Hof 's-Hertogenbosch, 21-02-2013, nr. HV 200.113.945/01
ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ3496
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
21-02-2013
- Zaaknummer
HV 200.113.945/01
- LJN
BZ3496
- Roepnaam
Werknemer/Duthler Intermode
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ3496, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 21‑02‑2013; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2013-0187
VAAN-AR-Updates.nl 2013-0187
Uitspraak 21‑02‑2013
Inhoudsindicatie
Arbeidszaak, geen doorbreking appelverbod.
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 21 februari 2013
Zaaknummer: HV 200.113.945/01
Zaaknummer eerste aanleg: 829724 /141
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. M. Koppelmans-de Goeij,
tegen
Duthler Intermode B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
verweerster,
hierna te noemen: Duthler,
advocaat: mr. D.P. Schalken.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het verloop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van voormelde beschikking.
2. Het geding in hoger beroep
2.1.Bij beroepschrift, binnengekomen ter griffie van het hof van 21 september 2012, heeft [appellant] één grief aangevoerd en geconcludeerd tot, kort gezegd vernietiging van de beschikking waarvan beroep en opnieuw recht te doen zo nodig onder verbetering en aanvulling van feiten en gronden, waarbij de correctiefactor C primair op 2, subsidiair op 1,5 wordt gesteld.
2.2.Bij verweerschrift, binnengekomen ter griffie van het hof op 7 november 2012 heeft Duthler Intermode de grief bestreden en geconcludeerd zoals nader in dat verweerschrift staat omschreven.
2.3.De mondelinge behandeling bij het hof heeft plaatsgevonden op 30 januari 2013. Verschenen zijn [appellant], bijgestaan door mr. M. Koppelmans-de Goeij en mevrouw [medewerkster Duthler 1] en mevrouw [medewerkster Duthler 2] voor Duthler Intermode, bijgestaan door mr. D.P. Schalken. Beide partijen hebben de zaak doen bepleiten aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de inhoud van de grief en de toelichting daarop verwijst het hof naar het beroepschrift.
4. De beoordeling
4.1.Het gaat in deze zaak kort gezegd om het volgende.
Bij inleidend verzoekschrift van 18 mei 2012 heeft Duthler Intermode de kantonrechter ’s-Hertogenbosch verzocht de arbeidsovereenkomst met [appellant] te ontbinden op grond van dringende, althans gewichtige redenen. Duthler heeft aangevoerd dat een dringende reden bestaat, althans zich een verandering van omstandigheden heeft voorgedaan van dien aard dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. [appellant] heeft een verweerschrift ingediend.
Na een mondelinge behandeling heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden op grond van een wijziging van omstandigheden (vertrouwensbreuk) die rechtvaardigt dat de arbeidsovereenkomst op korte termijn, te weten met ingang van 13 augustus 2012 wordt beëindigd met toekenning aan [appellant] van een vergoeding van € 65.760,--.
Tegen de wijze waarop de hoogte van de vergoeding tot stand is gekomen komt [appellant] thans op.
De ontvankelijkheid
4.2.Ingevolge art. 7:685 lid 11 BW staat tegen de bestreden beschikking geen hoger beroep open. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad moet een uitzondering op het appelverbod worden gemaakt en staat appel wel open indien de kantonrechter buiten het toepassingsgebied van het artikel is getreden, het ten onrechte buiten toepassing heeft gelaten, dan wel bij de behandeling van de zaak een zodanig fundamenteel rechtsbeginsel heeft veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken (vgl.. HR 9 december 2011, LJN BU7430).
Aangezien [appellant] heeft gesteld dat de kantonrechter essentiële vormen heeft verzuimd waardoor een eerlijke en onpartijdige behandeling van zijn zaak in het geding is gekomen, is hij ontvankelijk in zijn hoger beroep.
