014 ‘verwondingen’ had; daarbij spreekt hij specifiek over ‘blauwe ogen’. Ik wijs er in dit verband op dat niet van alle klappen en schoppen die op 21 april 2014 zijn uitgedeeld is vastgesteld welk lichaamsdeel zij hebben getroffen, en dat een waarneming van ‘blauwe ogen’ ook iets kan zeggen over de algehele lichamelijke toestand van betrokkene. Daarbij heeft [betrokkene 106] verklaard dat hij [betrokkene 16] na de bad standing nog heeft benaderd omdat hij geld moest betalen (feit 11, bewijsmiddel 4) en heeft [betrokkene 16] kort na 21 april 2014 hals over kop zijn woning verlaten waarbij hij naar Nieuwerkerk aan de IJssel is gegaan (feit 11, bewijsmiddel 2). Dat zijn – niet aan verklaringen en uitlatingen van [betrokkene 16] ontleende − aanwijzingen dat toegepast geweld en de dreiging van verder geweld bij [betrokkene 16] grote vrees hebben opgewekt. Ik attendeer er verder op dat het hof ook in verband met de bewezenverklaringen van andere strafbare feiten in het onderhavige arrest heeft vastgesteld en overwogen dat een bad standing (gewoonlijk) met geweld gepaard gaat.
110. Al met al bieden de andere bewijsmiddelen steun aan de verklaringen van [betrokkene 16] . Tegelijk kan worden vastgesteld dat de verklaringen van [betrokkene 16] in de bewijsvoering een belangrijke plaats innemen, zeker waar het de bewezenverklaarde geweldshandelingen betreft. In zoverre zijn zij, meen ik, ‘evidence of such significance or importance as is likely to be determinative of the outcome of the case’.21.Daarbij ontbreekt een bewijsoverweging die betrekking heeft op de vraag of deze geweldshandelingen in voldoende mate steun vinden in andere bewijsmiddelen.22.Een en ander brengt naar het mij voorkomt mee dat het middel terecht klaagt over ’s hofs oordeel dat de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal met geweld niet in beslissende mate op de verklaring van [betrokkene 16] is gebaseerd.
111. Dat behoeft meen ik evenwel niet tot cassatie te leiden. Het EHRM heeft in Al-Khawaja and Tahery een beslispatroon geformuleerd dat ziet op de verenigbaarheid van het gebruik van verklaringen van getuigen die de verdediging niet (ter terechtzitting) heeft kunnen ondervragen met artikel 6 EVRM.23.Dat beslispatroon bestaat uit drie vragen. De eerste vraag is of er een ‘good reason for the non-attendance of the witness’ was. De tweede vraag is of ‘the evidence of the absent witness was the sole or decisive basis for the defendant’s conviction’. En de derde vraag is of er ‘sufficient counterbalancing factors’ waren. Het EHRM heeft in Schatschaschwili t. Duitsland vervolgens verhelderd dat de ‘three steps of the test are interrelated and, taken together, serve to establish whether the criminal proceedings (…) have, as a whole, been fair’.24.
112. Uit de beslissing van het EHRM in Al-Khawaja and Tahery volgt dat het overlijden van de getuige gelijkstaat aan een ‘good reason for the non-attendance of the witness’ (rov. 121). Daarbij is het steunbewijs, ook als het – zoals ik meen − niet aan het beslissende karakter van [betrokkene 16] ’s uitlatingen en verklaringen afdoet, een belangrijke ‘counterbalancing factor’.25.Ik wijs in verband met de ‘counterbalancing factors’ ook op de zorgvuldige analyse van het bewijsmateriaal door het hof, op de bewijsvoering inzake andere strafbare feiten die met een bad standing of een andere sanctie binnen No Surrender samenhangen in het bestreden arrest (de feiten 5 t/m 8 en 10) en op de bewijsvoering van feit 12, waarin nader op de bad standing is ingegaan.26.Een en ander brengt naar het mij voorkomt mee dat ook in het geval de verklaringen en uitlatingen van [betrokkene 16] – zoals ik meen − ‘decisive evidence’ zijn, uit ’s hofs vaststellingen en overwegingen volgt dat het hof deze verklaringen zonder schending van art. 6 EVRM voor het bewijs kon bezigen.
113. De steller van het middel voert voorts aan dat het hof onvoldoende heeft gerespondeerd op hetgeen de verdediging in verband met de betrouwbaarheid van de verklaringen van [betrokkene 16] ‘uitdrukkelijk en onderbouwd door argumenten’ naar voren heeft gebracht.
114. Uit de pleitnota volgt dat de kanttekeningen die de verdediging bij de betrouwbaarheid van [betrokkene 16] heeft gemaakt in de eerste plaats de gang van zaken rond de huurauto en het afpakken van zijn motor betreffen. Deze opmerkingen betreffen niet de betrouwbaarheid van de verklaringen en uitlatingen van [betrokkene 16] over de bad standing en dan in het bijzonder het afpakken van het hesje en de geweldshandelingen. Daarnaast heeft de raadsman opgemerkt dat het opvallend zou zijn dat [betrokkene 16] op 1 mei 2014 door de politie is gehoord maar dat deze geen melding maakt van bij [betrokkene 16] geconstateerd letsel. Het is dan evenwel al weer tien dagen na de bad standing, en [betrokkene 16] heeft verklaard over klappen waardoor hij gekneusde ribben en last van zijn nier heeft gekregen, niet over klappen die tot zichtbaar letsel hebben geleid. Ook deze opmerking is niet een argument dat twijfel oproept omtrent de betrouwbaarheid van de voor het bewijs gebezigde verklaring van [betrokkene 16] . Daar komt bij dat de verdediging voorafgaand aan de kanttekeningen bij de betrouwbaarheid van (de verklaring van) [betrokkene 16] slechts opmerkt dat zij ‘gezegd (wil) hebben dat op de vermeende betrouwbaarheid van [betrokkene 16] wel wat lijkt af te dingen’. Van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt is eerst sprake als een standpunt ‘duidelijk, door argumenten geschraagd en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie ten overstaan van de feitenrechter’ naar voren is gebracht.27.De kanttekeningen waar de steller van het middel op doelt, schieten niet alleen als argumentatie tekort, ook een ondubbelzinnige conclusie ontbreekt.
115. Het middel leidt niet tot cassatie.
Bespreking van het tiende middel
116. Het tiende middel ziet op de bewijsvoering van feit 12. Het oordeel van het hof dat de verdachte als leider heeft deelgenomen aan een organisatie die als oogmerk het plegen van misdrijven heeft, zou niet zonder meer begrijpelijk zijn, nu het hof daartoe redengevend heeft geacht dat de verdachte diverse feiten zelf (mede) heeft gepleegd. De steller van het middel wijst daarbij op de bad standings van [slachtoffer 2] (feit 5), [slachtoffer 3] (feit 6), [slachtoffer 4] (feit 8) en [betrokkene 16] (feit 11). Aangevoerd wordt dat in de middelen 7 t/m 10 is betoogd dat de verdachte zich niet aan deze delicten schuldig heeft gemaakt, in het verlengde daarvan (zo begrijp ik) zou ook de bewijsvoering van de bewezenverklaring onder 12 tekortschieten.
117. Het hof heeft onder 12 bewezenverklaard dat de verdachte in de periode van 1 februari 2014 tot 1 februari 2018 als leider en/of bestuurder heeft deelgenomen aan een organisatie (No Surrender MC), bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten verdachte en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en [betrokkene 1] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven. Daarbij gaat het volgens de bewezenverklaring in de eerste plaats om misdrijven die in verband staan met bad standings en/of sancties van No Surrender MC: (kort gezegd) diefstal (met – bedreiging met - geweld), afpersing, dwang, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en (zware) mishandeling (met voorbedachte raad, zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbend). De bewezenverklaring noemt voorts misdrijven strafbaar gesteld in de Opiumwet.
118. De bewijsoverwegingen van het hof zijn als volgt opgebouwd. Het hof zet eerst uiteen dat en waarom naar ’s hofs oordeel van een ‘organisatie’ sprake is. Vervolgens gaat het hof in op het ‘oogmerk’ van de organisatie; het plegen van misdrijven. Het besteedt daarbij eerst aandacht aan de ‘Gewelds- en vermogensdelicten – Bad standing’ en daarna aan ‘Overtreding van de Opiumwet’. Het hof bespreekt vervolgens ‘Criminogene factoren’. Daarna pas gaat het hof in op ‘Deelneming en leiderschap’. Naar ik begrijp is het middel uitsluitend gericht tegen overwegingen van het hof onder het laatste kopje.
119. Het hof stelt, na een weergave van het geldend recht, voorop dat van alle verdachten kan worden gezegd dat zij als leiders hebben deelgenomen aan een criminele organisatie. Het hof wijst erop dat elk van de verdachten een hoge rang had binnen No Surrender, dat zij het met elkaar feitelijk voor het zeggen hadden binnen de club, dat zij regels invoerden waar chapters en individuele leden zich aan moesten houden en intensief toezagen op de naleving, en dat zij in de positie waren om individuele leden dwingende aanwijzingen te geven en sancties op te leggen als deze niet werden opgevolgd. Het hof leidt voorts uit de bewijsmiddelen af dat de verdachten niet alleen wetenschap hadden van het feit dat binnen No Surrender misdrijven werden gepleegd, maar ook dat zij het plegen van misdrijven faciliteerden door regels in te voeren en/of te handhaven die ervoor moesten zorgen dat criminele activiteiten niet aan het licht kwamen of de opsporing ervan werd bemoeilijkt.
120. Daarna gaat het hof specifiek in op de rol van verdachte. Het hof stelt vast dat hij vanaf het moment van zijn toetreding tot No Surrender direct de leider is van de noordelijke chapters en als zodanig deel uitmaakte van de landelijke leiding. Na de aankondiging van het vertrek van medeverdachte [betrokkene 1] is verdachte landelijk meer op de voorgrond getreden; hij manifesteerde zich binnen en buiten No Surrender als leider en woordvoerder van de organisatie en introduceerde samen met [betrokkene 2] een nieuwe structuur waarbij hij samen met twee andere bestuurders in feite alle zeggenschap kreeg. Het hof overweegt voorts dat de verdachte niet alleen opdracht gaf tot bad standings maar ze ook zelf uitvoerde, waarbij hij soms grof geweld gebruikte, ‘getuige onder meer de bewezenverklaarde feiten 5 primair, 6, 7, 8 en 9’. Het hof overweegt tenslotte dat verdachte direct en indirect leden aanstuurde die delicten pleegden, rechtsbijstand regelde, actief controleerde of men zich aan zijn zwijgplicht hield en ingreep als dat niet het geval bleek.
121. Uit deze bewijsoverwegingen volgt dat de overweging waar het middel zich tegen richt slechts één is uit een reeks waar het hof het als leider en/of bestuurder deelnemen aan de (criminele) organisatie op heeft gebaseerd. Dat het hof het opdracht geven tot en zelf (met grof geweld) uitvoeren van bad standings mede ten grondslag heeft gelegd aan de bewezenverklaring is voorts niet onbegrijpelijk; dat wordt door de steller van het middel zo begrijp ik op zichzelf ook niet bestreden. Het middel heeft, zo begrijp ik, (in belangrijke mate) een voorwaardelijk karakter: als uw Raad zou oordelen dat de bewijsvoering van één van de door het hof genoemde feiten tekortschiet, werkt dat volgens de steller van het middel door in de bewijsvoering van feit 12. Ook die bewijsvoering zou dan tekortschieten.
122. In het voorgaande heb ik uiteengezet waarom de middelen 7 t/m 10 naar mijn mening falen althans niet tot cassatie leiden. Uit die argumentatie vloeit voort dat en waarom ook het onderhavige middel faalt. Ten overvloede merk ik op dat ook in het geval Uw Raad anders zou denken over het lot van één (of meer) van de voorgaande middelen, dat nog niet tot cassatie van de bewezenverklaring van feit 12 behoeft te leiden. Die bewezenverklaring kan ook zonder meer worden afgeleid uit de overige redengevende feiten en omstandigheden die het hof in de bewijsoverwegingen op een rijtje zet, en in (de toelichting op) het middel niet worden bestreden.
123. Het middel faalt.
Bespreking van het elfde middel
124. Het elfde middel betreft het oordeel van het hof dat met de constatering van een schending van het vereiste van berechting binnen een redelijke termijn kan worden volstaan. Een overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg van 11 maanden zou niet als ‘nauwelijks’ zijn te kwalificeren. De steller van het middel voert daarbij aan dat de verdachte gedurende de berechting in eerste aanleg ongeveer 12 maanden voorlopig is gehecht en na schorsing van de voorlopige hechtenis gedurende de berechting in eerste aanleg gebonden is geweest aan allerlei voorwaarden, zoals een enkelband en vrijheidsbeperkende maatregelen, en dat de redelijke termijn in hoger beroep met 2 maanden is geschonden. ‘Gelet hierop’, zo meent de steller van het middel, ‘is de verwerping van het verweer en/of het oordeel van het hof dat met de enkele constatering kan worden volstaan onjuist althans onvoldoende met redenen omkleed’.
125. In de pleitnota is onder meer het volgende aangevoerd:
‘Inleiding
(…)
Na een jarenlang slepende zaak bij de rechtbank in Groningen, waarvan [verdachte] een groot deel in het kader van een schorsing als keurig burger vrij rond heeft gelopen, velt de rechtbank Groningen op 13 november 2020 haar vonnis: [verdachte] wordt veroordeeld voor alle hem ten laste gelegde feiten tot een gevangenisstraf van 10 jaar. De op dat moment al ruim twee jaar lopende schorsing van de voorlopige hechtenis wordt met onmiddellijke ingang opgeheven. En dat terwijl de feiten bijna een decennium oud zijn. [verdachte] zit inmiddels ruim twee jaar gedetineerd.
(…)
Ouderdom van de feiten en tijdsverloop
96. In dat verband wenst de verdediging nog een aantal opmerkingen over de redelijke termijn in relatie tot de gewijzigde Vl-regeling te maken. Sinds de verweten gedragingen is inmiddels ruim 8 jaar verstreken. Dat er bijzondere omstandigheden zijn geweest waardoor in deze zaak sprake is van tijdsverloop van deze orde, is niet te betwisten. Echter hoeft het niet voor rekening van [verdachte] te komen dat de zaak pas na de inwerkingtreding van de nieuwe Vl-regeling op 1 juli 2021 inhoudelijk wordt afgedaan voor strafbare gedragingen uit 2014, 2015 en 2016. Ook daar dient bij een eventuele strafoplegging rekening mee gehouden te worden.
97. De verdediging heeft er alles aan gedaan om het proces in hoger beroep zo voortvarend mogelijk te laten verlopen. Een tweekoppige verdediging heeft in ieder geval voor vele praktische oplossingen gezorgd. Desondanks is er sprake van een ruime overschrijding van de redelijke termijn. Kijkende naar de pleegdata en het tijdsverloop, dient dit tot uitdrukking te komen in het straftoemetingsoordeel.’
126. Het hof heeft in het kader van de strafoplegging onder meer het volgende overwogen (met weglating van voetnoten):
‘Namens verdachte is aangevoerd dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn en dat dit moet leiden tot strafvermindering.
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn is aangevangen op 12 december 2017, omdat verdachte op die datum is aangehouden en in verzekering is gesteld. De voorlopige hechtenis van verdachte werd onderwijl in januari 2019 geschorst. Op 13 november 2020 heeft de rechtbank vonnis gewezen. De berechting van zijn zaak in eerste aanleg heeft dus niet binnen 24 maanden plaatsgevonden. Die procedure heeft ongeveer 35 maanden in beslag genomen. Dat is een overschrijding van ongeveer elf maanden.
De vraag is of die overschrijding redelijk is. Factoren die in die afweging een rol spelen zijn onder meer de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Het stelt daartoe de volgende feiten vast.
De rechtbank heeft in de zaak van verdachte en die van met name twee medeverdachten moeten oordelen over een zeer omvangrijke, complexe zaak. Het onderzoek terechtzitting ving aan op 15 maart 2018. De verdediging heeft verzocht om een groot aantal getuigen te horen en andere onderzoekswensen naar voren gebracht. Daarover heeft de rechtbank bij tussenbeslissing op 10 juli 2018 geoordeeld. De rechtbank heeft een aanzienlijk deel verzoeken toegewezen. De getuigen zijn door de rechter-commissaris gehoord. Dat gebeurde tussen januari 2019 en juli 2019. Op 26 november heeft opnieuw een regiezitting plaatsgevonden. Daar zijn ook onderzoekswensen van de zijde van de verdediging behandeld. De rechtbank heeft daarop op diezelfde dag beslist en nog twee getuigenverzoeken toegewezen.
Daarnaast is de behandeling van de zaak in eerste aanleg op 17 juni 2019 en 16 december 2019 vertraagd geweest door toegewezen aanhoudingsverzoeken van de zijde van de verdediging. Op 4 februari, 11 februari en 5 maart 2020 heeft de rechtbank de strafzaak met verdachte besproken. Op 28 september 2020 en 5 oktober 2020 is het onderzoek ter terechtzitting voortgezet ten behoeve van requisitoir en pleidooien. Uit het proces-verbaal van de rechtbank d.d. 5 maart 2020 leidt het hof af dat de behandeling pas in september 2020 kon worden voortgezet om ruimte te scheppen teneinde verdachte als getuige in de zaken van de medeverdachten te doen horen. De rechtbank heeft op 13 november 2020 vonnis gewezen.
Het hof is van oordeel dat gezien de aanzienlijke ingewikkeldheid van de zaak, de samenhang van verdachtes zaak met die van met name twee medeverdachten, de onderzoekshandelingen die op verzoek van de verdediging hebben plaatsgevonden, alsmede de twee (toegewezen) verzoeken tot aanhouding van de zaak van de zijde van de verdediging, nauwelijks sprake is schending van de redelijke termijn in eerste aanleg. Daarbij komt dat uit de processen-verbaal van de rechtbank blijkt dat de rechtbank haar best heeft gedaan om ook de zaak van verdachte met bekwame spoed te plannen en te behandelen.
Verdachte heeft op 25 november 2020 hoger beroep ingesteld. Het dossier is op 4 februari 2021 bij het hof binnengekomen. Op 11 augustus 2021 heeft het hof − na een schriftelijke regieronde omdat het voortvarend plannen van een regiezitting vanwege alle verhinderdata ondanks verschillende pogingen daartoe niet mogelijk bleek − tussenarrest gewezen. Het hof heeft onder meer een aantal verzoeken van de verdediging tot het horen van getuige toegewezen. Die getuigen zijn in oktober 2021 en februari 2022 door de raadsheer-commissaris gehoord. Op 14, 17 en 21 maart 2022 heeft de inhoudelijke behandeling van verdachtes zaak plaatsgevonden. Het hof wijst op 16 mei 2022 eindarrest. Dat is bijna achttien maanden na het instellen van het hoger beroep.
Het hof heeft in de zaak van verdachte weliswaar net niet binnen zestien maanden − verdachte bevindt zich in hoger beroep in voorlopige hechtenis − arrest gewezen, maar gezien de onderzoekshandelingen die op verzoek van verdachte hebben plaatsgevonden, alsmede de complexiteit van de zaak is er ook in hoger beroep nauwelijks sprake van overschrijding van de redelijke termijn in de hoger beroepsfase.
Conclusie van het hof is dat met de bovenstaande vaststellingen van de in de gegeven omstandigheden beperkte overschrijding van de redelijke termijn moet worden volstaan.
(…)
Het hof is echter van oordeel dat in casu aanleiding bestaat om in de strafoplegging rekening te houden met het feit dat na het wijzen van het vonnis in eerste aanleg, de regeling inzake de voorwaardelijke invrijheidsstelling per 1 juli 2021 is gewijzigd. Om in de nieuwe situatie een meer vergelijkbare netto strafduur van de gevangenisstraf te verkrijgen als ware dit arrest voor 1 juli 2021 gewezen, zal het hof aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 102 maanden (8,5 jaren) opleggen, met aftrek van voorarrest.’
127. In het overzichtsarrest inzake schending van het vereiste van berechting binnen een redelijke termijn heeft Uw Raad onder meer het volgende overwogen:28.
‘Toetsing door de Hoge Raad als cassatierechter
3.7.
Als cassatierechter onderzoekt de Hoge Raad het oordeel van de feitenrechter inzake het tijdsverloop vòòr de uitspraak waartegen beroep in cassatie is ingesteld. Dat onderzoek wordt als volgt begrensd:
a. Het oordeel van de feitenrechter inzake de redelijke termijn kan in cassatie slechts in beperkte mate worden getoetst, in die zin dat de Hoge Raad alleen kan onderzoeken of het oordeel geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en niet onbegrijpelijk is in het licht van alle omstandigheden van het geval. Van onbegrijpelijkheid zal overigens niet licht sprake zijn omdat een dergelijk oordeel sterk verweven pleegt te zijn met waarderingen van feitelijke aard die zich onttrekken aan een beoordeling door de cassatierechter.
b. Ook het rechtsgevolg dat de feitenrechter heeft verbonden aan de door hem vastgestelde overschrijding van de redelijke termijn, kan slechts op zijn begrijpelijkheid worden getoetst.
3.8.
Bij deze toetsing geldt als uitgangspunt dat de rechter ambtshalve dient te onderzoeken of inbreuk is gemaakt op de onderhavige garantie van art. 6, eerste lid, EVRM. Hij behoeft in zijn uitspraak echter alleen in de volgende gevallen te doen blijken van dat onderzoek:
a. Als ter terechtzitting door of namens de verdachte ter zake verweer is gevoerd, aangezien op een zodanig verweer een gemotiveerde beslissing dient te worden gegeven.
b. (…)
3.9.
Opmerking verdient dat in cassatie niet met vrucht kan worden geklaagd over de overschrijding van de redelijke termijn als gevolg van het tijdsverloop vòòr de bestreden uitspraak:
a. Wanneer de zaak in laatste feitelijke aanleg in tegenwoordigheid van de verdachte en/of diens raadsman is behandeld en ter terechtzitting een dergelijk verweer niet is gevoerd, (…)
Duur van de redelijke termijn
3.13.1.
De redelijkheid van de duur van een zaak is afhankelijk van onder meer de volgende omstandigheden:
a. De ingewikkeldheid van de zaak. Daartoe kan bijvoorbeeld worden gerekend de omvang van het verrichte onderzoek, waaronder begrepen een gerechtelijk vooronderzoek, alsmede de gelijktijdige berechting van zaken tegen medeverdachten en/of van andere zaken tegen de verdachte.
b. De invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop. Daartoe kan bijvoorbeeld worden gerekend de naleving door de verdachte van wettelijke voorschriften die mede met het oog op de betekening van gerechtelijke stukken in het leven zijn geroepen, en het doen van verzoeken door de verdediging die leiden tot vertraging in de afdoening van de zaak.
c. De wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Daartoe kan bijvoorbeeld worden gerekend de mate van voortvarendheid die in het opsporingsonderzoek, het gerechtelijk vooronderzoek en/of het onderzoek ter terechtzitting is betracht.
(…)
3.14.
Wat betreft de berechting van de zaak in eerste aanleg heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden als onder 3.13.1 vermeld.
3.15.
Een uitzondering dient evenwel te worden aangenomen voor de gevallen waarin
a. de verdachte in verband met de zaak in voorlopige hechtenis verkeert, en/of
b. het strafrecht voor jeugdigen is toegepast.
In zulke gevallen behoort de zaak in eerste aanleg binnen 16 maanden te zijn afgedaan, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden als onder 3.13 vermeld.
3.16.
Voor de berechting van de zaak in hoger beroep geldt het onder 3.12-3.15 gestelde eveneens. Behoudens de onder 3.13 vermelde bijzondere omstandigheden behoort in die procesfase het geding met een einduitspraak te zijn afgerond binnen twee jaar nadat het rechtsmiddel is ingesteld, en binnen 16 maanden indien de verdachte in verband met de zaak in voorlopige hechtenis verkeert en/of het strafrecht voor jeugdigen is toegepast.’
128. Uit de pleitnota blijkt dat de verdediging onder het kopje ‘Ouderdom van de feiten en tijdsverloop’ in de eerste plaats ‘een aantal opmerkingen’ heeft gemaakt over ‘de redelijke termijn in relatie tot de gewijzigde VI-regeling’. Vooropgesteld wordt dat sinds de verweten gedragingen ‘inmiddels ruim 8 jaar verstreken’ zou zijn. Dat er ‘bijzondere omstandigheden zijn geweest waardoor in deze zaak sprake is van tijdsverloop van deze orde’ is volgens de verdediging ‘niet te betwisten’. Het zou evenwel niet voor rekening van de verdachte behoeven te komen ‘dat de zaak pas na de inwerkingtreding van de nieuwe VI-regeling op 1 juli 2021 inhoudelijk wordt afgedaan voor strafbare gedragingen uit 2014, 2015 en 2016’. Ook daar dient volgens de verdediging ‘bij een eventuele strafoplegging rekening mee gehouden te worden’.
129. Naar het mij voorkomt ligt in deze passage geen beroep op schending van het vereiste van berechting binnen een redelijke termijn besloten. Er wordt gesproken over ‘opmerkingen over de redelijke termijn in relatie tot de gewijzigde VI-regeling', dat het tijdsverloop onredelijk lang was wordt evenwel niet beargumenteerd. Er wordt (derhalve) ook niet betoogd dat van een schending sprake is die tot strafvermindering dient te leiden. Strekking van deze passage is (enkel) dat het niet voor rekening van de verdachte zou behoeven te komen dat de zaak pas na inwerkingtreding van de nieuwe VI-regeling inhoudelijk wordt afgedaan. Met die opmerking heeft het hof bij de strafoplegging rekening gehouden.
130. Kennelijk heeft het hof in hetgeen bij randnummer 97 is aangevoerd een beroep gezien op schending van de redelijke termijn in eerste en tweede aanleg. In dat randnummer wordt gesproken over ‘een ruime overschrijding van de redelijke termijn’, ‘pleegdata’ en ‘tijdsverloop’. Het hof brengt eerst het tijdsverloop in eerste aanleg in kaart. Het hof stelt vast dat de redelijke termijn is aangevangen op 12 december 2017, dat de voorlopige hechtenis in januari 2019 is geschorst, en dat de rechtbank op 13 november 2020 vonnis heeft gewezen. Het hof overweegt dat de berechting in eerste aanleg ongeveer 35 maanden in beslag heeft genomen en dat de termijn van 24 maanden derhalve met ongeveer 11 maanden is overschreden. De vraag is volgens het hof ‘of die overschrijding redelijk is’. Bij die afweging zou, zo begrijp ik, (onder meer) ‘de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop’ een rol spelen.
131. Deze overwegingen getuigen naar het mij voorkomt van een onjuiste rechtsopvatting. De enkele omstandigheid dat een berechting (in eerste of tweede aanleg) langer duurt dan 24 maanden brengt niet mee dat de ‘overschrijding’ een gegeven is. Uit de overwegingen van Uw Raad in het overzichtsarrest van 17 juni 2008 volgt dat de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop betrokken dient te worden bij de beoordeling van de duur van de redelijke termijn, die dus ook langer kan zijn dan 24 maanden. Van een overschrijding behoeft, als een langere termijn redelijk is, in het geheel geen sprake te zijn. Over deze onjuiste rechtsopvatting wordt − begrijpelijkerwijs – niet geklaagd; zij vormt als zodanig meen ik ook geen reden tot cassatie.
132. Het hof stelt vervolgens vast dat het gaat om ‘een zeer omvangrijke, complexe zaak’ en brengt het procesverloop in eerste aanleg in kaart. Op basis van die vaststellingen oordeelt het hof ‘dat gezien de aanzienlijke ingewikkeldheid van de zaak, de samenhang van verdachtes zaak met die van met name twee medeverdachten, de onderzoekshandelingen die op verzoek van de verdediging hebben plaatsgevonden, alsmede de twee (toegewezen) verzoeken tot aanhouding van de zaak van de verdediging, nauwelijks sprake is van schending van de redelijke termijn in eerste aanleg’.
133. Uit deze overweging volgt niet dat het hof, zoals de steller van het middel kennelijk meent, een overschrijding van de redelijke termijn van 11 maanden heeft aangenomen. In ’s hofs overwegingen ligt besloten dat het tijdsverloop in de periode die 24 maanden na 12 december 2017 is begonnen in het licht van de door het hof genoemde factoren slechts voor een zeer gering deel als een overschrijding van redelijke termijn kan worden aangemerkt.
134. Het in ’s hofs overwegingen besloten liggende oordeel dat de redelijke termijn in eerste aanleg niet met 11 maanden is overschreden, is niet onbegrijpelijk.29.Daaraan doet niet af dat de verdachte tijdens de berechting in eerste aanleg aanvankelijk in voorlopige hechtenis heeft verkeerd en dat deze later is geschorst, met beperkende voorwaarden. Ik neem daarbij in aanmerking dat uit de vaststellingen van het hof volgt dat de zaak tijdens de berechting in eerste aanleg niet lange tijd heeft stilgelegen. Het onderzoek ter terechtzitting is op 15 maart 2018 aangevangen en het op verschillende terechtzittingen honoreren van onderzoekswensen en aanhoudingsverzoeken heeft tot vertragingen geleid. Tot nadere uitleg was het hof voorts niet gehouden. Ik wijs er in dit verband op dat in de pleitnota niet is beargumenteerd waarom het tijdsverloop een schending van de redelijke termijn in eerste aanleg oplevert. Uit de in randnummer 96 gekozen bewoordingen spreekt eerder begrip voor het tijdsverloop dat met de behandeling van de zaak in eerste aanleg gemoeid was.
135. Het hof heeft vervolgens het procesverloop in hoger beroep in kaart gebracht. Vermeld wordt dat een schriftelijke regieronde is ingelast omdat het voortvarend plannen van een regiezitting vanwege alle verhinderdata ondanks verschillende pogingen daartoe niet mogelijk bleek, dat een tussenarrest is gewezen, dat een aantal verzoeken van de verdediging tot het horen van getuigen door het hof zijn toegewezen en dat de raadsheer-commissaris die getuigen heeft gehoord voordat de inhoudelijke behandeling (op drie zittingsdagen) heeft plaatsgevonden. En dat bijna achttien maanden na het instellen van het hoger beroep arrest wordt gewezen. Het hof overweegt vervolgens dat weliswaar niet binnen zestien maanden arrest is gewezen, maar dat gezien de onderzoekshandelingen die op verzoek van de verdachte hebben plaatsgevonden en de complexiteit van de zaak ook in hoger beroep nauwelijks sprake is van overschrijding van de redelijke termijn.
136. Uit deze overweging volgt niet dat het hof, zoals de steller van het middel kennelijk meent, heeft vastgesteld dat de redelijke termijn in hoger beroep met twee maanden is overschreden. In deze overweging ligt besloten dat het tijdsverloop in hoger beroep in de periode die 16 maanden na het instellen van hoger beroep is begonnen in het licht van de door het hof genoemde factoren slechts voor een zeer gering deel als een overschrijding van redelijke termijn kan worden aangemerkt.
137. Het in ’s hofs overwegingen besloten liggende oordeel dat de redelijke termijn in hoger beroep niet met 2 maanden is overschreden, is niet onbegrijpelijk, de vaststellingen van het hof inzake het procesverloop in aanmerking genomen. Tot nadere uitleg was het hof voorts niet gehouden. Ik wijs er in dit verband op dat in de pleitnota evenmin is beargumenteerd waarom het tijdsverloop een schending van de redelijke termijn in hoger beroep oplevert.
138. Een en ander brengt mee dat ook de klacht dat ’s hofs oordeel dat met de enkele constatering kan worden volstaan onjuist dan wel onvoldoende met redenen omkleed is gelet op (zo begrijp ik) overschrijdingen van de redelijke termijn in eerste aanleg met 11 maanden en in hoger beroep met bijna 2 maanden, faalt. Overschrijdingen van die lengte zijn door het hof niet vastgesteld. Een subsidiaire klacht, die uitgaand van ’s hofs oordeel dat in beide fases de redelijke termijn nauwelijks is overschreden betoogt dat ’s hofs beslissing dat met de enkele constatering kan worden volstaan onjuist is, lees ik in het middel niet. Ik zie ook geen reden om deze subsidiaire klacht in het middel in te lezen; daarbij betrek ik dat het hof is uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting, en uitgaand van een juiste rechtsopvatting mogelijkerwijs in het geheel geen schending van de redelijke termijn had vastgesteld. Aan de vraag of de rechter met de enkele constatering kan volstaan in een situatie waarin in eerste en in tweede aanleg een (zeer) geringe overschrijding van de redelijke termijn is vastgesteld, kom ik dan ook niet toe.30.
139. Het middel faalt.
Bespreking van het twaalfde middel
140. Het twaalfde middel betreft eveneens het vereiste van berechting binnen een redelijke termijn, in het bijzonder de inzendingstermijn in cassatie.
141. Op 20 mei 2022 is namens de verdachte beroep in cassatie is ingesteld. De stukken van het geding zijn op 23 november 2022 op de griffie van de Hoge Raad ontvangen. Dat brengt mee dat de inzendingstermijn in cassatie, die bij een verdachte die zich in voorlopige hechtenis bevindt zes maanden bedraagt, met drie dagen is overschreden. Dat dient in beginsel tot strafvermindering te leiden.
142. Het middel slaagt.
Afronding
143. Het eerste tot en met vijfde middel kunnen onbesproken blijven nu de klachten zijn gericht tegen het tussenarrest van het hof van 11 augustus 2021 en de bestreden uitspraak niet mede berust op de beslissingen in dit tussenarrest. Het zesde tot en met elfde middel falen en kunnen worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende formulering. Het twaalfde middel slaagt. Ik attendeer erop dat het middel niet tot cassatie behoeft te leiden indien de overschrijding van de inzendingstermijn wordt ‘gecompenseerd door een bijzonder voortvarende behandeling van het cassatieberoep’.31.Daar ga ik in het volgende randnummer evenwel niet van uit. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
144. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend voor wat betreft de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 30‑05‑2023
Zie HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1412, NJ 2016/463 m.nt. Schalken.
Kamerstukken II 2022/23, 36 327, nr. 2.
Zie voor andere gevallen waarin sprake was beslissingen die niet als een beslissing als bedoeld in art. 322, vierde lid, Sv werden aangemerkt en waarover deswege niet kon worden geklaagd onder meer HR 1 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1363, NJ 2009/609; HR 29 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ3026, NJ 2011/605 m.nt. Borgers; HR 26 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:917, NJ 2020/265 m.nt. Kooijmans; HR 1 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:813, NJ 2021/219.
Vgl. HR 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1496, NJ 2014/441 m.nt. Borgers, rov. 2.27. Uw Raad bespreekt de toepassing van art. 322, vierde lid, Sv, onder het kopje ‘Terechtzitting na schorsing van het onderzoek’.
Ik merk daarbij op dat een stelsel waarin een regiezitting bij instemming van procespartijen achterwege kan worden gelaten mij niet ondenkbaar lijkt (vgl. B.F. Keulen, Strafrechter en consensualiteit, DD 2014/71, par. 3.3). Dat behoeft dan evenwel een wettelijke regeling.
Vgl. HR 27 november 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB6400; HR 21 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:90.
Vgl. HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576, NJ 2021/173 m.nt. Reijntjes, rov. 2.9.2.
Vgl. HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576, NJ 2021/173 m.nt. Reijntjes, rov. 2.9.3.
Het middel ziet daarbij, zo begrijp ik uit tekst en toelichting, alleen op de afwijzing voor zover verband houdend met vragen die op feit 5 zien.
Vgl. HR 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1496, NJ 2014/441 m.nt. Borgers, rov. 2.5.
Vgl. HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576, NJ 2021/173 m.nt. Reijntjes, rov. 2.9.3.
Vgl. HR 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1496, NJ 2014/441 m.nt. Borgers, rov. 2.5.
Vgl. HR 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1496, NJ 2014/441 m.nt. Borgers, rov. 2.5.
Vgl. HR 27 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC7900, NJ 2008/626 m.nt. Reijntjes, rov. 3.5.
Vgl. HR 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1016, NJ 2017/447 m.nt. Kooijmans, rov. 3.2.2 en 3.2.3.
Vgl. HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576, NJ 2021/173 m.nt. Reijntjes, rov. 2.9.3 en 2.9.5.
Ik wijs ook in dit verband op het eerder genoemde HR 27 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC7900, NJ 2008/626 m.nt. Reijntjes, rov. 3.5.
Vgl. HR 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:963, NJ 2014/156 m.nt. Keulen. Zie nader J. de Hullu, Materieel strafrecht, 8e druk, Deventer: Wolters Kluwer 2021, p. 246 e.v..
Vgl. bijv. HR 17 oktober 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY7770, HR 27 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:133 en HR 30 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1691.
EHRM 15 december 2011, nrs. 26766/05 en 22228/06, Al-Khawaja and Tahery v. the United Kingdom, rov. 131.
Vgl. HR 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1016, NJ 2017/447 m.nt. Kooijmans, rov. 3.2.3.
EHRM 15 december 2011, nrs. 26766/05 en 22228/06, Al-Khawaja and Tahery v. the United Kingdom.
EHRM 15 december 2015, nr. 9154/10, Schatschaschwili v. Duitsland, rov. 107-118.
Vgl. HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576, NJ 2021/173 m.nt. J.M. Reijntjes, rov. 2.12.2 en (in een andere feitelijke context) HR 24 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:68, NJ 2023/119 m.nt. N. Jörg, rov. 2.5. Zie verder B. de Wilde, ‘Het recht getuigen in strafzaken te ondervragen anno 2017’, Ars Aequi, 2017, p. 787.
Vgl. in dat verband EHRM 15 december 2011, nrs. 26766/05 en 22228/06, Al-Khawaja and Tahery v. the United Kingdom, rov. 156.
HR 11 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9130, NJ 2006/393 m.nt. Buruma, rov. 3.7.1.
HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578, NJ 2008/358 m.nt. Mevis.
Vgl. de conclusie van A-G Hofstee onder 49 vóór HR 11 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:533 (art. 81, eerste lid, RO). Hofstee achtte het impliciete oordeel van het hof dat geen sprake was van schending van de redelijke termijn in eerste aanleg niet onbegrijpelijk in het licht van de omvang van het onderzoek en nadere onderzoekshandelingen.
Vgl. in dat verband HR 9 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:197.
HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578, NJ 2008/358 m.nt. Mevis, rov. 3.5.2. Vgl. in dit verband HR 7 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:885, waarin de verdachte niet voorlopig gehecht (of minderjarig) was en de inzendtermijn met een dag overschreden was.
Beroepschrift 28‑01‑2023
Aan de Hoge Raad der Nederlanden
te Den Haag
Griffienummer: S 22/01861
Betekening aanzegging: 1 december 2022
Cassatieschriftuur
Inzake:
[verdachte]
gedetineerd te [plaats],
verdachte,
advocaten: R.J. Baumgardt en S. van den Akker
dossiernummer: D20220229
Edelhoogachtbare Heren, Vrouwen:
Inleiding
Ondergetekenden, als daartoe door de verdachte bijzonder gevolmachtigd, R.J. Baumgardt en S. van den Akker, advocaten te Rotterdam, hebben hierbij de eer aan u Edelhoogachtbaar College te doen toekomen een schriftuur van cassatie ten vervolge op het door [verdachte], ingestelde beroep in cassatie tegen het arrest van het Gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden d.d. 16 mei 2022, en alle beslissingen die door het hof ter terechtzitting(en) zijn genomen.
In genoemd arrest heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 102 maanden. Het hof heeft tevens een beslissing genomen op de vordering van benadeelde partij [betrokkene 34] en heeft ten gunste van [betrokkene 123] de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Korte samenvatting van de zaak:
Onderhavige zaak betreft de verdenking van verschillende feiten naar aanleiding van het afluisteren van het clubhuis van voormalige motorclub No Surrender in Emmen.
In de cassatieschriftuur worden twaalf middelen van cassatie voorgesteld. Ten behoeve van de leesbaarheid van de schriftuur zullen deze middelen in onderstaande leeswijzer eerst kort worden aangeduid.
Leeswijzer
Middel I komt op tegen de afwijzing van het verzoek tot het horen van de getuige [slachtoffer 1] en komt op tegen het kennelijke oordeel van het hof dat [slachtoffer 1] geen verklaring in het vooronderzoek heeft afgelegd en om deze reden niet moet worden beschouwd als een ‘Keskin-getuige’. Het middel klaagt er daarnaast over dat uit de beslissing van het hof niet (voldoende) kan blijken dat het hof bij de beoordeling van het verzoek de juiste maatstaf heeft gehanteerd, terwijl daarmee ook niet kan worden aangenomen dat het hof in voldoende mate heeft doen blijken welke gevolgen moeten worden verbonden aan de omstandigheid dat de verdediging, ondanks het nodige initiatief daartoe, geen gebruik heeft kunnen maken van de mogelijkheid om de relevante getuige in enig stadium van het geding te (doen) ondervragen en voldaan is aan de eisen die art. 6 EVRM stelt. Het middel komt ook op tegen het kennelijke oordeel van het hof dat verdachte voldoende compensatie zou zijn geboden doordat het hof verdachte in de gelegenheid heeft gesteld de getuige [betrokkene 102] te horen. Het middel komt ook op tegen het oordeel van het hof dat de getuige niet van belang is zijn voor enige in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.
Middel II komt op tegen de afwijzing van het verzoek tot het horen van de getuige [slachtoffer 2] en klaagt over het oordeel van het hof dat het horen van [slachtoffer 2] niet noodzakelijk is.
Middel III komt op tegen de afwijzing van het verzoek tot het horen van de getuige [betrokkene 105] en klaagt erover dat uit de beslissing van het hof niet (voldoende) kan blijken dat het hof bij de beoordeling van het verzoek de juiste maatstaf heeft gehanteerd. Het middel klaagt eveneens erover dat het hof niet in voldoende mate heeft doen blijken welke gevolgen moeten worden verbonden aan de omstandigheid dat de verdediging, ondanks het nodige initiatief daartoe, geen gebruik heeft kunnen maken van de mogelijkheid om de relevante getuige in enig stadium van het geding te (doen) ondervragen en voldaan is aan de eisen die art. 6 EVRM stelt. Het middel komt ook op tegen het oordeel van het hof dat de getuige niet van belang is zijn voor enige in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.
Middel IV komt op tegen de afwijzing van het verzoek tot het horen van de getuige [betrokkene 87] en klaagt erover dat uit de beslissing van het hof niet (voldoende) kan blijken dat het hof bij de beoordeling van het verzoek de juiste maatstaf heeft gehanteerd. Het middel komt ook op tegen het oordeel van het hof dat de getuige niet van belang is zijn voor enige in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.
Middel V komt op tegen de afwijzing van het verzoek tot het horen van de getuigen [betrokkene 89] en [betrokkene 90] en klaagt erover dat uit de beslissing van het hof niet (voldoende) kan blijken dat het hof bij de beoordeling van het verzoek de juiste maatstaf heeft gehanteerd. Het middel komt ook op tegen het oordeel van het hof dat de getuigen niet van belang kunnen zijn voor enige in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.
Middel VI heeft betrekking op feit 5 en komt op tegen het oordeel van het hof dat verdachte [slachtoffer 2] heeft mishandeld en [slachtoffer 2] daarvan pijn en/of letsel heeft ondervonden. Ook komt het op tegen het oordeel van het hof dat de hesjes geen clubeigendom zijn en het oordeel van het hof dat er een causaal verband is tussen het geweld en het afgeven van het hesje bestaat.
Middel VII heeft betrekking op feit 6 en wordt erover geklaagd dat met betrekking tot [slachtoffer 3] niet kan worden aangenomen dat het hof in voldoende mate heeft doen blijken welke gevolgen moeten worden verbonden aan de omstandigheid dat de verdediging, ondanks het nodige initiatief daartoe, geen gebruik heeft kunnen maken van de mogelijkheid om de relevante getuige in enig stadium van het geding te (doen) ondervragen en voldaan is aan de eisen die art. 6 EVRM stelt. Ook wordt geklaagd over het bewijs van pijn en/of letsel. Geklaagd wordt ook over de bewezenverklaring van voorbedachte raad. Daarbij klaagt middel 8 erover dat de kwalificatiebeslissing van het hof van een onjuiste rechtsopvatting.
Middel VIII heeft betrekking op feit 8 en klaagt erover dat de bewezenverklaring gebreken vertoont en/of niet uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid. Daarbij klaagt het middel erover dat de kwalificatiebeslissing van het hof van een onjuiste rechtsopvatting getuigt en/of onbegrijpelijk is.
Middel IX heeft betrekking op feit 11 waarin is bewezenverklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld jegens [betrokkene 16]. Het middel komt op tegen het oordeel van het hof, dat de betrokkenheid van verdachte bij de diefstal met geweld niet in beslissende mate op de verklaring van [betrokkene 16] is gebaseerd, maar in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen waarbij het steunbewijs ook betrekking heeft op die onderdelen van de verklaring van [betrokkene 16] die door verdachte zijn betwist is. De klacht luidt dat dat oordeel onjuist althans onbegrijpelijk is. Daarnaast wordt er in dit middel geklaagd over dat het hof de bewezenverklaring heeft aangenomen op grond van de door de verdachte betwiste verklaringen van [betrokkene 16] zonder dat de verdediging deze getuige heeft kunnen ondervragen, terwijl het hof geen blijk ervan heeft gegeven te hebben nagegaan of de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces. Tot slot klaagt het middel erover dat het hof niet (in voldoende mate) heeft gerespondeerd op hetgeen de verdediging heeft aangevoerd in het kader van de betrouwbaarheid van [betrokkene 16].
Middel X heeft betrekking op feit 12 waarin is bewezenverklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het leidinggeven aan een criminele organisatie. Het middel klaagt erover dat het oordeel van het hof dat verdachte als leider heeft deelgenomen aan een organisatie die oogmerk heeft gehad op het plegen van misdrijven niet zonder meer begrijpelijk is.
Middel XI betreft de schending van de redelijke termijn in feitelijke aanleg en komt op tegen het oordeel van het hof dat met de enkele constatering van de schending van de redelijke termijn kan worden volstaan.
