NJ 1995, 46
Poging tot oplichting; ‘afgifte’ (326 Sr) op te vatten als toelaten dat wordt weggenomen / bewijsmiddelen dwingen niet tot oordeel dat daadwerkelijk tot ‘afgifte’ is overgegaan
HR 17-05-1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC9732
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
17 mei 1994
- Magistraten
Hermans, Davids, Keijzer, Meijers
- Zaaknummer
96807
- LJN
ZC9732
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1994:ZC9732, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑05‑1994
- Wetingang
Essentie
Poging tot oplichting; het hof kon ‘afgifte’ cfm. art. 326 Sr opvatten als toelaten dat wordt weggenomen. De bewijsmiddelen (verdachte wil o.a. benzine betalen met gestolen credit card; pomphouder belt card-organisatie; verdachte rijdt weg) dwingen niet tot het oordeel dat daadwerkelijk tot ‘afgifte’ is overgegaan.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 17 juni 1993 in de strafzaak tegen J.M.B., te Amsterdam, ten tijde van de bestreden uitspraak uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring te Leeuwarden, adv. mr. J. de Hullu te Amsterdam. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.