NJ 2003, 64
Deelneming conform art. 140 Sr.
HR 08-10-2002, ECLI:NL:HR:2002:AE5651
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
8 oktober 2002
- Magistraten
C.J.G. Bleichrodt, F.H. Koster, A.M.J. van Buchem-Spapens
- Zaaknummer
02117/01
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
AE5651
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2002:AE5651, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑10‑2002
ECLI:NL:HR:2002:AE5651, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑10‑2002
- Wetingang
Sr art. 140
Essentie
Voor deelneming cfm art. 140 Sr is voldoende dat betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Niet is vereist dat verdachte enige vorm van opzet heeft gehad op de door de organisatie beoogde concrete misdrijven.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 13 februari 2001, nummer 23/001249–00, in de strafzaak tegen S.A.H., adv. mr. G. Spong te Amsterdam.
Hof:
De uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep de dagvaarding ten aanzien ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.