Middel XII betreft de schending van de redelijke termijn in de cassatiefase.
Middelen van cassatie
Als gronden van cassatie hebben ondergetekenden de eer voor te dragen:
Middel I
Schending van het recht en/of verzuim van vormen, waarvan de niet-naleving met nietigheid wordt bedreigd, althans zodanige nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vormen, in het bijzonder de art. 6 en 13 EVRM alsmede 263, 264,287, 288, 359, 410, 415 en 418 Sv, en wel om het navolgende:
In het vonnis heeft de rechtbank ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde bewezen verklaard dat verdachte (verkort zakelijk weergegeven) in februari 2015, te Emmen en/of elders in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld een persoon, te weten [slachtoffer 1], in verband met een zakelijk geschil of een lopend faillissement, te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan die persoon, zich jegens die [slachtoffer 1] heeft gepresenteerd als de leider/lid van No Surrender en gebruikmakend van de reputatie van No Surrender en als optredend voor [betrokkene 102] met een incasso, en die [slachtoffer 1] meermalen telefonisch heeft benaderd en heeft geëist dat die [slachtoffer 1] over een zakelijke geschil met die [betrokkene 102] tot overeenstemming diende te komen, en die [slachtoffer 1] intimiderende én beledigende en bedreigende woorden heeft toegevoegd zodoende die [slachtoffer 1] (steeds meer) onder druk gezet om (snel) tot (financiële) overeenstemming te komen met die [betrokkene 102] en/of toe te zeggen om die [betrokkene 102] (conform diens eisen) te gaan betalen, en aldus door zich te presenteren als de leider/een lid van No Surrender en gebruik te maken van de reputatie van No Surrender en door de intimiderende en beledigende manier van spreken jegens die [slachtoffer 1] bij die [slachtoffer 1] de vrees heeft opgewekt dat verdachte geweld zou gaan toepassen of door anderen zou doen/laten toepassen indien niet aan de eisen van verdachte zou worden voldaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Ten behoeve van de bewezenverklaring heeft de rechtbank een verklaring van de heer [betrokkene 102] gebruikt waarin deze verklaart van [slachtoffer 1] te hebben gehoord dat verdachte hem heeft bedreigd over een vordering die [betrokkene 102] had tegenover [slachtoffer 1].
Door de verdediging is bij appelschriftuur verzocht tot het horen van [slachtoffer 1] als getuige terzake van feit 3.
Het hof heeft het verzoek tot het horen van getuige [slachtoffer 1] afgewezen en daartoe overwogen/geoordeeld dat [slachtoffer 1] geen verklaring heeft afgelegd; dat een ander, te weten [betrokkene 102] wel een verklaring heeft afgelegd waarin [betrokkene 102] vertelt over hetgeen [slachtoffer 1] hem heeft medegedeeld; de rechtbank die verklaring van [betrokkene 102] voor het bewijs heeft gebruikt en dat het hof daarin en in de gegeven motivering van het verzoek aanleiding ziet de verdediging wel de gelegenheid te bieden [betrokkene 102] over het onder 3 tenlastegelegde feit te bevragen, maar [slachtoffer 1] niet zodat hof bepaalt dat [betrokkene 102] ook in de zaak van verdachte als getuige zal worden gehoord en het hof een verhoor van [slachtoffer 1] niet van toegevoegde waarde en niet van belang acht voor enige in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.
Voor zover het hof van oordeel is geweest dat [slachtoffer 1] geen verklaring in het vooronderzoek heeft afgelegd en om deze reden niet moet worden beschouwd als een ‘Keskin-getuige’ is dat oordeel onjuist. Dat de verklaring door een getuige tegenover een andere getuige is afgelegd doet er immers niet aan af dat de verklaring als een belastende verklaring in de zin van art. 6 EVRM moet worden aangemerkt. De gelegenheid waarbij de persoon zijn verklaring heeft afgelegd, is eveneens niet van belang voor het antwoord op de vraag of het een belastende getuigenverklaring in de zin van art 6 lid 3 EVRM betreft.
Voor zover het hof van oordeel is dat verdachte voldoende compensatie is geboden doordat het hof verdachte in de gelegenheid heeft gesteld de getuige [betrokkene 102] te horen is dat oordeel onjuist althans onbegrijpelijk nu de verdediging de getuige [slachtoffer 1] heeft willen ondervragen omtrent een bij de getuige [slachtoffer 1] zelf ondervonden gevoel waarover de getuige [betrokkene 102] niets heeft kunnen verklaren en het hof ook bewezen heeft verklaard dat verdachte [slachtoffer 1] door bedreiging met geweld heeft gedwongen. Voorts kan -anders dan het hof heeft geoordeeld-niet worden gezegd dat het horen van de getuige [slachtoffer 1] niet van toegevoegde waarde is en evenmin van belang is voor enige in het kader van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering te nemen beslissing. Aan het verzoek is immers ten grondslag gelegd dat de verklaring van [slachtoffer 1] belastend is voor de verdachte en dat de verdachte hem wil bevragen over de door verdachte jegens hem verrichte gedragingen terwijl de verklaring door de rechtbank (en het hof) voor het bewijs is gebruikt en de verdachte niet in de gelegenheid is gesteld om het ondervragingsrecht ten aanzien van deze getuige uit te oefenen. Daarmee doet zich hier het geval voor waarin het belang bij het oproepen en horen van de getuige moet worden voorondersteld, terwijl de door het hof bij de afwijzing van het verzoek in aanmerking genomen gronden en ook wat is aangevoerd ter onderbouwing van het verzoek, niet met zich brengen dat dit belang in deze zaak ontbreekt.
Het arrest, althans de bewezenverklaring dient dan ook te worden vernietigd.
Toelichting
1.1
De verdachte is bij vonnis van de meervoudige kamer van de Rechtbank Noord-Nederland van 13 november 2020 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren. In het vonnis heeft de rechtbank ten aanzien van het aan verdachte onder feit 3 tenlastegelegde bewezen verklaard, dat:
- ‘3.
hij in februari 2015, te Emmen en/of elders in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld een persoon, te weten [slachtoffer 1], in verband met een zakelijk geschil of een lopend faillissement, te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan die persoon,
- —
zich jegens die [slachtoffer 1] heeft gepresenteerd als de leider/lid van No Surrender en gebruikmakend van de reputatie van No Surrender en als optredend voor [betrokkene 102] met een incasso, en
- —
die [slachtoffer 1] meermalen telefonisch heeft benaderd en heeft geëist dat die [slachtoffer 1] over een zakelijke geschil met die [betrokkene 102] tot overeenstemming diende te komen, en -die [slachtoffer 1] intimiderende en beledigende en bedreigende woorden heeft toegevoegd, te weten:
- —
‘Ik ga rustig voor jou drie maand weg of nou een jaar of wat dan ook. Ga met deze meneer netjes doen joh, idioot ’, en
- —
‘Je bent gewoon een schoft geweest, jongen, flikker. Je bent een kankerflikker’, en
- —
‘Als je dat niet netjes oplost met [betrokkene 102] dan ga ik je volgen tot in het graf: Echt waar’, en
- —
‘Ik laat niet los. Ik ben geen pipo de clown, Je bent een kankeroplichter’, en
- —
‘Je hebt de verkeerde man getroffen op dat gebied. Ik laat niet los’, en
- —
‘Dan ben je nu toch vieze dikke tyfuslijders allemaal of niet. Luister deze man ga je niet voor dit geld in de schuld zetten, dat ga je niet doen’, en
- —
‘Je bent gewoon een dikke flapdrol’, en
- —
zodoende die [slachtoffer 1] (steeds meer) onder druk gezet om (snel) tot (financiële) overeenstemming te komen met die [betrokkene 102] en/of toe te zeggen om die [betrokkene 102] (conform diens eisen) te gaan betalen, en
- —
aldus door zich te presenteren als de leider/een lid van No Surrender en gebruik te maken van de reputatie van No Surrender en door de intimiderende en beledigende manier van spreken jegens die [slachtoffer 1] bij die [slachtoffer 1] de vrees heeft opgewekt dat verdachte geweld zou gaan toepassen of door anderen zou doen/laten toepassen indien niet aan de eisen van verdachte zou worden voldaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;’
1.2
Als bewijsmiddel heeft de rechtbank onder meer gebruikt:
- ‘5.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 december 2017 opgenomen op pagina 1203 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [betrokkene 102]:
[slachtoffer 1] deed het dagelijkse bestuur van [B]. De [B] ging failliet, ik ging erin voor 200.000 euro. Ergens in 2015 heb ik telefonisch contact gehad met [verdachte]. Wij hebben toen een afspraak gemaakt. We hebben gesproken over de incasso. Ik kan mij nog herinneren dat [slachtoffer 1] mij heeft gebeld. [slachtoffer 1] heeft mij toen verteld dat hij was gebeld door [verdachte]. En dat [verdachte] hem had bedreigd. Natuurlijk zal dit geweest zijn over de vordering die ik had tegenover [slachtoffer 1].’
1.3
In het vonnis heeft de rechtbank onder meer overwogen:
‘De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing. Ook bij dit feit verwijst verdachte naar de motorclub en laat hij [slachtoffer 1] onder meer op een intimiderende manier weten dat hij een jaar voor [slachtoffer 1] weg gaat. Onder verwijzing naar hetgeen hieromtrent bij de voorgaande feiten is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van dreiging met geweld. [slachtoffer 1] heeft ook tegenover [betrokkene 102] verklaard dat hij is bedreigd door [verdachte]. Dat bij [slachtoffer 1] daadwerkelijk vrees is ontstaan dat [verdachte] ook geweld zou gaan toepassen, blijkt naar het oordeel van de rechtbank ook uit — het feit dat [slachtoffer 1] geen verklaring wenst af te leggen bij de politie omdat hij naar eigen zeggen voor zichzelf kiest en omdat hij vrouw en kind heeft. Er is geen bewijs dat verdachte dit feit in vereniging heeft gepleegd, zodat voor dat onderdeel vrijspraak volgt.’
1.4
Op 25 november 2020 is er namens de verdachte hoger beroep ingesteld door zijn raadsman, mr. R.J.H. van der Wal, advocaat te Hengelo.
1.5
Op 8 december 2020 is er door de raadsman van de verdacht (tijdig) een appelschriftuur ingediend. Hierin is onder meer verzocht [slachtoffer 1] te horen als getuige. Daartoe is aangevoerd:
‘Motivering getuige zaak 3.7 ([slachtoffer 1])
Cliënt ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan het tenlastegelegde. Tussen cliënt en getuige [slachtoffer 1] is blijkens het dossier telefonisch contact geweest. De inhoud van deze gesprekken is door de rechtbank gekwalificeerd als poging tot afpersing en dreiging met geweld. De getuige heeft echter geen aangifte gedaan. In het vonnis wordt hiervoor als reden genoemd dat de getuige ‘voor zichzelf kiest en omdat hij vrouw en kind heeft’ (pagina 3). Uit het afgeluisterde gesprek lijkt echter naar voren te komen dat sprake was van een misverstand; met de uitspraak ‘ik volg je tot aan je graf’ werd door cliënt niet gedoeld op het mogelijk toepassen van geweld, maar refereerde hij aan de vasthoudendheid waarmee een deurwaarder een vordering tracht te innen. Dit is ook zo uitgesproken tijdens het volgende gesprek met de getuige. De verdediging wenst de getuige dan ook de vraag te stellen of hij de vrees had dat cliënt geweld zou gaan toepassen.’
1.6
Uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep volgt dat het hof een aantal schriftelijke rondes heeft gelast teneinde na te gaan of de bij appelschriftuur gedane verzoeken zouden worden gehandhaafd. Nadat de verdediging had aangegeven het verzoek ten aanzien van (onder meer) de getuige [slachtoffer 1] te handhaven heeft het hof bij tussenarrest van 1 augustus 2021 met betrekking tot het verzoek strekkende tot het horen van [slachtoffer 1], als volgt beslist en overwogen:
‘Feit 3
3. [slachtoffer 1]
De verdediging heeft ter motivering van het verzoek aangevoerd dat de verdediging de getuige de vraag wil stellen of hij de vrees had dat verdachte geweld zou gaan toepassen. Het hof stelt voorop dat [slachtoffer 1] geen verklaring heeft afgelegd in het vooronderzoek of anderszins. [slachtoffer 1] heeft aldus geen aangifte gedaan. Het hof stelt voorts vast dat [betrokkene 102] — die in de zaak van medeverdachte [betrokkene 93] als getuige zal worden gehoord — wel een verklaring heeft afgelegd over het onder 3 tenlastegelegde feit. In die verklaring vertelt [betrokkene 102] over hetgeen [slachtoffer 1] hem heeft meegedeeld. De rechtbank heeft deze verklaring van [betrokkene 102] voor het bewijs gebruikt. Het hof ziet daarin en in de gegeven motivering van het verzoek aanleiding de verdediging wel de gelegenheid te bieden [betrokkene 102] over het onder 3 tenlastegelegde feit te bevragen, maar [slachtoffer 1] niet. Om die reden bepaalt het hof dat [betrokkene 102] ook in de zaak van verdachte als getuige zal worden gehoord.
Gelet op het voorgaande acht het hof het horen van de getuige [slachtoffer 1] niet van toegevoegde waarde en evenmin van belang voor enige in het kader van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering te nemen beslissing.’
1.7
In het arrest d.d. 16 mei 2022 heeft het hof arrest gewezen. In het arrest heeft het hof onder meer het onder feit 3 tenlastegelegde bewezen verklaard. Als bewijsmiddelen heeft het hof onder meer gebezigd:
‘Feit 3
(…)
- 3.
Een schriftelijk bescheid, te weten een uitwerking van een afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek, opgenomen op pagina 1358 (map 4Vvan voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Datum: 05-02-2015 17:03:43
Beller. [telefoonnummer 14], naam: [verdachte]
Gebelde: [telefoonnummer 15], naam: [slachtoffer 1]
[slachtoffer 1]: Met [slachtoffer 1].
[verdachte]: He [slachtoffer 1] nog een keer met mij. (…) Luister, mijn man, meneer [betrokkene 102], was te goeder trouw toch of niet?
[slachtoffer 1]: Ja.
[verdachte]: Regel het dan gewoon jongen. Dat meen ik echt, want ik laat niet los, geloof mij, ik laat niet los.
[slachtoffer 1]: Dat heb ik al wel begrepen, ja.
[verdachte]: Ik laat niet los jongen, meen ik echt. (…) Luister ik ben daar helemaal., daar ben ik zo woest over, over dat hele ding. Maar luister ik laat niet los. (…) Ik kom uit een heel andere streek weg als jou. Maar ik zal je vertellen, ook daar kan je gewoon vragen wie ik ben he. (…) Maarjij gaat het gewoon regelen met [betrokkene 102]. (…) Je bent net zo'n stel kankerflikkers (…) Maar ik zal je vertellen ik heb deze opdracht gekregen en ik ga deze opdracht gewoon afmaken. Zo simpel is het, ja? Je mag erbij halen wie je erbij halen wil. Je mag doen watje doetje mag aangifte doen wat je ook doet, ook de politie luistert mee, dat weet ik gewoon. Iedereen mag mee doen die mee wil doen. Maar ik zal je vertellen: ik laat dit niet rusten. Dat meen ik echt. Ik laat dit niet rusten.
[slachtoffer 1]: Dat had ik al begrepen ja.
- 4.
Een schriftelijk bescheid, te wetert een uitwerking van een afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek, opgenomen op pagina 1361 (map 4) van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Datum: 05-02-2015 19:20:21
Beller: [telefoonnummer 14], naam: [verdachte]
Gebelde: [telefoonnummer 15], naam: [slachtoffer 1]
(…) [slachtoffer 1]: Ik ga er nou melding maken van dat ik aangifte ga doen van bedreiging. (…)
[verdachte]: Je bent gewoon een dikke flapdrol. (. …) en de politie luistert gewoon mee. Deze telefoon Wordt gewoon getapt, deze telefoon wordt gewoon getapt, elke dag.
- 5.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 december 2017 opgenomen op pagina 1203 e.v. (map 4) van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 102]:
Het is mij bekend dat [betrokkene 93] omgaat met [verdachte]. (…) Ik ben ook wel eens bij [betrokkene 93] op kantoor in [b-plaats] geweest waar ik iemand trof met een hesje aan. Dit was de eerste keer. Dit kwam bij mij schokkend over. Later heb ik [verdachte] ook wel eens op het kantoor van [betrokkene 93] in [c-plaats] ontmoet. (…) Het is best wel intimiderend als je zo iemand treft. Het uiterlijk van de persoon [verdachte] is intimiderend. (…)
Eind 2014 was dat de tijd de [B] failliet ging. (…)[slachtoffer 1] deed het dagelijkse bestuur van [B]. De [B] ging failliet, ik ging erin voor 200.000 euro. (…) Ik kwam hierover in gesprek met [betrokkene 93]. [betrokkene 93] wist wel een iemand om dat te regelen. (…) [betrokkene 93] vertelde mij dat hijzelf al eens gebruik had gemaakt van deze persoon.
Deze persoon was [verdachte] van de MC No Surrender dit wist ik later. [betrokkene 93] vertelde mij dat [verdachte] voor hem al twee keer een incasso tot een goed einde had gebracht. Met [slachtoffer 1] (het hof begrijpt steeds: [slachtoffer 1]) kwam ik niet tot een oplossing voor die € 200.000,-. (…) Eenmalig heb ik [verdachte] ingeschakeld en de opdracht gegeven om het bedrag van € 200.000 (het hof begrijpt: te laten betalen). Dit is niet gelukt is was daar vroegtijdig mee gestopt. De reden hiervoor is dat ik door [slachtoffer 1] werd gebeld [slachtoffer 1] vertelde mij dat hij bedreigd was Wat [slachtoffer 1] mij vertelde is dat hij bedreigd werd door ene [verdachte] (…) Het boezemde [slachtoffer 1] wel angst in. [slachtoffer 1] vertelde mij dat hij de politie had ingelicht over het gebeurde en ik zou daar de gevolgen van moeten dragen. Ergens in 2015 heb ik telefonisch contact gehad met [verdachte]. Wij hebben toen een afspraak gemaakt bij Van der Valk in Klazienaveen. (…) We hebben gesproken over de incasso. (…) Wij maakten de afspraak dat [verdachte], [slachtoffer 1] zou bellen i.v.m. de incasso van de 2 ton die ik nog tegoed had van [slachtoffer 1]. [verdachte] vroeg mij € 4000,- als de incasso uiteindelijk zou lukken. [slachtoffer 1] had mij overstuur gebeld, dat hij bedreigd was door [verdachte] over de telefoon (…) O: 15 januari 2015 (…) ik kan mij herinneren dat dit gesprek heeft plaatsgevonden. Ik zat er met [betrokkene 93] en even later kwam [verdachte]. (…) Ik had alleen een afspraak met [betrokkene 93]. Ik wist niet dat [verdachte] zou verschijnen. (…)
Ik kan mij nog herinneren dat [slachtoffer 1] mij heeft gebeld. [slachtoffer 1] heeft mij toen verteld dat hij was gebeld door [verdachte]. En dat [verdachte] hem had bedreigd. Natuurlijk zal dit geweest zijn over de vordering die ik had tegenover [slachtoffer 1]. Ik heb later [verdachte] voor zijn incasso in Wezep bij de BP pomp getroffen en hem € 2000,- betaald voor dat ene telefoontje naar [slachtoffer 1]. (…) Ik moet u wel mededelen dat ik toch wel bang ben voor represailles van de club van [verdachte].
(…)’
1.8
Uit het verhandelde ter terechtzitting, het vonnis en het arrest volgt dat de rechtbank en het hof voor het bewijs redengevend hebben geacht een door de getuige [betrokkene 102] afgelegde verklaring omtrent hetgeen een ander aan deze getuige heeft verteld, terwijl die ander, de bron, niet door of namens de verdachte of zijn raadsman is gehoord en het hof het verzoek tot het horen van de bron die de verdachte belastende verklaring heeft afgelegd heeft afgewezen.
1.9
De uitspraak van het EHRM in de zaak Keskin heeft tot gevolg dat in bepaalde gevallen het belang bij het oproepen en horen van een getuige moet worden voorondersteld, zodat van de verdediging geen nadere onderbouwing van dit belang mag worden verlangd. Dat is aan de orde als het verzoek betrekking heeft op een getuige ten aanzien van wie de verdediging het ondervragingsrecht nog niet heeft kunnen uitoefenen, terwijl deze getuige al — in het vooronderzoek of anderszins — een verklaring heeft afgelegd met een belastende strekking. Het gaat dan om een verklaring die door de rechter voor het bewijs van het tenlastegelegde feit zou kunnen worden gebruikt of al is gebruik.1. In het Nederlandse stelsel, waarin het onderzoek ter terechtzitting zich concentreert op de beoordeling van de bevindingen uit het vooronderzoek, is het van belang dat al voor de aanvang van het onderzoek ter terechtzitting gelegenheid bestaat voor de uitoefening van het ondervragingsrecht. In dit verband zijn in het bijzonder van belang de mogelijkheden van het horen van getuigen door de rechter-commissaris of de raadsheer-commissaris in aanwezigheid van in ieder geval de raadsman en op zijn verzoek in beginsel ook de verdachte. Dat vergt volgens de Hoge Raad dat bij de gerechten voldoende capaciteit beschikbaar is voor het langs deze wegen horen van getuigen.2. De rechter zal voorts voordat hij einduitspraak doet, moeten nagaan of de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces. Zo nodig zal hij hetzij ambtshalve alsnog overgaan tot het oproepen en het horen van (een) getuige(n), hetzij bij zijn beslissing over de bewezenverklaring onder ogen moeten zien of en zo ja, welke gevolgen moeten worden verbonden aan de omstandigheid dat de verdediging, ondanks het nodige initiatief daartoe, geen gebruik heeft kunnen maken van de mogelijkheid om de relevante getuige(n) in enig stadium van het geding te (doen) ondervragen.3.
1.10
Voor zover het hof van oordeel is geweest dat [slachtoffer 1] geen verklaring in het vooronderzoek heeft afgelegd en om deze reden niet moet worden beschouwd als een ‘Keskin-getuige’ is dat oordeel onjuist. Dat de verklaring door een getuige tegenover een andere getuige is afgelegd doet er immers niet aan af dat de verklaring als een belastende verklaring in de zin van art. 6 EVRM moet worden aangemerkt. Dikwijls stelt het EHRM namelijk vast dat een verklaring als getuigenverklaring in de zin van artikel 6 lid 3 sub d EVRM moet worden aangemerkt, omdat de verklaring voor het bewijs is gebruikt. Uit beslissingen van het EHRM in concrete zaken blijkt dat niet alleen de getuige die tijdens de terechtzitting een verklaring heeft afgelegd, als getuige wordt aangemerkt. Ook het slachtoffer kan worden beschouwd als getuige, evenals de persoon die aangifte heeft gedaan, de benadeelde partij, de medeverdachte, de kroongetuige, de infiltrant en de opsporingsambtenaar die een proces-verbaal heeft opgemaakt. Een voorwaarde daarvoor is steeds dat de desbetreffende persoon een verklaring heeft afgelegd die voor het bewijs is gebruikt. De gelegenheid waarbij de persoon zijn verklaring heeft afgelegd, is niet van belang voor het antwoord op de vraag of het een getuigenverklaring betreft. Zo hoeft een bij de politie afgelegde verklaring niet per se tijdens een formeel verhoor te zijn afgelegd, maar kan dat ook een herkenning tijdens een confrontatie betreffen. Of de verklarende persoon al dan niet als getuige is beëdigd, maakt geen verschil voor de vraag of hij als getuige wordt beschouwd. Vaak overweegt het EHRM dat een bepaalde persoon als getuige moet worden aangemerkt, omdat ‘the national courts took account of his statements’. De wijze waarop de rechter kennis neemt van de verklaring heeft evenmin invloed op de vraag of de verklarende persoon als getuige moet worden aangemerkt. Een getuige kan ter zitting een verklaring afleggen, maar ook wanneer zijn verklaring op schrift is gesteld4. of op video is opgenomen5. beschouwt het EHRM hem als getuige. Gelet hierop kan het arrest niet in stand blijven.
1.11
Uit het verhandelde ter terechtzitting volgt voorts dat het verzoek bij appelschriftuur is gedaan en dat de verdediging nadien ter terechtzitting van 13 juli 2021 heeft aangegeven bij het verzoek te persisteren. Uit de beslissing van het hof blijkt niet, althans niet voldoende dat het hof bij de beoordeling van het verzoek de juiste maatstaf heeft gehanteerd (het verdedigingsbelang) zodat ook om deze reden het arrest niet in stand kan blijven.6. Gelet hierop kan ook niet worden aangenomen dat het hof in voldoende mate heeft doen blijken welke gevolgen moeten worden verbonden aan de omstandigheid dat de verdediging, ondanks het nodige initiatief daartoe, geen gebruik heeft kunnen maken van de mogelijkheid om de relevante getuige in enig stadium van het geding te (doen) ondervragen en voldaan is aan de eisen die art. 6 EVRM stelt. Voor zover het hof van oordeel is dat verdachte voldoende compensatie zou zijn geboden doordat het hof verdachte in de gelegenheid heeft gesteld de getuige [betrokkene 102] te horen is dat oordeel ook nog eens onjuist althans onbegrijpelijk nu de verdediging de getuige [slachtoffer 1] heeft willen ondervragen omtrent een bij de getuige [slachtoffer 1] zelf ondervonden/waargenomen omstandigheid waarover de getuige [betrokkene 102] niets heeft kunnen verklaren en het hof ook bewezen heeft verklaard dat verdachte [slachtoffer 1] door bedreiging met geweld heeft gedwongen. Voorts kan dus ook niet -anders dan het hof heeft geoordeeld- worden gezegd dat het horen van de getuige [slachtoffer 1] niet van toegevoegde waarde is en evenmin van belang is voor enige in het kader van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering te nemen beslissing. Aan het verzoek is immers ten grondslag gelegd dat de verklaring van [slachtoffer 1] belastend is voor de verdachte en dat de verdachte hem wil bevragen over de door verdachte jegens hem verrichte gedragingen terwijl de verklaring door de rechtbank (en het hof) voor het bewijs is gebruikt en de verdachte niet in de gelegenheid is gesteld om het ondervragingsrecht ten aanzien van deze getuige uit te oefenen. Daarmee doet zich hier het geval voor waarin het belang bij het oproepen en horen van de getuige moet worden voorondersteld, terwijl de door het hof bij de afwijzing van het verzoek in aanmerking genomen gronden en ook wat is aangevoerd ter onderbouwing van het verzoek, niet met zich brengen dat dit belang in deze zaak ontbreekt.7.
1.12
Het arrest, althans de bewezenverklaring dient dan ook te worden vernietigd.
Middel II
In het vonnis heeft de rechtbank onder meer bewezen verklaard, dat de verdachte (feit 5) op 7 januari 2017 te Emmen met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld een persoon, te weten [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot afgifte van een hesje of jack, geheel toebehorende aan die persoon, welk geweld hierin bestond dat verdachte die persoon meermalen heeft gestompt en/of geslagen.
De rechtbank heeft voor het bewijs onder meer een uitwerking van een OVC-gesprek gebezigd. In het vonnis heeft de rechtbank onder meer overwogen dat uit dit OVC-gesprek kan volgen dat [slachtoffer 2] door de verdachte is gestompt/geslagen en dat uit de reactie van het slachtoffer daarop volgt dat hij pijn heeft gehad. De rechtbank heeft voorts overwogen dat het handelen naar zijn aard wederrechtelijk is en de vraag of het hesje clubeigendom niet van belang is. De rechtbank heeft de verklaring van [slachtoffer 2] belastend uitgelegd.
De verdediging heeft in hoger beroep verzocht [slachtoffer 2] als getuige te horen. Daartoe is aangevoerd dat deze getuige uitdrukkelijk betwist heeft te zijn mishandeld/afgeperst door de verdachte; de verdediging hem wenst te ondervragen ter verificatie/falsificatie van hetgeen hij uit eigen wetenschap kunnen verklaren; hem wenst te vragen of hij is geslagen en zo ja, of hij hierdoor pijn/letsel hebben ondervonden; dat verdachte heeft gezegd dat hij [slachtoffer 2] tegen zijn schouder heeft geslagen en dat [slachtoffer 2] dit niet als mishandeling bestempelt maar als kinderspel.
Het hof heeft het verzoek afgewezen en daartoe overwogen/geoordeeld dat de noodzaak tot het horen van [slachtoffer 2] niet is gebleken.
De afwijzing van dat verzoek is onbegrijpelijk, gelet op hetgeen door de raadsman van de verdachte is aangevoerd, te weten dat de verdediging hem wenst te ondervragen ter verificatie/falsificatie van hetgeen zij uit eigen wetenschap kunnen verklaren; hem wenst te vragen of hij is geslagen en zo ja, of ze hierdoor pijn/letsel heeft ondervonden; dat verdachte heeft gezegd dat hij [slachtoffer 2] best tegen zijn schouder heeft geslagen en dat [slachtoffer 2] dit niet als mishandeling bestempelt maar als kinderspel. Dat klemt te meer nu uit de bewijsvoering van het hof van feit 5 niet zonder meer volgt dat de verdachte [slachtoffer 2] heeft mishandeld, nu als bewijs is gebezigd de OVC-opname waarop te horen is dat verdachte zegt ‘Ik wou hem ook echt niet slaan…’.
Toelichting
2.1
In eerste aanleg is onder meer bewezenverklaard als feit 5 dat:
‘Feit 5 (zaak 3.43)
Primair
hij op 7 januari 2017 te Emmen met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld een persoon, te weten [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot afgifte van een hesje of jack, geheel toebehorende aan die persoon, welk geweld hierin bestond dat verdachte die persoon meermalen heeft gestompt en/of geslagen.’
2.2
De rechtbank heeft als bewijsmiddel een uitwerking van een OVC-gesprek gebezigd, te weten:
‘Feit 5
()
- 2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 april 2018. opgenomen op pagina 3365 e.v. (map 11) van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
In het onderzoek Akepa is gebruik gemaakt van Opname Vertrouwelijke communicatie (OVC). Alle genoemde opnamen zijn in eerste aanleg beluisterd. Daar waar vervolgens opnamen zijn verwerkt in een (deel) dossier van het onderzoek Akepa zijn deze opnamen door mij wederom beluisterd en is de inhoud hieronder weergegeven.
Aan deze gesprekken nemen onder andere de volgende personen deel:
[verdachte]: betreft [verdachte], geboren op [geboortedatum]-1964 te [geboorteplaats], proces-verbaal stemherkenning 12022-AH-97.14
[slachtoffer 2] (slachtoffer): [slachtoffer 2]
[betrokkene 3]: betreft [betrokkene 3], geboren op [geboortedatum] -1963 te [geboorteplaats], proces-verbaal stemherkenning 12022-AH-98 (het hof leest: 12022-AH-89)
[betrokkene 36]: betreft [betrokkene 36], geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats], proces-verbaal stemherkenning I2022-AH-8616
Unit ID A2-16463, File Number 9260, Subfile 023, Datum 7 januari 2017,
Tijdstip 11:48:13 uur t/m 11:51:18 uur
[verdachte]: Moeten jullie hier zijn?… (ntv) kunnen zij er even uit? (…) Ja, ik moet even wat doen hier.
Er wordt door NN-en gesproken over ‘[naam 1]’ en ‘[naam 2]’.
[verdachte] :…. Zo onbeschoft gedragen in Denemarken als president. Ken niet man.
NN: Wat heeft hij gedaan?
[verdachte]: Zo onbeschoft gedragen in Denemarken.
NN: Ja?
[verdachte]: Als president he. Dronken, en zo vervelend. (…)
—Er komt kennelijk iemand binnen. Volgende gedeelte vindt plaats in het Duits.— [verdachte]: [slachtoffer 2]: Captain
—geluid alsof iemand een klap krijgt— [slachtoffer 2]: Aaarch Waarom?
[verdachte]: Waarom? Dat was voor Denemarken. Jij, klootzak, (ntv) gedragen dan. Je kunt je ja niet gedragenja.
[slachtoffer 2]: Dat was….
[verdachte]: JE KUNT JE JA NIET GEDRAGEN, Hé.
—geluid alsof er wordt geslagen— [slachtoffer 2]: Ok [verdachte]: JA?
[slachtoffer 2]: Ja
[verdachte]: Jack uit! Wegwezen, wegwezen, ja!
[slachtoffer 2]: Ok
[verdachte]: Jack uit. En met het geld alles oplossen met die lui, ja. Je bent president van deze clubje dient je te gedragen, meer niet. JA? GEDRAGEN! Daarom ben je president. Je bent een voorbeeld voor die mensen Ja.
[slachtoffer 2]: (zacht/timide) ok
[verdachte]: Pas goed op, m'n jongen Ja?
[slachtoffer 2]: (ntv)
[verdachte]: Ja? Pas goed op. En…. Jack uit, shirt uit. Shirt uit, open maken. Ik sla je de (ntv). We hebben je jack, anders had ik je die (ntv) kapot geslagen.
[slachtoffer 2]: Sorry.
[verdachte]: SORRY? Je bent normaal gesproken een voorbeeld, als president. Je bent een klootzak. Ik krijg telefoon van Denemarken, van mijn mensen, die 11 jaar moeten zitten, weetje.
Voor deze club. Die zitten 11 jaar voor moord Ja? Jij verneukt daar mensen.
[slachtoffer 2]: Dat was niet zo bedoeld.
[verdachte]: Je hebt het gedaan.
[slachtoffer 2]: Ja, maar niet expres.
—geluid van een klap— [slachtoffer 2]: Aaarch……
[verdachte]: Ja? Wegwezen, klootzak, wegwezen. En alles regelen he. De geldafspraken, watje geleend hebt, watje nog terugbetalen moet (…) Ik heb gehoord datje nog wat betalen moet. (In het Nederlands) Eh [betrokkene 3], regel dat even met [betrokkene 8]. Ga met capt. [betrokkene 3] mee. En als je je bek open doet tegen andere mensen, maakt me niet uit, ik kom bij je thuis. —einde gesprek in het Duits— (…)
Unit ID A2-16463, File Number 9260, Subfile 024, Datum 7 januari 2017,
Tijdstip 11:51:18 uur t/m 11:56;35 uur:
[verdachte]: Onbeschoft varken man, in Denemarken (…) Ik wou hem ook niet echt slaan, want eh…. Je slaat hem nog dood ook nog. Maar gewoon wegwezen, oprotten. (…) We hebben beloofd (ntv) feest zo weg moet. Zonder kaak, of wat dan ook. Dus….
—door elkaar—
[betrokkene 3]: Godverdorie, ik wou hem., (ntv) maar hij had genoeg gehad ja,… (ntv) dit ja.
[verdachte]: Morgenvroeg als hij wakker wordt dan, huh (…) [verdachte]: Dit is [betrokkene 113] z'n grootste vriend. Maar die gaat daar stoer doen, als president. En gaat mensen hele tijd lastig vallen en onbeschoft weez'n. Dus ik krijg daar een mailtje over van die captain. Ik heb m'n eigen jongens hier d'r uitgetrapt (ntv) he. Die heb ik helemaal allemaal verbouwd, geloof mij, helemaal de kop kapot geslagen, en oorsuizen d'r bij. En dan ga ik zo'n jongen sparen? Ga weg man.
Er komen kennelijk meer mensen binnen. Er wordt ook Duits gesproken (…) Als kennelijk iedereen binnen is neemt [betrokkene 36] het woord (Duits) Er wordt o.a. gezegd dat iedereen moet komen.
[betrokkene 36]: Lu ister jongens.
NN: geen [slachtoffer 2] ?
[betrokkene 36]: Nee. Luister jongens. [slachtoffer 2] is er net uit gegaan. BS {het hof begrijpt: bad standing). Hij heeft zich misdragen, dat Denemarken zich bij cap [verdachte] heeft gemeld. Denemarken heeft zijn beklag gedaan dat hij zich zo heeft misdragen. Heeft daar de zaken verneukt. En wat we ook net nog gehoord hebben is dat hij ook nog geld schuldig is, aan 2 lui. Zonder dat hij dat gezegd heeft. Jammer dat het zo gaat. Dat we weer iemand verliezen, omdat men niet eerlijk is. (…) Ik zeg het nog één keer, ik heb het al tegen iedereen gezegd: de le die zich weer misdraagt, of weer niet eerlijk is, of weer broeders Verneukt, die kan direct opstappen. Ik hoop dat dit duidelijk is nu. Dit is ook de laatste keer dat ik weer zo'n gesprek houd.
Iemand zegt dat [betrokkene 36] nog even weer overnieuw moet beginnen omdat ze lang niet compleet zijn.
[betrokkene 36] (Duits): Ok, jongens, even kort voor diegene die net zijn binnengekomen, pres [slachtoffer 2] is net met BS er uit gegaan. Hij heeft zich zo misdragen dat de lui uit Denemarken, de cap uit Denemarken, onze captain [verdachte] gebeld heeft, en zijn beklag heeft gedaan over zijn gedrag. Hij heeft geld, wat hij nog openstaan had, niet betaald. Hij is verschillende mensen nog geld schuldig, ik heb er genoeg van.
[verdachte]: Als ik wat mag zeggen,… (…) Mensen die zich in het buitenland niet kunnen gedragen, die krijgen op hun bek’
2.3
In het vonnis heeft de rechtbank ten aanzien van feit 5 overwogen:
‘Feit 5
De rechtbank acht bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] op 7 januari 2017 heeft afgeperst. In het proces-verbaal van bevindingen van 13 april 2018 is door de verbalisant gerelateerd dat er op de OVC in de memberroom een geluid klinkt alsof iemand een klap krijgt. Uit het proces-verbaal blijkt ook dat het slachtoffer op dit geluid reageert met ‘aaarch .v. waarom?’ De in het proces-verbaal genoemde opname met ‘File Number 9260, Subfile 023’ is ter terechtzitting van 4 februari 2020 beluisterd. De rechtbank stelt vast dat het relaas van de verbalisant overeenstemt met hetgeen de rechtbank heeft gehoord. De enige conclusie die haar het oordeel van de rechtbank uit het geluidsfragment kan worden getrokken, is dat het slachtoffer door verdachte is gestompt en/of geslagen. Uit de reactie van Het slachtoffer op het geluid van een klap volgt genoegzaam dat er sprake is van pijn. Bovenstaand gewelddadig handelen, dat in het kader van een zogenaamde bad standing heeft plaatsgevonden, is naar zijn aard wederrechtelijk. De vraag of het afgegeven hesje clubeigendom betreft, is, anders dan de verdediging meent, hierbij niet van belang.’
2.4
Op 25 november 2020 is er namens de verdachte hoger beroep ingesteld door zijn raadsman, mr. R.J.H. van der Wal, advocaat te Hengelo.
2.5
Op 8 december 2020 is er door de raadsman (tijdig) een appelschriftuur ingediend. Namens de verdachte is bij appelschriftuur onder meer verzocht tot het horen van [slachtoffer 2] als getuige met betrekking tot feit 5. Het verzoek is als volgt onderbouwd:
‘Akepa ‘Bad standings’ e.d.
Graag zou de verdediging in de zaken 3.46 ([slachtoffer 4]), 3.12 ([slachtoffer 3]), 3.29 ([betrokkene 123]), 3.2 ([betrokkene 8]) en 3.43 ([slachtoffer 2]), de volgende getuigen horen bij de raadsheer-commissaris. Het beoordelingskader voor deze getuigen betreft het ‘verdedigingsbelang.’ Voor zover de verdediging geen beschikking heeft over de volledige persoonsgegevens, zal worden volstaan met de persoonsgegevens gebaseerd genoemd in het zaaksdossier.
()
iv De heer [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] ([land]), wonende te [postcode], [a-plaats] ([land]), [a-straat 01];
()
Motivering getuigen i t/m iv
Ten aanzien van de getuigen genoemd onder I t/m IV geldt dat zij, al dan niet met voorbedachten rade, zouden zijn mishandeld door cliënt en/of spullen onder dwang hebben moeten afstaan. Deze getuigen werden niet eerder gehoord door de verdediging, omdat zij uitdrukkelijk betwisten te zijn mishandeld door cliënt en eveneens betwisten slachtoffer te zijn geweest van afpersing/diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verklaringen echter gepasseerd en is toch tot een veroordeling gekomen.
De verdediging wenst deze getuigen ter verificatie/falsificatie dan ook te vragen naar hetgeen zij uit eigen wetenschap kunnen verklaren. Specifiek wenst de verdediging hen te vragen of zij zijn geslagen/gestompt door cliënt en, zo ja, of zij hierdoor pijn of letsel hebben ondervonden. Voor zover een persoon is geslagen betekent dit niet per definitie dat dit letsel tot gevolg heeft of dat degene hierdoor pijn heeft gehad. Onder 5 is cliënt bijvoorbeeld eenvoudige mishandeling van de heer [slachtoffer 2] tenlastegelegd en stelt cliënt ‘Ik zal hem best tegen zijn schouder hebben geslagen’ (bewijsmiddel 1, pagina 50). [slachtoffer 2] beschouwt dit echter niet als mishandeling, noemt het ‘kinderspel’, hetgeen impliceert dat hij hierdoor geen pijn of letsel heeft opgelopen. De verdediging wenst [slachtoffer 2] en ook de andere getuigen genoemd onder 1 t/m iv hierover te bevragen.’
2.6
Het hof heeft bij tussenarrest van 1 augustus 2021 met betrekking tot het verzoek strekkende tot het horen van [slachtoffer 2] met betrekking tot feit 5 en 7, als volgt beslist en overwogen:
‘Feiten 5 en 7
7. [slachtoffer 2]
De verdediging heeft bij appelschriftuur ter motivering van het verzoek aangevoerd dat de rechtbank de verklaring van de getuige, dat hij niet is mishandeld, heeft gepasseerd. De verdediging wenst de getuige te horen ter verificatie/falsificatie naar hetgeen hij uit eigen wetenschap kan verklaren, of hij is geslagen door verdachte en of hij hierdoor pijn of letsel heeft ondervonden.
De verdediging heeft daar op 13 juli 2021 aan toegevoegd dat de verdediging de getuige wenst te ondervragen over hetgeen de getuige van [betrokkene 34] zou hebben gehoord en over het vermeende letsel bij [betrokkene 34]. Voorts is aangevoerd dat de verdediging haar ondervragingsrecht bij de rechter-commissaris niet heeft kunnen uitoefenen, nu de verdediging bij de rechter-commissaris geen vragen heeft gesteld.
Het hof stelt vast dat uit de opmerkingen van de rechter-commissaris bij het verhoor van [slachtoffer 2] op 29 april 2019 volgt dat de rechter-commissaris de advocaten en de officieren van justitie heeft uitgenodigd om bij het verhoor aanwezig te zijn en indien zij niet aanwezig konden zijn, hen is verzocht de te stellen vragen schriftelijk in te dienen bij de rechter-commissaris. Voorts blijkt uit de opmerkingen van de rechter-commissaris dat mr. Ural heeft aangegeven tevens waar te nemen voor mr. Van der Wal. Mr. Ural deelde de rechter-commissaris mede dat mr. Van der Wal hem had gevraagd door te geven dat hij, ondanks zijn afwezigheid en het niet indienen van schriftelijke vragen, geen afstand wenste te doen van deze getuige.
Het hof stelt vast dat mr. Van der Wal destijds de raadsman van verdachte was. Het hof leidt uit het voorgaande af dat de verdediging van verdachte de gelegenheid is geboden om [slachtoffer 2] als getuige te ondervragen, dat de verdediging ervoor heeft gekozen zich bij die ondervraging te laten waarnemen door mr. Ural en dat mr. Ural bij de rechtercommissaris vragen heeft gesteld aan de getuige. De keuze van de raadsman van verdachte om niet zelf bij het verhoor aanwezig te zijn, maar zich aldaar te laten waarnemen, komt voor rekening van de verdediging. Dat mr. Van der Wal heeft aangegeven geen afstand te doen van de getuige, maakt dit niet anders.
Alles afwegend is het hof van oordeel dat het verzoek tot het horen van [slachtoffer 2] wordt afgewezen, nu de noodzaak tot het horen van deze getuige niet is gebleken.’
2.7
In het vonnis heeft de rechtbank onder meer bewezen verklaard, dat de verdachte (feit 5) op 7 januari 2017 te Emmen met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld een persoon, te weten [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot afgifte van een hesje of jack, geheel toebehorende aan die persoon, welk geweld hierin bestond dat verdachte die persoon meermalen heeft gestompt en/of geslagen. De rechtbank heeft voor het bewijs onder meer een uitwerking van een OVC-gesprek gebezigd. In het vonnis heeft de rechtbank onder meer overwogen dat uit dit OVC-gesprek kan volgen dat [slachtoffer 2] door de verdachte is gestompt/geslagen en dat uit de reactie van het slachtoffer daarop volgt dat hij pijn heeft gehad. De rechtbank heeft voorts overwogen dat het handelen naar zijn aard wederrechtelijk is en de vraag of het hesje clubeigendom niet van belang is. De rechtbank heeft de verklaring van [slachtoffer 2] belastend uitgelegd. De verdediging heeft in hoger beroep verzocht [slachtoffer 2] als getuige te horen. Daartoe is aangevoerd dat deze getuige uitdrukkelijk betwist heeft te zijn mishandeld/afgeperst door de verdachte; de verdediging hem wenst te ondervragen ter verificatie/falsificatie van hetgeen hij uit eigen wetenschap kunnen verklaren; hem wenst te vragen of hij is geslagen en zo ja, of ze hierdoor pijn/letsel hebben ondervonden; dat verdachte heeft gezegd dat hij [slachtoffer 2] tegen zijn schouder heeft geslagen en dat [slachtoffer 2] dit niet als mishandeling bestempelt maar als kinderspel.
