NJ 2016/39
1. Voor de beantwoording van de vraag of een goed aan een ander toebehoort in de zin van art. 317 Sr is op zichzelf niet van belang of het een illegaal goed is (zoals cocaïne). 2. Noodweerexces op ontoereikende gronden verworpen.
HR 07-07-2015, ECLI:NL:HR:2015:1786, m.nt. N. Rozemond
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
7 juli 2015
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, Y. Buruma, V. van de Brink
- Zaaknummer
14/01961
- Conclusie
A-G mr. P.C. Vegter
- Noot
N. Rozemond
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS153933:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:1786, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑07‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:1005, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑05‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 01‑12‑2014
- Wetingang
Art. 41 lid 1, 317 Sr
Essentie
1. Het door (bedreiging met) geweld dwingen van A. en B. tot afgifte van een partij ‘cocaïne’ levert afpersing op, hoewel de verdachte en zijn medeverdachte die partij eerst aan A. en B. zijn kwijtgeraakt doordat zij door hen zijn geript. Volgens het hof konden A. en B., nadat zij samen met de andere twee inzittenden van de Renault Laguna van de medeverdachte de cocaïne hadden afgenomen, daarover als heer en meester beschikken. Het in die overwegingen besloten liggende oordeel dat de bezitter van een goed, ongeacht de vraag of hij tevens de eigenaar daarvan is, kan worden aangemerkt ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.