NJ 2021/173
Post-Keskin. Implicaties van arrest EHRM inzake Keskin voor beslissingen op getuigenverzoeken. Afwijzing getuigenverzoeken in casu niet zonder meer begrijpelijk.
HR 20-04-2021, ECLI:NL:HR:2021:576, m.nt. J.M. Reijntjes
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20 april 2021
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, A.L.J. van Strien, M.J. Borgers, J.C.A.M. Claassens, M. Kuijer
- Zaaknummer
19/02973
- Conclusie
A-G mr. F.W. Bleichrodt
- Noot
J.M. Reijntjes
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS268773:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:576, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑04‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:234, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑03‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑10‑2020
- Wetingang
Essentie
Post-Keskin. De uitspraak van het EHRM in de zaak Keskin geeft aanleiding tot bijstelling van de eisen die de HR in eerdere rechtspraak heeft geformuleerd over de onderbouwing van verzoeken tot oproepen en horen van getuigen, waar het gaat om getuigen die een verklaring met een belastende strekking hebben afgelegd.
Afwijzing verzoek tot horen getuigen in casu niet zonder meer begrijpelijk.
Samenvatting
De HR gaat in een voorafgaande beschouwing nader in op de uitspraak van het EHRM van 19 januari 2021, nr. 2205/16 (Keskin tegen Nederland), en op de betekenis van die ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.