2.8
Het hof heeft het verzoek afgewezen en daartoe overwogen/geoordeeld dat de noodzaak tot het horen van [slachtoffer 2] niet is gebleken. De afwijzing van dat verzoek is onbegrijpelijk, gelet op hetgeen door de raadsman van de verdachte is aangevoerd, te weten dat de verdediging hem wenst te ondervragen ter verificatie/falsificatie van hetgeen zij uit eigen wetenschap kunnen verklaren; hem wenst te vragen of hij is geslagen en zo ja, of hij hierdoor pijn/letsel heeft ondervonden; dat verdachte heeft gezegd dat hij [slachtoffer 2] best tegen zijn schouder heeft geslagen en dat [slachtoffer 2] dit niet als mishandeling bestempelt maar als kinderspel. Dat klemt te meer nu uit de bewijsvoering van het hof van feit 5 niet zonder meer volgt dat de verdachte [slachtoffer 2] heeft mishandeld, nu als bewijs is gebezigd de OVC-opname waarop te horen is dat verdachte zegt ‘Ik wou hem ook echt niet slaan…’.
Middel III
In het vonnis van de rechtbank heeft de rechtbank als feit 10 bewezenverklaard dat de verdachte (primair) op 8 mei 2014 te Emmen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge en een hesje, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 8], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [betrokkene 8], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen, die [betrokkene 8] meermalen heeft gestompt en/of geslagen en de verdachte (subsidiair) op 8 mei 2014 te Emmen, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn medeverdachten voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [betrokkene 8] te dwingen tof de afgifte van 5000 euro, toebehorende aan die [betrokkene 8]; die [betrokkene 8] meermalen heeft gestompt en/of geslagen, en tegen die [betrokkene 8] heeft gezegd: ‘Dit wordt je ergste nachtmerrie als je niet' betaalt’ en ‘Je gaat er aan als je woensdag niet betaalt’, en aldus door de agressieve of intimiderende wijze van optreden van verdachte en zijn medeverdachten jegens die [betrokkene 8] bij die [betrokkene 8] de vrees heeft opgewekt dat verdachte (ernstiger) geweld zou gaan toepassen of door anderen zou doen/laten toepassen indien niet aan de eisen van verdachte en/of zijn medeverdachten zou worden voldaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank heeft de (belastende) verklaring van [betrokkene 105] tot het bewijs gebezigd.
De verdediging heeft in haar appelschriftuur verzocht [betrokkene 105] te horen. Aangevoerd is dat de verklaring door de rechtbank is gebruikt en de getuige [betrokkene 105] geconfronteerd dient te worden met de lezing van een andere getuige, [betrokkene 39].
Het hof heeft het verzoek afgewezen en daartoe overwogen/geoordeeld dat haar verklaring niet tot het bewijs wordt gebezigd en dat haar verklaring niet van belang is voor enige in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.
Uit het verhandelde ter terechtzitting volgt dat het verzoek bij appelschriftuur is gedaan en dat de verdediging nadien ter terechtzitting 13 juli 2021 heeft aangegeven bij het verzoek te persisteren. Uit de beslissing van het hof blijkt niet, althans niet voldoende dat het hof bij de beoordeling van het verzoek de juiste maatstaf heeft gehanteerd (het verdedigingsbelang) zodat om deze reden het arrest niet in stand kan blijven.
Daarnaast heeft het hof ten onrechte niet de maatstaf gehanteerd die zij ingevolge het Keksin arrest had dienen te hanteren. Voorts kan ook niet worden aangenomen dat het hof in voldoende mate heeft doen blijken welke gevolgen moeten worden verbonden aan de omstandigheid dat de verdediging, ondanks het nodige initiatief daartoe, geen gebruik heeft kunnen maken van de mogelijkheid om de relevante getuige in enig stadium van het geding te (doen) ondervragen en voldaan is aan de eisen die art. 6 EVRM stelt. Voorts kan ook niet -anders dan het hof heeft geoordeeld- worden gezegd dat het horen van de getuige [betrokkene 105] niet van toegevoegde waarde is en evenmin van belang is voor enige in het kader van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering te nemen beslissing.
De afwijzing van het hof van het verzoek tot het horen van [betrokkene 105] omdat zij een ‘de auditu’-verklaring heeft afgelegd en het hof haar verklaring om die reden niet voor het bewijs zal bezigen en de verklaring van [betrokkene 105] niet van belang is voor enige in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing, is feitelijk onjuist en niet zonder meer begrijpelijk nu het hof deze verklaring wel degelijk als bewijsmiddel heeft gebruikt. Ook om deze reden kan het arrest althans de afwijzing van het verzoek/de bewezenverklaring niet in stand blijven.
Toelichting:
3.1
In het vonnis van de rechtbank heeft de rechtbank als feit 10 bewezenverklaard dat:
‘10.
- A)
Hij op 8 mei 2014 te Emmen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oorgmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge en een hesje, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 8], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [betrokkene 8], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden én gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen, die [betrokkene 8] meermalen heeft gestompt en/of geslagen
EN
- B)
Hij op 8 mei 2014 te Emmen, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn medeverdachten voorgenomen misdrijf om met het oogmérk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [betrokkene 8] te dwingen tof de afgifte van 5000 euro, toebehorende aan die [betrokkene 8],
- —
die [betrokkene 8] meermalen heeft gestompt en/of geslagen, en
- —
tegen die [betrokkene 8] hééft gezegd:
‘Dit wordt je ergste nachtmerrie als je niet' betaalt’ en ‘Je gaat er aan als je woensdag niet betaalt’
- —
, en aldus door de agressieve of intimiderende wijze van optreden van verdachte en zijn medeverdachten jegens die [betrokkene 8] bij die [betrokkene 8] de vrees heeft opgewekt dat verdachte (ernstiger) geweld zou gaan toepassen of door anderen zou doen/laten toepassen indien niet aan de eisen van verdachte en/of zijn medeverdachten zou worden voldaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.’
3.2
Als bewijsmiddel heeft de rechtbank onder meer gebruik gemaakt van een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 mei 2014, opgenomen op pagina 4517e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [betrokkene 105]:
‘Ik ben hier omdat mijn man [betrokkene 8] bedreigd wordt door leden van de motorclub No Surrender. Halverwege februari 2014 is [betrokkene 8] in contact gekomen met [betrokkene 19] de ‘Pres’ van Assen van No Surrender. [betrokkene 8] wilde zijn colors inleveren. Hij zag het niet zitten om dit bij [betrokkene 19] te doen. Dit omdat hij bang was wat er achterweg zou komen. Hij heeft zijn spullen bij iemand anders van het kader ingeleverd. Dit mocht achteraf niet In het weekend van 12 en 13 april heeft hij zijn spullen dus ingeleverd bij iemand van het kader. Na het weekend kreeg ik telefoon van [betrokkene 19]. [betrokkene 19] viel erover dat zijn vestje en andere spullen ingeleverd moesten worden bij [verdachte], de captain. De afspraak werd gemaakt op donderdag 8 mei om 21.00 uur óp Het clubhuis in Emmen. [betrokkene 8] is daarheen gegaan met een maatje. [betrokkene 100]. [betrokkene 8] ging naar het clubhuis. [betrokkene 19] stond hem op te wachten: [betrokkene 86] was er. [betrokkene 8] moest een kantoor in. In het kantoor waren [verdachte], [betrokkene 19] en twee andere leden. Eén van die twee was een Turk of een Marokkaan van No Surrender Zwolle. Deze man int het geld in Meppel. [betrokkene 8] heeft toen drie klappen van [verdachte] in het gezicht gekregen. Hij heeft ook een stomp in zijn ribben gekregen van die Turk of Marokkaan. [betrokkene 8] moest zorgen voor € 5.000,00 anders werden er maatregelen getroffen. Die € 5.000,00 moest hij woensdag om 19:00 uur inleveren bij de Mac Donalds in Meppel. Er mocht geen aangifte worden gedaan anders was hij verder van huis. Ze hebben zijn horloge van hem afgenomen. [betrokkene 8] heeft gezegd dat hij zou zorgen voor die € 5.000,00 op woensdag. Toen mocht hij weg. Die € 5.000,00 moest [betrokkene 8] betalen voor een bad standing. [betrokkene 8] is bang voor die Turk of Marokkaan. Hij was heel bedreven in het opvolgen van orders. Ik verwacht [verdachte] of [betrokkene 19] niet zelf aan de deur. Ze weten precies wie ze moeten hebben.’
3.3
Op 25 november 2020 is er namens de verdachte hoger beroep ingesteld door zijn raadsman, mr. R.J.H. van der Wal, advocaat te Hengelo.
3.4
Op 8 december 2020 is er door de raadsman van de verdachte, mr. R.J.H. van der Wal, advocaat te Hengelo, (tijdig) een appelschriftuur ingediend. Namens de verdachte is bij appelschriftuur onder meer verzocht tot het horen van [betrokkene 105] als getuige. Het verzoek is als volgt onderbouwd:
‘Akepa ‘Bad standings’ e.d.
Graag zou de verdediging in de zaken 3.46 ([slachtoffer 4]), 3.12 ([slachtoffer 3]), 3.29 ([betrokkene 123]), 3.2 ([betrokkene 8]) en 3.43 ([slachtoffer 2]), de volgende getuigen horen bij de raadsheer-commissaris. Het beoordelingskader voor deze getuigen betreft het ‘verdedigingsbelang.’ Voor zover de verdediging geen beschikking heeft over de volledige persoonsgegevens, zal worden volstaan met de persoonsgegevens gebaseerd genoemd in het zaaksdossier.
()
v. Mevrouw [betrokkene 105], geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats], huidige verblijfplaats onbekend.
()
Motivering getuige v.
De getuige [betrokkene 105] was/is de partner van de heer [betrokkene 8]. De zaak [betrokkene 8] werd cliënt onder 10 ten laste gelegd. De getuigenverklaring van [betrokkene 105] is als bewijsmiddel 2 gememoreerd op blad 60 van het vonnis. De getuige werd niet eerder gehoord door de verdediging, daar zij naar de mening van de verdediging alleen maar ‘de auditu’ kon verklaren. De rechtbank heeft de verklaring echter toch tot het bewijs gebruikt. De persoonsgegevens van getuige zijn onder meer te vinden op pagina 4517 van het dossier. Getuige dient voorts te worden geconfronteerd met de lezing van medeverdachte [betrokkene 39]. De lezing van [betrokkene 39] vindt ook nadrukkelijk steun in het dossier, nl. dat hij slechts naar Meppel is gereden om het hesje van ‘[betrokkene 8]’ op te halen en/of om achterstallige contributie te incasseren. Het verhoor van de getuige [betrokkene 8] bij de rechter-commissaris was een regelrechte farce. Ik verzoek u in overweging te nemen de getuige [betrokkene 8] ambtshalve op te roepen voor het onderzoek ter zitting. Aldus kunt u zelf een oordeel vellen over de betrouwbaarheid van de getuige [betrokkene 8] en zijn vermeende ‘amnesie.’ Zijn geheugenverlies is tot op de dag van vandaag niet deugdelijk gedocumenteerd.’
3.5
Uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep volgt dat het hof een aantal schriftelijke rondes heeft gelast teneinde na te gaan of de bij appelschriftuur gedane verzoeken zouden worden gehandhaafd. Nadat de verdediging had aangegeven het verzoek ten aanzien van (onder meer) de getuige [betrokkene 105] te handhaven heeft hof bij tussenarrest van 1 augustus 2021 met betrekking tot het verzoek strekkende tot het horen van [betrokkene 105], als volgt beslist en overwogen:
‘Feit 10
8. [betrokkene 105]
De verdediging stelt terecht dat [betrokkene 105] een ‘de auditu’-verklaring heeft afgelegd. Het hof zal haar verklaring om die reden niet voor het bewijs bezigen. Haar verklaring is niet van belang voor enige in het kader van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering te nemen beslissing.
Het hof wijst het verzoek af.’
3.6
In het arrest heeft het hof onder meer bewezen verklaard, dat:
‘Feit 10 (zaak 3.3)
Primair
- A)
hij op 8 mei 2014 te Emmen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een horloge en een hesje, toebehorende aan [betrokkene 8], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [betrokkene 8], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen [betrokkene 8] meermalen heeft gestompt en/of geslagen,
EN
- B.
hij op 8 mei 2014 te Emmen, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn medeverdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [betrokkene 8] te dwingen tot de afgifte van 5000 euro, toebehorende aan die [betrokkene 8],
- —
die [betrokkene 8] meermalen heeft gestompt en/of geslagen en
- —
tegen die [betrokkene 8] gezegd:
‘Dit wordt je ergste nachtmerrie als je niet betaalt’ en ‘Je gaat er aan als je woensdag niet betaalt’
en
- —
aldus door de agressieve of intimiderende houding en/of wijze van optreden van verdachte en zijn medeverdachten jegens die [betrokkene 8] bij die [betrokkene 8] de vrees heeft opgewekt dat verdachte (ernstiger) geweld zou gaan toepassen of door anderen zou doen/laten toepassen indien niet aan de eisen van verdachte en/of zijn medeverdachten zou worden voldaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.’
3.7
Als bewijsmiddel heeft het hof onder meer gebezigd:
‘Feit 10
()
- 2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 mei 2014. opgenomen op pagina 4517 e.v. (map 17) van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 105]:
Ik ben hier omdat mijn man [betrokkene 8] bedreigd wordt door leden van de motorclub No Surrender. (…) Halverwege februari 2014 is [betrokkene 8] in contact gekomen met [betrokkene 19], de ‘Pres’ van Assen van No Surrender. (…) [betrokkene 8] wilde (…) zijn colors inleveren. Hij zag het niet zitten om dit bij [betrokkene 19] te doen. Dit omdat hij bang was wat er achterweg zou komen. Hij heeft zijn spullen bij iemand anders van het kader ingeleverd. Dit mocht achteraf niet. (…) In het weekend van 12 en 13 april (het hof begrijpt: 2014) heeft hij zijn spullen dus ingeleverd bij iemand van het kader. (…) Hij heeft na dat weekend gezegd tegen [betrokkene 19] dat hij niet meer bereikbaar was en dat hij zijn telefoon had stuk gegooid. Na het weekend kreeg ik telefoon van [betrokkene 19]. (…) [betrokkene 19] viel erover dat zijn vestje en andere spullen ingeleverd moesten worden bij [verdachte], de captain. (…) Later moest hij zijn spullen inleveren in (…) Emmen. (…) [betrokkene 19] deed toen heel vriendelijk en zei dat het klaar was als [betrokkene 8] zijn spullen in Emmen inleverde bij het kader daar, bij [verdachte]. De afspraak werd gemaakt op donderdag 8 mei om 21.00 uur op het clubhuis in [a-plaats]. [betrokkene 8] is daarheen gegaan met een maatje, [betrokkene 100]. (…) [betrokkene 8] ging naar het clubhuis. [betrokkene 19] stond hem op te wachten. [betrokkene 86] was er. [betrokkene 8] moest een kantoor in. (…) In het kantoor waren [verdachte], [betrokkene 19] en twee andere leden. Eén van die twee was een Turk of een Marokkaan van No Surrender Zwolle. Deze man int het geld in Meppel. (…) [betrokkene 8] heeft toen drie klappen van [verdachte] in het gezicht gekregen. Hij heeft ook een stomp in zijn ribben gekregen van die Turk of Marokkaan. (…) [betrokkene 8] moest zorgen voor € 5.000,00 anders werden er maatregelen getroffen. Die € 5.000,00 moest hij woensdag (het hof begrijpt: 14 mei 2014) om 19:00 uur inleveren bij de Mac Donalds in Meppel. (…) Er mocht geen aangifte worden gedaan anders was hij verder van huis. Ze hebben zijn horloge van hem afgenomen. (…) [betrokkene 8] heeft gezegd dat hij zou zorgen voor die € 5.000,00 op woensdag. Toen mocht hij weg. (…) Die € 5.000,00 moest [betrokkene 8] betalen voor een bad standing. Dit betekent datje niet luistert. (…) [betrokkene 8] is bang voor die Turk of Marokkaan. Hij was heel bedreven in het opvolgen van orders. Ik verwacht [verdachte] of [betrokkene 19] niet zelf aan de deur. Ze weten precies wie ze moeten hebben.’
3.8
Uit het verhandelde ter terechtzitting, het vonnis en het arrest volgt dat de rechtbank en het hof voor het bewijs redengevend hebben geacht een door de getuige [betrokkene 105] afgelegde verklaring terwijl zij niet door of namens de verdachte is gehoord en het hof het verzoek tot het horen van haar heeft afgewezen.
3.9
De uitspraak van het EHRM in de zaak Keskin heeft tot gevolg dat in bepaalde gevallen het belang bij het oproepen en horen van een getuige moet worden voorondersteld, zodat van de verdediging geen nadere onderbouwing van dit belang mag worden verlangd. Dat is aan de orde als het verzoek betrekking heeft op een getuige ten aanzien van wie de verdediging het ondervragingsrecht nog niet heeft kunnen uitoefenen, terwijl deze getuige al — in het vooronderzoek of anderszins — een verklaring heeft afgelegd met een belastende strekking. Het gaat dan om een verklaring die door de rechter voor het bewijs van het tenlastegelegde feit zou kunnen worden gebruikt of al is gebruik.8. In het Nederlandse stelsel, waarin het onderzoek ter terechtzitting zich concentreert op de beoordeling van de bevindingen uit het vooronderzoek, is het van belang dat al voor de aanvang van het onderzoek ter terechtzitting gelegenheid bestaat voor de uitoefening van het ondervragingsrecht. In dit verband zijn in het bijzonder van belang de mogelijkheden van het horen van getuigen door de rechter-commissaris of de raadsheer-commissaris in aanwezigheid van in ieder geval de raadsman en op zijn verzoek in beginsel ook de verdachte. Dat vergt volgens de Hoge Raad dat bij de gerechten voldoende capaciteit beschikbaar is voor het langs deze wegen horen van getuigen.9. De rechter zal voorts voordat hij einduitspraak doet, moeten nagaan of de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces. Zo nodig zal hij hetzij ambtshalve alsnog overgaan tot het oproepen en het horen van (een) getuige(n), hetzij bij zijn beslissing over de bewezenverklaring onder ogen moeten zien of en zo ja, welke gevolgen moeten worden verbonden aan de omstandigheid dat de verdediging, ondanks het nodige initiatief daartoe, geen gebruik heeft kunnen maken van de mogelijkheid om de relevante getuige(n) in enig stadium van het geding te (doen) ondervragen.10.
3.10
Uit het verhandelde ter terechtzitting volgt dat het verzoek bij appelschriftuur is gedaan en dat de verdediging nadien ter terechtzitting van 13 juli 2021 heeft aangegeven bij het verzoek te persisteren. Uit de beslissing van het hof blijkt niet, althans niet voldoende dat het hof bij de beoordeling van het verzoek de juiste maatstaf heeft gehanteerd (het verdedigingsbelang) zodat om deze reden het arrest niet in stand kan blijven.11.
3.11
Daarnaast heeft het hof ten onrechte niet de maatstaf gehanteerd die zij ingevolge het Keksin arrest had dienen te hanteren. Voorts kan ook niet worden aangenomen dat het hof in voldoende mate heeft doen blijken welke gevolgen moeten worden verbonden aan de omstandigheid dat de verdediging, ondanks het nodige initiatief daartoe, geen gebruik heeft kunnen maken van de mogelijkheid om de relevante getuige in enig stadium van het geding te (doen) ondervragen en voldaan is aan de eisen die art. 6 EVRM stelt. Voorts kan ook niet -anders dan het hof heeft geoordeeld- worden gezegd dat het horen van de getuige [betrokkene 105] niet van toegevoegde waarde is en evenmin van belang is voor enige in het kader van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering te nemen beslissing.
3.12
De afwijzing van het hof van het verzoek tot het horen van [betrokkene 105] omdat zij een ‘de auditu’-verklaring heeft afgelegd en het hof haar verklaring om die reden niet voor het bewijs zal bezigen en de verklaring van [betrokkene 105] niet van belang is voor enige in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing, is feitelijk onjuist en niet zonder meer begrijpelijk nu het hof deze verklaring wel degelijk als bewijsmiddel heeft gebruikt. Ook om deze reden kan het arrest althans de afwijzing van het verzoek/de bewezenverklaring niet in stand blijven.12.
Middel IV
Ten laste van de verdachte is als feit 12 bewezenverklaard dat hij in de periode van 1 februari 2014 tot 1 februari 2018 in Nederland, als leider en/of bestuurder, heeft deelgenomen aan een organisatie (No Surrender), bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten: verdachte en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 1], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten: diefstal al dan niet voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd door (bedreiging met) geweld, en afpersing, en dwang, en bedréiging met enig misdrijf tegen het misdrijf gericht en/of met gijzeling en/of met zware mishandeling en/of brandstichting, en zware mishandeling en/of mishandeling zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbend en/of mishandeling, (elk) al dan niet met voorbedachte rade gepleegd, (zijnde misdrijven die in verband stonden met zogenaamde ‘bad standings’ en/of sancties van No Surrender MC) en het binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van harddrugs, en/of het bereiden, bewerken en/of verwerken en/of het verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van harddrugs, en/of het al dan niet bedrijfsmatig telen van hennep, en/of het aanwezig hebben van soft- en/of harddrugs.
Door de rechtbank is onder meer in het kader van feit 12 vastgesteld dat [betrokkene 87] samen met verdachte een van de bestuurders was van vereniging No Surrender.
Namens de verdachte is verzocht tot het horen van [betrokkene 87] in het kader van feit 12 nu [betrokkene 87] gevraagd kan worden naar de taken en verantwoordelijkheden van de functie World Captain alsmede de bevoegdheden behorende bij deze functie en [betrokkene 87] onder meer (kortgezegd) kan verklaren over het bestanddeel ‘organisatie’ (categorie 1). Ook is aangevoerd dat [betrokkene 87] kan verklaren over de taken en verantwoordelijkheden van de functie World Captain; de bevoegdheden behorende bij deze functie; de bevoegdheid tot royement van een lid, c.q. het geven van een Bad Standing; de bevoegdheid op Chapter en National Board niveau; het moment waarop een (potentieel) lid bekend wordt met de bevoegdheid tot geven van een Bad Standing, de gevolgen hiervan en keuzemoment vooraf om hiermee akkoord te gaan en de gevolgen van een Bad Standing voor ex-lid en verhouding tot leden (categorie 2). Ook is aangevoerd dat [betrokkene 87] kan worden bevraagd over de taken en verantwoordelijkheden van de functie World Captain; de bevoegdheden behorende bij deze functie; of er vanuit clubverband opdrachten worden gegeven of afspraken gemaakt om Opiumwetdelicten te plegen en of het plegen van dergelijke delicten gevolgen kan hebben voor het lidmaatschap van No Surrender.
Het hof heeft ten aanzien van het verzoek tot het horen van getuige [betrokkene 87] overwogen/geoordeeld dat zijn verklaring niet van belang voor enige in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.
Uit de beslissing van het hof blijkt niet, althans niet voldoende dat het hof bij de beoordeling van het verzoek de juiste maatstaf heeft gehanteerd (het verdedigingsbelang) zodat om deze reden het arrest niet in stand kan blijven.
Het oordeel van het hof dat de verklaring van [betrokkene 87] niet van belang voor enige in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing, is gelet op hetgeen de verdediging heeft aangevoerd onbegrijpelijk. Dat de verdachte daar zelf over kan verklaren doet aan dat vorenstaande niet af. Dat klemt te meer nu de verklaringen van de verdachte over zijn aandeel de organisatie niet geloofwaardig zijn geacht. Zo heeft het hof overwogen dat de organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, waaronder diefstal met geweld, afpersing, dwang, bedreiging, (zware) mishandeling, al dan niet met voorbedachten rade en het opzettelijk overtreden van de Opiumwet en dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte wetenschap had van het feit dat er misdrijven werden gepleegd, maar ook het plegen van misdrijven faciliteerde door regels in te voeren en/of te handhaven die ervoor moesten zorgen dat criminele activiteiten niet aan het licht kwamen of de opsporing ervan werd bemoeilijkt.
Toelichting
4.1
De verdachte is bij vonnis van de meervoudige kamer van de Rechtbank Noord-Nederland van 13 november 2020 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren. De bewezenverklaring van feit 12 luidt als volgt:
‘hij in de periode van 1 februari 2014 tot 1 februari 2018, in Nederland, als leider en/of bestuurder, heeft deelgenomen aan een organisatie (No Surrender MG), bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten: verdachte en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en [betrokkene 1], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- —
diefstal al dan niet voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd door (bedreiging met) geweld, en
- —
afpersing, en
- —
dwang, en
- —
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, en
- —
zware mishandeling en/of mishandeling zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbend en/of mishandeling, (elk) al dan niet met voorbedachte rade gepleegd, (zijnde misdrijven die in verband stonden met zogenaamde ‘bad standings’ en/of sancties van No Surrender MC,) en
- —
het binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van harddrugs, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst. 1, en
- —
het bereiden, bewerken en/of verwerken en/of het verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van harddrugs, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en
- —
het telen van hennep, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, en
- —
het aanwezig hebben van soft- en/of harddrugs, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of II.’
4.2
De rechtbank heeft met betrekking tot feit 12 onder meer overwogen/geoordeeld:
‘Na het vertrek van [betrokkene 1] uit No Surrender wordt de club in september 2016 formeel ingeschreven als vereniging met een driekoppig bestuur, bestaande uit verdachte (na zijn aanhouding vervangen door [betrokkene 3]) als voorzitter, [betrokkene 2] en [betrokkene 87].’
4.3
Als bewijsmiddel heeft de rechtbank onder meer een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van koophandel gebezigd waarin is vermeld dat de bestuurders van de vereniging No Surrender MC, [verdachte], [betrokkene 2] en [betrokkene 87] zijn.
4.4
Op 25 november 2020 is er namens de verdachte hoger beroep ingesteld door zijn raadsman, mr. R.J.H. van der Wal, advocaat te Hengelo.
4.5
Op 8 december 2020 is er door de raadsman van de verdachte, mr. R.J.H. van der Wal, advocaat te Hengelo, (tijdig) een appelschriftuur ingediend. Namens de verdachte is bij appelschriftuur onder meer verzocht tot het horen van [betrokkene 87] als getuige. Het verzoek is als volgt onderbouwd:
‘Criminele organisatie (Harka)
In het Harka onderzoek wordt cliënt er van verdacht als leider / bestuurder deel te hebben genomen aan een criminele organisatie, met het oogmerk tot het plegen van misdrijven verband houdende met ‘Bad Standings’ en/of Opiumwetdelicten. Cliënt ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan het tenlastegelegde.
Verzoek tot horen van getuigen
Graag zou de verdediging een aantal getuigen horen bij de raadsheer-commissaris. Het beoordelingskader voor deze getuigen betreft het ‘verdedigingsbelang.’ Voor zover de verdediging geen beschikking heeft over de volledige persoonsgegevens, zal worden volstaan met de persoonsgegevens waarover de verdediging wel beschikt. De getuigen worden hierna onderverdeeld in drie categorieën getuigen:
Categorie 1: bestanddeel organisatie
Categorie 2: bestanddeel crimineel oogmerk ‘Bad standing’
Categorie 3: bestanddeel crimineel oogmerk Opiumwetdelicten
Per categorie zullen de onderwerpen en vragen worden benoemd, waaruit de relevantie van de getuigen in deze categorie blijkt. De lijst met getuigen is voor het grootste deel gebaseerd op het feit dat de betreffende personen in het dossier aan het betreffende bestanddeel worden gelinkt.
- i.
De heer [betrokkene 87], geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] (categorie 1, 2 en 3);
(…)
Motivering t.a.v. categorie 1
De getuigen kunnen als (voormalig) lid mogelijk verklaren over de (structuur binnen) de organisatie No Surrender MC, bestanddeel organisatie (zie hoofdstuk 2 relaas proces-verbaal Harka). Voor een aantal getuigen geldt dat het aannemelijk is dat zij in dit verband, vanuit hun bijzondere functie — zoals opleider of als lid van de National Board
- —
kunnen verklaren over:
- —
overlegstructuur en bevoegdheden van de National Board;
- —
de taken en bevoegdheden van een World Captain;
- —
besluiten van de National Board waaraan Chapters (en haar leden) direct zijn gebonden,
- —
de vraag of de National Board (of een lid) bevoegd is tot aansturing van Chapters;
- —
de vraag of de afzonderlijke Chapters van No Surrender:
- a.
gezamenlijk één organisatie vormen, met eenduidig beleid en aansturing, of
- b.
autonome verenigingen zijn die, die onder een beperkt aantal voorwaarden, met toestemming de naam No Surrender voeren;
- —
zogenaamde ‘modelreglementen’ waarvan gebruik kan en mag worden gemaakt, maar waarvan het een Chapter vrijstaat deze reglementen al dan niet toe te passen;
- —
het doel van de motorclub No Surrender;
- —
contacten tussen (leden van) Chapters onderling.
Ad.i. Verzoek tot horen van getuige, de heer [betrokkene 87]
Het is de verdediging tot op heden onduidelijk welke selectiecriteria het Openbaar Ministerie hanteert om te constateren dat een persoon behoort tot een samenwerkingsverband dat — indien het aan het OM ligt — het stempel ‘criminele organisatie’ zou moeten krijgen. Feit is dat twee voormalig World Captains, één Europe Captain (mogelijk als waarnemer van een World Captain?) en de Generaal (c.q. één van de oprichters) als verdachten zijn aangemerkt. Het OM lijkt de functie van (waarnemend) World Captain en Generaal de doorslag te laten geven. Desalniettemin is de heer [betrokkene 87], één van de oorspronkelijk drie World Captains van No Surrender MC, niet vervolgd. Zie in dit verband onder meer pagina 27 van het Harka dossier:
‘Dat [verdachte] de nieuwe structuur initieert en daarbij door onder meer [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 87] gesteund wordt, blijkt uit onderstaande voorbeelden.’
En op pagina 34 van het Harka dossier, kopje 2.2.4.5 — Continuïteit in leiding:
‘‘En als ik weg ben, dan kan jij met ([betrokkene 87]) gewoon landelijk allemaal doen’ en ‘Er wordt aangegeven dat hij ([betrokkene 3]) wordt toegevoegd aan [betrokkene 2] en [betrokkene 87] als drieluik (respectievelijk [betrokkene 2] en [betrokkene 87] beiden captain World)’.
[betrokkene 87] kan naar de taken en verantwoordelijkheden van de functie World Captain worden gevraagd alsmede de bevoegdheden behorende bij deze functie. Ten aanzien van de onder Algemene motivering weergegeven onderwerpen kan [betrokkene 87] worden ondervraagd. Het horen van deze getuige kan dan ook in redelijkheid van belang zijn voor enige in de strafzaak uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing. (…)
Motivering t.a.v. categorie 2
Het betreft hier getuigen die de club hebben verlaten, in Good Standing of in Bad Standing en getuigen van wie wordt gesteld dat zij volgens het Openbaar Ministerie een rol in hebben gehad. Ook komt een aantal van de getuigen in de uitwerkingen van OVC- en/of tapgesprekken voor en zouden zij hebben gesproken over Bad Standings en/of Good Standings. Onderwerpen waarover de verdediging de getuigen wil bevragen zijn onder meer:
- —
Bevoegdheid tot royement van een lid, c.q. het geven van een Bad Standing;
- —
Bevoegdheid op Chapter en National Board niveau(!);
- —
Moment waarop een (potentieel) lid bekend wordt met de bevoegdheid tot geven van een Bad Standing, de gevolgen hiervan
en keuzemoment vooraf om hiermee akkoord te gaan;
- —
Gevolgen van een Bad Standing voor ex-lid en verhouding tot leden;
- —
Indien van toepassing in geval van een ex-lid vertrokken met een Bad standing: wie heeft de Bad standing gegeven en ging
de Bad standing gepaard met geweld en/of diefstal en/of afpersing?
- —
Indien van toepassing in geval van een ex-lid vertrokken met een Good Standing, waarom is er gekozen voor een Good
Standing en wie heeft dit bepaald?
- —
Welke motivatie ligt ten grondslag aan een Bad Standing?
Ad.i. Verzoek tot horen van getuige, de heer [betrokkene 87]
Zoals hiervoor vermeld tast de verdediging in het duister ten aanzien van het ten laste gelegde deelname / leidinggeven aan een ‘criminele organisatie’. [betrokkene 87] kan zoals gezegd naar de taken en verantwoordelijkheden van de functie World Captain worden gevraagd alsmede naar de bevoegdheden behorende bij deze functie. Specifiek kunnen vragen aan deze getuige worden gesteld als:
- —
Bevoegdheid tot royement van een lid, c.q. het geven van een Bad Standing;
- —
Bevoegdheid op Chapter en National Board niveau(!);
- —
Moment waarop een (potentieel) lid bekend wordt met de bevoegdheid tot geven van een Bad Standing, de gevolgen hiervan en keuzemoment vooraf om hiermee akkoord te gaan;
- —
Gevolgen van een Bad Standing voor ex-lid en verhouding tot leden;
Zie in dit verband onder meer pagina 27 van het Harka dossier:
‘Dat [verdachte] de nieuwe structuur initieert en daarbij door onder meer [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 87] gesteund wordt, blijkt uit onderstaande voorbeelden.’
En op pagina 34 van het Harka dossier, kopje 2.2.4.5 — Continuïteit in leiding:
‘‘En als ik weg ben, dan kan jij met ([betrokkene 87]) gewoon landelijk allemaal doen’ en ‘Er wordt aangegeven dat hij ([betrokkene 3]) wordt toegevoegd aan [betrokkene 2] en [betrokkene 87] als drieluik (respectievelijk [betrokkene 2] en [betrokkene 87] beiden captain World)’.
Het horen van deze getuige kan dan ook in redelijkheid van belang zijn voor enige in de strafzaak uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.
(…)
Motivering t.a.v. categorie 3
Voornoemde getuigen worden in het Harka dossier genoemd als mogelijk betrokken bij, of veroordeeld voor een Opiumwet gerelateerd delict. Een deel van de getuigen zou blijkens de uitwerkingen van OVC- en/of tapgesprekken te horen zijn, waarin men (al dan niet in verhullend taalgebruik) spreekt over drugsgebruik en/of handel.
Ad.i. Verzoek tot horen van getuige, de heer [betrokkene 87]
Zoals hiervoor vermeld tast de verdediging in het duister ten aanzien van het ten laste gelegde deelname / leidinggeven aan een ‘criminele organisatie’. [betrokkene 87] kan zoals gezegd naar de taken en verantwoordelijkheden van de functie World Captain worden gevraagd alsmede naar de bevoegdheden behorende bij deze functie. Specifiek kunnen vragen aan deze getuige worden gesteld als:
- —
Worden er vanuit clubverband opdrachten gegeven of afspraken gemaakt op Opiumwetdelicten te plegen?
- —
Kan het plegen van dergelijke delicten gevolgen hebben voor het lidmaatschap van No Surrender?
Het horen van deze getuige kan dan ook in redelijkheid van belang zijn voor enige in de strafzaak uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.’
4.6
Uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep volgt dat het hof een aantal schriftelijke rondes heeft gelast teneinde na te gaan of de bij appelschriftuur gedane verzoeken zouden worden gehandhaafd. Nadat de verdediging had aangegeven het verzoek ten aanzien van (onder meer) de getuige [betrokkene 87] heeft het hof bij tussenarrest van 1 augustus 2021 met betrekking tot het verzoek strekkende tot het horen van [betrokkene 87], als volgt beslist en overwogen:
‘Feit 12
9. [betrokkene 87]
De verdediging heeft ter motivering van het verzoek bij appelschriftuur aangevoerd dat de getuige kan verklaren over de taken en verantwoordelijkheden van de functie van World Captain en de bevoegdheden behorende bij deze functie. Voorts kan de getuige verklaren over de structuur, de aansturing van Chapters, het doel van No Surrender en de contacten tussen (leden van) Chapters onderling. De verdediging wenst de getuige vragen te stellen over Bad Standing en de bevoegdheden die een World Captain in dat kader heeft. De verdediging heeft daar bij e-mail van 13 juli 2021 nog aan toegevoegd dat de getuige kan worden bevraagd of- en zo ja in welke mate — een World Captain uit hoofde van zijn functie (per definitie) betrokken is bij het (mede)plegen van strafbare feiten, verband houdende met Bad Standings en Opiumwetdelicten.
Het hof stelt voorop dat verdachte bij de politie heeft verklaard over de structuur van No Surrender, de verantwoordelijkheden van de World Captain en dat deze verklaringen door de rechtbank voor het bewijs zijn gebruikt. Uit die verklaring volgt ook dat verdachte World Captain was. Verdachte kan aldus zelf verklaren over de onderwerpen waarover de verdediging de getuige wenst te ondervragen.
Gelet op de gegeven motivering en de door de verdachte afgelegde verklaringen, is het hof van oordeel dat het horen van de getuige niet van belang is voor enige in het kader van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering te nemen beslissing. Het hof wijst het verzoek af.’
4.7
Ten laste van de verdachte is als feit 12 bewezenverklaard dat hij in de periode van 1 februari 2014 tot 1 februari 2018 in Nederland, als leider en/of bestuurder, heeft deelgenomen aan een organisatie (No Surrender), bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten: verdachte en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 1], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten: diefstal al dan niet voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd door (bedreiging met) geweld, en afpersing, en dwang, en bedreiging met enig misdrijf tegen het misdrijf gericht en/of met gijzeling en/of met zware mishandeling en/of brandstichting, en zware mishandeling en/of mishandeling zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbend en/of mishandeling, (elk) al dan niet met voorbedachte rade gepleegd, (zijnde misdrijven die in verband stonden met zogenaamde ‘bad standings’ en/of sancties van No Surrender MC) en het binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van harddrugs, en/of het bereiden, bewerken en/of verwerken en/of het verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van harddrugs, en/of het al dan niet bedrijfsmatig telen van hennep, en/of het aanwezig hebben van soft- en/of harddrugs.
4.8
Door de rechtbank is onder meer in het kader van feit 12 vastgesteld dat [betrokkene 87] samen met verdachte een van de bestuurders was van vereniging No Surrender.
4.9
Namens de verdachte is verzocht tot het horen van [betrokkene 87] in het kader van feit 12 nu [betrokkene 87] gevraagd kan worden naar de taken en verantwoordelijkheden van de functie World Captain alsmede de bevoegdheden behorende bij deze functie en [betrokkene 87] onder meer (kortgezegd) kan verklaren over het bestanddeel ‘organisatie’ (categorie 1). Ook is aangevoerd dat [betrokkene 87] kan verklaren over de taken en verantwoordelijkheden van de functie World Captain; de bevoegdheden behorende bij deze functie; de bevoegdheid tot royement van een lid, c.q. het geven van een Bad Standing; de bevoegdheid op Chapter en National Board niveau; het moment waarop een (potentieel) lid bekend wordt met de bevoegdheid tot geven van een Bad Standing, de gevolgen hiervan en keuzemoment vooraf om hiermee akkoord te gaan en de gevolgen van een Bad Standing voor ex-lid en verhouding tot leden (categorie 2). Ook is aangevoerd dat [betrokkene 87] kan worden bevraagd over de taken en verantwoordelijkheden van de functie World Captain; de bevoegdheden behorende bij deze functie; of er vanuit clubverband opdrachten worden gegeven of afspraken gemaakt om Opiumwetdelicten te plegen en of het plegen van dergelijke delicten gevolgen kan hebben voor het lidmaatschap van No Surrender.
4.10
Het hof heeft ten aanzien van het verzoek tot het horen van getuige [betrokkene 87] overwogen/geoordeeld dat zijn verklaring niet van belang voor enige in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing. Uit de beslissing van het hof blijkt niet, althans niet voldoende dat het hof bij de beoordeling van het verzoek de juiste maatstaf heeft gehanteerd (het verdedigingsbelang) zodat om deze reden het arrest niet in stand kan blijven.13.
4.11
Het oordeel van het hof dat de verklaring van [betrokkene 87] niet van belang voor enige in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing, is gelet op hetgeen de verdediging heeft aangevoerd voorts onbegrijpelijk. Dat de verdachte daar zelf over kan verklaren doet aan dat vorenstaande niet af nu de rechtbank en het hof kennelijk geen geloof heeft gehecht aan de door verdachte afgelegde verklaringen. Zo heeft het hof overwogen dat de organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, waaronder diefstal met geweld, afpersing, dwang, bedreiging, (zware) mishandeling, al dan niet met voorbedachten rade en het opzettelijk overtreden van de Opiumwet en dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte wetenschap had van het feit dat er misdrijven werden gepleegd, maar ook het plegen van misdrijven faciliteerde door regels in te voeren en/of te handhaven die ervoor moesten zorgen dat criminele activiteiten niet aan het licht kwamen of de opsporing ervan werd bemoeilijkt.
Middel V
Ten laste van de verdachte is als feit 12 bewezenverklaard dat hij in de periode van 1 februari 2014 tot 1 februari 2018 in Nederland, als leider en/of bestuurder, heeft deelgenomen aan een organisatie (No Surrender), bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten: verdachte en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 1], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten: diefstal al dan niet voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd door (bedreiging met) geweld, en afpersing, en dwang, en bedréiging met enig misdrijf tegen het misdrijf gericht en/of met gijzeling en/of met zware mishandeling en/of brandstichting, en zware mishandeling en/of mishandeling zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbend en/of mishandeling, (elk) al dan niet met voorbedachte rade gepleegd, (zijnde misdrijven die in verband stonden met zogenaamde ‘bad standings’ en/of sancties van No Surrender MC) en het binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van harddrugs, en/of het bereiden, bewerken en/of verwerken en/of het verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van harddrugs, en/of het al dan niet bedrijfsmatig telen van hennep, en/of het aanwezig hebben van soft- en/of harddrugs.
De verdediging heeft verzocht tot het horen van getuigen [betrokkene 89] en [betrokkene 90]. Daartoe is aangevoerd dat de getuigen genoemd worden als veroordeelden terzake van Opiumwetdelicten en er tussen hen en No Surrender MC een verband wordt gelegd. De verdediging wenste de getuigen te bevragen over of er vanuit de MC opdracht is gegeven danwel afspraken zijn gemaakt om Opiumwetdelicten te plegen en of het plegen van dergelijke delicten gevolgen kan hebben voor het lidmaatschap van No Surrender MC. Dit verzoek is gedaan in het kader van het tenlastegelegde leiding geven aan een criminele organisatie met onder meer als oogmerk het plegen van Opiumwetdelicten.
Het hof heeft ten aanzien van het verzoek tot het horen van getuigen [betrokkene 89] en [betrokkene 90] overwogen/geoordeeld dat de verdediging onvoldoende heeft onderbouwd waarom hun verklaringen van belang kunnen zijn voor enige in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.
Uit de beslissing van het hof blijkt niet, althans niet voldoende dat het hof bij de beoordeling van het verzoek de juiste maatstaf heeft gehanteerd (het verdedigingsbelang) zodat om deze reden het arrest niet in stand kan blijven.
De afwijzing van het verzoek tot het horen van de getuigen [betrokkene 89] en [betrokkene 90] is voorts onbegrijpelijk nu — anders dan het hof kennelijk meent — de verdediging wel degelijk heeft onderbouwd waarom hun verklaringen van belang kunnen zijn voor enige in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.
Dat vorenstaande klemt te meer nu het hof in zijn bewijsoverwegingen onder meer heeft overwogen dat uit het dossier blijkt dat individuele leden van No Surrender zich bezighielden met drugshandel; dat de leiding er controle over wil houden en de drugshandel gebeurt op initiatief van de leiding.
Toelichting
5.1
De verdachte is bij vonnis van de meervoudige kamer van de Rechtbank Noord-Nederland van 13 november 2020 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren. De bewezenverklaring van feit 12 luidt als volgt:
‘hij in de periode van 1 februari 2014 tot 1 februari 2018, in Nederland, als leider en/of bestuurder, heeft deelgenomen aan een organisatie (No Surrender MG), bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, tè weten: verdachte en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en [betrokkene 1], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- —
diefstal al dan niet voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd door (bedreiging met) geweld, en
- —
afpersing, en
- —
dwang, en
- —
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, en
- —
zware mishandeling en/of mishandeling zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbend en/of mishandeling, (elk) al dan niet met voorbedachte rade gepleegd, (zijnde misdrijven die in verband stonden met zogenaamde ‘bad standings’ en/of sancties van No Surrender MC,) en
- —
het binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van harddrugs, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst. 1, en
- —
het bereiden, bewerken en/of verwerken en/of het verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van harddrugs, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en
- —
het telen van hennep, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, en
- —
het aanwezig hebben van soft- en/of harddrugs, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of II.’
5.2
Op 25 november 2020 is er namens de verdachte hoger beroep ingesteld door zijn raadsman, mr. R.J.H. van der Wal, advocaat te Hengelo.
5.3
Op 8 december 2020 is er door de raadsman van de verdachte, mr. R.J.H. van der Wal, advocaat te Hengelo, (tijdig) een appelschriftuur ingediend. Namens de verdachte is bij appelschriftuur onder meer verzocht tot het horen van [betrokkene 89] en [betrokkene 90] als getuige. Het verzoek is als volgt onderbouwd:
‘Verzoek tot horen van getuigen
Graag zou de verdediging een aantal getuigen horen bij de raadsheer-commissaris. Het beoordelingskader voor deze getuigen betreft het ‘verdedigingsbelang.’ Voor zover de verdediging geen beschikking heeft over de volledige persoonsgegevens, zal worden volstaan met de persoonsgegevens waarover de verdediging wel beschikt. De getuigen worden hierna onderverdeeld in drie categorieën getuigen:
Categorie 1: bestanddeel organisatie
Categorie 2: bestanddeel crimineel oogmerk ‘Bad standing’
Categorie 3: bestanddeel crimineel oogmerk Opiumwetdelicten
Per categorie zullen de onderwerpen en vragen worden benoemd, waaruit de relevantie van de getuigen in deze categorie blijkt. De lijst met getuigen is voor het grootste deel gebaseerd op het feit dat de betreffende personen in het dossier aan het betreffende bestanddeel worden gelinkt.
(…)
- ix.
De heer [betrokkene 89], geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] (categorie 3);
- x.
