Einde inhoudsopgave
Bijzonder ontslagprocesrecht (MSR nr. 67) 2015/6.3.3.6
6.3.3.6 Inhoudelijk onjuiste ontbindingsbeschikking
Mr. D.M.A. Bij de Vaate, datum 30-12-2014
- Datum
30-12-2014
- Auteur
Mr. D.M.A. Bij de Vaate
- JCDI
JCDI:ADS358263:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Burgerlijk procesrecht / Rechtspleging van onderscheiden aard
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
Voetnoten
Voetnoten
HR 24 april 1992, NJ 1992, 672. Vgl. ook Hof ’s-Gravenhage 3 november 2009, NJF 2009, 510; Hof Amsterdam 1 maart 2011, LJN BP6449.
Als fundamenteel rechtsbeginsel heeft ook niet te gelden dat tegenstrijdige beslissingen dienen te worden voorkomen. Zie Hof Den Haag 22 november 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:3889. Ook het recht op ontslagbescherming van een arbeidsongeschikte werknemer kan niet als fundamenteel rechtsbeginsel worden aanvaard. Zie Hof Den Haag 21 januari 2014, JAR 2014/176. Noch kan als aanvullend criterium worden aanvaard dat een rechtsmiddelverbod doorbroken kan worden indien de bestreden uitspraak te ernstige gevolgen heeft. Zie Hof Amsterdam 1 maart 2011, Prg. 2011/117.
Vgl. o.a. A-G Huydecoper bij HR 9 juli 2010, RAR 2010/137; Hof ’s-Hertogenbosch 22 februari 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ3496; Hof Arnhem 23 oktober 2012, JAR 2012/271; Hof Amsterdam 1 maart 2011, Prg. 2011/117; Hof Arnhem 17 november 2009, LJN BL7066; Hof Leeuwarden 22 juni 2004, JAR 2005/172; Hof Amsterdam 29 april 2004, JAR 2004, 220.
Het is vaste rechtspraak dat de inhoudelijk onjuiste ontbindingsbeschikking niet valt onder de doorbrekingsgrond 'verzuim van essentiële vormen'.1 Hoger beroep kan niet worden ingesteld ten aanzien van de inhoudelijke aspecten van de ontbindingsbeschikking.2 Een voorbeeld vormt de beschikking Woesthoff/Intershow van 24 april 1992.3 De Hoge Raad overwoog dat het geven van een naar haar inhoud discriminatoire beslissing waartegen geen hoger beroep openstaat, niet tot doorbreking van het rechtsmiddelenverbod kan leiden. Een onjuiste beslissing door de kantonrechter levert geen verzuim van essentiële vormen op,4 noch betekent het dat art. 7:685 BW ten onrechte is toegepast, aldus de Hoge Raad.5