NJ 1998, 225
Voor deelneming cfm. 140 Sr voldoende dat betrokkene in zijn algemeenheid weet (onvoorwaardelijk opzet) dat organisatie tot oogmerk heeft plegen van misdrijven/wetenschap van één of verscheidene concrete misdrijven die door organisatie worden beoogd niet vereist
HR 18-11-1997, ECLI:NL:HR:1997:ZD0858, m.nt. J. de Hullu (Onvoorwaardelijk opzet)
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
18 november 1997
- Magistraten
Hermans, Davids, Bleichrodt, Schipper, Corstens
- Zaaknummer
105474E
- Conclusie
wnd. A-G Keijzer
- Noot
J. de Hullu
- LJN
ZD0858
- Roepnaam
Onvoorwaardelijk opzet
- JCDI
JCDI:ADS65441:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1997:ZD0858, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑11‑1997
- Wetingang
Sr art. 140
Essentie
Redelijke wetsuitleg brengt mee dat voor deelneming cfm. art. 140 Sr voldoende is dat betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. De betrokkene behoeft dus geen wetenschap te hebben van één of verscheidene concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, Economische Kamer, van 19 juni 1996 in de strafzaak tegen J.L., te Almere, adv. mr. Th. A. de Roos en mr. D. van der Landen, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.