De heer [betrokkene 90], geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] (categorie 3);
(…)
Motivering t.a.v. categorie 3
Voornoemde getuigen worden in het Harka dossier genoemd als mogelijk betrokken bij, of veroordeeld voor een Opiumwet gerelateerd delict. Een deel van de getuigen zou blijkens de uitwerkingen van OVC-en/of tapgesprekken te horen zijn, waarin men (al dan niet in verhullend taalgebruik) spreekt over drugsgebruik en/of handel.
(…)
Ad.ix. Verzoek tot horen van getuige, de heer [betrokkene 89]
Voornoemde getuige wordt in het Harka dossier genoemd als betrokken bij, of veroordeeld voor een Opiumwet gerelateerd delict (pagina 2282 e.v. Harka). De verdediging constateert dat het vonnis in de strafzaak van deze getuige is opgenomen in het Harka dossier, waarmee het Openbaar Ministerie (kennelijk) een verband meent te zien met de motorclub, c.q. het bestanddeel Opiumwet delicten. Onderwerpen waarover de verdediging de getuige wil bevragen zijn onder meer:
- —
Is er vanuit clubverband opdracht gegeven of is er een afspraak gemaakt om Opiumwetdelicten te plegen?
- —
Kan het plegen van dergelijke delicten gevolgen hebben voor het lidmaatschap van No Surrender?
Het horen van deze getuige kan dan ook in redelijkheid van belang zijn voor enige in de strafzaak uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.
Ad. x. Verzoek tot horen van getuige, de heer [betrokkene 90]
Voornoemde getuige wordt in het Harka dossier genoemd als betrokken bij, of veroordeeld voor een Opiumwet gerelateerd delict (o.a. pagina 284 e.v. Harka). De verdediging constateert dat het vonnis in de strafzaak van deze getuige is opgenomen in het Harka dossier, waarmee het Openbaar Ministerie (kennelijk) een verband meent te zien met de motorclub, c.q. het bestanddeel Opiumwet delicten. Onderwerpen waarover de verdediging de getuige wil bevragen zijn onder meer:
- —
Is er vanuit clubverband opdracht gegeven of is er een afspraak gemaakt om Opiumwetdelicten te plegen?
- —
Kan het plegen van dergelijke delicten gevolgen hebben voor het lidmaatschap van No Surrender?
Het horen van deze getuige kan dan ook in redelijkheid van belang zijn voor enige in de strafzaak uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.’
5.4
Uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep volgt dat het hof een aantal schriftelijke rondes heeft gelast teneinde na te gaan of de bij appelschriftuur gedane verzoeken zouden worden gehandhaafd. Nadat de verdediging had aangegeven het verzoek ten aanzien van (onder meer) de getuigen [betrokkene 89] en [betrokkene 90] te handhaven heeft het hof bij tussenarrest van 1 augustus 2021 met betrekking tot het verzoek strekkende tot het horen van [betrokkene 89] en [betrokkene 90], als volgt beslist en overwogen:
‘15. [betrokkene 89] en 16. [betrokkene 90]
Het hof beoordeelt deze verzoeken als volgt.
De verdediging wil — kennelijk naar aanleiding van de inhoud van het Harka-dossier — de getuigen vragen stellen over mogelijke betrokkenheid van No Surrender bij het plegen van Opiumwetdelicten en hun wetenschap daaromtrent.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van de verklaring van [betrokkene 90] en op de inhoud van het vonnis in de zaak van [betrokkene 89], alsmede de andere inhoud van het Harka-dossier. voor zover die stukken reeds aan het onderhavige dossier zijn toegevoegd.
Gezien het beoordelingskader heeft de verdediging hiermee onvoldoende onderbouwd waarom die getuigen van belang kunnen zijn voor enige in de strafzaak uit hoofde van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering te nemen beslissing zodat het hof deze verzoeken van de verdediging afwijst’
5.5
Het hof heeft in zijn arrest onder meer als volgt overwogen:
‘Controle over drugshandel door leiding
De leiding van de organisatie weet van de handel in en/of het bezit van drugs door de leden, maar treedt daar niet tegen op. Integendeel: de leiding wil er controle over houden. Leden wordt ingeprent dat de captains over het plegen van strafbare feiten geïnformeerd moeten worden. Als dat niet gebeurt kan dat reden zijn voor een bad standing.
(…)
Drugshandel op initiatief leiding
Dat drugshandel niet alleen op eigen initiatief van de leden, maar ook vanuit de leiding van de club wordt gestart en voortgezet blijkt onder andere uit een OVC-gesprek uit februari 2015 waarin [betrokkene 3] praat over coke en pillen, het met elkaar opzetten van een goede organisatie, percentages voor elk chapter, het ‘eruit gooien van oude dealers’ en er zelf gaan zitten.270 Dat dit in het verleden niet altijd goed ging volgens [betrokkene 3], zelfs met ‘broeders’, volgt uit het OVC-gesprek van 22 oktober 2015. Daarom houdt [betrokkene 3] als stelregel aan dat hij met niemand handelt in de club.
(…)
Tussenconclusie
Gelet op het voorgaande concludeert het hof dat het oogmerk van de organisatie mede was gericht op het opzettelijk overtreden van de Opiumwet.’
5.6
De verdediging heeft verzocht tot het horen van getuigen [betrokkene 89] en [betrokkene 90]. Daartoe is aangevoerd dat de getuigen genoemd worden als veroordeelden terzake van Opiumwetdelicten en er tussen hen en No Surrender MC een verband wordt gelegd. De verdediging wenste de getuigen te bevragen over of er vanuit de MC opdracht is gegeven danwel afspraken zijn gemaakt om Opiumwetdelciten te plegen en of het plegen van dergelijke delicten gevolgen kan hebben voor het lidmaatschap van No Surrender MC. Dit verzoek is gedaan in het kader van het tenlastegelegde leiding geven aan een criminele organisatie met onder meer als oogmerk het plegen van Opiumwetdelicten. Het hof heeft ten aanzien van het verzoek tot het horen van getuigen [betrokkene 89] en [betrokkene 90] overwogen/geoordeeld dat de verdediging onvoldoende heeft onderbouwd waarom hun verklaringen van belang kunnen zijn voor enige in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.
5.7
Uit de beslissing van het hof blijkt niet, althans niet voldoende dat het hof bij de beoordeling van het verzoek de juiste maatstaf heeft gehanteerd (het verdedigingsbelang) zodat om deze reden het arrest niet in stand kan blijven.14. De afwijzing van het verzoek tot het horen van de getuigen [betrokkene 89] en [betrokkene 90] is voorts onbegrijpelijk nu — anders dan het hof kennelijk meent — de verdediging wel degelijk heeft onderbouwd waarom hun verklaringen van belang kunnen zijn voor enige in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing. Dat vorenstaande klemt te meer nu het hof in zijn bewijsoverwegingen onder meer heeft overwogen dat uit het dossier blijkt dat individuele leden van No Surrender zich bezighielden met drugshandel, dat de leiding er controle over wil houden en de drugshandel gebeurt op initiatief van de leiding.
Middel VI
Schending van het recht en/of verzuim van vormen, waarvan de niet-naleving met nietigheid wordt bedreigd, althans zodanige nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vormen, in het bijzonder de art. 317 Sr alsmede 359 en 415 Sv, en wel om het navolgende:
Aan de verdachte is als feit 5 tenlastegelegd dat hij op of omstreeks 7 januari 2017 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon, te weten [slachtoffer 2], althans ene [slachtoffer 2], althans een (onbekend gebleven) persoon, heeft gedwongen tot afgifte van een hesje of jack, geheel of ten dele toebehorende aan die persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, die persoon een of meermalen, althans eenmaal, heeft gestompt en/of geslagen, althans mishandeld en/of hij op of omstreeks 7 januari 2017 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hesje of jack, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een persoon, te weten [slachtoffer 2], althans ene [slachtoffer 2], althans een (onbekend gebleven) persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die persoon, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn medeverdachte(n) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, die persoon een of meermalen, althans eenmaal, heeft gestompt en/of geslagen, althans mishandeld en subsidiair dat hij op of omstreeks 7 januari 2017 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet met voorbedachten rade meermalen, althans eenmaal, een persoon, te weten [slachtoffer 2], althans ene [slachtoffer 2], althans een (onbekend gebleven) persoon, heeft gestompt en/of geslagen, althans mishandeld.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat [slachtoffer 2] bij de politie heeft verklaard dat hij geen klappen heeft gehad en het kinderspel was; verdachte die [slachtoffer 2] niet mishandeld heeft; dat hij op de OVC-opnames hoort dat hij niet alleen is in de memberroom en er ongeveer 15 tot 20 personen in de memberroom kunnen zitten.
Namens de verdachte is aangevoerd dat [slachtoffer 2] het kinderspel vond en hij heeft verklaard dat hij (beslist) niet is geslagen of op een andere manier is mishandeld; dat er geen enkele getuige is die verklaart te hebben gezien dat er is geslagen; dat [slachtoffer 2] stelt dat hij niet door dient is geslagen of is mishandeld; er geen letsel is geconstateerd en dat nergens uit blijkt dat [slachtoffer 2] pijn had of letsel heeft opgelopen door toedoen van cliënt, hetgeen is vereist om überhaupt van een mishandeling te kunnen spreken.
Aangevoerd is tevens dat de OVC-opname op verschillende manieren kan worden geïnterpreteerd en niet enkele op basis van een OVC opname kan worden vastgesteld dat er iemand is mishandeld door verdachte. Aangevoerd is dat pijn of letsel is opgetreden voor een bewezenverklaring van mishandeling; het een invulling is van degene die de OVC-opname afluistert waar deze relateert dat en kennelijk wordt geslagen; voor geweld of bedreiging met geweld het wettige bewijs ontbreekt en ook ten aanzien van de tenlastegelegde afpersing alsmede voor de diefstal. In dat verband is tevens aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld of er sprake was van pijn of letsel bij [slachtoffer 2].
Aangevoerd is dat het hesje wordt ingenomen, doch die inname geen diefstal is omdat de inname niet werderrechtelijk is. Aangevoerd is dat [slachtoffer 2] dat heeft erkend en dat bij het verlaten van de club het lid op voorhand heeft getekend dat club-gerelateerde goederen worden ingenomen/geretourneerd.
Aangevoerd is tevens dat verdachte op de geluidsopnames zegt:
‘Ik wou hem ook niet echt slaan, want en… Je slaat hem nog dood ook nog. Maar gewoon wegwezen, oprotten…’
en dus met andere woorden zegt dat hij niet heeft geslagen én ook dat hij niet wilde slaan.
Met betrekking tot de afgifte van het hesje is aangevoerd dat er geen causaal verband is tussen het afgeven van clubattributen, zoals in dit geval het hesje, en de vermeende geweldshandelingen, het bij het verlaten voor zich spreekt dat clubzaken op de club worden achtergelaten en [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat het vanzelf spreekt dat clubattributen moeten worden ingeleverd op het moment dat de club wordt verlaten. Tot slot is nog aangevoerd dat van diefstal met geweld geen sprake kan zijn omdat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ontbreekt, aangezien [slachtoffer 2] erkent dat het hesje bij het verlaten van de club ook op de club moet worden achtergelaten.
Het hof heeft bewezenverklaard dat de verdachte op 7 januari 2017 te Emmen met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld een persoon, te weten [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot afgifte van een hesje of jack, geheel toebehorende aan die persoon, welk geweld hierin bestond dat verdachte die persoon meermalen heeft gestompt en/of geslagen.
Het hof heeft overwogen/geoordeeld dat er in het proces-verbaal van bevindingen door een verbalisant is gerelateerd dat er op de OVC in de memberroom meermalen het ‘geluid alsof er wordt geslagen’ klinkt en dat daarop wordt gereageerd met:
‘aaarch … waarom?’.
Voorts heeft het hof overwogen dat het relaas van de verbalisant omtrent de OVC-opname betrouwbaar is waar deze verbalisant heeft opgenomen dat er het geluid van klappen te horen zijn, mede nu in het geluidsfragment ook een pijnkreet te horen is na het geluid van een klap en dat de enige conclusie die volgens het hof uit die beschrijving kan worden getrokken is dat het slachtoffer door verdachte is gestompt en/of geslagen en dat uit de reactie van het slachtoffer op het geluid van een klap genoegzaam volgt dat er sprake is van pijn bij het slachtoffer.
Het hof heeft verder overwogen/geoordeeld dat het handelen — dat in het kader van een zogenaamde bad standing heeft plaatsgevonden — naar zijn aard wederrechtelijk is en dat uit een verklaring van de verdachte volgt dat nieuwe leden van No Surrender zelf hun eigen hesje moeten betalen en dat daarom van clubeigendom geen sprake is, zodat de wederrechtelijkheid niet ontbreekt bij het afpakken van het hesje. Het hof heeft tevens een causaal verband tussen de geweldshandelingen en het afgeven van het clubhesje gezien.
Het oordeel van het hof dat de enige conclusie die kan worden getrokken uit de beschrijving (conclusie van de verbalisant) van het geluidsfragment is dat verdachte door geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot afgifte van een goed doordat [slachtoffer 2] door verdachte is gestompt en/of geslagen en dat uit de reactie van [slachtoffer 2] op het geluid van de klap genoegzaam volgt dat er sprake is van pijn bij [slachtoffer 2], is niet zonder meer begrijpelijk nu uit het relaas niet, althans niet zonder meer kan volgen dat [slachtoffer 2] door iemand is gestompt/geslagen en dat [slachtoffer 2] daardoor pijn heeft ondervonden en/of verdachte degene is geweest die heeft geslagen. Dat verdachte [slachtoffer 2] heeft geslagen/gestomp waardoor [slachtoffer 2] pijn heeft ondervonden is voorts onbegrijpelijk in het licht van hetgeen het hof heeft vastgesteld, te weten dat door middel van stemherkenning ook is vastgesteld dat, naast [slachtoffer 2] en verdachte ook anderen, te weten [betrokkene 3] en [betrokkene 36] aanwezig zijn geweest in de memberroom. Dat verdachte verklaard heeft dat het best wel kan zijn dat hij [slachtoffer 2] tegen de schouder heeft geslagen doet daaraan niet aan af, gelet op hetgeen de verdediging heeft aangevoerd met betrekking tot de door [slachtoffer 2] afgelegde verklaring, waarin deze verklaard heeft het kinderspel te vinden. Dat klemt te meer nu uit de bewijsvoering van het hof van feit 5 niet zonder meer volgt dat de verdachte [slachtoffer 2] heeft mishandeld, nu als bewijs is gebezigd de OVC-opname waarop te horen is dat verdachte zegt (p. 124) ‘Ik wou hem ook echt niet slaan…’ en de verdachte is vrijgesproken van het medeplegen.
Het oordeel van het hof dat de hesjes geen clubeigendom zijn — zodat het afpakken daarvan wederrechtelijk is — omdat het slachtoffer deze zelf heeft moeten betalen is niet zonder meer begrijpelijk, nu uit de bewijsmiddelen niet kan volgen dat [slachtoffer 2] voor het hesje heeft betaald. Daarbij is van belang dat [slachtoffer 2] kennelijk ook geen aanleiding heef gevonden aangifte te doen van het door een ander, zoals verdachte wederrechtelijk toe-eigenen van een aan hem toebehorend goed en [slachtoffer 2] heeft verklaard dat het vanzelfsprekend is dat clubgerelateerde goederen moeten worden ingeleverd bij het verlaten van de club.
Het oordeel van het hof dat er een causaal verband is tussen het geweld en het afgeven van het hesje is ook niet zonder meer begrijpelijk, nu het hof heeft vastgesteld bad standing tot gevolg kan hebben dat er klappen worden uitgedeeld (als zelfstandige straf) én het hesje wordt afgepakt (eveneens als straf), terwijl niet zonder meer kan blijken dat het geweld wordt gepleegd om slachtoffer te dwingen tot afgifte van het hesje.
Toelichting
6.1
Aan de verdachte is als feit 5 het volgende tenlastegelegd:
‘Feit 5 (zaak 3.43)
Primair
hij op of omstreeks 7 januari 2017 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon, te weten [slachtoffer 2], althans ene [slachtoffer 2], althans een (onbekend gebleven) persoon, heeft gedwongen tot afgifte van een hesje of jack, geheel of ten dele toebehorende aan die persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, die persoon een of meermalen, althans eenmaal, heeft gestompt en/of geslagen, althans mishandeld;
en/of
hij op of omstreeks 7 januari 2017 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hesje of jack, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een persoon, te weten [slachtoffer 2], althans ene [slachtoffer 2], althans een (onbekend gebleven) persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die persoon, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn medeverdachte(n) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, die persoon een of meermalen, althans eenmaal, heeft gestompt en/of geslagen, althans mishandeld;
Subsidiair
hij op of omstreeks 7 januari 2017 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet met voorbedachten rade meermalen, althans eenmaal, een persoon, te weten [slachtoffer 2]. althans ene [slachtoffer 2], althans een (onbekend gebleven) persoon, heeft gestompt en/of geslagen, althans mishandeld.’
6.2
Ter terechtzitting in hoger beroep van 14 maart 2022 heeft de verdachte onder meer als volgt verklaard:
‘Feit 5 ([slachtoffer 2])
U houdt mij mijn verklaring voor zoals afgelegd bij de rechtbank. Op alle OVC-opnamen hoor je vaak dit geluid. Opmerking griffier: verdachte tikt hard met zijn hand op de tafel. Het is een ruimte met een houten vloer en houten wanden. Ik heb [slachtoffer 2] aangesproken. [slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat hij geen klappen heeft gehad en hij noemde het kinderspel. Hij heeft die verklaring zelf afgelegd. Ik zou niet weten wat ik fout zou hebben gedaan. Ik heb hem niet mishandeld.
In elke OVC-opname hoor ik overigens dat ik niet alleen ben in de memberroom. Ik hoorde net bij het afspelen van een OVC-opname ook dat na die tijd het vuur begint te knetteren. Toen was een ander, ik geloof [betrokkene 39] aan het praten. Toen hoorde je hetzelfde geluid als bij de OVC-opname van [betrokkene 123]. Dat hoorde je steeds. Dan denk je:
‘nou, daar gebeurt nogal wat’.
Het was natuurlijk een houten barak. U houdt mij voor dat [betrokkene 36] zou hebben gezegd dat [slachtoffer 2] er met een Bad Standing uit is gezet en dat ik zou hebben gezegd dat mensen die zich niet in het buitenland kunnen gedragen ‘op hun bek krijgen’. Dat is normale praat binnen de subcultuur van een motorclub.
U vraagt mij of [slachtoffer 2] eruit moest. Ja. Dat had Duitsland zo besloten.
U houdt mij voor dat [slachtoffer 2] de memberroom in wordt geroepen. Op donderdag is de algemene clubavond. In de memberroom mag iedereen, elke member, komen. Van de laagste tot de hoogste: als je member bent, mag je daar komen.
U houdt mij voor dat te horen is dat af en toe wordt gevraagd om bepaalde personen naar binnen te halen. Er zitten geen 80 mensen in die memberroom, dat past niet. Er kunnen ongeveer 15 tot 20 mensen in de memberroom zitten.’
6.3
Het proces-verbaal van 14 maart 2022 vermeldt dat namens de verdachte zijn raadsman mr. R.J.H. van der Wal, advocaat te Hengelo, is gepleit conform de door hem overgelegde pleitnota. Die pleitnota luidt onder meer als volgt:
‘Deel II
AKEPA ‘bad standings’
- 25.
In het clubhuis van No Surrender, chapter Emmen, is OVC geplaatst. Pakweg 2,5 jaar is er afgeluisterd en dit zou drie bad standings met eenvoudige mishandelingen hebben opgeleverd, terwijl alle vermeende slachtoffers expliciet ontkennen dat zij zijn mishandeld. Voor zover er juridisch al sprake zou zijn van een mishandeling, dan kun je je natuurlijk de vraag stellen waarom vermeende slachtoffers dit dan ontkennen. Het argument ‘angst’ is te makkelijk.
- 26.
[slachtoffer 4] is eerder gehoord door de politie en ontkent dat hij is mishandeld. Dit herhaalt hij ook tijdens het verhoor bij de RHC, maar als hem dan de vraag wordt gesteld of hij is geslagen, dan zegt hij ‘ja, ik heb wel een klap en een paar duwen gehad’. Is dit dan in strijd met wat hij eerder heeft verklaard niet te zijn mishandeld? Nou, ook die vraag is hem gesteld. Zijn antwoord is veelzeggend:
‘dat noem ik geen mishandeling’.
Van noemenswaardig letsel was ook geen sprake, hooguit een bult van een duw of een klap. Nee, als [verdachte] hem had willen mishandelen dan was het wel anders afgelopen zegt hij. [verdachte] nam het juist altijd voor hem op, het was meer een reactie uit frustratie. Hij beschouwt het in ieder geval niet ais mishandeling en is vol lof over [verdachte].
- 27.
Ook [slachtoffer 3] zegt niet te zijn mishandeld. Als getuige hebben we hem niet kunnen vragen of hij een ‘paar flappers om de oren’ heeft gehad en zo ja, waarom er dan geen sprake zou zijn van mishandeling. [slachtoffer 2] ontkent ook te zijn mishandeld. Kinderspiel noemt hij het zelfs.
- 28.
Dat het er binnen een motorclub wat ruiger aan toegaat dan bij een hockeyclub, zal zo zijn. Ja, natuurlijk zal er weleens een opstootje zijn, is er weleens ruzie of gescheld, maar dat is in een kroeg niet anders. Die vergelijking maak ik bewust omdat de setting binnen een kroeg de nodige raakvlakken heeft. [naam 6] heeft bij de RHC ook verklaard dat zaken worden uitvergroot zodra het binnen een motorclub gebeurd:
‘Dat is precies hetzelfde als bijvoorbeeld met een klap voor de kop oftewel een corrigerende tik; als ik het in de kroeg doe krijg ik een biertje van de eigenaar, maar als ik het op de club doe ben ik crimineel. ’
(blad 5, RHC [naam 6]) Als iemand vervelend is dan wordt hij er uit gezet door de portier en dat dit soms met geweld gepaard gaat is geen geheim. Dus laten we het vooral niet groter maken dan wat het is, dat doen de leden zelf namelijk ook niet.
- 29.
De enige uitschieter qua letsel is wat mij betreft de zaak [betrokkene 34], dat is één van de vier feiten waarvan op basis van OVC wordt gesteld dat sprake is van een bad standing. Het letsel past niet bij een wangfledder of een draai om de oren. Nee, daar is meer aan de hand. De vraag is echter hoe dat letsel is ontstaan. Zelf beweert [betrokkene 34] dat hij 10 a 15 minuten is mishandeld in de memberroom en dat hij daardoor het letsel heeft opgelopen, maar dit kan niet juist zijn. Blijkens de opname is hij ér 53 seconden binnen geweest en is enkel wat gestommel te horen. In de media werd deze zaak breed uitgemeten. Er moesten zelfs ondertitels aan te pas komen om het publiek te overtuigen dat er iemand werd mishandeld, maar goed. Dat [verdachte] achter de deur stond en hij hem van achteren sloeg toen hij binnenkwam kan evenmin kloppen. De deur gaat naar buiten open en te horen is dat [verdachte] [betrokkene 34] begroet als hij binnenkomt. Wat er precies is gebeurd is onduidelijk, maar later is in opname 40 te horen dat [betrokkene 81] degene is die ‘het’ heeft gedaan.
- 30.
Voor wat betreft de Bad Standing feiten zijn de in eerste aanleg ingenomen standpunten, conclusies en verweren vrijwel onveranderd en worden deze grotendeels gehandhaafd. Ter voorkoming van misverstanden bij de beraadslaging of cassatie heb ik dit integraal en gecursiveerd opgenomen in deze pleitnota. Het verzoek is deze onderdelen als voorgedragen te beschouwen.
Tijdens pleidooi zal (mondeling) kort worden aangeduid welke standpunten en conclusies worden gehandhaafd en daar waar nodig voorzien van een aanvulling. Indien u hiermee instemt is het verzoek om deze instemming in het proces verbaal van de zitting op te nemen.
Feit 5 [slachtoffer 2]
PLEITNOTA EERSTE AANLEG:
De eerste ‘bad standing’ op de dagvaarding betreft de zaak [slachtoffer 2]. Dit feit zou op 7 januari 2017 plaats hebben gevonden en er zou sprake zijn van afpersing en/of diefstal met geweld gericht tegen [slachtoffer 2]. Mocht dit niet tot een veroordeling leiden dan zou sprake zijn van medeplegen van eenvoudige mishandeling, al dan niet met voorbedachten rade. Van meet af aan heeft cliënt ontkend. Sterker nog, ook [slachtoffer 2] zelf betwist dat mijn cliënt zich hieraan schuldig heeft gemaakt.
[slachtoffer 2] is in Duitsland door de politie gehoord n. a. v. een rechtshulpverzoek. Hij wil wel een verklaring afleggen over het uittreden bij No Surrender. [slachtoffer 2] neemt geen blad voor de mond, hij vond het maar kinderspel daar in Emmen. Als hem wordt voorgehouden dat de verdenking bestaat dat hij door [verdachte] zou zijn mishandeld is hij duidelijk:
‘Dat is onzin. Voor mij was het daar allemaal kinderspel en ik kan hier ook zeggen dat ik niet geslagen of verder op de een of andere manier mishandeld ben.’
Van wederrechtelijke bevoordeling of toe-eigening is geen sprake; [slachtoffer 2] heeft de clubzaken vrijwillig — en overigens ook zoals het hoort — achtergelaten en is vervolgens vertrokken. Dit verklaart [slachtoffer 2] ook als hem hier door de Duitse politie naar wordt gevraagd.
Het getuigenverhoor wordt afgerond en [slachtoffer 2] besluit:
‘Aan mij is hier heet concreet gevraagd of ik in Nederland mishandeld ben. Dat ben ik beslist niét.’
Cliënt heeft ter zitting een verklaring afgelegd en het geluidsbestand is ook beluisterd.
Primair is het standpunt van de verdediging dat de OVC-gesprekken en de processen-verbaal die hierop betrekking hebben moeten worden uitgesloten van het bewijs. Voor zover u van oordeel bent dal dit wel als bewijs kan worden gebezigd merk ik het volgende op.
Ook uit deze opnames blijkt dat er is geslagen, enkel dat er een geluid tinkt alsof iemand een klap krijgt volgens de verbalisanten.41 42 De verbalisanten interpreteren geluiden als een klap, maar soortgelijke geluiden zijn vaker te horen, waarbij niet de conclusie wordt getrokken dat sprake is van een klap. Maar cliënt is ook te horen op de geluidsopname en zegt:
‘Ik wou hem ook niet echt slaan, want en… Je slaat hem nog dood ook nog. Maar gewoon wegwezen, oprotten … ’
43 Met andere woorden, cliënt verklaart dat hij niet heeft geslagen én ook dat hij niet wilde slaan. Samengevat:
- —
Er is geen enkele getuige die verklaart te hebben gezien dat er is geslagen;
- —
[slachtoffer 2] stelt dat hij niet door dient is geslagen of is mishandeld;
- —
Er is geen letsel geconstateerd;
- —
Nergens uit blijkt dat [slachtoffer 2] pijn had of letsel heeft opgelopen door toedoen van cliënt, hetgeen is vereist om überhaupt van een mishandeling te kunnen spreken.
De OVC opname kan op verschillende manieren worden geïnterpreteerd, zowel ten aanzien van wat er is gebeurd, alsmede ten aanzien van de betrokkenen. Kennelijk is cliënt alleen met een andere persoon, dit zou dan [slachtoffer 2] zijn. Wat hier ook van zij, enkel op basis van een OVC opname kan niet worden vastgesteld dat er iemand is mishandeld door mijn cliënt.
Vast moet staan dat pijn of letsel is opgetreden (HR 23 november 1931, NJ 1932, p. 279; Noyon/Longemeijer/Remmelink Strafrecht, artikel 300 Sr, aant. 1–2). Ik verwijs in dit verband naar een niet gepubliceerd arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 21 februari 2018.44 In die zaak stond een beveiliger terecht op verdenking van eenvoudige mishandeling. Anders dan in deze zaak waren daar ook beelden van beschikbaar. Het hof overweegt hierover als volgt:
‘Op de ter zitting bekeken camerabeelden van het incident is weliswaar te zien dat verdachte op enig moment in de richting van de maag- of buikstreek van aangever stompt, maar noch uit het proces-verbaal van aangifte van aangever, noch anderszins is gebleken dat laatstgenoemde van die stomp pijn of letsel heeft bekomen. Het hof spreekt verdachte daarom ook vrij van het subsidiair ten laste gelegde.’
Cliënt ontkent en vult in dat er wellicht sprake is van grootspraak ten opzichte van de mensen die zich niet in dezelfde ruimte bevinden. Het is een ‘invulling’, zoals ook degene die de OVC beluistert ‘invult’:
‘Kennelijk wordt er geslagen’.
Voor geweld of bedreiging met geweld ontbreekt het wettig bewijs, derhalve ook ten aanzien van de ten laste gelegde afpersing. Dat is voor de diefstal van de in dé tenlastelegging genoemde goederen niet anders.
De persoon in kwestie spreekt ook niet over diefstal van een hesje of andere clubzaken. Het hesje wordt ingeleverd of ingenomen. Een dergelijke inname is echter geen diefstal, want niet wederrechtelijk, zoals [slachtoffer 2] expliciet erkent. Bij het verlaten van de club heeft het lid op voorhand ‘getekend’ / ingestemd met het innemen /retourneren van club-gerelateerde items.
Het dossier bevat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Vrijspraak derhalve.
- 31.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [slachtoffer 2] is afgeperst (primair) in het kader van een bad standing, noch dat hij is mishandeld (subsidiair). [slachtoffer 2] zou door [verdachte] zijn geslagen of gestompt omdat dat volgens de rechtbank te horen is op opname 023. Uitgangspunt dient te zijn wat [slachtoffer 2] zelf verklaart namelijk dat hij niet is mishandeld of afgeperst door [verdachte]. Er zijn bovendien geen getuigen van geweest, noch kan worden vastgesteld of er sprake was van pijn of letsel bij [slachtoffer 2]. Een enkele ovc opname is onvoldoende voor een bewezenverklaring dat het [verdachte] is geweest die [slachtoffer 2] heeft mishandeld.
Subsidiair
- 32.
[verdachte] is door de rechtbank veroordeeld wegens afpersing van [slachtoffer 2]. Cliënt ontkent dat hij [slachtoffer 2] heeft mishandeld en [slachtoffer 2] zelf heeft expliciet verklaard dat hij niet mishandeld:
‘Mir ist jetzt vorgehalten worden, dass es den Verdacht gibt, dass ich von dem [verdachte] misshandelt worden bin. Das ist Blödsinn. Für mich war das Ganze dort Kinderkram und ich kann hier auch sagen, dass ich nicht geschlagen oder sonst in irgendeiner Art und Weise misshandelt worden bin.’
(p. 3401) en direct erna:
‘Aan mij is hier heel concreet gevraagd of ik in Nederland mishandeld ben. Dat ben ik beslist niet.’
- 33.
Cliënt is op de geluidsopname te horen:
‘Ik wou hem ook niet echt slaan, want en… Je slaat hem nog dood ook nog. Maar gewoon wegwezen, oprotten…’
*5 Met andere woorden, hij verklaart dat hij niet heeft geslagen én ook dat hij niet wilde slaan. Mocht u toch aannemen dat [slachtoffer 2] wel door [verdachte] is geslagen, dan staat dit fragment in ieder geval in de weg aan een bewezenverklaring van mishandeling met voorbedachten rade. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat dit een eenvoudige mishandeling oplevert.
- 34.
Voor zover u van oordeel bent dat [slachtoffer 2] door cliënt is geslagen, dan wil dit nog niet zeggen dat [slachtoffer 2] hierdoor is gedwongen tot afgifte van zijn hesje. Er is geen sprake van een causaal verband tussen het afgeven van clubattributen, zoals in dit geval het hesje, en de vermeende geweldshandelingen. Bij het verlaten van de club — en daar was op dat moment sprake van — spreekt het voor zich dat clubzaken op de club worden achtergelaten.
- 35.
‘Dwingen’ veronderstelt dat iemand zonder het op hem toegepaste dwangmiddel niet de in de wet genoemde prestatie zou hebben verricht, althans niet op het ogenblik waarop en in de omstandigheden waarin hij thans gehandeld heeft.45 46 47 [slachtoffer 2] verliet op dat moment de club en zou het hesje zonder enige twijfel hebben achtergelaten. Bij de RC is [slachtoffer 2] gevraagd of clubattributen moeten worden ingeleverd op het moment dat de club wordt verlaten. ‘Ja, dat spreekt vanzelf.’ is het antwoord van [slachtoffer 2].48 Zodra andere motieven dan het geweld tot afgifte hebben geleid zal het misdrijf van art. 317 Sr nimmer verwezenlijkt zijn.
- 36.
Van diefstal met geweld kan evenmin sprake zijn omdat het oogmerk van wederrechtelijke toe- eigening ontbreekt. Zoals gezegd erkent [slachtoffer 2] ook dat het hesje bij het verlaten van de club ook op de club moet worden achtergelaten.’
6.4
In het arrest heeft het hof bewezen verklaard, dat:
‘Feit 5 (zaak 3.43)
Primair
hij op 7 januari 2017 te Emmen met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld een persoon, te weten [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot afgifte van een hesje of jack, geheel toebehorende aan die persoon, welk geweld hierin bestond dat verdachte die persoon meermalen heeft gestompt en/of geslagen.’
6.5
Met betrekking tot feit 5 heeft het hof overwogen:
‘Feit 5: Afpersing van [slachtoffer 2] (Akepa zaak 3.431
Toepassing geweld en gedwongen afgifte No Surrender hesje
Op 29 maart 2014 start het opsporingsonderzoek Akepa naar leden van het Nd Surrender chapter Emmen. In het clubhuis in Emmen wordt onder andere op 7 januari 2017 vertrouwelijke communicatie (OVC) opgenomen. In de memberroom van No Surrender in Emmen wordt die dag [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) aangesproken op zijn gedrag. [slachtoffer 2] is de president van de Duitse chapter van No Surrender en had zich misdragen in Denemarken, aldus verdachte.78 Door middel van stemherkenning wordt vastgesteld dat, naast [slachtoffer 2], verdachte, [betrokkene 3] en [betrokkene 36] aanwezig zijn in de memberroom.79 [slachtoffer 2] heeft zelf ook verklaard dat hij op 7 januari 2017 in Emmen was en werd opgeroepen om naar eigen zeggen ‘af te leggen’.
Uit het OVC-gesprek van 7 januari 2017 volgt dat [slachtoffer 2] in ‘bad standing’ uit No Surrender wordt gezet. In het proces-verbaal van bevindingen is door de verbalisant gerelateerd dat er op de OVC in de memberroom meermalen het ‘geluid alsof er wordt geslagen’ klinkt. Uit het proces-verbaal blijkt ook dat er iemand op dit geluid reageert met:
‘aaarch … waarom?’.
Meerdere malen wordt gezegd dat het slachtoffer zijn jack uit moet doen. Verdachte zegt op een gegeven moment:
‘Ik sla je de (ntv). We hebben je jack, anders had ik je die (ntv) kapot geslagen’.
Vervolgens praten de aanwezigen in de memberroom na het verlaten van [slachtoffer 2] nog wat na. Hierbij zegt verdachte:
‘je slaat hem nog dood nog’
en [betrokkene 3] zegt:
‘Godverdorie, ik wou hem., (ntv) maar hij had genoeg gehad ja’.
Dat net als [betrokkene 3] verdachte ook gefrustreerd is, blijkt uit de volgende uitlating:
‘Ik heb m'n eigen jongens hier d'r uitgetrapt (ntv) he. Die heb ik helemaal allemaal verbouwd, geloof mij, helemaal de kop kapot geslagen, en oorsuizen d'r bij. En dan ga ik zo'n jongen sparen? Ga weg man.’
Nadat meer mensen de memberroom komen, deelt [betrokkene 36] mee:
‘Luister jongens. [slachtoffer 2] is er net uit gegaan. BS {het hof begrijpt: bad standing)’.
Verdachte deelt ook nog mee:
‘Als ik wat mag zeggen…. (…) Mensen die zich in het buitenland niet kunnen gedragen, die krijgen op hun bek.’
Conclusie t.a.v. feit 5
Het hof acht bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] op 7 januari 2017 heeft afgeperst.
In het proces-verbaal van bevindingen van 13 april 2018 is door de verbalisant gerelateerd dat er op de OVC in de memberroom een geluid klinkt alsof iemand een klap krijgt. Uit het proces-verbaal blijkt ook dat het slachtoffer op dit geluid reageert met ‘aaarch … waarom?’ De in het proces-verbaal genoemde geluidsopname ‘File Number 9260, Subfile 023’ is ter terechtzitting van het hof van 14 maart 2022 beluisterd.
Het hof acht het relaas van de verbalisant omtrent de OVC-opname betrouwbaar waar deze verbalisant heeft opgenomen dat er het geluid van klappen te horen zijn op de opname, mede nu in het geluidsfragment ook een pijnkreet te horen is na het geluid van een klap. De enige conclusie die naar het oordeel van het hof uit de beschrijving van het geluidsfragment kan worden getrokken, is dat het slachtoffer door verdachte is gestompt en/of geslagen. Uit de reactie van het slachtoffer op het geluid van een klap volgt genoegzaam dat er sprake is van pijn bij het slachtoffer.
Bovenstaand gewelddadig handelen, dat in het kader van een zogenaamde bad standing heeft plaatsgevonden, is naar zijn aard wederrechtelijk. Uit een verklaring van verdachte bij de politie volgt dat nieuwe leden van No Surrender zelf hun eigen hesje moeten betalen.82 Van clubeigendom van de hesjes en daardoor het ontbreken van de wederrechtelijkheid bij het afpakken daarvan is dan ook geen sprake. Het hof is bovendien — anders dan de verdediging — van oordeel dat sprake is van causaal verband tussen de geweldshandelingen en het afgeven van het clubhesje. Uit OVC-opname volgt dat direct nadat de eerste klap aan [slachtoffer 2] wordt uitgedeeld, tegen hem wordt geschreeuwd dat hij zijn hesje uit moet doen. De geweldshandelingen uiteindelijk stoppen in ieder geval niet voordat het hesje van [slachtoffer 2] is afgepakt en hij uit de memberroom is gezet. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Anders dan de advocaat-generaal komt het hof tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte dit feit in vereniging heeft gepleegd. Het hof ziet onvoldoende aanwijzingen van betrokkenheid van anderen dan verdachte bij het toepassen van het geweld ten aanzien van [slachtoffer 2]. Het hof zal verdachte dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 5 primair ten laste gelegde.’
6.6
Als bewijsmiddelen heeft het hof gebruikt:
‘Feit 5
- 1.
De door verdachte ter zitting van de rechtbank van 4 februari 2020 afgelegde verklaring voor zover inhoudende:
Met betrekking tot feit 5 laat de rechtbank een geluidsfragment van 7 januari 2017 horen (file number 9260, subfile 023)(…) U vraagt wat wij hebben gehoord. Ik was boos. [slachtoffer 2] had zich misdragen in Denemarken. Hij was de president van de Duitse chapter en wordt hier toegesproken. (…) Ik zal hem best tegen zijn schouder hebben geslagen.
- 2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 april 2018. opgenomen op pagina 3365 e.v. (map 11) van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
In het onderzoek Akepa is gebruik gemaakt van Opname Vertrouwelijke communicatie (OVC). Alle genoemde opnamen zijn in eerste aanleg beluisterd. Daar waar vervolgens opnamen zijn verwerkt in een (deel) dossier van het onderzoek Akepa zijn deze opnamen door mij wederom beluisterd en is de inhoud hieronder weergegeven.
Aan deze gesprekken nemen onder andere de volgende personen deel:
[verdachte]: betreft [verdachte], geboren op [geboortedatum]-1964 te [geboorteplaats], proces-verbaal stemherkenning 12022-AH-97.14
[slachtoffer 2] (slachtoffer): [slachtoffer 2]
[betrokkene 3]: betreft [betrokkene 3], geboren op [geboortedatum] -1963 te [geboorteplaats], proces-verbaal stemherkenning 12022-AH-98 (het hof leest: 12022-AH-89)
[betrokkene 36]: betreft [betrokkene 36], geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats], proces-verbaal stemherkenning I2022-AH-8616
Unit ID A2-16463, File Number 9260, Subfile 023, Datum 7 januari 2017,
Tijdstip 11:48:13 uur t/m 11:51:18 uur
[verdachte]: Moeten jullie hier zijn?… (ntv) kunnen zij er even uit? (…) Ja, ik moet even wat doen hier.
Er wordt door NN-en gesproken over ‘[naam 1]’ en ‘[naam 2]’.
[verdachte] :…. Zo onbeschoft gedragen in Denemarken als president. Ken niet man.
NN: Wat heeft hij gedaan?
[verdachte]: Zo onbeschoft gedragen in Denemarken.
NN: Ja?
[verdachte]: Als president he. Dronken, en zo vervelend. (…)
—Er komt kennelijk iemand binnen. Volgende gedeelte vindt plaats in het Duits.—[verdachte]: [slachtoffer 2]: Captain
—geluid alsof iemand een klap krijgt— [slachtoffer 2]: Aaarch….Waarom?
[verdachte]: Waarom? Dat was voor Denemarken. Jij, klootzak, (ntv) gedragen dan. Je kunt je ja niet gedragen ja.
[slachtoffer 2]: Dat was….
[verdachte]: JE KUNT JE JA NIET GEDRAGEN, Hé.
—geluid alsof er wordt geslagen— [slachtoffer 2]: Ok [verdachte]: JA?
[slachtoffer 2]: Ja
[verdachte]: Jack uit! Wegwezen, wegwezen, ja!
[slachtoffer 2]: Ok
[verdachte]: Jack uit. En met het geld alles oplossen met die lui, ja. Je bent president van deze clubje dient je te gedragen, meer niet. JA? GEDRAGEN! Daarom ben je president. Je bent een voorbeeld voor die mensen Ja.
[slachtoffer 2]: (zacht/timide) ok
[verdachte]: Pas goed op, m'n jongen Ja?
[slachtoffer 2]: (ntv)
[verdachte]: Ja? Pas goed op. En…. Jack uit, shirt uit. Shirt uit, open maken. Ik sla je de (ntv). We hebben je jack, anders had ik je die (ntv) kapot geslagen.
[slachtoffer 2]: Sorry.
[verdachte]: SORRY? Je bent normaal gesproken een voorbeeld, als president. Je bent een klootzak. Ik krijg telefoon van Denemarken, van mijn mensen, die 11 jaar moeten zitten, weetje. Voor deze club. Die zitten 11 jaar voor moord Ja? Jij verneukt daar mensen.
[slachtoffer 2]: Dat was niet zo bedoeld.
[verdachte]: Je hebt het gedaan.
[slachtoffer 2]: Ja, maar niet expres.
—geluid van een klap— [slachtoffer 2]: Aaarch….
[verdachte]: Ja? Wegwezen, klootzak, wegwezen. En alles regelen he. De geldafspraken, wat je geleend hebt, watje nog terugbetalen moet (…) Ik heb gehoord datje nog wat betalen moet. (In het Nederlands) Eh [betrokkene 3], regel dat even met [betrokkene 8]. Ga met capt. [betrokkene 3] mee. En als je je bek open doet tegen andere mensen, maakt me niet uit, ik kom bij je thuis.
—einde gesprek in het Duits— (…)
Unit ID A2-16463, File Number 9260, Subfile 024, Datum 7 januari 2017,
Tijdstip 11:51:18 uur t/m 11:56;35 uur:
[verdachte]: Onbeschoft varken man, in Denemarken (…) Ik wou hem ook niet echt slaan, want eh…. Je slaat hem nog dood ook nog. Maar gewoon wegwezen, oprotten. (…) We hebben beloofd (ntv) feest zo weg moet. Zonder kaak, of wat dan ook. Dus….
—door elkaar—
[betrokkene 3]: Godverdorie, ik wou hem., (ntv) maar hij had genoeg gehad ja,… (ntv) dit ja.
[verdachte]: Morgenvroeg als hij wakker wordt dan, huh (…) [verdachte]: Dit is [betrokkene 113] z'n grootste vriend. Maar die gaat daar stoer doen, als president. En gaat mensen hele tijd lastig vallen en onbeschoft weez'n. Dus ik krijg daar een mailtje over van die captain. Ik heb m'n eigen jongens hier d'r uitgetrapt (ntv) he. Die heb ik helemaal allemaal verbouwd, geloof mij, helemaal de kop kapot geslagen, en oorsuizen d'r bij. En dan ga ik zo'n jongen sparen? Ga weg man.
Er komen kennelijk meer mensen binnen. Er wordt ook Duits gesproken (…) Als kennelijk iedereen binnen is neemt [betrokkene 36] het woord (Duits) Er wordt o.a. gezegd dat iedereen moet komen.
[betrokkene 36]: Lu ister jongens.
NN: geen [slachtoffer 2] ?
[betrokkene 36]: Nee. Luister jongens. [slachtoffer 2] is er net uit gegaan. BS {het hof begrijpt: bad standing). Hij heeft zich misdragen, dat Denemarken zich bij cap [verdachte] heeft gemeld. Denemarken heeft zijn beklag gedaan dat hij zich zo heeft misdragen. Heeft daar de zaken verneukt. En wat we ook net nog gehoord hebben is dat hij ook nog geld schuldig is, aan 2 lui. Zonder dat hij dat gezegd heeft. Jammer dat het zo gaat. Dat we weer iemand verliezen, omdat men niet eerlijk is. (…) Ik zeg het nog één keer, ik heb het al tegen iedereen gezegd: de Ie die zich weer misdraagt, of weer niet eerlijk is, of weer broeders Verneukt, die kan direct opstappen. Ik hoop dat dit duidelijk is nu. Dit is ook de laatste keer dat ik weer zo'n gesprek houd.
Iemand zegt dat [betrokkene 36] nog even weer overnieuw moet beginnen omdat ze lang niet compleet zijn.
[betrokkene 36] (Duits): Ok, jongens, even kort voor diegene die net zijn binnengekomen, pres [slachtoffer 2] is net met BS er uit gegaan. Hij heeft zich zo misdragen dat de lui uit Denemarken, de cap uit Denemarken, onze captain [verdachte] gebeld heeft, en zijn beklag heeft gedaan over zijn gedrag. Hij heeft geld, wat hij nog openstaan had, niet betaald. Hij is verschillende mensen nog geld schuldig, ik heb er genoeg van.
[verdachte]: Als ik wat mag zeggen,… (…) Mensen die zich in het buitenland niet kunnen gedragen, die krijgen op hun bek.
- 3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2017 opgenomen op pagina 3370 e.v. (map 11) van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2]:
Op 20 juni 2017 heeft een beëdigde tolk Duits een aantal Duitse fragmenten beluisterd van de OVC van 7 januari 2017 en vertaald vanuit de Duitse taal.
- 4.
Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 20 december 2017 opgenomen op pagina 3400 e.v. (map 11) van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2]:
Het is juist dat ik tot januari 2007 president van de No Surrender MC Chapter Death Country ben geweest. We hadden destijds een clubhuis in Borger in het Emsland gehad (…) Ik word nu heel concreet op 07-01-2017 aangesproken. Het was zo dat we op die avond bij onze broeders in Emmen op een party zijn geweest. We waren daarbij in het clubhuis van No Surrender MC Emmen in Nederland. Op deze party was ook de ‘World Captain’ [verdachte]. In het kader van deze party ben ik door [verdachte] opgeroepen om ‘af te leggen’. Het ging hier om een beschuldiging van belediging ten opzichte van onze Deense broeders, die ik echter niet zo kon begrijpen.
- 5.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2017, opgenomen op pagina 3408 (map 11) van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
In het onderzoek Akepa zijn diverse bijzondere opsporingsmethoden toegepast waaronder Onderzoek telecommunicatie (Tap) en Opnemen vertrouwelijke communicatie (OVC).
Door mij, verbalisant [verbalisant 2] is onderzoek ingesteld naar de verdachte [verdachte] en gesprekken opgenomen in tap en OVC.
Deze verdachte is volledig genaamd:
[verdachte] (roepnaam [verdachte]) geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] (…)
Op 23 januari 2014 is er op Youtube een filmpje van een persconferentie gepubliceerd. Dit is onderdeel van een uitzending van RTV Drenthe.
Dit filmpje heeft de volgende URL: https://www.youtube,com/[link] en is als bijlage bij dit Proces-verbaal gevoegd middels DVD.
Deze persconferentie gaat over [verdachte] en de overstap van Satudarah leden naar No Surrender. In het filmpje is o.a. [verdachte] aan het woord.
Het genoemde filmpje kan als brongesprek ten behoeve van stemherkenning van verdachte [verdachte] dienen.
- 6.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 mei 2017. opgenomen op pagina 3410 e.v. (map 11) van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2]:
In het onderzoek Akepa is een bijzondere opsporingsmethode toegepast te weten Onderzoek telecommunicatie (Tap).
Door mij, verbalisant, is onderzoek ingesteld naar de verdachte [betrokkene 3] en de gesprekken opgenomen in de tap.
Deze verdachte is volledig genaamd:
[betrokkene 3] geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] (…)
- —
Onderzoek telecommunicatie:
Op 23 december 2014 te 09:31:38 uur is een telefoongesprek middels het telefoonnummer [telefoonnummer 4], gevoerd.
[betrokkene 3] belt met het UWV. [betrokkene 3] meldt zich ziek, daar hij een zware burn out heeft die overgegaan is in een depressie volgens zijn psychiater waar hij gisteren is geweest (bron: 03DRN12022-AKEPA -sessienummer 7066, d.d.23/12/2014 te 09:31:38 uur) (…) Het telefoonnummer [telefoonnummer 4] staat op naam Van [betrokkene 3], [b-straat 02], [postcode] te [d-plaats]. Ik, verbalisant, heb dit gesprek beluisterd en de beller in dit gesprek stelt zich voor als [betrokkene 3]. (…)
Ik, verbalisant, heb meerdere gesprekken van de tap beluisterd en daarin is dezelfde stem te horen als in het genoemde tapgesprek.
Uit bovenstaande kan worden vastgesteld dat de beller de genoemde verdachte [betrokkene 3] betreft en derhalve kan bovenstaand gesprek als brongesprek ten behoeve van stemherkenning van verdachte [betrokkene 3] dienen.
- 7.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2017, opgenomen op pagina 3415 e.v, (map 1IV van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 12]:
In het onderzoek Akepa en de deelonderzoeken Sargas en Walpurga zijn diverse bijzondere opsporingsmethoden toegepast waaronder Onderzoek telecommunicatie (Tap) en Opnemen vertrouwelijke communicatie (OVC).
Door ons, verbalisanten is onderzoek ingesteld naar de verdachte [betrokkene 36] en gesprekken opgenomen in tap en OVC.
Deze verdachte is volledig genaamd:
[betrokkene 36] geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] (…)
Onderzoek telecommunicatie:
Op 3 september 2015 te 14:26 uur is een telefoongesprek middels het telefoonnummer [telefoonnummer 3], gevoerd.
[betrokkene 36] (NG) wgd [betrokkene 4] van het gemeentehuis Emmen. Ze vragen eerst naar elkaars vakantie, die er inmiddels op zit en dan naar de gezondheid van [betrokkene 36]. [betrokkene 36] zegt dat hij verleden jaar goed door heen gekomen is. [betrokkene 4] zegt een nota te hebben van de huur van het terrein en vraagt waar deze heen moet. [betrokkene 36] zegt blij te zijn dat [betrokkene 4] die heeft want ze hebben alle afdelingen op het Gemeentehuis gehad om deze te betalen en niemand kan hun iets zeggen. [betrokkene 36] en [betrokkene 4] spreken af dat de nota naar [betrokkene 44] aan de [c-straat] gaat. [betrokkene 36] zegt dat ze dan gelijk de nota over maken. EG.
(…)
In bovenstaand gesprek wordt de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] gebeld door wethouder [betrokkene 4] van de gemeente Emmen. Het gesprek gaat over de huur van het terrein. De gebelde noemt zich [betrokkene 36] en wordt vervolgens meneer [betrokkene 36] genoemd door de [betrokkene 4].
Uit bovenstaande kan worden vastgesteld dat de gebelde persoon de genoemde verdachte [betrokkene 36] betreft en derhalve kan bovenstaand gesprek als brongesprek ten behoeve van stemherkenning van verdachte [betrokkene 36] dienen.
- 8.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 3 januari 2018, opgenomen op pagina 5050 e.v. (map 18) van voomoemd dossier, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
V: Nou dan hebben we het nog in de algemeenheid, er staat hier dat zijn hesje wordt afgenomen. Hè bij bad standing lezen wij dat hesjes worden afgenomen.
A: Ja.
V: Wat gebeurt er dan met zo'n hesje?
A: Dat ligt eraan, we hebben een hele tijd gehad dat we ze gingen door verkopen. Als ze de goeie maat hadden.
V: Aan nieuwe leden.
A: Aan nieuwe leden, want weetje wat het is, een nieuw hesje kost toch wel € 80
V: Ja.
A: En en dan € 25, het goedkoop maken, want de motorclubmensen bij ons sowieso hebben niet veel geld te besteden, ben ik eerlijk in. Contributie is € 50 in de maand dus het is krabben en klooien om rond te komen.’
6.7
Van afpersing is sprake indien met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld of bedreiging met geweld iemand dwingt hetzij tot de afgifte van enig goed dat geheel of ten dele aan deze of aan een derde toebehoort, hetzij tot het aangaan van een schuld of het teniet doen van een inschuld, hetzij tot het ter beschikking stellen van gegevens. ‘Dwingen’ veronderstelt dat iemand zonder het op hem toegepaste dwangmiddel niet de in de wet genoemde prestatie zou hebben verricht, althans niet op het ogenblik waarop en in de omstandigheden waarin hij thans gehandeld heeft.15. Het causale verband tussen het geweld en de afgifte is hier nog scherper gesteld dan tussen het oplichtingsmiddel en de afgifte in art. 326: zodra andere motieven dan het geweld tot afgifte hebben geleid zal het misdrijf van art. 317 nimmer verwezenlijkt zijn.16. Het geweld of de bedreiging met geweld behoeft niet gericht te zijn tegen de persoon zelf die tot afgifte (enz.) wordt gedwongen. Zo kan het geweld zijn gericht tegen de gezondheid van de afnemers van limonade17. of kan gedreigd worden dat elders gestalde schilderijen zullen worden vernietigd.18. Ook kan worden gedacht aan de bankovervaller die een schietwapen richt op een der aanwezige klanten. De Hoge Raad oordeelde in het geval van een ‘geënsceneerde bedreiging’ dat het er voor art. 317 niet toe doet of degene tegen wie de ‘dreiging’ gericht was zich werkelijk bedreigd heeft gevoeld.19. Het geweld waarmee gedreigd wordt kan ook door anderen dan de afperser zelf worden uitgeoefend.20. A-G Machielse wijst er in zijn conclusie op dat de dreiging met geweld van art. 317 eerder lijkt op de dreiging met geweld van art. 242, dan op bedreiging zoals bedoeld in art. 285. Het oproepen van een dreigende sfeer is derhalve voldoende. Volgens art. 81 wordt met het plegen van geweld gelijkgesteld het brengen in een staat van bewusteloosheid of onmacht.21.
6.8
‘Afgifte’ is in het algemeen de daad van hem op wie dwang wordt uitgeoefend. Zij hoeft echter niet noodzakelijk een fysieke handeling te zijn: zowel het doen afgeven22. als het gedogen dat iets weggenomen wordt23. kunnen onder omstandigheden als ‘afgifte’ gelden. Door de vervaging van de grens tussen ‘afgeven’ en ‘wegnemen’ kunnen afpersing en diefstal elkaar in bepaalde situaties naderen of overlappen (denk aan roofovervallen met wapens.24. Hij die een ander dwingt zijn pincode in te toetsen en er met het uitgekeerde geld vandoor gaat, kan zich schuldig maken aan diefstal met geweld dan wel afpersing.25. Hij die een ander dwingt zijn pincode te noemen maakt zich niet schuldig aan afpersing, daar de bekendheid van de rechthebbende met die cijfercombinatie geen ‘goed’ in de zin van art. 317 is. Evenmin is het noemen van een pincode ‘afgifte’, omdat de rechthebbende de beschikking over die pincode niet verliest.26. Niet is vereist dat het goed op het moment van het uitoefenen van dwang tot het vermogen van de ‘afgever’ behoort en hij daarover de beschikkingsmacht heeft. Bij een onvoltooide afpersing is immers het verlies van beschikkingsmacht van de ‘afgever’ niet vereist voor een bewezenverklaring. Daarnaast biedt de bepaling ook bescherming tegen ‘vermogensverschuiving’ onder dwang en kan de ‘afgever’ dus ook gedwongen worden een goed van een derde af te geven.27. Het goed moet dus in elk geval aan een ander dan de dader toebehoren. Mits het goed onder het bereik van de gedwongene is, kan het geval zich voordoen dat het goed ten dele aan de dader toebehoort en dat deze het gebruik of de eigendom geheel voor zichzelf beoogt.28. Voor de beantwoording van de vraag of een goed aan een ander toebehoort in de zin van dit artikel is op zichzelf niet van belang of het een illegaal goed is van een zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of met het algemeen belang, dan wel dat het enkele aanwezig hebben van dat goed reeds strafrechtelijke aansprakelijkheid met zich brengt.29.
6.9
Het oordeel van het hof dat de enige conclusie die kan worden getrokken uit de beschrijving (=conclusie van de verbalisant) van het geluidsfragment is dat verdachte door geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot afgifte van een goed doordat [slachtoffer 2] door verdachte is gestompt en/of geslagen en dat uit de reactie van [slachtoffer 2] op het geluid van de klap genoegzaam volgt dat er sprake is van pijn bij [slachtoffer 2], is niet zonder meer begrijpelijk nu uit het relaas niet, althans niet zonder meer kan volgen dat [slachtoffer 2] door iemand is gestompt/geslagen en dat [slachtoffer 2] daardoor pijn heeft ondervonden en/of verdachte degene is geweest die heeft geslagen. Dat verdachte [slachtoffer 2] heeft geslagen/gestomp waardoor [slachtoffer 2] pijn heeft ondervonden is voorts onbegrijpelijk in het licht van hetgeen het hof heeft vastgesteld, te weten dat door middel van stemherkenning ook is vastgesteld dat, naast [slachtoffer 2] en verdachte ook anderen, te weten [betrokkene 3] en [betrokkene 36] aanwezig zijn geweest in de memberroom. Dat verdachte verklaard heeft dat het best wel kan zijn dat hij [slachtoffer 2] tegen de schouder heeft geslagen doet daaraan niet aan af, gelet op hetgeen de verdediging heeft aangevoerd met betrekking tot de door [slachtoffer 2] afgelegde verklaring, waarin deze verklaard heeft het kinderspel te vinden. Dat klemt te meer nu uit de bewijsvoering van het hof van feit 5 niet zonder meer volgt dat de verdachte [slachtoffer 2] heeft mishandeld, nu als bewijs is gebezigd de OVC-opname waarop te horen is dat verdachte zegt (p. 124) ‘Ik wou hem ook echt niet slaan…’.
6.10
Het oordeel van het hof dat de hesjes geen clubeigendom zijn — zodat het afpakken daarvan wederrechtelijk is — omdat het slachtoffer deze zelf heeft moeten betalen is niet zonder meer begrijpelijk, nu uit de bewijsmiddelen niet kan volgen dat [slachtoffer 2] voor het hesje heeft betaald. Daarbij is van belang dat [slachtoffer 2] kennelijk ook geen aanleiding heef gevonden aangifte te doen van het door een ander, zoals verdachte wederrechtelijk toe-eigenen van een aan hem toebehorend goed. Het oordeel van het hof dat er een causaal verband is tussen het geweld en het afgeven van het hesje is ook niet zonder meer begrijpelijk, nu het hof heeft vastgesteld bad standing tot gevolg kan hebben dat er klappen worden uitgedeeld (als zelfstandige straf) én het hesje wordt afgepakt (eveneens als straf), terwijl niet zonder meer kan blijken dat het geweld wordt gepleegd om slachtoffer te dwingen tot afgifte van het hesje.
Middel VII
Aan de verdachte is als feit 6 tenlastegelegd dat hij op of omstreeks 1 november 2016 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet met voorbedachten rade, meermalen, althans eenmaal, een persoon, te weten [slachtoffer 3], althans een persoon, heeft gestompt en/of geslagen, althans mishandeld.
De rechtbank heeft bewezenverklaard dat verdachte op 1 november 2016 te Emmen, met voorbedachten rade, meermalen [slachtoffer 3] heeft geslagen. De rechtbank heeft daartoe gebruik gemaakt van de inhoud van de mededeling van de Belgische politie dat [slachtoffer 3] aan hen heeft verteld dat hij klappen heeft gehad bij de mishandeling in Emmen.
In haar appelschriftuur heeft de verdediging onder meer verzocht [slachtoffer 3] als getuige te horen. Het hof heeft het verzoek tot het horen van [slachtoffer 3] toegewezen onder de vermelding dat de verdediging binnen drie weken na het wijzen van tussenarrest (op 11 augustus 2021) de adresgegevens van de huidige verblijfplaats van onder meer [slachtoffer 3] dient te verschaffen aan het hof. Uit het verhandelde ter terechtzitting volgt dat de raadsheer-commissaris vervolgens nadien het hof heeft bericht dat van de getuige geen (actuele) woon- of verblijfplaats vastgesteld kon worden zodat de getuige niet is gehoord.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte onder meer verklaard dat hij met ‘flappers om de oren’ doelt op een draai om de oren wat in zijn woordenschat betekent dat je wordt toegesproken. Aangevoerd is tevens dat [slachtoffer 3] er netjes is uitgezet.
Door de verdediging is onder meer aangevoerd dat [slachtoffer 3] bij de politie weliswaar heeft verklaard dat hij een klap en een paar duwen heeft gehad maar dat hij expliciet heeft verklaard niet te zijn mishandeld zodat verdachte belang heeft bij het horen van de getuige die niet door verdachte is kunnen worden ondervraagd. Aangevoerd is dat uit de OVC-opnamen niet kan worden vastgesteld dat er überhaupt klappen zijn gevallen en dat het proces-verbaal van bevindingen een kwestie van interpreteren is; er geen letsel is geconstateerd, zodat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Aangevoerd is dat [slachtoffer 3] zelf heeft verklaard dat hij niet met bad standing de club uitgezet is en van voorbereiding of het planmatig te werk gaan niet kan blijken, zodat de verdachte moet worden vrijgesproken van mishandeling met voorbedachte raad. Voorts is aangevoerd dat het in het hoger beroep niet is gelukt om getuige [slachtoffer 3] (tijdig) te traceren, zodat de verdediging hem niet heeft kunnen ondervragen terwijl er in het dossier geen bewijs aanwezig is voor de strafverzwarende variant mishandeling met voorbedachten rade. Aangevoerd is dat [slachtoffer 3] zelf heeft verklaard dat hij niet met bad standing de club uitgezet is en van voorbereiding of het planmatig te werk gaan niet kan blijken, zodat de verdachte moet worden vrijgesproken van mishandeling met voorbedachte raad.
Het hof heeft vervolgens bewezenverklaard dat de verdachte op 1 november 2016 te Emmen, met voorbedachten rade, meermalen [slachtoffer 3] heeft gestompt en/of geslagen. Ten behoeve van de bewezenverklaring heeft het hof gebruik gemaakt van de inhoud van de mededeling van de Belgische politie dat [slachtoffer 3] aan hen heeft verteld dat hij klappen heeft gehad bij de mishandeling in Emmen.
Het hof heeft in het arrest vastgesteld dat de verdediging in hoger beroep heeft verzocht om [slachtoffer 3] als getuige te horen; het hof dat verzoek bij tussenarrest heeft toegewezen; de raadsheer-commissaris heeft geoordeeld dat van de getuige geen (actuele) woon- of verblijfplaats vastgesteld kon worden en de verdediging later in de procedure niet opnieuw heeft gevraagd om de getuige te doen horen. Het hof heeft voorts geoordeeld dat de verklaring die [slachtoffer 3] in 2018 bij de politie heeft afgelegd bruikbaar is voor het bewijs, nu de betrokkenheid van verdachte bij de mishandeling niet in beslissende mate op de verklaring van [slachtoffer 3] is gebaseerd, maar in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen, terwijl dat steunbewijs ook betrekking heeft op die onderdelen van de verklaring van [slachtoffer 3] die door verdachte zijn betwist. Daartoe heeft het hof overwogen dat naast [slachtoffer 3] verdachte en [betrokkene 39] aanwezig waren in de memberroom; dat uit het OVC-gesprek volgt dat [slachtoffer 3] wordt teruggesneden naar prospect; dat door een verbalisant is gerelateerd dat dat er op de OVC in de memberroom meermalen het ‘geluid van klappen’ te horen is; dat verdachte heeft gezegd dat [slachtoffer 3] een paar flappers aan z'n oren heeft gehad en hij denkt dat hij daar behoorlijk last van heeft. Het hof heeft verder overwogen dat het uitgaat van de juistheid van de inhoud van de mededeling van [slachtoffer 3] aan de Belgische politie dat hij klappen heeft gehad bij de mishandeling in Emmen; dat het hof het relaas van de verbalisant van wat hoorbaar is adequaat en correct acht; dat verdachte zelf in de OVC-opname zegt dat [slachtoffer 3] ‘een paar flappers aan z'n oren heeft gehad’ en dat hij denkt dat [slachtoffer 3] er behoorlijk last van zal hebben; dat het hof op grond van de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen acht dat het verdachte is geweest die de op de OVC-opname gehoorde klappen aan [slachtoffer 3] heeft gegeven en dat deze klappen pijn moet hebben veroorzaakt bij [slachtoffer 3], volgt uit de uitlating van verdachte op de OVC-opname dat [slachtoffer 3] behoorlijk zal last zal hebben van de door hem gegeven klappen.
Voor de klacht is van belang dat het hof in het kader van feit 12 onder meer heeft vastgesteld dat er straffen bestonden variërend van het terugplaatsen in rang (‘terugsnijden’), het betalen van een boete tot het in ‘bad standing’ uit de club zetten van leden; de bad standing de zwaarte sanctie is en dat er bij de bad standing klappen worden gegeven.
Met betrekking tot [slachtoffer 3] heeft het hof in het arrest in onvoldoende mate doen blijken welke gevolgen moeten worden verbonden aan de omstandigheid dat de verdediging, ondanks het nodige initiatief daartoe, geen gebruik heeft kunnen maken van de mogelijkheid om de relevante getuige in enig stadium van het geding te (doen) ondervragen en voldaan is aan de eisen die art. 6 EVRM stelt. Dat verdachte, nadat in hoger beroep is vastgesteld dat de getuide door de raadsheer-commissaris niet kon worden getraceerd doet daar niet aan af. Gelet hierop kan het arrest dan ook niet in stand blijven.
Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat er meerdere mensen aanwezig waren in de memberroom toen [slachtoffer 3] klappen kreeg, maar kan niet zonder meer volgen dat [slachtoffer 3] klappen van de verdachte kreeg terwijl uit de verklaring van de verdachte ‘dat [slachtoffer 3] een paar flappers aan zijn oren heeft gehad’ ook niet kan volgen dat de verdachte hem heeft geslagen. Het vorenstaande klemt te meer nu het hof de verdachte heeft vrijgesproken van het medeplegen van de mishandeling en is vastgesteld (p. 60) dat de sergeant at arms verantwoordelijk is voor de bad standings, terwijl de verdachte — zoals het hof heeft vastgesteld — captain of the world is.
Het oordeel van het hof dat er sprake is van voorbedachte raad, gelet op het vaste patroon van sancties binnen No Surrender en dat het vaste patroon bestaat uit klappen ontvangen, is niet zonder meer begrijpelijk nu het hof in de bewijsmiddelen of elders niets omtrent dat patroon heeft vastgesteld terwijl uit het arrest ook volgt dat bij bad standings (p. 60–61) er niet altijd sprake is van geweld ([naam 7]; [naam 8]; [naam 9]; [naam 10]; [naam 11]; [naam 12]; [naam 13]; [naam 14]; [naam 15]; [betrokkene 113]; [naam 16]). Daarnaast blijk uit hetgeen het hof ten aanzien van feit 12 heeft vastgesteld dat het uitdelen of ontvangen van klappen slechts deel uitmaken van de zwaarste sanctie, te weten een bad standing, en dus niet bij een aanzienlijk lichtere sanctie zoals het terugzetten in rang zoals bij [slachtoffer 3] het geval is geweest.
Gelet op het bovenstaande is de verwerping van het verweer/bewezenverklaring dan ook onvoldoende met redenen omkleed.
Toelichting
7.1
Aan de verdachte is als feit 6 het volgende tenlastegelegd:
‘Feit 6 (zaak 3.12)
hij op of omstreeks 1 november 2016 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet met voorbedachten rade, meermalen, althans eenmaal, een persoon, te weten [slachtoffer 3], althans een persoon, heeft gestompt en/of geslagen, althans mishandeld.’
7.2
In het vonnis heeft de rechtbank bewezen verklaard, dat:
‘hij op 1 november 2016 te Emmen, met voorbedachten rade, meermalen [slachtoffer 3] heeft geslagen’
7.3
Ten behoeve van de bewezenverklaring heeft de rechtbank onder meer gebruikt:
- ‘2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 maart 2018, opgenomen op pagina 3477 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
[slachtoffer 3] heeft in het contact met de Belgische politie aangegeven dat hij ‘klappen’ heeft gehad bij de mishandeling in Emmen. Hij wilde dit echter niet opgenomen hebben in een proces-verbaal uit angst voor verdere problemen met No Surrender.’
7.4
Bij appelschriftuur heeft de verdediging verzocht tot het horen van [slachtoffer 3]. Het hof heeft dat verzoek bij tussenarrest toegewezen, onder de vermelding dat de verdediging binnen drie weken na het wijzen van tussenarrest (op 11 augustus 2021) de adresgegevens van de huidige verblijfplaats van onder meer [slachtoffer 3] dient te verschaffen aan het hof. Uit het verhandelde ter terechtzitting volgt dat de raadsheer-commissaris vervolgens nadien het hof heeft bericht dat van de getuige geen (actuele) woon- of verblijfplaats vastgesteld kon worden zodat de getuige niet is gehoord.
7.5
Ter terechtzitting in hoger beroep van 14 maart 2022 heeft de verdachte onder meer als volgt verklaard:
‘Feit 6 ([slachtoffer 3])
U houdt mij voor dat op de OVC-opname te horen zou zijn dat ik zou hebben verklaard dat [slachtoffer 3] een paar flappers aan zijn oren zou hebben gehad, ‘waar hij behoorlijk last van zou hebben’. U houdt mij mijn verklaring zoals afgelegd bij de rechtbank voor. Dat klopt. Vroeger bij mij thuis betekende ‘een draai om de oren’ dat je verbaal werd toegesproken. Mijn vader zei ook vroeger tegen mij dat hij mij de benen zou breken als ik iets nog een keer zou doen. Dat is een normale uitdrukking in het Drents en in mijn beleving. Dat wil niet zeggen datje zoiets ook echt doet. Je hoort alleen maar de tekst, maar je ziet niet hoe ik er op dat moment bij zit.
Het klopt dat ik soms behoorlijk aanwezig ben. Dat mag denk ik in een dergelijke subcultuur ook. Dan moetje soms wat duidelijker praten dan anderen zouden doen. Ik stond voor [slachtoffer 3] in. Ik stond niet voor het geld voor hem in, maar ik stond ervoor in dat hij zijn afspraak zou nakomen bij Nomad [betrokkene 81]. [slachtoffer 3] had een motor gekocht van het geld van Nomad [betrokkene 81], terwijl hij dat geld helemaal niet had. Daarom heb ik [slachtoffer 3] ook al een keer eerder binnengeroepen en gewaarschuwd. Ik zei tegen hem dat hij zelf 55 kilo weegt en [betrokkene 81] 180 kilo weegt. Ik heb [slachtoffer 3] geadviseerd het op te lossen met [betrokkene 81], al zou hij hem € 50,- per maand betalen. Dat deed [slachtoffer 3] maar niet. Op een gegeven moment heeft [betrokkene 81] als Nomad besloten dat [slachtoffer 3] eruit moest. Als ik dat door [betrokkene 81] had laten doen, dan was het anders gegaan. Nu is hij gewoon netjes eruit gezet.’
7.6
Het proces-verbaal van 14 maart 2022 vermeldt dat namens de verdachte zijn raadsman mr. R.J.H. van der Wal, advocaat te Hengelo, is gepleit conform de door hem overgelegde pleitnota. Die pleitnota luidt onder meer als volgt:
‘Deel II
AKEPA ‘bad standings’
- 25.
In het clubhuis van No Surrender, chapter Emmen, is OVC geplaatst. Pakweg 2,5 jaar is er afgeluisterd en dit zou drie bad standings met eenvoudige mishandelingen hebben opgeleverd, terwijl alle vermeende slachtoffers expliciet ontkennen dat zij zijn mishandeld. Voor zover er juridisch al sprake zou zijn van een mishandeling, dan kun je je natuurlijk de vraag stellen waarom vermeende slachtoffers dit dan ontkennen. Het argument ‘angst’ is te makkelijk.
- 26.
[slachtoffer 4] is eerder gehoord door de politie en ontkent dat hij is mishandeld. Dit herhaalt hij ook tijdens het verhoor bij de RHC, maar als hem dan de vraag wordt gesteld of hij is geslagen, dan zegt hij ‘ja, ik heb wel een klap en een paar duwen gehad’. Is dit dan in strijd met wat hij eerder heeft verklaard niet te zijn mishandeld? Nou, ook die vraag is hem gesteld. Zijn antwoord is veelzeggend:
‘dat noem ik geen mishandeling’.
Van noemenswaardig letsel was ook geen sprake, hooguit een bult van een duw of een klap. Nee, als [verdachte] hem had willen mishandelen dan was het wel anders afgelopen zegt hij. [verdachte] nam het juist altijd voor hem op, het was meer een reactie uit frustratie. Hij beschouwt het in ieder geval niet ais mishandeling en is vol lof over [verdachte].
- 27.
Ook [slachtoffer 3] zegt niet te zijn mishandeld. Als getuige hebben we hem niet kunnen vragen of hij een ‘paar flappers om de oren’ heeft gehad en zo ja, waarom er dan geen sprake zou zijn van mishandeling. [slachtoffer 2] ontkent ook te zijn mishandeld. Kinderspiel noemt hij het zelfs.
- 28.
Dat het er binnen een motorclub wat ruiger aan toegaat dan bij een hockeyclub, zal zo zijn. Ja, natuurlijk zal er weleens een opstootje zijn, is er weleens ruzie of gescheld, maar dat is in een kroeg niet anders. Die vergelijking maak ik bewust omdat de setting binnen een kroeg de nodige raakvlakken heeft. [naam 6] heeft bij de RHC ook verklaard dat zaken worden uitvergroot zodra het binnen een motorclub gebeurd:
‘Dat is precies hetzelfde als bijvoorbeeld met een klap voor de kop oftewel een corrigerende tik; als ik het in de kroeg doe krijg ik een biertje van de eigenaar, maar als ik het op de club doe ben ik crimineel.’
(blad 5, RHC [naam 6]) Als iemand vervelend is dan wordt hij er uit gezet door de portier en dat dit soms met geweld gepaard gaat is geen geheim. Dus laten we het vooral niet groter maken dan wat het is, dat doen de leden zelf namelijk ook niet.
(…)
- 30.
Voor wat betreft de Bad Standing feiten zijn de in eerste aanleg ingenomen standpunten, conclusies en verweren vrijwel onveranderd en worden deze grotendeels gehandhaafd. Ter voorkoming van misverstanden bij de beraadslaging of cassatie heb ik dit integraal en gecursiveerd opgenomen in deze pleitnota. Het verzoek is deze onderdelen als voorgedragen te beschouwen.
Tijdens pleidooi zal (mondeling) kort worden aangeduid welke standpunten en conclusies worden gehandhaafd en daar waar nodig voorzien van een aanvulling. Indien u hiermee instemt is het verzoek om deze instemming in het proces verbaal van de zitting op te nemen.
()
Feit 6 [slachtoffer 3]
PLEITNOTA EERSTE AANLEG:
Feit 6 op de dagvaarding betreft een eenvoudige mishandeling, al dan niet met voorbedachten rade van de heer [slachtoffer 3], op 1 november 2016. Dit feit zou in het toenmalige clubhuis van No Surrender in [a-plaats] hebben plaatsgevonden. Client ontkent dat hij [slachtoffer 3] heeft mishandeld en ook [slachtoffer 3] verklaart niet dat hij door [verdachte] is mishandeld.
De verdenking is gebaseerd op een OVC gesprek. Primair is het standpunt van de verdediging dat de OVC-gesprekken en de processen-verbaal die hierop betrekking hebben moeten worden uitgesloten van het bewijs. Voor zover u van oordeel bent dat dit wel als bewijs kan worden gebezigd merk ik het volgende op.
Er zou een geluid van klappen zijn te horen.50 51 De opnames hebben We beluisterd en daar waar de verbalisanten een geluid horen dat klinkt als een klap, is het toch echt een kwestie van interpreteren. Er wordt een persoon toegesproken die zou hebben gelogen en terug wordt gesneden naar prospect.
Met [slachtoffer 3] wordt contact opgenomen na een Rechtshulpverzoek. Hij wil geen verklaring afleggen en zou ook niet in bad standing uit de club zijn gezet. Na de feiten vorig jaar in Emmen werd hij met rust gelaten. Hiervan is een proces-verbaal opgemaakt op 20 november 2017. Kennelijk kan de politie zich niet vinden in deze verklaring en 4 maanden later wordt erop 27 maart 2018 contact opgenomen.
Met feiten zou zijn bedoeld ‘klappen’. [slachtoffer 3] heeft hierover geen verklaring afgelegd en ook op basis van de geluidsopname kan niet worden vastgesteld dat er überhaupt klappen zijn gevallen. Zo wordt er gesteld dat er een geluid van klappen te horen is, terwijl de persoon in kwestie ‘timide reageert’. Hij geeft er in ieder geval geen blijk van pijn.
Kennelijk is cliënt alleen met een andere persoon, dit zou dan [slachtoffer 3] zijn. Wat hier ook van zij, enkel op basis van een OVC opname kan niet worden vastgesteld dat er iemand is mishandeld door mijn cliënt. Cliënt ontkent en vult in dat er wellicht sprake is van grootspraak ten opzichte van de mensen die zich niet in dezelfde ruimte bevinden. Het is een ‘invulling’, zoals ook degene die de OVC beluistert ‘invult’:
‘Kennelijk wordt er geslagen’.
Voor een bewezenverklaring met betrekking tot eenvoudige mishandeling, al dan niet met voorbedachten rade, is in ieder geval vereist dat het slachtoffer pijn heeft ondervonden of letsel heeft opgelopen. Pijn is subjectief en de vraag of iemand pijn heeft ondervonden kan alleen de persoon zelf beantwoorden.5' [slachtoffer 3] heeft nergens beweerd dat hij is mishandeld en evenmin dat hij pijn had, dan wel letsel heeft opgelopen.
Er is geen enkele getuige die verklaart te hebben gezien dat er is geslagen;
[slachtoffer 3] verklaart niet door cliënt te zijn geslagen;
Er is geen letsel geconstateerd, het wordt ook niet gesteld door [slachtoffer 3] en éen medische verklaring ontbreekt eveneens;
Uit nergens blijkt dat [slachtoffer 3] pijn had of letsel heeft opgelopen door enig handelen van cliënt.
Het dossier bevat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Vrijspraak derhalve.
- 37.
Net als in de zaak [slachtoffer 2] dient de verklaring van [slachtoffer 3] leidend te zijn voor een eventuele bewezenverklaring. Nu [slachtoffer 3] verklaart dat hij niet door [verdachte] mishandeld is, kan van een mishandeling al dan niet met voorbedachten rade geen sprake zijn. Een enkele OVC opname is onvoldoende om wettig te kunnen bewijzen dat [slachtoffer 3] is mishandeld door [verdachte], al helemaal niet met voorbedachten rade.
Subsidiair
- 38.
Voor zover uw hof van oordeel is dat de uitlating hij ‘heeft een paar flappers aan z'n oren gehad’ niet figuurlijk, maar letterlijk moet worden genomen en hieruit het bewijs voor de mishandeling volgt, dan hebben we het dus over een simpele draai om de oren… een corrigerende tik en niets meer dan dat.
- 39.
De rechtbank is tot een bewezenverklaring gekomen ter zake mishandeling met voorbedachten rade. De voorbedachten rade valt volgens de rechtbank af te leiden uit het vaste patroon rond een ‘bad standing’:
‘Het lid wordt de memberroom ingeroepen, waar hij wordt mishandeld en club-gerelateerde goederen moeten worden ingeleverd of worden afgepakt.’
In het geval van [slachtoffer 3] was geen sprake van een bad standing en zijn er ook geen club-gerelateerde goederen ingeleverd of afgepakt. In zoverre kan, als de redenering van de rechtbank wordt gevolgd, ook niet worden gesteld dat hier ‘het vaste patroon’ is gevolgd.
- 40.
Het is in hoger beroep niet gelukt om getuige [slachtoffer 3] (tijdig) te traceren, reden waarom de verdediging hem niet heeft kunnen ondervragen. In het dossier is geen bewijs aanwezig voor de strafverzwarende variant mishandeling met voorbedachten rade. [slachtoffer 3] heeft zelf verklaard dat hij niet met bad standing de club uitgezet is. Waar is die aanname op gebaseerd? Van een voorbereiding of het planmatig te werk gaan blijkt derhalve niet, zodat ook voor dat onderdeel vrijspraak dient te volgen. Subsidiair is het standpunt dat er dan sprake is van eenvoudige mishandeling.’
7.7
In het arrest heeft het hof bewezen verklaard, dat:
‘Feit 6 (zaak 3.12)
hij op 1 november 2016 te Emmen, met voorbedachten rade, meermalen [slachtoffer 3] heeft gestompt en/of geslagen.’
7.8
Met betrekking tot feit 6 heeft het hof onder meer overwogen:
‘Feit 6: Mishandeling met voorbedachten rade van [slachtoffer 3] (Akepa zaak 3.12)
Mishandeling
In het clubhuis van No Surrender in [a-plaats] wordt onder andere op 1 november 2016 OVC opgenomen. Op die datum wordt in de memberroom [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3]) toegesproken. Volgens verdachte is op het OVC-gesprek te horen dat hij boos is op [slachtoffer 3] en hij hem verbaal toespreekt. [slachtoffer 3] had geld geleend en verdachte stond hiervoor garant. [slachtoffer 3] hield zich vervolgens niet aan de afspraak, waardoor verdachte ‘in zijn hemd stond’.83 Door middel van stemherkenning wordt vastgesteld dat, naast [slachtoffer 3], verdachte en [betrokkene 39] aanwezig waren in de memberroom.84
Uit het OVC-gesprek van 1 november 2016 volgt dat [slachtoffer 3] wordt ‘teruggesneden’ naar de rang van prospect binnen No Surrender. Verdachte schreeuwt tegen [slachtoffer 3] dat hij nooit meer tegen hem gaat liegen. In het proces-verbaal van bevindingen is door de verbalisant gerelateerd dat er op de OVC in de memberroom meermalen het ‘geluid van klappen’ te horen is. Wanneer iemand de memberroom verlaat, spreekt [betrokkene 39] [slachtoffer 3] nog verder toe. [betrokkene 39] zegt tegen [slachtoffer 3] dat hij verdachte kwaad heeft gemaakt. Verdachte komt de memberroom weer binnen en zegt weer dat [slachtoffer 3] hem niet zomaar gaat verlaten, dat [slachtoffer 3] nog geluk heeft gehad omdat verdachte boos is en dat verdachte zal laten zien dat hij de baas is. Iedereen verlaat de memberroom, behalve verdachte. [betrokkene 36] komt binnen en zegt tegen verdachte:
‘De reacties te horen heb je ze mooi een poepie laten ruiken’
en na het noemen van de naam [slachtoffer 3]:
‘Wel eh… knock out geslagen? Goed’
: Verdachte reageert:
‘Ik heb net [slachtoffer 3] van België wat gegeven, teruggezet naar prospect’.
In de vergadering die later op de avond in de memberroom wordt gehouden deelt verdachte mee dat hij die dag ‘[slachtoffer 3] van België’ heeft teruggesneden naar prospect met een paar draaien om de oren. Later zegt verdachte nog:
‘Gewoon keihard d'r weer op, heeft een paar flappers aan z'n oren gehad. Behoorlijk last van, denk ik. Nou ja, da's beter dan datje steeds loopt te trekken aan mensen, vooraf, dat ze geld moeten betalen.’.
[slachtoffer 3] zei tegen de Belgische politie dat hij geen enkele verklaring wilde afleggen, maar zegt wel dat hij ‘klappen’ heeft ontvangen bij een mishandeling in Emmen. Hij wilde dit echter niet opgenomen hebben in een proces-verbaal uit angst voor verdere problemen met No Surrender. Verdachte heeft bij de rechtbank verklaard dat hij met ‘[slachtoffer 3] heeft een paar flappers aan z'n oren gehad’ bedoelt dat hij een draai om de oren heeft gehad.87
Conclusie t.a. v. feit 6
Het hof acht bewezen dat verdachte [slachtoffer 3] op 1 november 2016 met voorbedachten rade heeft mishandeld door hem meermalen te slaan.
Het hof stelt vast dat de verdediging in hoger beroep heeft verzocht om [slachtoffer 3] als getuige te horen. Het hof dat verzoek bij tussenarrest toegewezen. De raadsheer-commissaris heeft gemotiveerd bericht dat van de getuige geen (actuele) woon- of verblijfplaats vastgesteld kon worden. De verdediging heeft later in de procedure niet opnieuw gevraagd om de getuige te doen horen.
Het hof is van oordeel dat de verklaring die [slachtoffer 3] in 2018 bij de politie heeft afgelegd bruikbaar is voor het bewijs. De betrokkenheid van verdachte bij de mishandeling is niet in beslissende mate op de verklaring van [slachtoffer 3] gebaseerd, maar vindt in voldoende mate steun in andere bewijsmiddelen. Dat steunbewijs heeft ook betrekking op die onderdelen van de verklaring van [slachtoffer 3] die door verdachte zijn betwist. Dat blijkt uit het volgende.
Het hof gaat uit van de juistheid van de inhoud van de mededeling van [slachtoffer 3] aan de Belgische politie dat hij klappen heeft gehad bij de mishandeling in Emmen, maar dat hij zijn verklaring niet in het proces-verbaal wilde hebben opgenomen uit angst voor verdere problemen met No Surrender. De in het proces-verbaal genoemde geluidsopname ‘File Number 6294, Subfile 003’is ter terechtzitting van het hof van 14 maart 2022 afgespeeld. Het hof acht de omschrijving in het relaas van wat hoorbaar is adequaat en correct. Het relaas van de verbalisant omtrent de OVC-opname vormt daarmee betrouwbaar bewijs waar deze verbalisant heeft opgenomen dat het geluid van klappen te horen zijn op de opname. Daarnaast verklaart verdachte in de OVC-opname zelf dat [slachtoffer 3] ‘een paar flappers aan z'n oren heeft gehad’ en dat hij denkt dat [slachtoffer 3] er behoorlijk last van zal hebben.
Het hof acht op grond van de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die de op de OVC-opname gehoorde klappen aan [slachtoffer 3] heeft gegeven. Dat deze klappen van verdachte pijn moet hebben veroorzaakt bij [slachtoffer 3], volgt uit de uitlating van verdachte op de OVC-opname dat [slachtoffer 3] behoorlijk zal last zal hebben van de door hem gegeven klappen.
Het hof leidt de voorbedachten rade af uit het vaste patroon van het geven van sancties binnen No Surrender, zoals ook bij feit 12 zal worden besproken. Die sancties kunnen bestaan uit bijvoorbeeld een bad standing waarbij iemand uit de club wordt gezet, maar ook uit het terugzetten van een lid naar een lagere rang. Een lid wordt daarbij ontboden in de memberroom en wordt mishandeld en weer weggestuurd uit de memberroom.
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat het terugsnijden naar prospect binnen No Surrender een straf is wanneer je liegt. In het OVC-gesprek van 1 november 2016 is volgens verdachte te horen dat ze het clubreglement hanteren.90 [slachtoffer 3] werd op 1 november 2016 teruggezet naar de rang van prospect, zo volgt ook uit de OVC-opname van die dag. Uit het OVC-gesprek volgt dat [slachtoffer 3] de memberroom binnen komt en nog vriendelijk en nietsvermoedend ‘goedenavond’ zegt tegen de aanwezigen in de memberroom, waarop (vrijwel) direct gestommel te horen is en het geluid van klappen klinkt. Ook wordt direct door verdachte met stemverheffing tegen [slachtoffer 3] gezegd dat hij onder andere niet meer tegen verdachte moet liegen en wordt [slachtoffer 3] verder op intimiderende wijze op het hart gedrukt dat hij de club niet zomaar kan en zal gaan verlaten. [slachtoffer 3] klinkt gedurende zijn verblijf in de memberroom timide.
Uit al het voorgaande volgt dat volgens bovenstaand patroon is gehandeld. Daarmee was sprake van voorbedachten rade bij verdachte. Het hof verwerpt het verweer van de verdediging.
Anders dan de advocaat-generaal komt het hof tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte dit feit in vereniging heeft gepleegd. Het hof ziet onvoldoende aanwijzingen van betrokkenheid van anderen dan verdachte bij het toepassen van het geweld ten aanzien van [slachtoffer 3]. Het hof zal verdachte dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 6 ten laste gelegde.’
7.9
Als bewijsmiddelen heeft het hof gebruikt:
‘Feit 6
- 1.
De door verdachte ter zitting van de rechtbank van 11 februari 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
U laat mij een geluidsfragment horen (File Number 6294, Subfile 003, pagina 3531 map 12). Hier is te horen dat ik boos ben op [slachtoffer 3]. Hij had geld geleend — volgens mij voor een motor — van een grote dikke man en had met deze man een betalingsafspraak gemaakt. Ik stond garant voor [slachtoffer 3]. Toen [slachtoffer 3] zich vervolgens niet aan de afspraak hield, stond ik in mijn hemd. (…)
Met ‘[slachtoffer 3] heeft een paar flappers aan z'n oren gehad’, bedoel ik dat hij een draai om de oren heeft gehad.
- 2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 maart 2018, opgenomen op pagina 3477 e.v. (map 12) van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
In maart 2014 is het onderzoek Akepa gestart. In dit onderzoek is informatie bekend geworden over een mishandeling, gepleegd op 1 november 2016 te Emmen in het clubhuis van de MG No Surrender. Het slachtoffer van deze mishandeling betrof een man genaamd [slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum] 1972 in België.
Middels een Europees onderzoeks bevel (EOB) is het verzoek gedaan aan de Belgische autoriteiten om [slachtoffer 3] te horen als aangever en getuige in deze zaak.
Aan dit verzoek is voldaan en van dit feit is proces-verbaal opgemaakt en is de inhoud tevens middels mail gedeeld met de Nederlandse politie.
Door mij verbalisant, is bij nadere bestudering van genoemde mail en proces-verbaal het volgende vastgesteld:
Mail 17 november 2017
In de mail van maandag 17 november 2017 van de politie te België staat vermeld: Betrokkene deelde ons mee dat hij geen enkele verklaring wou afleggen. Volgens hem had hij vernomen dat hij niet in bad standing door MC No Surrender was gezet en lieten deze hem met rust sinds de ‘klappen’ die hij vorig jaar in Emmen ontving.
Proces-verbaal 017598/2017
In het opgemaakte proces-verbaal (…) relateerde het contact met en het verhoor van [slachtoffer 3] staat het volgende vermeld:
Betrokkene deelde ons mee dat hij geen enkele verklaring wou afleggen. (…)
Contact Belgische Autoriteiten:
Op dinsdag 27 maart 2018 is door mij, verbalisant, telefonisch overleg gevoerd met de verbalisant van het genoemde proces-verbaal en uitleg gevraagd over bovenstaand verschil in de tekst. Hierbij is mij gebleken dat [slachtoffer 3] telefonisch gehoord is. (…) Aangever heeft in dit contact met de Belgische politie aangegeven dat hij ‘klappen’ heeft gehad bij de mishandeling in Emmen. Hij wilde dit echter niet opgenomen hebben in een proces-verbaal uit angst voor verdere problemen met No Surrender.
- 3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 maart 2018, opgenomen op pagina 3481 e.v. (map 1.2) van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5]:
Middels daartoe strekkende machtiging van de rechter-commissaris is vertrouwelijke communicatie opgenomen in de memberroom van het clubhuis van motorclub No Surrender aan de [d-straat] te Emmen.
- 4.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 april 2018. opgenomen op pagina 3530 e.v (map 12) van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
In het onderzoek Akepa is gebruik gemaakt van Opname Vertrouwelijke communicatie (OVC). (…)
Middels stemherkenning is vastgesteld dat onder andere onderstaande personen deelnemen aan de gesprekken:
[betrokkene 39]: betreft [betrokkene 39], geboren op [geboortedatum]-1967 te Zwolle,
Proces-verbaal stem herkenning 12022-AH-84
[verdachte]: betreft [verdachte], geboren op [geboortedatum] -1964 te [geboorteplaats], proces-verbaal stemherkenning 12022-AH-97.
File Number 6294, Subfile 003
Datum 1 november 2016, Tijd 17:42:12 uur t/m 17:47:29 uur Men is nog bezig met het inrichten.
Er komt iemand binnen, zegt vriendelijk:
‘Goedenavond.’
([verdachte] is ook aanwezig)
—door elkaar — gestommel— [verdachte]: He, he NN: Oh, oh
[verdachte]: Jij gaat nooit meer tegen mij liegen, ja ?
—geluid van klappen ?— (het hof heeft naar aanleiding van het afluisteren ter terechtzitting in raadkamer vastgesteld dat het daadwerkelijk klappen betroffen)
[verdachte]: (schreeuwend) Jij gaat nooit meer tegen me liegen, ja? Goed:? Ja? Jij gaat nooit meer tegen me liegen, ja? Nooit meer, ja? Genoeg.
NN (timide): nee, nee
[verdachte]: terugsnijden naar prospect, hup. Terugsnijden naar prospect en denk er goed om, jij gaat niet bij de club weg. Jij gaat nooit meer tegen me liegen, jonge, denk daar goed. Ik heb jou… Ik heb, ik heb voor je ingestaan, toch? Of niet? (klap) Ik heb voor jou ingestaan, toch? En je gaat er zo tussenuit? Zonder mij te waarschuwen? Gaat nooit gebeuren, maat. Nee, je hoeft niks meer te zeggen. Ja, je gaat nooit meer (ntv)
[betrokkene 39] is ook te horen
[verdachte]: He! Je gaat nooit meer tegen me liegen, ja? Je gaat nooit meer zo tussenuit, (klap) Als ik voor jou in sta, hier, dan sta ik voor jou in. Maar je gaat er nooit van tussenuit bij mij, denk daar goed om vriend. Ja?
NN: ja
Iemand verlaat de memberroom
[betrokkene 39]: (ntv) nodig is. Ben je nou echt zo dom? (ntv) valse waakhond, (ntv) en dan ga je 10 man, ga je niet inlichten over dingen die gebeuren.
NN: (timide) Niet de bedoeling
[betrokkene 39]: Niet de bedoeling, maar klaar, (ntv) Heb jou gezegd dat jij gelijk hebt, met al die ruzies hier allemaal. En dat is het zover dat we hem mogen slaan. En dan ga je…
NN: (ntv)
[betrokkene 39]: Ja, heb je wel gedaan. Daarom was hij zo boos, klaar. Klaar. Wat jij doet is ondankbaarheid.
NN: Echt niet de bedoeling
[betrokkene 39]: Ja, is niet de bedoeling, maar (ntv) Je bent al zo lang bij ons, en nog van die fouten maken, (gedeelte ntv) Als [verdachte], als het zover is dat [verdachte] kwaad is, broer, he, dan is't, neem van mij aan dat jij dat echt gedaan heb.
NN: spijt me
[betrokkene 39]: (ntv) Ik had een sergeant-functie voor jou al in gedachten. Ga je gewoon weer, ga je gewoon weer, dingen, fouten maken.
NN: Mag ik iets zeggen ?
[betrokkene 39]: Ik wil niet eens horen watje te zeggen hebt, maakt niet uit. Weetje wat het is? Je hebt [verdachte] kwaad gemaakt, je hebt mij kvyaad gemaakt, (ntv) Ik wist niet eens waar het over ging hoor, (ntv) maar ik voelde al weer wat. En nou zie ik een keer (ntv) ja, nou begrijp ik het. Jonge, jonge, jonge.
[naam 3] begint weer over de inrichting m.b.t. het eten.
[betrokkene 39]: Weetje, dat doet die man pijn he, weetje? Snap je? Dit doet [verdachte] pijn. Dat is het erge d'r aan. Dit doet die man pijn, (ntv) inzet, inzet. Je heb t nog nooit (ntv) ik wel. O, ga dat doen, ga dat doen, licht de captain niet in. Dat (ntv) snap je?
[verdachte] komt weer binnen
[verdachte]: Luister, gewoon goedje best weer doen. D'r tussenuit kan niet he. Captain [betrokkene 11] die weet er straks van. Die gaat met je afwerken, dat gaat niet gebeuren. Luister, ik ben voor jou goed geweest, je gaat niet zomaar mij verlaten. Dat doen we niet.
NN: Dat was ik niet van plan
[verdachte]: Ja, dat wasje wel van plan, wantje was al weg.
[betrokkene 39]: ja
[verdachte]: Zonder mij, zo werkt het niet.
[betrokkene 39]: (ntv) klaar.
NN: Spijt mij
[verdachte]: Is goed. Geaccepteerd. Ja? Geaccepteerd, ja? Je hebt nog geluk. Meen ik serieus, want ik ben boos.
[betrokkene 39]: heb ik net verteld, cap.
[verdachte]: je hebt gewoon geluk, ik ben boos.
NN: (NTV) spijt.
[verdachte]: nee, is ook geaccepteerd, ik ben 't nou vergeten. Ja? Ook niet meer denken de volgende keer:
‘Nou, d'r gebeurt wat.’
Maar je gaat me niet achter m'n rug om dat doen.
Nou de duidelijk dat ik de baas (ntv) en dan zal ik je ook laten zien dat ik de baas ben. Zo simpel is 't(…)
File Number 6295, Subfiles 004 & 005
Datum 1 november 2016, Tijd 18:25:19 uur t/m 18:33:05 uur
Men (behalve [verdachte]) verlaat de memberroom.
[betrokkene 36] komt binnen.
[betrokkene 36]: Veel reacties of niet? Ik heb het niet kunnen zien.
[verdachte]: (ntv)
[betrokkene 36]: Ja? Maar de reacties te horen heb je ze mooi een poepie laten ruiken, of niet?
[verdachte]: Absoluut!
[betrokkene 36]: Wilden ze je weer voor gek zetten of zo?
[verdachte]: Neeee, nee nee. Die [naam 4] is hartstikke (ntv)
[betrokkene 36]: OK
[is hartstikke]: Kan ik niks van zeggen. [slachtoffer 3] is d'r met eh… .
[betrokkene 36]: En eh… wel eh….knock out geslagen? Goed. (…)
File Number 6296, Subfile 001
Datum 1 november 2016, Tijd 18:33:45 uur t/m 18:39:02 uur(…)
[verdachte]: Ik heb net [slachtoffer 3] van België, wat gegeven, teruggezet naar prospect. ‘Nooit meer liegen.’ Ik zeg: ‘Jij liegt alles bij mekaar tegen mij, ik heb jij kont gered, voor die dikke nomad van ons. En dan toch achter m'n rug om weggaan, en liegen tegen nomad pappa en capt. [betrokkene 11], Luister vriend, als jij nog één keer liegt, kom ik zelf in België. Breek je de benen.’ (…)
[verdachte]: ja, poperingen (fon)
File Number 6296, Subfile 018
Datum 1 november 2016, Tijd 20:03:40 uur t/m 20:08:57 uur(…)
[verdachte] trapt de vergadering af (…)
Verder vertelt [verdachte] dat hij vandaag [slachtoffer 3] van België heeft terug gesneden naar prospect. Met een paar draaien om de oren. [slachtoffer 3] bleef alles bij elkaar liegen. (…)
File Number 6297, Subfile 013
Datum 1 november 2016, Tijd 21:37:02 uur t/m 21:42:19 uur
[verdachte]: En we hebben liever ook dat we een bad standing uitgeven. En vanavond hebben we [slachtoffer 3], is het he, [slachtoffer 3], die hebben we terug gesneden naar prospect. Gewoon keihard d'r weer op, heeft een paar flappers aan z'n oren gehad. Behoorlijk last van, denk ik. Nou ja, da's beter dan dat je steeds loopt te trekken aan mensen, vooraf, dat ze geld moeten betalen.
- 5.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 29 januari 2018. opgenomen op pagina 3580e.v. (map 12) van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
(V = vraag, A = Antwoord)
(…) We hebben het over [slachtoffer 3]. (…)
V: Op 27 oktober 2016 zeg jij in een telefoongesprek datje nog niks van [slachtoffer 3] gehoord hebt. Maar dat hij nog meer puinhopen zou hebben achter gelaten.
A: Ja correct. (…)
V: In dat zelfde gesprek zegt de persoon die je aan de lijn hebt, dat hij wil proberen om hem morgenavond of vrijdag naar Emmen te krijgen. Met wat voor doel zou [slachtoffer 3] zich moeten melden?
A: Misschien om een oplossing te treffen, over dit. Denk ik hoor (…) De NN-man is [naam 5]. Hij was de captain van België. (…)
V: Op 1 november 2016 hebben wij een geluidsopname gemaakt in de memberroom, tussen 17.42 en 17.47 uur. (…) Jij zegt ‘terug snijden naar Prospect’.
A: Ja straf. (…) Als je liegt — straf. (…) Mishandeling vind ik een groot woord. (…) Ik hoor gewoon dat we clubreglement hanteren. Gewoon: niet doen, hup. Niet liegen tegen iemand. (…)
Ik kan mij goed herinneren dat [slachtoffer 3] binnenkwam en dat ik boos was op [slachtoffer 3] ja. Omdat hij m ij voor schut zette. (…)
V: Was [slachtoffer 3] op jouw uitnodiging daar gekomen?
A: Zou kunnen, volgens mij staat dat ook in het verslag: komt die donderdag of vrijdag. (…) Maar kan ook wezen dat ik erover heb gebeld, dat ik met [naam 5] heb gebeld.
V: Nou ja, daar hadden we het net over, die tapgesprekken hè.
A: Ja hebben we het net over gehad. Dus wie er gebeld heeft, dat weet ik niet, maar [slachtoffer 3] is in ieder geval gekomen. Dus ja.
- 6.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal bevindingen stemherkenning d.d. 17 mei 2017, opgenomen op pagina 3543 e.v. (map 12) van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 12]:
In het onderzoek Akepa en de deelonderzoeken Sargas en Walpurga zijn diverse bijzondere opsporingsmethoden toegepast waaronder Onderzoek telecommunicatie (Tap) en Opnemen vertrouwelijke com municatie (OVC).
Door ons, verbalisanten is onderzoek ingesteld naar de verdachte [betrokkene 39] en gesprekken opgenomen in tap en OVC.
Deze verdachte is volledig genaamd:
[betrokkene 39]
geboren op [geboortedatum]-1967 te [geboorteplaats] (…)
Onderzoek telecommunicatie:
Op 27 mei 2015 te 09:29 uur wordt het volgende telefoongesprek opgenomen:
[betrokkene 39] (NG) [betrokkene 118] van [C]. [betrokkene 39] zegt een motor te willen verzekeren hetgeen niet kan bij All Secure. [betrokkene 118] zegt een berekening te willen maken. [betrokkene 39] zegt dat de berekening niet nodig is want hij wil de motor gewoon verzekerd hebben. [betrokkene 39] geeft het kenteken van de motor door [kenteken]. [betrokkene 39] zegt 9 schade vrije jaren te hebben. [betrokkene 39] zegt dit ook op de auto te hebben staan. [betrokkene 39] zegt voor de motor geen schade vrije jaren te hebben. [betrokkene 39] zegt de motor vandaag te hebben aangekocht. [betrokkene 39] geeft zijn geboortedatum [geboortedatum]-1967 en geeft zijn postcode [postcode]. [betrokkene 39] zegt gewoon een WA dekking te willen. [betrokkene 118] zegt dat hij uitkomt op een premie per maand van 9.45 euro. [betrokkene 39] zegt dit prachtig te vinden en geeft zijn volledige personalia door. [betrokkene 39] geeft zijn emailadres: [betrokkene 39]@live.nl. [betrokkene 39] zegt de betaling per kwartaal te willen voldoen middels een acceptgiro. [betrokkene 118] vraagt naar het bankrekeningnummer. [betrokkene 39] zegt dit niet bij de hand te hebben. [betrokkene 118] vraagt naar het rijbewijs. [betrokkene 39] zegt deze niet bij de hand te hebben maar heeft wel zijn paspoort bij zich en geeft het nummer door: [001]. [betrokkene 118] vraagt naar de meldcode van het voertuig. [betrokkene 39] geeft door: [002]. [betrokkene 118] vraagt of er de afgelopen 5 jaar nog opzeggingen of weigeringen zijn geweest bij een verzekeringsmaatschappij. [betrokkene 39] zegt van niet. [betrokkene 118] vraagt of [betrokkene 39] de afgelopen 8 jaar nog in aanraking is geweest met politie of justitie. [betrokkene 39] zegt niet in aanraking geweest te zijn met politie of justitie. [betrokkene 118] zegt de verzekering te gaan opmaken en [betrokkene 39] krijgt de polis thuis + nota. [betrokkene 39] zegt zijn bakrekeningnummer nog door te geven. EG.
In bovenstaand gesprek wordt er bij [C] een motorfiets verzekerd.
De beller geeft aan [betrokkene 39] te heten, geboren te zijn op [geboortedatum] 1967 en de postcode [postcode] te hebben. De vermelde gegevens komen overeen met de naam, geboorte en woongegevens van verdachte [betrokkene 39].
Uit bovenstaande kan worden vastgesteld dat de beller de genoemde verdachte [betrokkene 39] betreft en derhalve kan bovenstaand gesprek als brongesprek ten behoeve van stemherkenning van verdachte [betrokkene 39] dienen.’
7.10
Ten aanzien van feit 12, waarin het hof bewezen heeft verklaard dat verdachte (verkort zakelijk weergegeven) leiding heeft gegevens aan een criminele organisatie, heeft het hof onder meer overwogen:
‘Sanctiestelsel
Binnen No Surrender hebben de leden zich te houden aan veel voorschriften en geschreven en ongeschreven gedragsregels, die streng worden gehandhaafd. Daarvoor is een uitgebreid sanctiestelsel in het leven geroepen, met straffen variërend van het terugplaatsen in rang (‘terugsnijden’), het betalen van een boete tot het in ‘bad standing’ uit de club zetten van leden. De bad standing is de zwaarste sanctie.196 (…)’
7.11
De uitspraak van het EHRM in de zaak Keskin heeft tot gevolg dat in bepaalde gevallen het belang bij het oproepen en horen van een getuige moet worden voorondersteld, zodat van de verdediging geen nadere onderbouwing van dit belang mag worden verlangd. Dat is aan de orde als het verzoek betrekking heeft op een getuige ten aanzien van wie de verdediging het ondervragingsrecht nog niet heeft kunnen uitoefenen, terwijl deze getuige al — in het vooronderzoek of anderszins — een verklaring heeft afgelegd met een belastende strekking. Het gaat dan om een verklaring die door de rechter voor het bewijs van het tenlastegelegde feit zou kunnen worden gebruikt of al is gebruik.30. In het Nederlandse stelsel, waarin het onderzoek ter terechtzitting zich concentreert op de beoordeling van de bevindingen uit het vooronderzoek, is het van belang dat al voor de aanvang van het onderzoek ter terechtzitting gelegenheid bestaat voor de uitoefening van het ondervragingsrecht. In dit verband zijn in het bijzonder van belang de mogelijkheden van het horen van getuigen door de rechter-commissaris of de raadsheer-commissaris in aanwezigheid van in ieder geval de raadsman en op zijn verzoek in beginsel ook de verdachte. Dat vergt volgens de Hoge Raad dat bij de gerechten voldoende capaciteit beschikbaar is voor het langs deze wegen horen van getuigen.31. De rechter zal voorts voordat hij einduitspraak doet, moeten nagaan of de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces. Zo nodig zal hij hetzij ambtshalve alsnog overgaan tot het oproepen en het horen van (een) getuige(n), hetzij bij zijn beslissing over de bewezenverklaring onder ogen moeten zien of en zo ja, welke gevolgen moeten worden verbonden aan de omstandigheid dat de verdediging, ondanks het nodige initiatief daartoe, geen gebruik heeft kunnen maken van de mogelijkheid om de relevante getuige(n) in enig stadium van het geding te (doen) ondervragen.32.
7.12
Mishandeling bestaat in het opzettelijk toebrengen van lichaamspijn of lichamelijk letsel. Het door de strafbaarstelling beschermde belang is het menselijk lichaam en de lichamelijke integriteit met inbegrip van de gezondheid. Het veroorzaakt zijn van letsel, pijn of schade voor de gezondheid vormt een voorwaarde voor strafbaarheid. Vast moet staan dat pijn of letsel is opgetreden.33. Opzet om pijn te doen kan worden afgeleid uit het geven van een pijnlijke klap,34. uit de waarneming van welbewust stompen en slaan,35. doch niet uit de verklaring van de verdachte dat hij in hevige woede opzettelijk in het wilde weg om zich heen slaande iemand heeft getroffen.36. Wanneer is bewezenverklaard dat de verdachte opzettelijk mishandelend een persoon heeft geduwd en tegen het lichaam heeft geschopt, is daarmee genoegzaam tot uitdrukking gebracht dat daardoor pijn is veroorzaakt en kan het feit worden gekwalificeerd als mishandeling. In het begrip mishandeling ligt volgens de Hoge Raad immers besloten dat de iemand aangedane feitelijkheden pijn of letsel aan diens lichaam of nadeel aan de gezondheid hebben veroorzaakt.37.
7.13
Zowel de rechtbank als het hof hebben voor het bewijs gebruik gemaakt van een proces-verbaal waarin gerelateerd wordt dat [slachtoffer 3] tegenover ‘de’ Belgische politie heeft verklaard een klap en duwen te hebben gehad, terwijl deze getuige niet door of namens verdachte is gehoord terwijl de verdediging wel daarom heeft verzocht. Uit het arrest blijkt niet dat het hof in voldoende mate heeft doen blijken welke gevolgen moeten worden verbonden aan de omstandigheid dat de verdediging, ondanks het nodige initiatief daartoe, geen gebruik heeft kunnen maken van de mogelijkheid om de relevante getuige in enig stadium van het geding te (doen) ondervragen en voldaan is aan de eisen die art. 6 EVRM stelt, zodat het arrest niet in stand kan blijven.
7.14
Ten aanzien van de bewezenverklaring geldt voorts nog dat uit de bewijsmiddelen volgt dat er meerdere mensen aanwezig waren in de memberroom toen [slachtoffer 3] klappen zou hebben gekregen, maar kan niet zonder meer volgen dat [slachtoffer 3] klappen van de verdachte kreeg terwijl uit de verklaring van de verdachte ‘dat [slachtoffer 3] een paar flappers aan zijn oren heeft gehad’ ook niet kan volgen dat de verdachte hem heeft geslagen. Het vorenstaande klemt te meer nu het hof de verdachte heeft vrijgesproken van het medeplegen van de mishandeling en is vastgesteld (p. 60) dat de sergeant at arms verantwoordelijk is voor de bad standings, terwijl de verdachte — zoals het hof heeft vastgesteld — captain of the world is.
7.15
Het oordeel van het hof dat er sprake is van voorbedachte raad, gelet op het vaste patroon van sancties binnen No Surrender en dat het vaste patroon bestaat uit klappen ontvangen, is niet zonder meer begrijpelijk nu het hof in de bewijsmiddelen of elders niets omtrent dat patroon heeft vastgesteld terwijl uit de bespreking van de bad standings (p. 60–61) volgt dat er niet altijd sprake is van geweld ([naam 7]; [naam 8]; [naam 9]; [naam 10]; [naam 11]; [naam 12]; [naam 13]; [naam 14]; [naam 15]; [betrokkene 113]; [naam 16]). Daarnaast blijk uit hetgeen het hof ten aanzien van feit 12 heeft vastgesteld dat het uitdelen of ontvangen van klappen slechts deel uitmaken van de zwaarste sanctie, te weten een bad standing, en dus niet bij een aanzienlijk lichtere sanctie zoals het terugzetten in rang.
7.16
Gelet op het bovenstaande is de verwerping van het verweer/bewezenverklaring dan ook onvoldoende met redenen omkleed.
Middel VIII
Schending van het recht en/of verzuim van vormen, waarvan de niet-naleving met nietigheid wordt bedreigd, althans zodanige nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vormen, in het bijzonder de art. 300 Sr alsmede 359 en 415 Sv, en wel om het navolgende:
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij op of omstreeks 15 oktober 2015, te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet met voorbedachte raad, [slachtoffer 4] heeft gestompt en/of geslagen, althans mishandeld.
In het arrest heeft het hof ten aanzien van het onder 8 tenlastegelegde bewezen verklaard dat verdachte hij op 15 oktober 2015, te Emmen, met voorbedachte raad, [slachtoffer 4] heeft gestompt en/of geslagen.
In het arrest heeft het hof onder meer overwogen dat dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling met voorbedachte rade van [slachtoffer 4] op 15 oktober 2015 door hem meermalen te stompen en/of te slaan. Voorts heeft het hof overwogen dat het meermalen stompen en/of slaan naar algemene ervaringsregels pijn oplevert bij het slachtoffer en dat [slachtoffer 4] daarnaast bij de raadsheer-commissaris heeft verklaard dat hij door de mishandeling een bult op zijn hoofd had.
Dat [slachtoffer 4] door de mishandeling een bult op zijn hoofd had blijkt evenwel niet uit de door het hof voor het bewijs gebezigde verklaring van het slachtoffer [slachtoffer 4]. Integendeel, in deze verklaring heeft [slachtoffer 4] verklaard dat hij aanneemt dat de bult is ontstaan door een klap van verdachte of van een duw waardoor hij ergens tegen aan is gekomen. Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen niet althans niet zonder meer dat verdachte [slachtoffer 4] heeft gestompt zoals door het hof (alternatief) bewezen is verklaard. Nu in geval van een alternatieve bewezenverklaring voor elk bewezen verklaard alternatieve toedracht voldoende bewijs aanwezig moet zijn betekent dit dat de bewezenverklaring ook om deze reden onvoldoende met redenen is omkleed. Tenslotte kan uit de door het hof gebruikte bewijsmiddelen, in het bijzonder de door [slachtoffer 4] afgelegde verklaring niet althans niet zonder meer volgen dat verdachte [slachtoffer 4] meermalen heeft gestomp en/of geslagen zodat ook om deze reden de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed.
Gelet op de vele gebreken in de bewezenverklaring kan overigens niet worden gesteld dat verdachte onvoldoende in zijn belangen is geschaad om niet tot vernietiging van de bewezenverklaring over te gaan.
Toelichting
8.1
Aan de verdachte is als feit 8 tenlastegelegd, dat:
‘Feit 8 (zaak 3.46)
hij op of omstreeks 15 oktober 2015, te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet met voorbedachte raad, [slachtoffer 4] heeft gestompt en/of geslagen, althans mishandeld.’
8.2
Ter terechtzitting in hoger beroep van 14 maart 2022 heeft de verdachte onder meer als volgt verklaard:
‘Feit 8 ([slachtoffer 4])
U houdt mij mijn verklaring voor, zoals afgelegd bij de rechtbank. Mijn verklaring komt helemaal overeen met de verklaring van [slachtoffer 4] zelf. In Stadskanaal was er een President die twee meter lang was. [slachtoffer 4] woog zelf maar 60 kilo. Ik heb [slachtoffer 4] vaak gezegd dat hij, als hij niet kon betalen, de club moest verlaten en gewoon als gast zou moeten komen. Die President kwam en zei dat [slachtoffer 4] er diezelfde avond nog uit zou vliegen. Toen heb ik hem in bescherming genomen en heb ik hem er zelf uit gezet.
U houdt mij voor dat [slachtoffer 4] bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat ik terecht boos op hem was, dat ik hem één of twee heb geduwd en een klap heb gegeven en dat [betrokkene 100] erbij was. [betrokkene 100], die President, die was er niet bij. Die kwam pas later in de memberroom met zijn chapter om erover te vergaderen. Ik was er geloof ik samen met [betrokkene 39].’
8.3
In het arrest heeft het hof bewezen verklaard, dat:
‘Feit 8 (zaak 3.46)
hij op 15 oktober 2015, te Emmen, met voorbedachte raad, [slachtoffer 4] heeft gestompt en/of geslagen.’
8.4
Met betrekking tot het bewezenverklaarde heeft het hof onder meer overwogen:
‘Feit 8: Mishandeling met voorbedachten rade van [slachtoffer 4] (Akepa zaak 3.46)
Mishandeling
In het clubhuis van No Surrender in Emmen werd onder andere op 15 oktober 2015 OVC opgenomen. Die dag is in de memberroom van No Surrender in Emmen [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4]) met een bad standing uit de club gezet. [slachtoffer 4] bleef liegen en kreeg daarom een bad standing, volgens verdachte.101 Door middel van stemherkenning is vastgesteld dat, naast [slachtoffer 4], verdachte, aanwezig was in de memberroom.
Uit het OVC-gesprek van 15 oktober 2015 volgt dat voordat [slachtoffer 4] in de memberroom komt, verdachte de aanwezigen vraagt de memberroom te verlaten.
Zodra [slachtoffer 4] de memberroom binnenkomt, praat verdachte met stemverheffing tegen hem. In het proces-verbaal van bevindingen is door de verbalisant gerelateerd dat er op de OVC in de memberroom meermalen een hard geluid dat ‘klinkt als een slag of klap’, een ‘harde klap’ of ‘harde klappen’. De in het proces-verbaal genoemde geluidsopname ‘File Number 5190, Subfile 033’ is ter terechtzitting van het hof van 14 maart 2022 afgespeeld. Het hof acht het relaas van de verbalisant omtrent de OVC-opname betrouwbaar waar deze verbalisant heeft opgenomen dat er het geluid van klappen te horen zijn op de opname.
Verdachte schreeuwt:
‘Uitdoen die rommel! Hup, wegwezen!’.
Op een gegeven moment zegt verdachte:
‘Nooit meer liegen jonge, ja? Nooit meer liegen. Hier heb je… jas weg. Nooit meer liegen, ja’ en ‘alles inleveren!’
Verdachte voegt toe:
‘Je fuckt niet met deze club’.
Verdachte sommeert de andere aanwezigen om [slachtoffer 4] weg te brengen. Er komen later meer mannen binnen. Er wordt medegedeeld:
‘[slachtoffer 4] ligt eruit__ eh…. Bad Standing…. Maar in overleg met de Cap laten we het hierbij… dus eh… we gaan hem geen eh geld afnemen. (…) Hij is er op een slechte manier eruit gezet, dat zeg ik eerlijk, dat was niet niks! [betrokkene 16]ens die erbij stonden die weten dat ook.’
Een andere man zegt dat hij graag zelf het wilde doen, maar dat de Cap (het hof begrijpt: verdachte) het zelf doet, anders had deze man [slachtoffer 4] ‘zelf die hijs gegeven’. Weer een moment later zegt iemand dat ze ook zijn motor en auto hadden kunnen afpakken. Hij is goed behandeld.103 Verdachte vraagt of ‘het zo netjes was?’ en zegt dat hij er morgen nog wel een beetje last van heeft.104
Bij de raadsheer-commissaris heeft [slachtoffer 4] verklaard dat toen hij uit No Surrender werd gezet, verdachte hem duwde en een klap heeft gegeven. Hij heeft hierdoor een bult op zijn hoofd gekregen.105
Conclusie t.a.v. feit 8
Het hof acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling met voorbedachte rade van [slachtoffer 4] op 15 oktober 2015 door hem meermalen te stompen en/of te slaan.
Het hof acht op grond van de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die de op de OVC-opname gehoorde klappen aan [slachtoffer 4] heeft gegeven. Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 4] een bad standing heeft gekregen. Op de OVC-opname is te horen dat achteraf wordt dat [slachtoffer 4] er ‘op een slechte manier’ uit is gezet en dat de Cap (verdachte) het zelf doet. Dat hier sprake was van een bad standing waarbij er is geslagen door verdachte, komt uit de inhoud van OVC-opname duidelijk naar voren.
Naar algemene ervaringsregels levert het meermalen stompen en/of slaan pijn op bij het slachtoffer. Verdachte heeft op de OVC-opname gezegd dat [slachtoffer 4] ‘er morgen nog wel een beetje last van heeft’. [slachtoffer 4] heeft daarnaast bij de raadsheer-commissaris verklaard dat hij door de mishandeling een bult op zijn hoofd had.
Dat sprake was van voorbedachten rade volgt eveneens uit de OVC-opname en het vaste patroon van het geven van sancties binnen No Surrender, zoals ook bij feit 12 zal worden besproken… Die sancties kunnen bestaan uit bijvoorbeeld een bad standing waarbij iemand uit de club wordt gezet. Een lid wordt daarbij ontboden in de memberroom, wordt direct mishandeld en club-gerelateerde goederen moeten worden ingeleverd of worden afgepakt. Vervolgens moet het lid de memberroom weer verlaten of wordt hij uit de memberroom gezet. Deze bad standing was voorbereid: verdachte stuurt andere aanwezigen de ruimte uit, bepaalt dat hij zelf ‘het zal doen’ en vervolgens wordt [slachtoffer 4] de memberroom binnengehaald en mishandeld door verdachte, waarbij hij wordt bevolen zijn hesje uit te doen. Er wordt immers meermalen tegen hem geschreeuwd: ‘uitdoen die rommel!’. Aan het einde van zijn bezoek in de memberroom wordt [slachtoffer 4] op intimiderende wijze duidelijk gemaakt dat hij nooit meer moet liegen en dat hij alles moet inleveren. Even later die avond evalueert verdachte de bad standing nog met een ander en vraagt hij daarbij ‘of het zo netjes was’. Uit het voorgaande volgt volgens het hof dat sprake was van voorbedachten rade bij verdachte. Het hof verwerpt het verweer van de verdediging.
Anders dan de advocaat-generaal komt het hof tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte dit feit in vereniging heeft gepleegd. Het hof ziet onvoldoende aanwijzingen van betrokkenheid van anderen dan verdachte bij het toepassen van het geweld ten aanzien van [slachtoffer 4]. Het hof zal verdachte dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 8 ten laste gelegde.’
8.5
Als bewijsmiddelen heeft het hof gebruikt:
‘Feit 8
- 1.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 januari 2018. opgenomen op pagina 4328 e.v. (map 15) van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
Vraag: Waar we het nu over gaan hebben, is een mishandeling gepleegd op 15 oktober 2015. En dat is de bad standing van [slachtoffer 4]. (…)
A: Maar dat was, ja bad standing dat komt eruit, haha contributie achterstand, bad standing gekregen, maar hij kwam steeds niet opdagen (…)
A: We hebben hem een klein zetje gegeven. Ben ik eerlijk in. (…) Ga eruut man, weg, en de president van de Merchenaries, de toenmalige president heeft gezegd van bad standing (…)
V: Want hoe is het, als je een bad standing hebt, kun je dan weer…
A: Nee dat ligt, kijk, weetje wat het is? Die, die chapter die bepaalt dat, omdat je steeds smoesjes bedenkt. (…)
V: Wie gaf [slachtoffer 4] de bad standing?
A: De chapter. Dat heb ik net uitgelegd, de chapter bepaalt het zelf
V: Ja maar wie van de chapter? Wie voert het uit?
A: De chapter, bestuur! (…)
V: Wat is jouw functie dan? Dat je daarbij bent?
A: Nog één keer, ga ik je nog één keer vertellen: de spullen van de club wil ik graag terug hebben. Ik ga, dat kan ik jou wel duizend keer vertellen. (…)
A: ik heb gezegd dat die weg moest ja. (…)
A: Hij heeft bad standing gekregen omdat die blijft liegen dat die niet komt.
- 2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 april 2018, opgenomen op pagina 4245 e.v. (map 15J van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
In het onderzoek Akepa is gebruik gemaakt van OVC. (…)
Aan de gesprekken nemen onder andere de volgende personen deel:
[verdachte]: betreft [verdachte], geboren op [geboortedatum] -1964 te [geboorteplaats], proces-verbaal stemherkenning I2022-AH-97
NNM (slachtoffer): [slachtoffer 1]
Unit ID A2-16283, File Number 5190, Subfile 033 Datum 15 oktober 2015, Tijd 23:20:54 t/m 23:26:12 uur.
[verdachte]: He jongens willen jullie even (onvstj NN: Wat zei je Cap, moeten we eruit?
[verdachte]: He Maat (fon)
Geroezemoes en geluiden die klinken als schuivende stoelen.
[verdachte] klinkt met stemverheffing [verdachte]: Wat is er met jou aan de hand?
Je hoort een hard geluid dat klinkt als een slag of een klap.
[verdachte]: Wat is er met jou aan de hand? Wat is er met jou aan de hand? He NNM reageert maar niet te verstaan.
[verdachte]: Wat is er met jou aan de hand, he? Wat is er met jou aan de hand, joh?
(Opmerking verbalisanten:) Intussen klinkt een geluid dat klinkt als een harde klap.
NNM: Kaptain,… dat heb proberen uit te leggen.
[verdachte] :… ntv. Uitdoen! UITDOEN DIE ROMMEL! Hup, wegwezen. Ja?
NNM: Ja
(Opmerking verbalisanten: Je hoort een geluid dat klinkt als een harde klap)
[verdachte]: Uit doen die rommel. Wat heb je thuis liggen op moment?
NNM: Niks. Ik heb alleen het mail adres.
[verdachte]: Ja en je hebt nog een wachtwoord en een nummer, of niet?
NNM: Ja
(Opmerking verbalisanten: Je hoort geluiden die klinken als harde klappen.) (…)
[verdachte]: Nooit meer liegen jonge, ja? Nooit meer liegen. Hier heb je…jas weg. Nooit meer liegen, ja.
NNM: Is goed.
[verdachte]: Opdonderen NNM: Nee. Die… ntv.
[verdachte]: ALLES INLEVEREN… ntv en als je ooit iets zegt over… (praat iemand doorheen). Denk daar goed om. Denk daar goed om. Denk daar goed om, ja. He. DENK DAAR GOED OM, JA? Denk daar goed om … ntv. Je fuckt niet met deze club. Ik zag je weglopen… ntv… ik wil graag weg… ntv ik heb je toen gevraagd…. ntv in de keet, of niet. NETJES GEVRAAGD. Opdonderen.
Unit AD A2-16283, File Number 5190, Subfile 034
Datum 15 oktober 2015, Tijd 23:26:12 uurt/m 23:31:29 uur
[verdachte]: Breng weg die vent, BRENG WEG WEG…. Wegwezen (…)
Unit ID A2-16283, File Number 5190, Subfile 036 Datum 15 oktober 2015, Tijd 23:36:46 t/m 23:42:04 uur
(…) Er komen meer mannen binnen, veel lawaai. Gesprekken niet te verstaan. (…)
NNI: Ok, de meesten hebben wel door wat er net gebeurd is, de kaderleden sowieso… eh.
ieder geval, [slachtoffer 4] ligt eruit…eh…. Bad Standing…Maar in overleg met de Cap laten we het hierbij… dus eh… we gaan hem geen eh geld afnemen. (…) Hij is er op een slechte manier eruit gezet, dat zeg ik eerlijk, dat was niet niks! [betrokkene 16]ens die erbij stonden die weten dat ook.
NN3: Ja ik wou het zelf wel doen vanavond maar toen zegt Cap: ‘Nee ik doe het.’ Ik zeg nou klaar, anders had ik hem zelf die hijs gegeven….
Unit ID A2-16283, File Number 5190, Subfile 038 Datum 15 oktober 2015, Tijd 23:47:21 uur t/m 23:52:38 uur
NNM zegt dat ze ook zijn motor en auto hadden kunnen afpakken maar ook dat hebben ze niet gedaan. Iemand zegt dat hij goed is behandelt. (…)
Een NN man legt nogmaals uit wat hij van de situatie vindt met [slachtoffer 4].
Hij zegt het eerst zelf te willen doen, zelf hem die hijs geven maar de Cap had gezegd dat hij dat wilde doen.
- 3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van relaas d.d. 1 mei 2018, opgenomen op pagina 4236 e.v. (map 15) van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 12]. [verbalisant 13]. [verbalisant 9] en [verbalisant 8]:
In de opname van 23:52 uur vraagt [verdachte] of het zo netjes was en dat ‘hij’ er morgen nog wel een beetje last van…
- 4.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2017, opgenomen op pagina 4262 (map 15) van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2]:
In het onderzoek Akepa zijn diverse bijzondere opsporingsmethoden toegepast waaronder Onderzoek telecommunicatie (Tap) en Opnemen vertrouwelijke communicatie (OVC).
Door mij, verbalisant [verbalisant 2] is onderzoek ingesteld naar de verdachte [verdachte] en gesprekken opgenomen in tap en OVC.
Deze verdachte is volledig genaamd:
[verdachte] (roepnaam [verdachte]) geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] (…)
Op 23 januari 2014 is er op Youtube een filmpje van een persconferentie gepubliceerd.
Dit is onderdeel van een uitzending van RTV Drenthe.
Dit filmpje heeft de volgende URL: https://www.youtube.com/[link] en is als bijlage bij dit Proces-verbaal gevoegd middels DVD.
Deze persconferentie gaat over [verdachte] en de overstap van Satudarah leden naar No Surrender. In het filmpje is o.a. [verdachte] aan het woord.
Het genoemde filmpje kan als brongesprek ten behoeve van stemherkenning van verdachte [verdachte] dienen.
- 5.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige bij de raadsheer-commissaris d.d. 25 oktober 2021. voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 4]:
Ik ben via een kennis die tegenover mij woonde destijds bij Satudarah gekomen. (…) Op een gegeven moment is het chapter van [verdachte] overgegaan naar No Surrender. En toen ben ik mee gegaan. (…)
Dat ik eruit gezet ben ging als volgt. (…) [verdachte] heeft mij één of twee keer geduwd en ik heb een klap gehad van hem. (…) [betrokkene 16]ens van mijn chapter hebben mij naar buiten begeleid het hek uit. (…) Het enige wat ik heb opgelopen is een bult op mijn hoofd. Ik neem aan dat die bult is ontstaan door een klap van [verdachte], of van een duw waardoor ik ergens tegenaan ben gekomen.’
8.6
Mishandeling bestaat in het opzettelijk toebrengen van lichaamspijn of lichamelijk letsel. Het door de strafbaarstelling beschermde belang is het menselijk lichaam en de lichamelijke integriteit met inbegrip van de gezondheid. Het veroorzaakt zijn van letsel, pijn of schade voor de gezondheid vormt een voorwaarde voor strafbaarheid. Vast moet staan dat pijn of letsel is opgetreden.38. Opzet om pijn te doen kan worden afgeleid uit het geven van een pijnlijke klap,39. uit de waarneming van welbewust stompen en slaan,40. doch niet uit de verklaring van de verdachte dat hij in hevige woede opzettelijk in het wilde weg om zich heen slaande iemand heeft getroffen.41. Wanneer is bewezenverklaard dat de verdachte opzettelijk mishandelend een persoon heeft geduwd en tegen het lichaam heeft geschopt, is daarmee genoegzaam tot uitdrukking gebracht dat daardoor pijn is veroorzaakt en kan het feit worden gekwalificeerd als mishandeling. In het begrip mishandeling ligt volgens de Hoge Raad immers besloten dat de iemand aangedane feitelijkheden pijn of letsel aan diens lichaam of nadeel aan de gezondheid hebben veroorzaakt.42.
8.7
In het arrest heeft het hof onder meer overwogen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling met voorbedachte rade van de heer [slachtoffer 4] op 15 oktober 2015 door hem meermalen te stompen en/of te slaan. Voorts heeft het hof overwogen dat naar algemene ervaringsregels het meermalen stompen en/of slaan pijn oplevert bij het slachtoffer. Voorts heeft het hof overwogen dat het slachtoffer [slachtoffer 4] daarnaast bij de raadsheer-commissaris heeft verklaard dat hij door de mishandeling een bult op zijn hoofd had. Dit blijkt evenwel niet uit de door het hof voor het bewijs gebezigde verklaring van het slachtoffer [slachtoffer 4]. Integendeel, in deze verklaring heeft [slachtoffer 4] verklaard dat hij aanneemt dat de bult is ontstaan door een klap van verdachte of van een duw waardoor hij ergens tegen aan is gekomen. Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen niet althans niet zonder meer dat verdachte [slachtoffer 4] heeft gestompt zoals door het hof (alternatief) bewezen is verklaard. Nu in geval van een alternatieve bewezenverklaring voor elk bewezen verklaard alternatieve toedracht voldoende bewijs aanwezig moet zijn betekent dit dat de bewezenverklaring ook om deze reden onvoldoende met redenen is omkleed. Tenslotte kan uit de door het hof gebruikte bewijsmiddelen, in het bijzonder de door [slachtoffer 4] afgelegde verklaring niet althans niet zonder meer volgen dat verdachte [slachtoffer 4] meermalen heeft gestomp en/of geslagen zodat ook om deze reden de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed. Gelet op de vele gebreken in de bewezenverklaring kan overigens niet worden gesteld dat verdachte onvoldoende in zijn belangen is geschaad om niet tot vernietiging van de bewezenverklaring over te gaan.
Middel IX
Aan verdachte is onder feit 11 primair ten laste gelegd, dat hij (verkort zakelijk weergegeven) op of omstreeks 21 april 2014 te Emmen en/of Franeker, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (No Surrender) hesje (met daarin een huurautosleutel) en/of een computer en/of printer en/of een dvd-speler en/of een horloge en/of (een) mobiele telefoon(s) en/of motorpapieren, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan ‘betrokkene 16’, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [betrokkene 16]. Subsidiair is verdachte tenlastegelegd dat hij op of omstreeks 21 april 2014 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet met voorbedachten rade, [betrokkene 16] meermalen, althans eenmaal, heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt, althans mishandeld.
Door de verdediging is onder meer aangevoerd dat verdachte (verkort zakelijk weergegeven) niet in staat is gesteld aangever [betrokkene 16] als getuige te horen nu aangever in 2017 bleek te zijn overleden. Voorts is aangevoerd dat onvoldoende steunbewijs tegen verdachte voorhanden is zodat verdachte moet worden vrijgesproken. Ook is aangevoerd dat [betrokkene 16] ronduit tegenstrijdig heeft verklaard over het verduisteren van een huurauto; hij ten aanzien van zijn motor van en de daarbij behorende papieren heeft verklaard dat deze door No Surrender ([betrokkene 39]) in het kader van de Bad Standing zijn afgepakt terwijl de verhuurder van de auto heeft verklaard dat de motor al de tijd bij Autopallas heeft gestaan én dat [betrokkene 16] de motor zelf heeft opgehaald; het ook opvallend is dat [betrokkene 16] op 1 mei 2014 — tien dagen na zijn beweerdelijke Bad Standing als verdachte door de politie Hollands-Midden wordt verhoord, maar dat deze geen melding maken van bij [betrokkene 16] geconstateerd letsel terwijl in de regel hiervan wel degelijk melding van wordt gemaakt. Daarnaast is aangevoerd dat andere getuigen hebben verklaard dat [betrokkene 16] niet is mishandeld.
In het arrest heeft het hof bewezen verklaard dat verdachte op 21 april 2014 te Emmen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een No Surrender hesje met daarin een huurautosleutel, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 16], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn medeverdachte, welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander, die [betrokkene 16] meermalen heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt.
In het arrest heeft het hof overwogen dat (verkort zakelijk weergegeven) de verdediging niet in de gelegenheid is geweest om hem te ondervragen maar dat de verklaring die [betrokkene 16] in 2014 bij de politie heeft afgelegd toch bruikbaar is voor het bewijs. Daartoe heeft het hof overwogen dat de betrokkenheid van verdachte bij de diefstal met geweld niet in beslissende mate op de verklaring van [betrokkene 16] is gebaseerd, maar vindt in voldoende mate steun in andere bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen bestaan evenwel in feite uit verklaringen van aangever en verklaringen van verbalisanten of getuigen over datgene wat zij van aangever hebben gehoord. Het oordeel van het hof, dat de betrokkenheid van verdachte bij de diefstal met geweld niet in beslissende mate op de verklaring van [betrokkene 16] is gebaseerd, maar in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen waarbij het steunbewijs ook betrekking heeft op die onderdelen van de verklaring van [betrokkene 16] die door verdachte zijn betwist is onjuist althans onbegrijpelijk. De door het hof daartoe aangewezen bewijsmiddelen bevatten niets waaruit volgt dat verdachte betrokken is geweest bij het bewezenverklaarde. De omstandigheid dat een buurman van [betrokkene 16] in mei 2014, derhalve enige weken na het bewezenverklaarde heeft waargenomen dat [betrokkene 16] blauw ogen heeft gehad betekent niet dat de blauwe ogen een gevolg is geweest van een weken daarvoor gepleegde diefstal met geweld, laat staan dat verdachte daarvoor (mede) verantwoordelijk is geweest. Ook de omstandigheid dat getuige [betrokkene 16] heeft verklaard dat [betrokkene 16] in 2014 door verdachte uit de club is gezet waarbij het hesje van [betrokkene 16] is weggenomen houdt niet in dat daaruit betrokkenheid van verdachte bij een diefstal met geweld blijkt. De omstandigheid dat verdachte in juli 2014 in een telefoongesprek heeft bevestigd dat [betrokkene 16] ‘er uit is’ houdt ook niet in dat daaruit betrokkenheid van verdachte bij het bewezenverklaarde blijkt. Gelet hierop is de verwerping van het verweer dan ook onvoldoende met redenen omkleed.
Uit het verhandelde ter terechtzitting en het arrest volgt daarnaast dat verdachte verzocht heeft [betrokkene 16] als getuige te horen maar dat het verhoor geen doorgang heeft gevonden in verband met het overlijden van [betrokkene 16]. Als de uitoefening van het ondervragingsrecht niet wordt gerealiseerd, moet de rechter onderzoeken of voldoende compenserende factoren hebben bestaan voor de door de verdediging ondervonden beperkingen bij het onderzoek naar de betrouwbaarheid van de verklaring van de getuige, waarmee ook de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing wordt gewaarborgd. Als de rechter oordeelt dat (vooralsnog) onvoldoende compenserende factoren hebben bestaan, onderzoekt hij of daartoe alsnog stappen kunnen worden gezet. Het gaat er daarbij in de kern om dat de rechter de betrouwbaarheid van de verklaring van de niet-ondervraagde getuige zorgvuldig onderzoekt, een en ander in samenhang met het overige bewijsmateriaal en in het licht van de betwisting door de verdachte van die verklaring. De rechter dient dan ook alvorens de bewezenverklaring wordt aangenomen mede op grond van de verklaring van een niet-ondervraagde getuige, na te gaan of de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces. Nu het hof i.c. de bewezenverklaring heeft aangenomen op grond van de door de verdachte betwiste verklaringen van [betrokkene 16] zonder dat de verdediging deze getuige heeft kunnen ondervragen, terwijl het hof geen blijk ervan heeft gegeven te hebben nagegaan of de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces kan het arrest niet in stand blijven.
Uit het arrest volgt voorts dat het hof van oordeel is geweest dat de door [betrokkene 16] bij de politie afgelegde verklaringen betrouwbaar zijn. Het hof heeft daarbij niet althans onvoldoende gerespondeerd op hetgeen de verdediging daartoe uitdrukkelijk en onderbouwd door argumenten naar voren heeft gebracht, te weten dat [betrokkene 16] ronduit tegenstrijdig heeft verklaard over het verduisteren van een huurauto; hij ten aanzien van zijn motor van en de daarbij behorende papieren heeft verklaard dat deze door No Surrender ([betrokkene 39]) in het kader van de Bad Standing zijn afgepakt terwijl de verhuurder van de auto heeft verklaard dat de motor al de tijd bij Autopallas heeft gestaan én dat [betrokkene 16] de motor zelf heeft opgehaald; het ook opvallend is dat [betrokkene 16] op 1 mei 2014 — tien dagen na zijn beweerdelijke Bad Standing als verdachte door de politie Hollands-Midden wordt verhoord, maar dat deze geen melding maken van bij [betrokkene 16] geconstateerd letsel terwijl in de regel hiervan wel degelijk melding van wordt gemaakt.
Gelet op het bovenstaande moet het arrest, althans de bewezenverklaring worden vernietigd.
Toelichting
9.1
Aan de verdachte is als feit 11 het volgende tenlastegelegd:
‘Feit 11 (zaak 3.2)
Primair
hij op of omstreeks 21 april 2014 te Emmen en/of Franeker, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (No Surrender) hesje (met daarin een huurautosleutel) en/of een computer en/of printer en/of een dvd-speler en/of een horloge en/of (een) mobiele telefoon(s) en/of motorpapieren, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 16], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [betrokkene 16], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn medeverdachte(n) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, die [betrokkene 16] meermalen, althans eenmaal, heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt, althans mishandeld, en/of door de (agressieve of intimiderende) houding en/of wijze van optreden van verdachte en/of zijn medeverdachten jegens die [betrokkene 16] bij die [betrokkene 16] de vrees heeft/hebben opgewekt dat verdachte (ernstiger) geweld zou gaan toepassen en/of door anderen zou doen/laten toepassen indien niet aan de eisen van verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zou worden voldaan;
Subsidiair
hij op of omstreeks 21 april 2014 te Emmen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet met voorbedachten rade, [betrokkene 16] meermalen, althans eenmaal, heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt, althans mishandeld.’
9.2
Ter terechtzitting in hoger beroep van 14 maart 2022 heeft de verdachte onder meer als volgt verklaard:
‘Feit 11 ([betrokkene 16])
[betrokkene 16] woonde in [e-plaats]. Daar werd ook een heel verhaal omheen gemaakt. De Nomad [betrokkene 39] zou zijn motoren andere goederen hebben meegenomen. Achteraf bleek dat de motor er gewoon nog was, die stond nog bij de garage. Ik lees dit allemaal in het dossier. [betrokkene 16] zegt mij helemaal niks. Ik weet niet eens of hij lid is geweest. Ik zou niet weten wie het is.
U houdt mij een getapt telefoongesprek voor met [betrokkene 108] (Pagina 37 e.v. aanvullend dossier AK.EPA d.d. 6 juni 2018), waarin wordt besproken dat ‘[betrokkene 16]’ eruit is gezet met een Bad Standing en in [verblijfplaats] verblijft. Dat kan, [betrokkene 108] is iemand van de Hells Angels. Onderling was er de afspraak dat wij geen clubleden van elkaar zouden overnemen.’
9.3
Het proces-verbaal van 14 maart 2022 vermeldt dat namens de verdachte zijn raadsman mr. R.J.H. van der Wal, advocaat te Hengelo, is gepleit conform de door hem overgelegde pleitnota. Die pleitnota bevat onder meer:
‘Feit 11 [betrokkene 16]
PLEITNOTA EERSTE AANLEG:
De laatste ‘bad standing’ betreft de zaak [betrokkene 16]. Als medepleger van diefstal met geweld, althans eenvoudige mishandeling al dan niet met voorbedachte rade jegens de heer [betrokkene 16], zou cliënt betrokken zijn bij een bad standing. De naam [betrokkene 16] zegt cliënt, niks en cliënt ontkent betrokkenheid, zo laat hij weten tijdens een verhoor.
[betrokkene 16] zou op 21 april 2014 zijn mishandeld in het toenmalige clubhuis van No Surrender in Emmen. Niet alleen zou hij zijn mishandeld, maar er zou hem ook een hesje met daarin een autosleutel zijn afgenomen en daarna een aantal andere zaken bij hem thuis.
Tragiek en juridische complexiteit gaan bij tijden wijle hand in hand. De tragiek in deze zaak is dat de heer [betrokkene 16] in 2017 is overleden. Zijn overlijden maakt echter dat de verdediging in deze zaak het ondervragingsrecht ex artikel 6 lid 3 onder d van het EVRM niet heeft kunnen effectueren.
Dat hoeft op zich nog geen probleem te zijn als er maar voldoende steunbewijs is.76 Het steunbewijs dient echter wel te zien op elementen die [verdachte] betwist en die de verklaring van de getuige — er ligt geen aangifte — ondersteunen.
Cliënt zegt de heer [betrokkene 16] niet te hebben mishandeld en ook niet te hebben bestolen. Alvorens ik inga op het ‘steunbewijs’ wil ik gezegd hebben dat op de vermeende betrouwbaarheid van de heer [betrokkene 16] wel wat lijkt af te dingen. Blijkens het dossier had de heer [betrokkene 16] zelf de nodige antecedenten, problemen met Hells Angels, flinke financiële problemen en zijn zus wilde niets meer van hem te weten.
[betrokkene 16] verklaart ronduit tegenstrijdig en voor het eerst op het moment dat hij zelf als verdachte wordt gehoord over het verduisteren van een huurauto. Dit is dan op 1 mei 2014. [betrokkene 16] wordt de vraag gesteld waarom hij de auto niet op 21 maart 2014 terug heeft gebracht. ‘De auto was zo goedkoop dat we besloten om de auto te houden.’ Alsof het de normaalste zaak van de wereld is om een gehuurde auto zonder overleg wekenlang onder je te houden.
Op de dag dal hij wordt gehoord als verdachte van verduistering van de auto neemt hij voor het eerst contact op met de verhuurder. Waarom? Omdat hij zich op dat moment zou hebben afgevraagd of de auto al terug is gebracht?! Dat is een bijzondere — maar volstrekt ongeloofwaardige — timing; gehoord worden over de verduistering van de auto en dan maar eens bellen of de auto terug is gebracht ? Vanaf 21 maart 2014, de dag waarop de auto terug moest, heeft [betrokkene 16] geen contact gezocht met de verhuurder; 'we besloten om de auto te houden.
Ook zou de motor van [betrokkene 16] en de papieren van de motor zijn afgepakt door No Surrender in het kader van de Bad Standing, zo verklaart hij. Maar de verhuurder van de auto verklaart dat de motor al de tijd bij Autopallas heeft gestaan én dat [betrokkene 16] de motor zelf heeft opgehaald. Met andere woorden, het afpakken van de motor is aantoonbaar gelogen, kennelijk om zijn verklaring kracht bij te zetten, c.q. op te plussen.
Komt bij dat de hoegenaamd weggenomen motorfiets de nodige vragen oproepen. Volgens een op 26 juni 2014 opgemaakt ambtsedig proces-verbaal van bevindingen — u pleegt hier in de regel een bijzondere bewijswaarde aan toe te kennen — zou het medeverdachte [betrokkene 39] zijn geweest die een motorfiets met papieren heeft meegenomen van [betrokkene 16]. Bij nader onderzoek blijkt de motorfiets echter niet te zijn weggenomen door [betrokkene 39], maar zoals gezegd door [betrokkene 16] zelf te zijn opgehaald bij autobedrijf '[E].
De samensteller van het dossier redeneert dit opvallende aspect weg door te zeggen, dat van [betrokkene 16] vermoedelijk louter de motorpapieren zijn weggenomen en niet de motor zelf.60 Afgezien van het feit dat dit een contradictie oplevert in de verklaringen, is het moeilijk te rijmen met hei gezamenlijke element in beide verklaringen, namelijk dat alles van waarde werd weggenomen door de heer [betrokkene 39]. Ik meen te mogen stellen dat motorpapieren nauwelijks tot geen waarde vertegenwoordigen.
Al met al roept het dossier ook een beeld op van een [betrokkene 16] die motorclub No Surrender heeft moeten verlaten, maar die daarna zijn problemen ‘aflaat’ op diezelfde motorclub. Het dossier biedt naar de mening van de verdediging geen / onvoldoende steunbewijs voor de verklaring van de heer [betrokkene 16].
Naar eigen zeggen is [betrokkene 16] mishandeld in het clubhuis te Emmen.
Alle direct betrokkenen ontkennen dit echter:
Cliënt kan zich [betrokkene 16] feitelijk niet herinneren en ontkent dat hij [betrokkene 16] zou hebben mishandeld.
[betrokkene 39] ontkent [betrokkene 16] te hebben mishandeld. Hij ontkent overigens niet sec, maar schraagt zijn stellingen ook met diverse logische argumenten (chapter-verantwoordelijkheid, betrokkenheid broer, fysieke onmogelijkheid om spuiten mee te nemen, enz.)
[betrokkene 16] kan het zich als verdachte bij de politie allemaal niet meer voor de geest halen, maar heeft bij de rechter-commissaris op 18 februari 2019 wat hervonden herinneringen. In relatie tot [betrokkene 16] behelzen deze herinneringen:
‘Het is soepel gegaan. Ik heb geen klappen gezien. [betrokkene 16] zijn vest is ingenomen.’
Er zou ook een prospect bij zijn geweest, genaamd [betrokkene 107]. Deze meneer [betrokkene 107] is echter niet gehoord.
- ii.
Er is geen letsel of pijn bij [betrokkene 16] geconstateerd. Naar eigen zeggen zou hij getrapt en geslagen zijn, waarbij hij gekneusde ribben opliep en een pijnlijk nier.
Opvattend is dan te noemen dat [betrokkene 16] op 1 mei 2014 — tien dagen na zijn Bad Standing — wordt verhoord ais verdachte door de politie Hollands-Midden, maar deze geen melding maken van bij [betrokkene 16] geconstateerd letsel. In de regel wordt hier wel degelijk melding van gemaakt!
Er zijn ook geen getuigen die beamen dat [betrokkene 16] pijn of letsel had in die periode. Op 16 mei 2018 is er nog wel gesproken met de toenmalige buurman van [betrokkene 16], genaamd de heer [betrokkene 122] Hij geeft echter aan dat [betrokkene 16] in de periode voor het laatste gesprek blauwe ogen had, maar dat kon door van alles zijn gekomen. Hij kon niks meer vertellen over verwondingen, omdat het immers al 4 jaar geleden was.’
Afgezien van het feit dat deze verklaring moeilijk in tijd te plaatsen is, geen directe tinkt legt met een mishandeling, kan ook worden vastgesteld dat het beschreven letsel niet correspondeert met de inhoud van de verklaringen van [betrokkene 16]. Gekneusde ribben zijn nog geen blauwe ogen…
Voor geweld of bedreiging met geweld ontbreekt het wettig bewijs. Dat is voor dé diefstal van de in de tenlastelegging genoemde goederen niet anders.
Over de diefstal van het hesje spreekt alleen [betrokkene 16]. Getuige [betrokkene 16] benoemt dat het hesje werd ‘ingenomen.’ Een dergelijke inname is echter geen diefstal, want niet wederrechtelijk. Bij het verlaten van de club heeft het lid op voorhand ‘getekend’ / ingestemd met het innemen / retourneren van club-gerelateerde items.
Zijn er dan goederen uit de woning van [betrokkene 16] weggenomen en zo ja, door wie? Gesteld wordt dat medeverdachte [betrokkene 39] dit zou hebben gedaan, maar hij ontkent stellig. Vooropgesteld dient te worden dat geen van de weggenomen goederen is aangetroffen onder de heer [betrokkene 39], is waargenomen in bezit van de heer [betrokkene 39] of anderszins naar hem herleid is. [betrokkene 16] heeft ook eigen doms- of aankoopbewijzen overgelegd.
Komt bij dat er geen getuigen zijn gehoord die beaamd hebben dat [betrokkene 16] plots allerlei goederen uit zijn huisraad miste. Uit een mutatie op pagina 4932 van het dossier blijkt bovendien dat de broer van [betrokkene 16] de huisraad heeft opgehaald, hetgeen zich weer wat lastig verhoudt met de opmerking van [betrokkene 16] dat alles van waarde hem werd afgenomen. Voorts kun je je in gemoede afvragen wat de meerwaarde zou zijn van het meenemen van een tweedehands (?) laptop en een printer. Lijken me niet de goederen waarvoor je bij een motorclub de handen op elkaar zult gaan krijgen.
Heeft [betrokkene 39] de heer [betrokkene 16] naar huis gebracht en is dat een steunbewijsmiddel voor de ten laste gelegde diefstal met geweld? [betrokkene 39] geeft in zijn verhoor op 6 maart 2018 aan dat hij ongetwijfeld wel eens in de woonplaats van [betrokkene 16] is geweest, maar dat hij geen goederen uit de woning van [betrokkene 16] heeft meegenomen.
Het komt [betrokkene 39] ook weinig aannemelijk voor dat hij [betrokkene 16] na een Bad Standing naar huis heeft gebracht. Omdat het echter om gebeurtenissen gaat van inmiddels vijfjaren terug, heeft de heer [betrokkene 39] hier terecht geen hard standpunt ingenomen. [betrokkene 16] heeft bij de rechter-commissaris wel verklaard over het thuisbrengen van [betrokkene 16] door [betrokkene 39]. Veel meer dan een vermoeden is dit echter niet geweest:
‘[betrokkene 16] is volgens mij naar huis gebracht, volgens mij door [betrokkene 39].’
Een dubbele assumptie, waarbij hij bovendien niets verklaart over de diefstal van goederen. Wellicht heeft de heer [betrokkene 39] [betrokkene 16] thuis afgezet, daarmee is het echter het bewijs voor de diefstal van goederen niet gegeven. Bovendien, ook al zou dit wel het geval zijn, hetgeen uitdrukkelijk wordt betwist; hoezo zou er dan sprake zijn van medeplegen door cliënt?
Sms-berichten:
Dan zijn er nog de SMS-berichten tussen de heer [betrokkene 39] en cliënt. Op 20 april 2014 worden de volgende berichten verstuurd:
A: Cap vice leeuwarden wol me spreken komt na zwolle weet wat ik moet zeggen.
H: Top en pee zwolle is the best
A: Cap als [betrokkene 16] erbij is moet ik het dan doen
H: Nee morgen avond op de club.
Dit zou te maken kunnen hebben met de Bad Standing op 21 april 2014, maar het kan evengoed zien op iets anders. Zo kan ik uit de berichten niet afleiden wat er moet gebeuren en met wie. De communicatie kan evengoed zien op ‘iets’ in relatie tot [betrokkene 16]. Het is speculeren. En in het kader van de ernstige bezwaren is dat verdedigbaar, maar bij de beantwoording van de bewijsvraag ontoereikend.
Resumerend meen ik in dit dossier dat vast te stellen valt:
Dat [betrokkene 16] de club heeft moeten verlaten daarbij zijn hesje heeft moeten inleveren.
Dat het dossier geen bewijs bevat dat dit met geweld gepaard is gegaan.
Dat er geen steunbewijs is, dat huisraad is weggenomen, laat staan dat cliënt hier dan een rol bij zou hebben gehad. Het dossier ook aanknopingspunten biedt voor andere scenario's.
Vrijspraak derhalve.
- 59.
Ook [betrokkene 16] zou volgens de rechtbank door [verdachte] in Bad standing uit de club gezet zijn en een hesje en autosleutel afhandig zijn gemaakt. De verdediging persisteert ook hierin bij haar standpunt in eerste aanleg dat voor diefstal met geweld in het kader van een bad standing onvoldoende bewijs bestaat en [verdachte] dient te worden vrijgesproken, omdat ook de verklaring van deze getuige onbruikbaar voor het bewijs is. De verklaring is aantoonbaar in strijd met de waarheid en ongeloofwaardig. Getuige [betrokkene 16] verklaart nota bene bij de rechter-commissaris dat het soepel is gegaan. Hij heeft geen klappen gezien. Bovendien heeft de verdediging het ondervragingsrecht niet kunnen effectueren aangezien de getuige in 2017 overleden is.’
9.4
In het arrest heeft het hof bewezen verklaard, dat:
‘Feit 11 (zaak 3.2)
Primair
hij op 21 april 2014 te Emmen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een No Surrender hesje met daarin een huurautosleutel, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 16], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn medeverdachte, welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander, die [betrokkene 16] meermalen heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt.’
9.5
Met betrekking tot feit 11 heeft het hof onder meer overwogen:
‘Feit 11: Diefstal met geweld van [betrokkene 16] (Akepa zaak 3.21
Diefstal met geweld
Het hof stelt vast dat [betrokkene 16] (hierna: [betrokkene 16]) in 2017 is overleden. De verdediging is niet in de gelegenheid geweest om hem te ondervragen.
Het hof is echter van oordeel dat de verklaring die [betrokkene 16] in 2014 bij de politie heeft afgelegd toch bruikbaar is voor het bewijs. De betrokkenheid van verdachte bij de diefstal met geweld is niet in beslissende mate op de verklaring van [betrokkene 16] gebaseerd, maar vindt in voldoende mate steun in andere bewijsmiddelen. Dat steunbewijs heeft ook betrekking op die onderdelen van de verklaring van [betrokkene 16] die door verdachte zijn betwist.131 Dat blijkt uit het volgende.
[betrokkene 16] heeft bij de politie verklaard dat hij op 21 april 2014 met bad standing uit No Surrender is gezet. Op dat moment huurt hij namens No Surrender een auto. Op 21 april 2014 is [betrokkene 16] in het clubhuis in Emmen in het bijzijn van de vice-president en een prospect. De security pakt zijn hesje af. In dat hesje zit de sleutel van de huurauto. Daarnaast krijgt [betrokkene 16] een aantal klappen, waardoor hij een aantal ribben heeft gekneusd en last heeft van zijn nier. [betrokkene 16] wil bij de politie geen namen noemen, in verband met zijn veiligheid en die van zijn familie. Hij verklaart dat hij op dat moment ondergedoken zit. Hij moet eigenlijk ook € 100,- per maand aan de club betalen om zijn status af te kopen, maar kan dit niet betalen.132
In mei 2014 doet de buurman van [betrokkene 16] een melding bij de politie dat hij zich zorgen maakt om het welzijn van [betrokkene 16]. Hij zou verteld hebben zelfmoord te willen plegen. Hij kon zien dat [betrokkene 16] verwondingen had, namelijk blauwe ogen. Nadat hierna de gordijnen van de woning van [betrokkene 16] drie weken gesloten waren, heeft de buurman de melding gedaan.133 De politie spreekt naar aanleiding van deze melding in mei 2014 telefonisch met [betrokkene 16]. [betrokkene 16] vertelt dat hij sinds drie weken was ondergedoken voor No Surrender omdat leden hem zoeken.134
De politie neemt op 26 juni 2014 contact op met [betrokkene 16]. [betrokkene 16] wil geen aangifte doen omdat hij vreest voor zijn veiligheid. Hij wil wel aanvullend verklaren over zijn bad standing op 21 april 2014. Voorafgaand aan de bad standing werd hij gebeld door de vicepresident van No Surrender. [betrokkene 16] had zelf de rang van security. [betrokkene 16] werd gezegd dat hij in opdracht van verdachte naar het clubhuis in Emmen moest komen. [betrokkene 16] moest ook komen om de vicepresident [betrokkene 16] met de auto te brengen. Een prospect genaamd [betrokkene 107] (het hof begrijpt: [betrokkene 107]) ging ook mee. [betrokkene 16] was bang dat hij problemen kreeg naar aanleiding van zijn aanwezigheid op het politiebureau in Meppel.
Aangekomen in Emmen moet hij buiten het clubhuis wachten. Hij wordt binnengeroepen door [betrokkene 39] en moet meelopen naar de memberroom. Daar zijn verdachte en [betrokkene 16] (het hof begrijpt: [betrokkene 16]). [betrokkene 39] komt ook mee naar binnen. [betrokkene 39] grijpt [betrokkene 16] vast en trekt zijn hesje van hem af. Verdachte slaat [betrokkene 16] hard in zijn ribben. Door deze klap gaat [betrokkene 16] onderuit. Wanneer [betrokkene 16] weer opstaat, geeft [betrokkene 39] hem een klap op zijn lichaam. Verdachte en [betrokkene 39] geven [betrokkene 16] nog een paar klappen. Hij wordt ook van achteren geschopt, vermoedelijk door verdachte. Verdachte roept tijdens deze mishandeling:
‘Hoe kon je dat doen, met een hesje naar een politiebureau’.
[betrokkene 16] wordt verteld dat hij die avond een boete van € 1.000,- moet betalen. Sinds deze bad standing is [betrokkene 16] zijn woning ontvlucht. Via Facebook heeft [betrokkene 16] nog contact gehad met [betrokkene 16] en deze zei dat [betrokkene 16] een bedrag van € 100,- per maand moet betalen, omdat hij met bad standing uit de motorclub is gezet.135
[betrokkene 16] heeft bij de rechter-commissaris als getuige verklaard dat [betrokkene 16] in 2014 door verdachte uit de club is gezet. [betrokkene 16]s hesje is hierbij weggenomen. [betrokkene 16] was er die avond bij, samen met [betrokkene 107].136
Uit een getapt telefoongesprek van 25 juli 2014 tussen verdachte en [betrokkene 108] (hierna: [betrokkene 108]), lid van MC Hells Angels Noord-Nederland te Harlingen, volgt dat [betrokkene 108] zegt dat hij heeft gehoord dat ‘[betrokkene 16]’, die bij verdachte eruit is, nu ergens in Rotterdam zo zit. Verdachte zegt daarop:
‘[verdachte]: BS… ja, weg…’.
Uit onderzoek van de politie volgt dat [betrokkene 16] gevlucht was naar Nieuwerkerk aan de IJssel, nabij Rotterdam. De politie acht het aannemelijk dat verdachte en [betrokkene 108] over [betrokkene 16] spraken, nu uit hun onderzoek dat geen ander slachtoffer van een bad standing in de onderzoeksperiode in 2014 als voor- of roepnaam ‘[betrokkene 16]’ had.137
Conclusie t.a.v. feit 11
Het hof acht bewezen dat verdachte zich op 21 april 2014 samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, gepleegd tegen [betrokkene 16].
Het hof gaat uit van de juistheid van de verklaring van [betrokkene 16] dat hij in opdracht van [verdachte] is ontboden op de club, waar hij vervolgens door verdachte en [betrokkene 39] meermalen is geslagen en door verdachte is geschopt. Hierbij is ook zijn hesje afgenomen. In dat hesje zat op dat moment de sleutel van een gehuurde auto. Deze verklaring vindt immers steun in de verklaring van [betrokkene 16] als getuige. Ook heeft verdachte in het tapgesprek van 25 juli 2014 zelf verklaard dat sprake was van een bad standing. Bovenstaand gewelddadig handelen, dat in het kader van een zogenaamde bad standing heeft plaatsgevonden, is naar zijn aard wederrechtelijk. Uit een verklaring van verdachte bij de politie volgt dat nieuwe leden van No Surrender zelf hun eigen hesje moeten betalen.138 Van clubeigendom van de hesjes en daardoor het ontbreken van de wederrechtelijkheid bij het afpakken daarvan is dan ook geen sprake. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Het hof is voorts van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte [betrokkene 39], die in de kern bestaan uit een gezamenlijke uitvoering van de diefstal met geweld. Daarmee acht het hof het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Het hof acht niet bewezen dat verdachte betrokken is bij het wegnemen van de overige in de tenlastelegging genoemde goederen. Hiervan zal verdachte worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 11 primair ten laste gelegde.’
9.6
Als bewijsmiddelen heeft het hof gebruikt:
‘Feit 11
- 1.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 1 mei 2014, opgenomen op pagina 4915 e.v. (map 18) van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 16]:
Ik heb mij vrijwillig gemeld bij jullie aan het politiebureau, omdat ik heel veel problemen heb en ook gevaar loop. Ik heb een probleem met betrekking tot een huurauto en daar kan en wil ik het volgende over vertellen. Ik ben 21 april 2014 met bad standing uit de motorclub No Surrender in Heerenveen gezet. Op het moment dat ik met bad standing uit de motorclub ben gezet, had ik namens de motorclub een auto gehuurd. Diverse leden hadden geen rijbewijs en daarom moest ik de auto huren. Toen ik eruit ben gezet was ik in Emmen. Ik was op dat moment in bijzijn van de vice-president en een prospect. (…) De sleutel van de huurauto zat in mijn hesje. In Emmen hebben ze mijn hesje afgepakt met daarin de autosleutel. Daarnaast heb ik een aantal klappen gekregen. Door deze klappen heb ik nu een aantal gekneusde ribben. Daarnaast heb ik last van mijn nier. (…) Ik weet niet wat er met de auto gebeurd is na 21 april 2014. Voor die tijd was ik de enige die in deze auto reed. (…) Ik weet niet wie de sleutel heeft van de auto. Mijn hesje is afgepakt door de security van de president. Ik ben, nadat mijn hesje afgepakt was, de poort uitgegooid. (…) U vraagt mij wie het aanspreekpunt is van de club die kan vertellen waar de auto is. Dan moet ik namen gaan noemen en dat doe ik niet vanwege mijn veiligheid.
(…) In verband met mijn veiligheid en de veiligheid van mijn familie noem ik geen namen. Ik zit op dit moment ondergedoken.
(…) Ik heb klappen gehad. (…) Ik moet eigenlijk ook 100 euro per maand betalen aan de motorclub om mijn status af te kopen. Dit kan ik echter niet.
- 2.
Een naar wettelijke voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 mei 2018, opgenomen op pagina 37 e.v. van het aanvullend dossier AKEPA d.d. 6 juni 2018, als bijlage gevoegd bij voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
[betrokkene 16] heeft verklaard dat hij op 21 april 2014 met bad standing uit de motorclub (MC) No Surrender is gezet. Van vorenstaande is onder zaaks nummer 3.02 een dossier opgemaakt. In aanvulling op dit dossier heb ik het navolgende onderzoek ingesteld. Tapgesprek sessienummer 13065, d.d. 25-07-2014
Dit betreft een telefoongesprek tussen [verdachte] en een man genaamd [betrokkene 108].
[betrokkene 108]: he die [betrokkene 16] is die er bij jullie uit….
[verdachte]: ja,ja,ja, ja, ja….
[betrokkene 108]: ja, had ik al gehoord, zit nou ergens in Rotterdam zit ie geloof ik….
[verdachte]: BS…. ja, weg…. (…)
De genoemde [betrokkene 108] betreft [betrokkene 108]. Uit politiegegevens is gebleken dat [betrokkene 108] lid is van de OMG Hells Angels Noord Nederland/Harlingen. Men spreekt in het telefoongesprek over een BS. Uit onderzoek is gebleken dat leden van OMG Motorclubs met de benaming BS, een Bad Standing bedoelen. Dit betreft, zoals beschreven is in het algemeen dossier van het onderzoek Akepa een onvrijwillige uittreding uit een OMG Motorclub, vaak gepaard gaand met geweld en diefstal.
Uit het onderzoek met betrekking tot de BS (Bad Standing) van [betrokkene 16] in het clubhuis van No Surrender te Emmen is gebleken dat deze gevlucht was naar Nieuwerkerk a.d. IJssel, nabij Rotterdam. Gezien het feit dat in het telefoongesprek wordt benoemd dat het een [betrokkene 16] betreft die BS heeft gekregen die ten tijde van het telefoongesprek ‘ergens in Rotterdam’ zou verblijven is het aannemelijk dat het gaat om de genoemde [betrokkene 16]. Geen ander slachtoffer had de voor- of roepnaam [betrokkene 16] gedurende de onderzoeksperiode in 2014.
- 3.
Een naar wettelijke voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juni 2014. opgenomen op pagina 4928 e.v. (map 18) van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 12]:
(…) hebben wij verbalisanten op 26 juni 2014 met [betrokkene 16] contact opgenomen. Hij gaf daarbij aan een aanvulling te kunnen geven (…)[betrokkene 16] verklaarde geen aangifte te willen doen van hetgeen hem is overkomen omdat hij bang is voor zijn veiligheid. Hij wilde wel aanvullend verklaren over zijn bad standing omdat hij van mening is dat het een onterechte bad standing is. (…) Op 21 april 2014 werd [betrokkene 16] gebeld door de vicepresident van de motorclub No Surrender in Leeuwarden. [betrokkene 16] was lid en bekleedde de functie van security bij de me No Surrender in Leeuwarden. Hem werd verteld dat ze voor een borrel naar het clubhuis in Emmen moesten gaan en dat dit was in opdracht van de captain [verdachte]. Omdat hij een rijbewijs heeft, moest hij mee om de vice te brengen. Een derde persoon, een prospect uit Leeuwarden ging ook mee. De vice is genaamd [betrokkene 16] {het hof begrijpt: [betrokkene 16]) en de prospect is [betrokkene 107] {het hof begrijpt: [betrokkene 107]) genaamd. (…) [betrokkene 16] was bang dat hij problemen kreeg naar aanleiding van zijn aanwezigheid op het politiebureau in Meppel. (…) Aangekomen in Emmen moest [betrokkene 16] buiten het clubhuis wachten. (…) Na ongeveer een half uur tot 45 minuten werd [betrokkene 16] geroepen door [betrokkene 39] (het hof begrijpt: [betrokkene 39]). Deze [betrokkene 39] vervult de rol van security voor [verdachte]. [betrokkene 16] moest meelopen naar de membersroom in het clubhuis. (…) Toen [betrokkene 16] in de membersroom kwam, waren daar aanwezig [verdachte] en [betrokkene 16]. Ook [betrokkene 39] kwam mee naar binnen. (…) Vervolgens werd [betrokkene 16] vastgegrepen door [betrokkene 39] en werd zijn No Surrender hesje van hem afgetrokken door [betrokkene 39]. Hierop werd [betrokkene 16] hard geslagen door [verdachte] in zijn ribben. Door deze klap ging [betrokkene 16] onderuit. Toen hij weer opstond kreeg [betrokkene 16] een klap op zijn lichaam van [betrokkene 39]. Vervolgens kreeg [betrokkene 16] nog een paar klappen van zowel [verdachte] als [betrokkene 39]. Ook is hij van achter geschopt, vermoedelijk door [verdachte].
Tijdens deze mishandeling riep [verdachte]:
‘Hoe kon je dat doen met een hesje naar een politiebureau’.
Ook is aan [betrokkene 16] verteld dat hij die avond 1000 euro boete moest betalen. (…) Sinds dit is gebeurd is [betrokkene 16] gevlucht uit zijn woning. Hij heeft nog via Facebook contact gehad met [betrokkene 16] en deze stelde dat [betrokkene 16] 100 euro in de maand moet gaan betalen omdat hij bad standing van de motorclub heeft. (…) [betrokkene 16] noemde verder nog dat het gebruikelijk is datje bij een bad standing uit een motorclub een boete krijgt opgelegd.
- 4.
Een naar wettelijke voorschrift opgemaakt proces-verbaal. opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris en de griffier, voor zover inhoudende de verklaring van [betrokkene 16] op 18 februari 2019:
Ik maakte deel uit van motorclub Lion City uit Leeuwarden Ik was vice-president. [betrokkene 107] viel onder mijn chapter, hij was security. [betrokkene 39] was security van Emmen toen ik bij de club zat. (…) [betrokkene 16] zat bij chapter Heerenveen. Lion City draaide onder de president van Heerenveen. [betrokkene 16] wilde overstappen, maar wij waren geen volwaardig chapter, dus dat ging niet. (…) Het zal in 2014 zijn geweest dat ik [betrokkene 16] voor het laatst heb gesproken. [betrokkene 16] is op een gegeven moment uit de club gezet door [verdachte]. (…) Ik weet dat het [verdachte] was omdat ik er die avond bij was, samen met [betrokkene 107]. (…) [betrokkene 16] zijn vest is ingenomen. (…) Hij is de club uitgezet. (…) Ik heb hem 1 keer via Messenger (het hof begrijpt: Facebook Messenger) bericht dat hij geld moest betalen vanwege de bad standing.
- 5.
Een schriftelijk bescheid, te weten een uitwerking van een afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek, opgenomen op pagina 39 van het aanvullend dossier AKEPA d.d. 6 juni 2018, als bijlage gevoegd bij voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Datum 25-07-2014 15:28:31
Beller: [telefoonnummer 17], Naam: [betrokkene 108]
Gebelde: [telefoonnummer 1], Naam: [verdachte].
[betrokkene 108]: he die [betrokkene 16] is die er bij jullie uit.
[verdachte]: ja, ja, ja, ja, ja…
[betrokkene 108]: ja, had ik al gehoord, zit nou ergens in Rotterdam zit ie geloof ik….
[verdachte]: BS….ja, weg…
- 6.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 16 mei 2018 (documentnummer 12022-AH-241) los in het dossier, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 15] en [verbalisant 2]:
Op 16 mei 2018 omstreeks 11:40 uur spraken wij met [betrokkene 122], geboren [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats], wonende [e-straat 03] te [g-plaats].
Op 9 mei 2014 heeft hij een melding gedaan bij de politie betreffende zijn buurman [betrokkene 16]. Zie bijgevoegd mutatie. (…)
Op de vraag aan [betrokkene 122] wat hij ons nog meer kon vertellen over de melding die hij destijds gedaan had zei hij dat hij [betrokkene 16] kende als buurman en hem af en toe wel eens sprak.
De laatste keer dat hij [betrokkene 16] sprak was ongeveer 3 weken voordat hij de melding bij de politie deed. Hij sprak [betrokkene 16] toen bij het Leeuwarderend en [betrokkene 16] vertelde hem dat hij ruzie had gehad. (…) [betrokkene 122] vertelde dat hij wist dat [betrokkene 16] lid was van een motorclub want dat kon je zien aan zijn jasje. (…)
[betrokkene 122] vertelde ons dat [betrokkene 16] er triest uit zag en [betrokkene 16] had [betrokkene 122] verteld dat hij dacht aan zelfmoord. [betrokkene 122] vertelde dat hij kon zien dat [betrokkene 16] verwondingen had. Nadat wij, verbalisanten, vroegen hoe hij kon zien dat [betrokkene 16] verwondingen had zei [betrokkene 122] dat [betrokkene 16] in de periode voor het laatste gesprek blauwe ogen had. (…)
Nadat [betrokkene 122] [betrokkene 16] gesproken had zag [betrokkene 122] dat de gordijnen van de woning van [betrokkene 16] 3 weken dicht zaten. Hij kon dit zien vanuit zijn woning. Hierop heeft hij de politie gebeld.
- 7.
Een schriftelijk bescheid, te weten een mutatie rapport d.d. 15 mei 2014, opgenomen op pagina 4937 en verder (map 18Vvan voornoemd dossier, voor zover voor zover inhoudende:
Opmaak datum: 10 mei 2014
Toelichting bij incident: Toelichting bij incident,
Buurbewoners maakten zich zorgen om het welzijn van een overbuurman genaamd [betrokkene 16]. [betrokkene 16] was lid van motorclub No Surrender in Heerenveen — Is ‘bad standing’ uitgetreden- Ongeveer 3 weken terug wilde hij zelfmoord plegen en sindsdien hadden ze hem ook niet meer gezien. Ook de gordijnen en dergelijke zitten constant potdicht. Via Mie tel- van [betrokkene 16] gekregen, gebeld en hij nam vrijwel direct de telefoon op. Vertelde dat hij sinds 3 weken was ondergedoken, hij wordt gezocht door leden van No Surrender. Hij reeds contacten met de lokale politie. Werd mij al snel duidelijk dat hij vreest voor zijn leven. Hierbij geeft hij aan dat hij inderdaad serieus overweegt om zelfmoord te plegen. Hij zegt dat hij dan eindelijk rust heeft. De woning in franeker heeft hij hals over kop verlaten. Op de tafel zou hij een afscheidsbrief en de huissleutels achter gelaten hebben. Zijn broer zou het huisraad uit de woning hebben gehaald. Hij zegt onder geen beding nog terug te zullen komen naar Franeker. Tijdens gesprek was hij bang dat hij afgeluisterd zou worden, wilde daarom mijn naam weten. Werd na telefoongesprek teruggebeld door een collega uit den lande. [betrokkene 16] was namelijk overstuur aan p-bureau gekomen. [betrokkene 16] staat bij hen op de briefing. Afgesproken dat belangrijke info betreffende [betrokkene 16] met ons per mail zal worden gedeeld.
Betrokkene:
[betrokkene 16] (man), geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats], [f-straat 04], [postcode] [h-plaats],
Melder:
[betrokkene 122] (man).’
9.7
De bewijsmiddelen bestaan in feite uit verklaringen van aangever en verklaringen van verbalisanten of getuigen over datgene wat zij van aangever hebben gehoord. Het oordeel van het hof, dat de betrokkenheid van verdachte bij de diefstal met geweld niet in beslissende mate op de verklaring van [betrokkene 16] is gebaseerd, maar in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen waarbij het steunbewijs ook betrekking heeft op die onderdelen van de verklaring van [betrokkene 16] die door verdachte zijn betwist is onjuist althans onbegrijpelijk. De door het hof daartoe aangewezen bewijsmiddelen bevatten niets waaruit volgt dat verdachte betrokken is geweest bij het bewezenverklaarde. De omstandigheid dat een buurman van [betrokkene 16] in mei, derhalve enige weken na het bewezenverklaarde heeft waargenomen dat [betrokkene 16] blauw ogen heeft gehad betekent niet dat de blauwe ogen een gevolg is geweest van een weken daarvoor gepleegde diefstal met geweld, laat staan dat verdachte daarvoor (mede) verantwoordelijk is geweest. Ook de omstandigheid dat getuige [betrokkene 16] heeft verklaard dat [betrokkene 16] in 2014 door verdachte uit de club is gezet waarbij het hesje van [betrokkene 16] is weggenomen houdt niet in dat daaruit betrokkenheid van verdachte bij een diefstal met geweld blijkt. De omstandigheid dat verdachte in juli 2014 in een telefoongesprek heeft bevestigd dat [betrokkene 16] ‘er uit is’ houdt ook niet in dat daaruit betrokkenheid van verdachte bij het bewezenverklaarde blijkt. In dit geval zijn de verklaringen van de [betrokkene 16] de enige bewijsmiddelen die verband leggen tussen het bewezenverklaarde feit en verdachte.43. Gelet hierop is de verwerping van het verweer dan ook onvoldoende met redenen omkleed.
9.8
Uit het verhandelde ter terechtzitting en het arrest volgt daarnaast dat verdachte verzocht heeft [betrokkene 16] als getuige te horen maar dat het verhoor geen doorgang heeft gevonden in verband met het overlijden van [betrokkene 16]. Als de uitoefening van het ondervragingsrecht niet wordt gerealiseerd, moet de rechter onderzoeken of voldoende compenserende factoren hebben bestaan voor de door de verdediging ondervonden beperkingen bij het onderzoek naar de betrouwbaarheid van de verklaring van de getuige, waarmee ook de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing wordt gewaarborgd. Als de rechter oordeelt dat (vooralsnog) onvoldoende compenserende factoren hebben bestaan, onderzoekt hij of daartoe alsnog stappen kunnen worden gezet. Het gaat er daarbij in de kern om dat de rechter de betrouwbaarheid van de verklaring van de niet-ondervraagde getuige zorgvuldig onderzoekt, een en ander in samenhang met het overige bewijsmateriaal en in het licht van de betwisting door de verdachte van die verklaring.44. De rechter dient dan ook alvorens de bewezenverklaring wordt aangenomen mede op grond van de verklaring van een niet-ondervraagde getuige, na te gaan of de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces. Nu het hof i.c. de bewezenverklaring heeft aangenomen op grond van de door de verdachte betwiste verklaringen van [betrokkene 16] zonder dat de verdediging deze getuige heeft kunnen ondervragen, terwijl het hof geen blijk ervan heeft gegeven te hebben nagegaan of de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces kan het arrest niet in stand blijven.
9.9
Uit het arrest volgt voorts dat het hof van oordeel is geweest dat de door [betrokkene 16] bij de politie afgelegde verklaringen betrouwbaar zijn. Het hof heeft daarbij niet althans onvoldoende gerespondeerd op hetgeen de verdediging daartoe uitdrukkelijk en onderbouwd door argumenten naar voren heeft gebracht, te weten dat [betrokkene 16] ronduit tegenstrijdig heeft verklaard over het verduisteren van een huurauto; hij ten aanzien van zijn motor van en de daarbij behorende papieren heeft verklaard dat deze door No Surrender ([betrokkene 39]) in het kader van de Bad Standing zijn afgepakt terwijl de verhuurder van de auto heeft verklaard dat de motor al de tijd bij Autopallas heeft gestaan én dat [betrokkene 16] de motor zelf heeft opgehaald; het ook opvallend is dat [betrokkene 16] op 1 mei 2014 — tien dagen na zijn beweerdelijke Bad Standing als verdachte door de politie Hollands-Midden wordt verhoord, maar dat deze geen melding maken van bij [betrokkene 16] geconstateerd letsel terwijl in de regel hiervan wel degelijk melding van wordt gemaakt.
9.10
Gelet op het bovenstaande moet het arrest, althans de bewezenverklaring worden vernietigd.
Middel X
Schending van het recht en/of verzuim van vormen, waarvan de niet-naleving met nietigheid wordt bedreigd, althans zodanige nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vormen, in het bijzonder de art. 140 Sr alsmede 359 en 415 Sv, en wel om het navolgende:
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2014 tot 1 februari 2018, in Nederland, als leider en/of bestuurder, heeft deelgenomen aan een organisatie (No Surrender MC), bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten: verdachte en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 1], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten: diefstal al dan niet voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd door (bedreiging met) geweld, en/of afpersing, en/of dwang, en/of bedreiging met enig misdrijf tegen het misdrijf gericht en/of met gijzeling en/of met zware mishandeling en/of brandstichting, en/of zware mishandeling en/of mishandeling zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbend en/of mishandeling, (elk) al dan niet met voorbedachte rade gepleegd, (zijnde misdrijven die in verband stonden met zogenaamde ‘bad standings’ en/of sancties van No Surrender MC,) en/of het binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van harddrugs, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of het bereiden, bewerken en/of verwerken en/of het verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van harddrugs, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of het al dan niet bedrijfsmatig telen van hennep, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, en/of het aanwezig hebben van soft- en/of harddrugs, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of II.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep ontkend dat hij leiding heeft gegeven aan een criminele organisatie. Namens de verdachte is vrijspraak bepleit.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij in de periode van 1 februari 2014 tot 1 februari 2018, in Nederland, als leider en/of bestuurder, heeft deelgenomen aan een organisatie (No Surrender MC), bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten: verdachte en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en [betrokkene 1], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten: diefstal al dan niet voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd door (bedreiging met) geweld, en afpersing, en dwang, en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, en zware mishandeling en/of mishandeling zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbend en/of mishandeling, (elk) al dan niet met voorbedachte rade gepleegd, (zijnde misdrijven die in verband stonden met zogenaamde ‘bad standings’ en/of sancties van No Surrender MC,) en het binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van harddrugs, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst. 1, en het bereiden, bewerken en/of verwerken en/of het verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van harddrugs, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en het telen van hennep, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, en het aanwezig hebben van soft- en/of harddrugs, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of II.
Het oordeel van het hof dat verdachte als leider heeft deelgenomen aan een organisatie die oogmerk heeft gehad op het plegen van misdrijven is niet zonder meer begrijpelijk. Het hof heeft daartoe immers redengevend geacht dat verdachte diverse feiten, zoals geweldsdelicten als mishandeling en afpersing zelf (mede) heeft gepleegd. Het hof heeft daarbij onder meer de ‘bad standings’ van (onder meer) [slachtoffer 2] (feit 5), [slachtoffer 3] (feit 6), [slachtoffer 4] (feit 8), en [betrokkene 16] (feit 11), redengevend geacht. Zoals in bovenstaande middelen (7, 8, 9 en 10) is aangevoerd heeft verdachte zich niet aan deze delicten schuldig gemaakt en dat het arrest te dien aanzien zal moeten worden vernietigd, zodat de bewezenverklaring van feit 12 dan ook te kort schiet.
Toelichting
10.1
Aan de verdachte is als feit 12 het volgende tenlastegelegd:
‘Feit 12 (onderzoek Harka)
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2014 tot 1 februari 2018, in Nederland, als leider en/of bestuurder, heeft deelgenomen aan een organisatie (No Surrender MC), bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten: verdachte en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 1], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- —
diefstal al dan niet voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd door (bedreiging met) geweld, en/of
- —
afpersing, en/of
- —
dwang, en/of
- —
bedreiging met enig misdrijf tegen het misdrijf gericht en/of met gijzeling en/of met zware mishandeling en/of brandstichting, en/of
- —
zware mishandeling en/of mishandeling zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbend en/of mishandeling,
(elk) al dan niet met voorbedachte rade gepleegd, (zijnde misdrijven die in verband stonden met zogenaamde ‘bad standings’ en/of sancties van No Surrender MC,) en/of
- —
het binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van harddrugs, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of
- —
het bereiden, bewerken en/of verwerken en/of het verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van harddrugs, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of
- —
het al dan niet bedrijfsmatig telen van hennep, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, en/of
- —
het aanwezig hebben van soft- en/of harddrugs, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of II.’
10.2
Ter terechtzitting in hoger beroep van 14 maart 2022 heeft de verdachte onder meer als volgt verklaard:
‘Feit 12 (deelname criminele organisatie)
We worden als een groep gezien die samenwerkten. Medeverdachte [betrokkene 1] en ik hebben nooit samengewerkt. Medeverdachte [betrokkene 2] en ik zijn Captain World geweest, vanaf september 2016. Ik zou niet weten hoe ik een criminele organisatie zou moeten leiden zonder PGP-telefoon.
U houdt mij voor dat er OVC-opnamen zijn waarop over drugs wordt gesproken. Door mij is er niet over drugs gesproken. Ik heb nog nooit drugs gedaan en dat zal ik ook nooit gaan doen. Bij alle politie-invallen in de laatste jaren is nog nooit drugs gevonden.
(…)’
10.3
Het proces-verbaal van 14 maart 2022 vermeldt dat namens de verdachte zijn raadsman mr. R.J.H. van der Wal, advocaat te Hengelo, is gepleit conform de door hem overgelegde pleitnota. Die pleitnota luidt onder meer als volgt:
‘Deel III
Harka
Feit 12 criminele organisatie
Harka inleiding
- 60.
In het Harka onderzoek wordt [verdachte] er samen met drie anderen van verdacht leiding te hebben gegeven aan de criminele organisatie No Surrender. Ook hier voor geldt dat de in eerste aanleg ingenomen standpunten, conclusies en verweren vrijwel onveranderd zijn en grotendeels worden gehandhaafd. Tijdens pleidooi zal ik zoals gezegd (mondeling) aanduiden welke standpunten en conclusies worden gehandhaafd, daar waar nodig voorzien van een aanvulling. Indien u hiermee instemt is het verzoek om deze instemming in het proces-verbaal van de zitting op te nemen.
- 61.
Ik zal eerst ingaan op de juridische aspecten van een criminele organisatie en het daaraan leidinggeven. Hierbij ga ik kort in op de structuur van No Surrender en de verhouding tot de chapters. Vervolgens bespreek ik de criminogene factoren en ten slotte de incidenten die het OM als bouwstenen voor het oogmerk van de criminele organisatie gebruikt. Omwille van de leesbaarheid zijn de relevante onderdelen van de pleitnota in eerste aanleg als bijlage aan dit pleidooi gevoegd.
Organisatie en oogmerk
- 62.
Allereerst organisatie en oogmerk. Voor een organisatie moet er sprake zijn van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachte en tenminste één andere persoon. Aan dit vereiste is voldaan: binnen No Surrender geldt een bepaalde duurzaamheid en structuur. Dat lijkt mij ook inherent aan het zijn van een motorclub. Maar dat is natuurlijk niet genoeg. Een organisatie is namelijk pas een criminele als vast komt te staan dat die organisatie het oogmerk heeft op het plegen van misdrijven.
- 63.
In het dossier worden talloze incidenten beschreven om ‘het oogmerk’ van de organisatie te onderbouwen. Wij kijken hier echter heel anders tegen aan. Deze incidenten tonen ‘het oogmerk’ van de organisatie namelijk helemaal niet aan.
(…)
Deelneming
- 67.
Voor deelneming aan een criminele organisatie is vereist dat de deelnemer een aandeel heeft (dan wel ondersteunt) in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met het verwezenlijken van het oogmerk van de organisatie. Voor wat betreft het begrip ‘deelneming’ gaat het piet om de enkele vaststelling dat [verdachte] lid of leider van No Surrender was. Het gaat natuurlijk om de vraag of [verdachte] aan al die beschreven incidenten (volgens het OM dé bouwstenen van het vereiste oogmerk) wetenschap had, of een sturende, of ondersteunende rol.
- 68.
De enkele vaststelling dat [verdachte] lid of leider van No Surrender is geweest is wil natuurlijk niet zeggen dat het tenlastegelegde oogmerk dus daardoor reeds bewezen kan worden. Het ‘lid zijn van’ is daartoe onvoldoende. En meer dan die enkele vaststelling kan niet gedaan worden. Verder dan dat komen we niet. En dat is dus niet genoeg. [verdachte] kan daarom niet worden aangemerkt als ‘deelnemer’ in de zin van art. 140 SR.
Leider
(…)’
10.4
In het arrest heeft het hof bewezen verklaard, dat:
‘Feit 12 (onderzoek Harka)
hij in de periode van 1 februari 2014 tot 1 februari 2018, in Nederland, als leider en/of bestuurder, heeft deelgenomen aan een organisatie (No Surrender MG), bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, tè weten: verdachte en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en [betrokkene 1], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- —
diefstal al dan niet voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd door (bedreiging met) geweld, en
- —
afpersing, en
- —
dwang, en
- —
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, en
- —
zware mishandeling en/of mishandeling zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbend en/of mishandeling, (elk) al dan niet met voorbedachte rade gepleegd, (zijnde misdrijven die in verband stonden met zogenaamde ‘bad standings’ en/of sancties van No Surrender MC,) en
- —
het binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van harddrugs, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst. 1, en
- —
het bereiden, bewerken en/of verwerken en/of het verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van harddrugs, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en
- —
het telen van hennep, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, en
- —
het aanwezig hebben van soft- en/of harddrugs, althans (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of II.’
10.5
Met betrekking tot het bewezenverklaarde heeft het hof onder meer overwogen:
‘Feit 12: Als leider/bestuurder deelnemen aan een criminele organisatie (onderzoek Harkat
Standpunt verdediging
Ten aanzien van feit 12 stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat geen sprake is van een organisatie met het plegen van misdrijven als oogmerk en dat verdachte niet kan worden aangemerkt als ‘deelnemer’ in de zin van artikel 140 Sr of als leider als bedoeld in artikel 140, derde lid, Sr.
(…)
Oordeel van het hof
Het hof stelt voorop dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr slechts dan sprake kan zijn, indien de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk.139
Organisatie
Het hof stelt voorop dat onder ‘organisatie’ als bedoeld in artikel 140 Sr wordt verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en tenminste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon — om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt — moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van die organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is.140
Het hof leidt uit de bewijsmiddelen141 het volgende af.
(…)
Oogmerk
Het oogmerk van de organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven, maar niet is vereist dat de organisatie de uitsluitende bedoeling heeft om misdrijven te plegen,193 of dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is.194
Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven wordt beoogd, zodat geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijk plegen daarvan. Voor bewijs van het bestanddeel ‘oogmerk’ zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.195
In deze zaak heeft de organisatie volgens de tenlastelegging met name het oog op twee specifieke categorieën van misdrijven: het plegen van gewelds- en vermogensdelicten in het kader van de ‘bad standing’ en het plegen van overtredingen van de Opiumwet. Het hof zal zich bij de beoordeling van dit feit daarom beperken tot deze tenlastegelegde categorieën van misdrijven. Ook betrekt het hof net als de rechtbank een aantal criminogene factoren in zijn overwegingen.
Gewelds- en vermogensdelicten — Bad standing
Sanctiestelsel
Binnen No Surrender hebben de leden zich te houden aan veel voorschriften en geschreven en ongeschreven gedragsregels, die streng worden gehandhaafd. Daarvoor is een uitgebreid sanctiestelsel in het leven geroepen, met straffen variërend van het terugplaatsen in rang (‘terugsnijden’), het betalen van een boete tot het in ‘bad standing’ uit de club zetten van leden. De bad standing is de zwaarste sanctie.196
(…)
Toepassing van of dreiging met geweld
Uit het dossier blijkt dat naast het betalen van een geldboete een bad standing in de praktijk ook gepaard ging met verschillende misdrijven, zoals (bedreiging met) geweld. Ook worden daarbij — als alternatief voor of aanvulling op de te betalen boete — goederen, zoals motoren, afgenomen van leden.
Een bad standing houdt in dat je je hesje in moet leveren, je krijgt klappen, je moet geld betalen, je auto of motor wordt afgepakt, je gezin wordt bedreigd en je mag geen contact meer hebben met leden van No Surrender. Een bad standing gaat ook altijd gepaard met geweld, aldus Baarda.210
(…)
Voorbeelden bad standing
Dat een bad standing reeds vanaf 2013 plaatsvonden en in de praktijk gepaard gaat met het plegen van misdrijven blijkt uit meerdere zich bij de bewijsmiddelen bevindende verklaringen van slachtoffers van een bad standing in combinatie met de inhoud van verschillende OVC-gesprekken.217 Het hof zet dat hierna op chronologische volgorde verder uiteen.
(…)
[betrokkene 16] heeft bij de politie verklaard dat hij op 21 april 2014 met bad standing uit No Surrender is gezet. Hij heeft hierbij klappen gekregen en zijn jasje is afgepakt met daarin de sleutel van een huurauto.220
(…)
Tussenconclusie
Het hof constateert op grond van het voorgaande dat bij een bad standing een duidelijk patroon zichtbaar is van gewelddadig en/of bedreigend gedrag, uitgeoefend door leden van en in de naam van No Surrender. Daarbij kregen de slachtoffers van bad standing een boete opgelegd en moesten ze hun motor, telefoon en/of hesje en/of andere spullen onder bedreiging inleveren. Op welke wijze de opbrengst van de bad standings ten goede van de club kwam werd op nationaal niveau besproken. De slachtoffers van een bad standing durfden vaak geen aangifte te doen uit angst voor represailles. Gelet hierop concludeert het hof dat het oogmerk van de organisatie mede was gericht op diefstal met geweld, afpersing, dwang, bedreiging en (zware) mishandeling, al dan niet met voorbedachten rade.
(…)’
Conclusie oogmerk
Het hof is van oordeel dat de organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, waaronder diefstal met geweld, afpersing, dwang, bedreiging, (zware) mishandeling, al dan niet met voorbedachten rade en het opzettelijk overtreden van de Opiumwet.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat deze misdrijven gepleegd, gepland en/of besproken werden binnen het clubverband. Volgens vaste percentages werden de inkomsten van strafbare feiten verdeeld over de kaderleden van de club.328 Het zijn dan ook geen misdrijven die gepleegd zijn door individuen op persoonlijke titel, die daarnaast toevallig ook nog lid zijn van No Surrender, zoals door de verdediging is aangevoerd. Dat een organisatie naast een crimineel oogmerk ook andere — legale — doelstellingen heeft, doet daaraan niet af.
Deelneming en leiderschap
Volgens vaste rechtspraak is van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr sprake indien een persoon behoort tot de organisatie en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. De verdachte dient in dat verband in zijn algemeenheid te weten (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Niet is vereist dat de verdachte wetenschap heeft van een of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd, of dat zijn opzet is gericht op het plegen van die misdrijven, ook niet wanneer het gaat om misdrijven van uiteenlopende aard.329 Elke bijdrage aan een organisatie kan strafbaar zijn. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten en (dus) het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken.
Van alle verdachten kan worden gezegd dat zij als leiders hebben deelgenomen aan een criminele organisatie. Elk van de verdachten had een hoge rang binnen No Surrender, wat hen macht en gezag gaf. Zij hadden het, gelet op hun rang en functie, met elkaar feitelijk voor het zeggen binnen de club en presenteerden zich ook zo naar de leden. Verdachten voerden regels in waaraan chapters en individuele leden zich moesten houden, en zagen er bovendien intensief op toe dat deze regels strikt werden gehandhaafd. Zij waren in de positie om individuele leden dwingende aanwijzingen te geven en sancties op te leggen als deze niet werden opgevolgd.
Uit de bewijsmiddelen waar hierboven naar is verwezen, blijkt dat verdachten als belangrijkste leiders binnen No Surrender niet alleen wetenschap hadden van het feit dat er misdrijven werden gepleegd, maar ook dat zij het plegen van misdrijven faciliteerden door regels in te voeren en/of te handhaven die ervoor moesten zorgen dat criminele activiteiten niet aan het licht kwamen of de opsporing ervan werd bemoeilijkt.
Verdachte is vanaf het moment van zijn toetreding tot No Surrender direct de leider van de noordelijke chapters. Als zodanig maakt hij ook deel uit van de landelijke leiding van No Surrender waarin [betrokkene 1] de functie van generaal bekleedt. Na de aankondiging van het vertrek van [betrokkene 1] is verdachte landelijk meer op de voorgrond getreden. Hij manifesteert zich zowel binnen als buiten No Surrender als de leider en woordvoerder van de organisatie. Samen met [betrokkene 2] introduceert hij na het aankondigde vertrek van [betrokkene 1] een nieuwe structuur binnen de club, waarbij hij — samen met twee andere bestuurders -in feite alle zeggenschap krijgt. Verdachte geeft niet alleen opdracht tot bad standings, maar voert ze zelf ook uit, waarbij hij soms grof geweld gebruikt, getuige onder meer de bewezenverklaarde feiten 5 primair, 6, 7, 8 en 9. Hij stuurt direct en indirect leden aan die delicten plegen, regelt rechtsbijstand, controleert actief of men zich aan zijn zwijgplicht houdt en grijpt in als dat niet het geval blijkt.
Conclusie t.a.v. feit 12
Op grond hiervan is het hof van oordeel dat verdachte heeft behoord tot een op het plegen van misdrijven gericht samenwerkingsverband en dat hij daarnaast ook een aandeel heeft gehad in gedragingen die mede strekten tot de verwezenlijking van het binnen die organisatie bestaande oogmerk. Verdachte was bovendien, vanaf het moment van zijn aantreden, een van de leiders van de organisatie. Daarom is bewezen dat de verdachte als leider heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr en komt het hof tot een bewezenverklaring van het onder 12 ten laste gelegde. Het hof verwerpt het verweer van de verdediging.’
10.6
Een organisatie is een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad. Voor de bewezenverklaring van ‘een organisatie’ is niet vereist dat de verdachte heeft samengewerkt of bekend was met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is.45. In ‘deelneming aan’ ligt, althans in lid 1, opzet besloten. Aangenomen wordt dat van deelneming sprake is wanneer de verdachte in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.46. Daarbij is echter niet vereist dat de verdachte enige vorm van opzet heeft gehad op de door de criminele organisatie beoogde concrete misdrijven.47. Hieruit blijkt enerzijds van een restrictieve interpretatie van het opzetvereiste in het onderhavige artikel; het enkel verrichten van hand- en spandiensten zonder de wetenschap dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven levert geen deelneming op,48. maar getuigt anderzijds van een zekere ruimhartigheid door niet de eis te stellen dat verdachte precies wist op welke misdrijven het oogmerk van de organisatie is gericht.49. Evenmin is van belang dat de verdachte is vrijgesproken van betrokkenheid van een misdrijf dat in het verband van de organisatie is begaan.50. Het gaat om deelnemen in feitelijke zin aan een gestructureerd samenwerkingsverband, dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Om van deelnemen in de zin van deze bepaling te spreken worden twee algemene voorwaarden gesteld: men moet behoren tot de organisatie en de deelnemer moet een aandeel hebben in dan wel ondersteunen gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.51. Het behoren tot een organisatie betekent dat buitenstaanders, sympathisanten en dergelijke in beginsel geen deelnemer zijn in de zin van deze bepaling.52. Omdat art. 140 Sr een zelfstandig misdrijf is, kunnen zij daaraan wel deelnemen in de zin van art. 47 en 48.53. Bij wet van 24 juni 2004, Stb. 290 (i.w.tr. op 10 augustus 2004) is art. 140 lid 4 Sr toegevoegd dat beoogt een (niet-uitputtende) verheldering te geven van deelneming. Uit de omschrijving daarin wordt duidelijk gemaakt dat de facto elke bijdrage aan een organisatie als deelneming kan worden aangemerkt.54. Dat zou kunnen gelden voor personen die ten behoeve van de organisatie geld inzamelen of daaraan stoffelijke steun verlenen, mits komt vast te staan dat zij die dergelijke steun verlenen tot de organisatie behoren.55. Volgens de Hoge Raad is niet vereist dat komt vast te staan dat een persoon moet hebben samengewerkt, althans bekend moet zijn geweest met alle personen die deel uitmaken van de organisatie.56. De bijdrage van de deelnemer moet erin bestaan een aandeel hebben in, dan wel ondersteuning geven aan gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Het hebben van een aandeel in en het ondersteuning geven aan veronderstellen opzet. Er hoeft niet te worden deelgenomen aan de misdrijven waarop het oogmerk is gericht.57. Medeplichtigheid aan enig misdrijf waarop het oogmerk van de organisatie was gericht, kan voldoende zijn om van deelneming in de zin van art. 140 Sr te spreken.58. Andersom wordt zulks met betrekking tot medeplegen niet zonder meer aangenomen.59. De Hoge Raad acht het laten ontstaan en in stand houden van een bedrijfscultuur waarbinnen strafbare feiten werden begaan voldoende om deelneming aan te nemen.60. In algemene zin geldt dat niet is vereist wetenschap van één of verscheidene, onderling uiteenlopende, concrete misdrijven.61. Een organisatie hoeft dus niet groot te zijn, twee personen is genoeg, en kan zelfs enkel bestaan in de vorm van een internetforum.62. Voor duurzaamheid of bestendigheid is een zeker tijdsverloop van het samenwerkingsverband een aanwijzing. De samenstelling van het samenwerkingsverband hoeft echter niet steeds dezelfde te zijn, en bestendigheid betekent niet dat het samenwerkingsverband onafgebroken moet hebben bestaan. Over verschillende landen verspreide deelnemers kunnen tezamen een organisatie vormen, wanneer sprake is van nauwe afstemming van de planmatige activiteiten.63. Voor structuur is een hiërarchie geen vereiste.64. Gemeenschappelijk optreden tegenover derden kan eveneens een indicatie zijn voor het bestaan van een organisatie, maar is daarvoor niet noodzakelijk. Het oordeel dat van een samenwerkingsverband pas sprake is als komt vast te staan dat ‘binnen die groep gemeenschappelijke regels en een gemeenschappelijke doelstelling hebben bestaan, waaraan de individuele leden gebonden waren en door welke gemeenschappelijkheid op die leden een zekere druk kon worden uitgeoefend zich aan die regels te houden en aan die doelstelling gebonden te achten’ getuigt daarom van een te strikte opvatting van het bestanddeel organisatie.65. Duurzaamheid en structuur lijken kortom op communicerende vaten: een los verband van reeds lang met elkaar samenwerkende personen die telkens hetzelfde type misdrijven plegen kan een organisatie zijn, net als een zeer gestructureerde maar relatief kortgeleden gevormde groep van personen die het plegen van uiteenlopende misdrijven tot doel hebben. Leider is diegene die het in de organisatie voor het zeggen heeft. Daarvan kunnen er binnen een organisatie meer dan één zijn.66. Voorbeelden daarvan zijn: bepalen wie aan het plegen van misdrijven meedoet, anderen dwingend aansturen, beheren van de boekhouding, bepalen van het verhandelen van door misdrijven verworven goederen, en dergelijke. Het begrip heeft een zelfstandige betekenis, die niet hoeft samen te vallen met het begrip feitelijk leidinggeven van art. 51 lid 2 Sr.
10.7
Het oordeel van het hof dat verdachte als leider heeft deelgenomen aan een organisatie die oogmerk heeft gehad op het plegen van misdrijven is niet zonder meer begrijpelijk. Het hof heeft daartoe immers redengevend geacht dat verdachte diverse feiten, zoals geweldsdelicten als mishandeling en afpersing zelf (mede) heeft gepleegd. Het hof heeft daarbij onder meer de ‘bad standings’ van (onder meer) [slachtoffer 2] (feit 5), [slachtoffer 3] (feit 6), [slachtoffer 4] (feit 8), en [betrokkene 16] (feit 11), redengevend geacht. Zoals in bovenstaande middelen (7, 8, 9 en 10) is aangevoerd heeft verdachte zich niet aan deze delicten schuldig gemaakt en dient het arrest te dien aanzien te worden vernietigd, zodat de bewezenverklaring van feit 12 dan ook te kort schiet.
Middel XI
Door de verdediging is onder meer het verweer gevoerd dat sprake is van een ruime overschrijding van de redelijke termijn hetgeen tot uitdrukking dient te komen in de strafoplegging.
Het hof heeft in het arrest onder meer vastgesteld dat de verdachte op 12 december 2017 is aangehouden; de voorlopige hechtenis van de verdachte in januari 2019 werd geschorst; de rechtbank op 12 november 2020 vonnis heeft gewezen en de berechting van de zaak dus niet binnen 24 maanden heeft plaatsgevonden. Het hof heeft vervolgens geoordeeld dat gezien de aanzienlijke ingewikkeldheid van de zaak, de samenhang van verdachtes zaak met die van met name twee medeverdachten, de onderzoekshandelingen die op verzoek van de verdediging hebben plaatsgevonden, alsmede de twee (toegewezen) verzoeken tot aanhouding van de zaak van de zijde van de verdediging, er nauwelijks sprake is van schending van de redelijke termijn in eerste aanleg zodat met de enkele constatering van schending kan worden volstaan. Dat oordeel is onbegrijpelijk nu een overschrijding van de redelijke termijn van 11 maanden niet als ‘nauwelijks’ valt te kwalificeren, ook niet indien een deel daarvan te wijten zou zijn aan de ingewikkeldheid en verzoeken van de verdediging. Dat klemt te meer nu verdachte gedurende de berechting in eerste aanleg ongeveer 12 maanden voorlopig is gehecht en na schorsing van de voorlopige hechtenis gedurende de berechting in eerste aanleg gebonden is geweest aan allerlei voorwaarden, zoals een enkelband en vrijheidsbeperkende maatregelen. Daar komt nog bij dat ook in hoger beroep de redelijke termijn met 2 maanden is geschonden. Gelet hierop is de verwerping van het verweer en/of het oordeel van het hof dat met de enkele constatering kan worden volstaan onjuist althans onvoldoende met redenen omkleed.
Toelichting
11.1
De verdachte is bij vonnis van de meervoudige kamer van de Rechtbank Noord-Nederland van 13 november 2020 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren.
11.2
Op 25 november 2020 is er namens de verdachte hoger beroep ingesteld door zijn raadsman, mr. R.J.H. van der Wal, advocaat te Hengelo.
11.3
In het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep d.d. 14 maart 2022 is onder meer gerelateerd:
‘Verdachte verklaart over zijn persoonlijke omstandigheden op vragen van de voorzitter:
(…)
Ik heb nu bijna 30 maanden voorlopige hechtenis erop zitten. Ik heb 19 maanden een enkelband gehad. Ik gedraag mij erg goed in detentie en dat wil ik ook graag zo houden. Ik heb nog nooit eerder in detentie gezeten. Ik vind tien jaren gevangenisstraf, wat de rechtbank heeft opgelegd, bijzonder lang.’
11.4
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 14 maart 2022 vermeldt voorts dat de raadsman, mr. R.J.H. van der Wal, advocaat te Hengelo, overeenkomstig zijn ter zitting overgelegde pleitnota het woord tot de verdediging heeft gevoerd op 17 maart 2022. De pleitnota houdt onder meer in:
‘Het is 12 december 2017 wanneer [verdachte] vroeg in de morgen door de politie van zijn bed in Klazienaveen wordt gelicht. Met veel bombarie in de media maar zonder enig verzet van de zijde van [verdachte] begint een ware nachtmerrie voor Captain [verdachte].
(…)
[verdachte] wordt veroordeeld voor alle hem ten laste gelegde feiten tot een gevangenisstraf van 10 jaar. De op dat moment al ruim twee jaar lopende schorsing van de voorlopige hechtenis wordt met onmiddellijke ingang opgeheven. En dat terwijl de feiten bijna een decennium oud zijn. [verdachte] zit inmiddels ruim twee jaar gedetineerd.
(…)
Deel IV
De strafmaat
()
Ouderdom van de feiten en tijdsverloop
- 96.
In dat verband wenst de verdediging nog een aantal opmerkingen over de redelijke termijn in relatie tot de gewijzigde VI-regeling te maken. Sinds de verweten gedragingen is inmiddels ruim 8 jaar verstreken. Dat er bijzondere omstandigheden zijn geweest waardoor in deze zaak sprake is van tijdsverloop van deze orde, is niet te betwisten. Echter hoeft het niet voor rekening van [verdachte] te komen dat de zaak pas na de inwerkingtreding van de nieuwe VI-regeling op 1 juli 2021 inhoudelijk wordt afgedaan voor strafbare gedragingen uit 2014, 2015 en 2016. Ook daar dient bij een eventuele strafoplegging rekening mee gehouden te worden.
- 97.
De verdediging heeft er alles aan gedaan om het proces in hoger beroep zo voortvarend mogelijk te laten verlopen. Een tweekoppige verdediging heeft in ieder geval voor vele praktische oplossingen gezorgd. Desondanks is er sprake van een ruime overschrijding van de redelijke termijn. Kijkende naar de pleegdata en het tijdsverloop, dient dit tot uitdrukking te komen in het straftoemetingsoordeel.’
11.5
In het proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 17 maart 2022 is onder meer gerelateerd dat aan verdachte het recht is gelaten het laatst te spreken overeenkomstig een schriftelijke verklaring, die door zijn raadsman is overgelegd. Hierin is onder meer vermeld:
‘Overal aan meegewerkt kijk naar detentie periode HvB Alles Plus, P.I. alles plus 19 maanden enkelband zoals dhr [naam 17] verklaarde van de reclassering alles goed gedaan zelf nu gedetineerd zitten tijdens corona en weken soms geen bezoek en achter de deur zitten, alles plus (…)
(…)
Geen gebiedsverboden via m'n enkelband die dan kan afgaan in de buurt bij zijn slachtoffers
(…)
De Rechtbank legde me veel voorwaarden op tijdens de schorsing zelfs en media verbod die vreemd vond als Nederlander maar ook gevolgd heb.
(…)
Weg bij mijn vrouw, 5 kinderen, 5 kleikinderen en m/n vrijheid wat een drama van hun verdriet en m'n eigen verdriet hun te missen
(…)
Ik was een zalm die tegen de stroom in zwom maar ben inmiddels 57 jaar 2 1/2 bijna in detentie 19 maand enkelband en in coronatijd in de P.I. dubbel gestraft omdat we wekenlang soms er geen bezoek is van m'n geliefden (…)
(…)’
11.6
Met betrekking tot het verweer inzake de schending van de redelijke termijn heeft het hof onder meer als volgt overwogen en beslist:
‘Namens verdachte is aangevoerd dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn en dat dit moet leiden tot strafvermindering.
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn is aangevangen op 12 december 2017, omdat verdachte op die datum is aangehouden en in verzekering is gesteld. De voorlopige hechtenis van verdachte werd onderwijl in januari 2019 geschorst. Op 13 november 2020 heeft de rechtbank vonnis gewezen. De berechting van zijn zaak in eerste aanleg heeft dus niet binnen 24 maanden plaatsgevonden. Die procedure heeft ongeveer 35 maanden in beslag genomen. Dat is een overschrijding van ongeveer elf maanden.
De vraag is of die overschrijding redelijk is. Factoren die in die afweging een rol spelen zijn onder meer de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Het stelt daartoe de volgende feiten vast.
De rechtbank heeft in de zaak van verdachte en die van met name twee medeverdachten moeten oordelen over een zeer omvangrijke, complexe zaak. Het onderzoek terechtzitting ving aan op 15 maart 2018. De verdediging heeft verzocht om een groot aantal getuigen te horen en andere onderzoekswensen naar voren gebracht. Daarover heeft de rechtbank bij tussenbeslissing op 10 juli 2018 geoordeeld. De rechtbank heeft een aanzienlijk deel verzoeken toegewezen. De getuigen zijn door de rechter-commissaris gehoord. Dat gebeurde tussen januari 2019 en juli 2019. Op 26 november heeft opnieuw een regiezitting plaatsgevonden. Daar zijn ook onderzoekswensen van de zijde van de verdediging behandeld. De rechtbank heeft op daarop op diezelfde dag beslist en nog twee getuigen verzoeken toegewezen.
Daarnaast is de behandeling van de zaak in eerste aanleg op 17 juni 2019 en 16 december 2019 vertraagd geweest door toegewezen aanhoudingsverzoeken van de zijde van de verdediging. Op 4 februari, 11 februari en 5 maart 2020 heeft de rechtbank de strafzaak met verdachte besproken. Op 28 september 2020 en 5 oktober 2020 is het onderzoek ter terechtzitting voortgezet ten behoeve van reguisitoir en pleidooien. Uit het proces-verbaal van de rechtbank d.d. 5 maart 2020 leidt het hof af dat de behandeling pas in september 2020 kon worden voortgezet om ruimte te scheppen teneinde verdachte als getuige in de zaken van de medeverdachten te doen horen. De rechtbank heeft op 13 november 2020 vonnis gewezen.
Het hof is van oordeel dat gezien de aanzienlijke ingewikkeldheid van de zaak, de samenhang van verdachtes zaak met die van met name twee medeverdachten, de onderzoekshandelingen die op verzoek van de verdediging hebben plaatsgevonden, alsmede de twee (toegewezen) verzoeken tot aanhouding van de zaak van de zijde van de verdediging, nauwelijks sprake is schending van de redelijke termijn in eerste aanleg. Daarbij komt dat uit de processen-verbaal van de rechtbank blijkt dat de rechtbank haar best heeft gedaan om ook de zaak van verdachte met bekwame spoed te plannen en te behandelen.
Verdachte heeft op 25 november 2020 hoger beroep ingesteld. Het dossier is op 4 februari 2021 bij het hof binnengekomen. Op 11 augustus 2021 heeft het hof — na een schriftelijke regieronde omdat het voortvarend plannen van een regiezitting vanwege alle verhinderdata ondanks verschillende pogingen daartoe niet mogelijk bleek — tussenarrest gewezen. Het hof heeft onder meer een aantal verzoeken van de verdediging tot het horen van getuige toegewezen. Die getuigen zijn in oktober 2021 en februari 2022 door de raadsheer- commissaris gehoord. Op 14, 17 en 21 maart 2022 heeft de inhoudelijke behandeling van verdachtes zaak plaatsgevonden. Het hof wijst op 16 mei 2022 eindarrest. Dat is bijna achttien maanden na het instellen van het hoger beroep.
Het hof heeft in de zaak van verdachte weliswaar net niet binnen zestien maanden — verdachte bevindt zich in hoger beroep in voorlopige hechtenis — arrest gewezen, maar gezien de onderzoekshandelingen die op verzoek van verdachte hebben plaatsgevonden, alsmede de complexiteit van de zaak is er ook in hoger beroep nauwelijks sprake van overschrijding van de redelijke termijn in de hoger beroepsfase.
Conclusie van het hof is dat met de bovenstaande vaststellingen van de in de gegeven omstandigheden beperkte overschrijding van de redelijke termijn moet worden volstaan.’
11.7
Het oordeel van de feitenrechter inzake de redelijke termijn kan in cassatie slechts in beperkte mate worden getoetst, in die zin dat de Hoge Raad alleen kan onderzoeken of het oordeel niet blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en niet onbegrijpelijk is in het licht van alle omstandigheden van het geval. Van onbegrijpelijkheid zal overigens niet licht sprake zijn omdat een dergelijk oordeel sterk verweven pleegt te zijn met waarderingen van feitelijke aard die zich onttrekken aan een beoordeling door de cassatierechter. Ook het rechtsgevolg dat de feitenrechter heeft verbonden aan de door hem vastgestelde overschrijding van de redelijke termijn, kan slechts op zijn begrijpelijkheid worden getoetst. Bij de beoordeling van de vraag of de behandeling van de zaak binnen de redelijke termijn heeft plaatsgevonden, moet het tijdsverloop tijdens de eerste aanleg en dat tijdens het hoger beroep afzonderlijk worden beoordeeld. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de behandeling van de zaak op de zitting dient te zijn afgerond met in eerste aanleg een einduitspraak binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen en dat in de fase van het hoger beroep een einduitspraak wordt gedaan binnen twee jaar nadat het rechtsmiddel is ingesteld, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Op dit uitgangspunt gelden uitzonderingen. In gevallen waarin de verdachte in verband met de zaak in voorlopige hechtenis verkeert (zoals in dit geval het geval is geweest), en/of het strafrecht voor jeugdigen is toegepast, moet de zaak zowel in eerste aanleg als in hoger beroep binnen zestien maanden worden afgedaan, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.67. Indien wordt geoordeeld dat de redelijke termijn in eerste aanleg of in hoger beroep is overschreden, wordt die overschrijding in de regel gecompenseerd door strafvermindering. Maar het staat de rechter vrij — na afweging van alle daartoe in aanmerking te nemen belangen en omstandigheden, waaronder de mate van overschrijding van de redelijke termijn — te volstaan met het oordeel dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Voor het volstaan met dat oordeel kan onder meer aanleiding bestaan als sprake is van een beperkte overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg of in hoger beroep, en de berechting in feitelijke aanleg — dat wil zeggen: in eerste aanleg én/of in hoger beroep — is afgerond binnen het totaal van de voor elk van die procesfasen geldende termijnen.68. Een overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep kan niet worden gecompenseerd door een voortvarende behandeling in eerste aanleg.69. Het hof dient de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep zelfstandig te beoordelen.70.
11.8
Het hof heeft in het arrest onder meer vastgesteld dat de verdachte op 12 december 2017 is aangehouden; de voorlopige hechtenis van de verdachte in januari 2019 werd geschorst; de rechtbank op 12 november 2020 vonnis heeft gewezen en de berechting van de zaak dus niet binnen 24 maanden heeft plaatsgevonden. Het hof heeft vastgesteld dat — uitgaande van een redelijke termijn van 24 maanden — de procedure ongeveer 35 maanden heeft geduurd en dat een overschrijding oplevert van 11 maanden. Het hof heeft vervolgens geoordeeld dat gezien de aanzienlijke ingewikkeldheid van de zaak, de samenhang van verdachtes zaak met die van met name twee medeverdachten, de onderzoekshandelingen die op verzoek van de verdediging hebben plaatsgevonden, alsmede de twee (toegewezen) verzoeken tot aanhouding van de zaak van de zijde van de verdediging, er nauwelijks sprake is van schending van de redelijke termijn in eerste aanleg zodat met de enkel constatering van schending van de redelijke termijn kan worden volstaan. Dat oordeel is onbegrijpelijk nu een overschrijding van de redelijke termijn van 11 maanden niet als ‘nauwelijks’ valt te kwalificeren, ook niet indien een deel daarvan te wijten zou zijn aan de ingewikkeldheid en verzoeken van de verdediging. Dit klemt te meer nu verdachte gedurende de berechting in eerste aanleg ongeveer 12 maanden voorlopig is gehecht en na schorsing van de voorlopige hechtenis gedurende de berechting in eerste aanleg gebonden is geweest aan allerlei voorwaarden, zoals een enkelband en vrijheidsbeperkende maatregelen. Daar komt nog bij dat ook in hoger beroep de redelijke termijn is geschonden. Gelet hierop is de verwerping van het verweer en het oordeel van het hof dat met de enkele constatering kan worden volstaan onjuist althans onvoldoende met redenen omkleed.
Middel XII
Op 20 mei 2022 is namens de verdachte beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof d.d. 16 mei 2022. Op 27 juni 2022 hebben de raadslieden van verdachte zich bij de Hoge Raad als advocaten voor verdachte gesteld. De stukken van het geding zijn op 23 november 2022 ter griffie van de Hoge Raad ontvangen. Op grond van deze omstandigheid heeft het hof de stukken van het geding niet tijdig, te weten binnen zes maanden na het instellen van beroep in cassatie naar de griffie van de Hoge Raad gezonden, zodat de redelijke termijn van de berechting is geschonden, hetgeen dient te leiden tot strafverlaging.
Toelichting
12.1
Op 20 mei 2022 is namens de verdachte beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof d.d. 16 mei 2022. Op 27 juni 2022 hebben de raadslieden van verdachte zich bij de Hoge Raad als advocaten voor verdachte gesteld. De stukken van het geding zijn op 23 november 2022 ter griffie van de Hoge Raad ontvangen. Op grond van deze omstandigheid heeft het hof de stukken van het geding niet tijdig, te weten binnen zes maanden na het instellen van beroep in cassatie naar de griffie van de Hoge Raad gezonden, zodat de redelijke termijn van de berechting is geschonden, hetgeen dient te leiden tot strafverlaging.71.
12.2
Aan de verdachte zal niet kunnen worden tegengeworpen dat hij onvoldoende belang heeft bij zijn klacht nu hij zelf de oorzaak zou zijn geweest van de schending van de redelijke termijn door het instellen van het beroep in cassatie. De raadslieden van verdachte zijn immers pas in staat geweest de stukken van de zaak te bestuderen nadat hen de stukken waren toegezonden. Voorts zijn de raadslieden pas in staat geweest een cassatieschriftuur in te dienen nadat de aanzegging van de Hoge Raad was betekend. De Hoge Raad is daartoe pas in staat geweest nadat het hof de stukken van het geding naar de Hoge Raad had gezonden. Dit houdt in dat de schending van de redelijke termijn te wijten is aan de te late inzending van het dossier door het hof.
12.3
Van belang is voorts het volgende. In zijn arrest van 11 september 2012 heeft de Hoge Raad gesteld klachten over schending van de redelijke termijn af te zullen doen m.b.v. art. 80a RO, indien in die zaken alleen zou worden geklaagd over schending van de redelijke termijn, of indien in die zaken ook over andere kwesties zou worden geklaagd, welke klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen.72. Op Nederland rust evenwel de plicht de rechtspleging zo in te richten, dat procedures binnen een redelijke termijn worden afgewikkeld.73.
12.4
Voorkomen moet worden dat ‘onder de zegel’ van cassatie de norm ten aanzien van de duur van de berechting steeds maar weer wordt verlegd waardoor er ook vanwege alle bezuinigingen en reorganisaties geen substantiële druk meer op de overheid wordt gelegd om een onredelijke procesduur zoveel mogelijk te vermijden.74. Gelet hierop dient dan ook de Hoge Raad in geval van schending van de redelijke termijn in de cassatiefase een matiging toe te passen, ongeacht of in de betreffende zaak ook nog een andere klacht naar voren wordt gebracht.
12.5
Voorts in de onderhavige schriftuur de verdachte ook nog andere klachten naar voren heeft gebracht die betrekking hebben op de ‘prior criminal proceedings’, zodat ook om deze reden niet kan worden gesteld dat verdachte onvoldoende belang heeft bij zijn klacht over de schending van de redelijke termijn.75. Bovendien is afdoening op basis van art. 80a RO niet aangewezen, omdat afdoening op basis van art. 80a RO inbreuk maakt op het recht van 'effective remedy’.76.
Dat
Op vorenstaande gronden het u Edelhoogachtbaar College moge behagen, gemelde uitspraak te vernietigen met een zodanige uitspraak als uw Edelhoogachtbaar College noodzakelijk voorkomt.
Rotterdam, 28 januari 2023
Advocaten
R.J. Baumgardt
S. van den Akker
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 28‑01‑2023
R.o.v. 2.9.2 HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576, NJ 2021/173 m.nt. J.M. Rejintjes.
R.o.v. 2.10 HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576, NJ 2021/173 m.nt. J.M. Rejintjes.
R.o.v. 2.12.1 HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576, NJ 2021/173 m.nt. J.M. Rejintjes.
Vgl. HR 26 oktober 2010, NJ 2010/589 en HR 2 maart 2020, NJ 2020/145.
Zie in dit verband HR 10 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:5.
R.o.v. 2.9.2 HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576, NJ 2021/173 m.nt. J.M. Rejintjes.
R.o.v. 2.10 HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576, NJ 2021/173 m.nt. J.M. Rejintjes.
R.o.v. 2.12.1 HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576, NJ 2021/173 m.nt. J.M. Rejintjes.
Vgl. HR 26 oktober 2010, NJ 2010/589 en HR 2 maart 2020, NJ 2020/145.
Vgl. o.m. HR 6 januari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG4797. Zie voorts HR 7 juli 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI3938, HR 8 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ6712.
Vgl. HR 26 oktober 2010, NJ 2010/589 en HR 2 maart 2020, NJ 2020/145.
Vgl. HR 26 oktober 2010, NJ 2010/589 en HR 2 maart 2020, NJ 2020/145.
Van Bemmelen Van Hattum, p. 291–292.
HR 19 juni 1979, NJ 1979/585.
HR 26 juni 1973, NJ 1974/208.
HR 26 april 1994, NJ 1994/580.
HR 27 maart 1933, NJ 1933, p. 902.
HR 20 december 1988, NJ 1989/683 en HR 17 mei 1994, NJ 1995/46.
HR 2 juni 2009, NJ 2009/281.
HR 28 april 1992, NJ 1992/657.
HR 13 juni 1995, NJ 1995/635.
HR 7 juli 2015, NJ 2016/39.
R.o.v. 2.9.2 HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576, NJ 2021/173 m.nt. J.M. Rejintjes.
R.o.v. 2.10 HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576, NJ 2021/173 m.nt. J.M. Rejintjes.
R.o.v. 2.12.1 HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576, NJ 2021/173 m.nt. J.M. Rejintjes.
HR 23 november 1931, NJ 1932, p. 279; Noyon/Langemeijer/Remmelink Strafrecht, artikel 300Sr, aant. 1–2.
HR 27 november 1933, NJ1934, p. 76.
HR 1 december 1970, NJ 1971/139.
HR 9 februari 1965, NJ 1965/261.
HR 2 december 2003, NJ 2004/119.
HR 23 november 1931, NJ 1932, p. 279; Noyon/Langemeijer/Remmelink Strafrecht, artikel 300Sr, aant. 1–2.
HR 27 november 1933, NJ1934, p. 76.
HR 1 december 1970, NJ 1971/139.
HR 9 februari 1965, NJ 1965/261.
HR 2 december 2003, NJ 2004/119.
Vgl. randnummer 10 CAG Wortel 4 september 2007, ECLI:NL:PHR:2007:BA5836. Zie voorts HR 10 juni 2008, NJ 2008/348.
R.o.v. 2.12.3 HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576, NJ 2021/173 m.nt. Reijntjes.
HR 22 januari 2008, NJ 2008/72.
HR 18 november 1997, NJ 1998/225.
HR 8 oktober 2002, NJ 2003/64.
HR 8 februari 2011, NJB 2011, p. 474.
HR 5 september 2006, NJ 2007/336.
HR 15 mei 2007, NJ 2008/559.
HR 18 november 1997, NJ 1998/225; HR 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:264.
HR 3 juli 2012, LJN BW5132.
HR 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:413
HR 22 januari 2008, NJ 2008/72
HR 8 oktober 2002, NJ 2003/64.
HR 21 december 2010, NJ 2011/21.
HR 5 juli 2011, NJB 2011, p. 1498.
HR 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:264.
HR 18 november 1997, NJ 1998/225; HR 5 september 2006, NJ 2007/336.
Hof Den Haag 18 januari 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ6496.
HR 15 mei 2007, NJ 2008/559.
HR 11 april 2006, NJ 2006/393.
HR 2 februari 2010, LJN BK5193.
HR 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2331.
HR 9 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:197, NJ 2021/70 (rov. 2.4.1), met verwijzing naar HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578 (rov. 3.13 tot en met 3.16).
HR 9 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:197, NJ 2021/70 (rov. 2.4.1 en 2.4.2), met verwijzing naar HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578 (rov. 3.21 en 3.23).
HR 23 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1094.
HR 9 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:197, NJ 2021/70 (rov. 2.4.3).
HR 3 oktober 2000, NJ 2000/721, m.nt. J. de Hullu, alsmede HR 14 juni 2008, NJ 2008/358, m.nt. P.A.M. Mevis.
HR 11 september 2012, NJ 2013/241 — 245, m.nt. F.W. Bleichrodt.
EHRM 26 mei 1993, NJ 1993/466, m.nt. E.A. Alkema en EHRM 23 februari 1999, nr. 34966/97 (De Groot/Nederland), NJ 1999/641, m.nt. G. Knigge.
Noot van T.M. Schalken onder HR 27 oktober 2015, NJ 2015/469.
EHRM 27 augustus 2013, nr. 12810/13 (Celik/Nederland).
Zie in dit verband de reeds door F.W. Bleichrodt in zijn noot onder HR 22 januari 2013, NJ 2013/245 gemaakte opmerking en —met name— de door het EHRM aan Nederland gestelde vragen in EHRM 18 december 2018, nr. 585/19 (Nelissen/Nederland).