De beoordeling van de beroepsgrond
4.3.[appellant] voert aan dat de kantonrechter overweegt de kantonrechtersformule toe te zullen passen en deze formule ook toepast, doch dat hij dit doet op een geheel eigen wijze en derhalve niet conform de aanbevelingen van de kring van kantonrechters. Door een eigen invulling aan de kantonrechtersformule te geven schendt de kantonrechter de beginselen van rechtszekerheid, rechtsgelijkheid en het vertrouwensbeginsel en is voorts sprake van willekeur. Aldus is geen sprake meer van een onpartijdige en eerlijke behandeling. [appellant] wijst met name naar de rechtsoverwegingen 18, 19 en 25 waaruit blijkt dat de kantonrechter in het geschil tussen [appellant] en Duthler Intermode een grote mate van verwijtbaarheid bij Duthler Intermode legt. Het verwijt ligt zelfs volledig bij Duthler Intermode die ervoor heeft gezorgd dat [appellant] “voor het blok is gezet” en niet terug kon naar het bedrijf. Desondanks heeft de kantonrechter de C-factor van de kantonrechtersformule op een waarde van 0,6 gesteld. Aldus wordt een grote mate van verwijtbaarheid aan de zijde van [appellant] tot uitdrukking gebracht, terwijl hem niets te verwijten valt. Bovendien doet de factor 0,6 geen recht aan het ontbreken van kansen voor [appellant] op de arbeidsmarkt. Ook is de vergoeding onvoldoende om de levensstandaard te handhaven die [appellant] gewend is. Aldus heeft de kantonrechter de kantonrechtersformule in overeenstemming gebracht met zijn algemene mening over ontslagvergoedingen, waarop ook de Cremersvariant is gebaseerd. Indien de Cremersvariant daadwerkelijk was toegepast zou [appellant] wel teleurgesteld zijn, maar niet in hoger beroep zijn gekomen. Maar nu de kantonrechter de kantonrechtersformule tot uitgangspunt heeft genomen kan het niet zo zijn dat aan de C-factor een geheel eigen invulling wordt gegeven die in strijd is met de overwegingen omtrent de verwijtbaarheid. Door de wijze van invulling van de kantonrechtersformule is een beslissing genomen met vooringenomen sympathie voor werkgevers, is geen sprake van een eerlijke en onpartijdige beslissing en zijn fundamentele rechtsbeginselen, zoals hiervoor vermeld, geschonden.
4.4.Het hof overweegt het volgende.
4.4.1.Bij de beoordeling staat voorop dat de achtergrond van het appel- en cassatieverbod ex art. 7:685 lid 11 BW is dat de wetgever niet een in hoger beroep en cassatie voortgezet debat over (onder meer) de hoogte van de vergoeding heeft gewild. Voorts staat bij de beoordeling voorop dat de kantonrechtersformule een aanbeveling is en geen recht in de zin van art. 79 lid 1 sub b RO.
Voorts neemt het hof bij de beoordeling het volgende in aanmerking.
Indien de kantonrechter de kantonrechtersformule toepast kan in factor C, indien deze niet op 0 of 1 wordt bepaald, de mate van verwijtbaarheid aan de zijde van de werkgever en aan de zijde van de werknemer worden verdisconteerd, naast overige bijzondere omstandigheden van het geval, zoals de financiële positie van de werkgever en het feit dat de werknemer na beëindiging van de arbeidsovereenkomst een werkloosheids- of arbeidsongeschiktheids-uitkering ontvangt. Daaruit volgt dat de invulling van de C-factor de kantonrechter alle vrijheid biedt.
4.4.2.Het hof verwerpt de klacht van [appellant] dat de wijze van invulling van de factor C niet spoort met de rechtsoverwegingen in de beschikking waarvan beroep. De kantonrechter heeft in rechtsoverweging met randnummer 25 overwogen dat Duthler Intermode niet kan worden gevolgd in haar standpunt dat moet worden afgezien van elke vergoeding. Vervolgens overweegt de kantonrechter dat vast staat dat [appellant] zich in elk geval tegenover één medewerkster ten minste één maal op ongepaste wijze heeft uitgelaten, hoewel hij voor een dergelijk feit eerder was gewaarschuwd. De kantonrechter oordeelt dat niettemin een vergoeding moet worden toegekend en rechtvaardigt dit met de overweging dat het onderzoek naar de omvang en ernst van het gedrag van [appellant] niet als voldoende deugdelijk kan worden gekwalificeerd en voorts dat niet is gebleken van verwijten die qua aard en omvang dermate ernstig zijn dat zij een buitengewoon zware sanctie als beëindiging van het dienstverband rechtvaardigen. Door daar wel op in te zetten heeft Duthler Intermode zelf in belangrijke mate mede bijgedragen aan het ontstaan van een situatie waarin een terugkeer van [appellant] in enige functie bij Duthler Intermode uitgesloten moet worden geacht. Het is dan ook billijk, aldus de kantonrechter, dat een vergoeding wordt toegekend, zij het met een correctiefactor die kleiner is dan 1. Vervolgens vermeldt de kantonrechter in rechtsoverweging met randnummer 26 het brutoloon waarvan wordt uitgegaan alsmede het aantal gewogen dienstjaren en stelt hij “alle omstandigheden tegen elkaar afwegend” vervolgens de factor C vast op 0.6.
4.4.3.Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat niet gezegd kan worden dat de beslissing van de kantonrechter niet eerlijk en onpartijdig tot stand is gekomen. Nu het door [appellant] gestelde evenmin leidt tot het oordeel dat de kantonrechter fundamentele rechtsbeginselen heeft geschonden, kan de door [appellant] aangevoerde beroepsgrond niet leiden tot een doorbreking van het rechtsmiddelenverbod.
4.4.4.Het beroep wordt derhalve verworpen.
[appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. Voor het toewijzen van de wettelijke handelsrente over de proceskosten acht het hof geen termen aanwezig.
5. De beslissing
Het hof:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van dit hoger beroep, aan de zijde van Duthler Intermode tot op heden vastgesteld op € 109,- wegens verschotten en op € 1.788,-- wegens salaris advocaat.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.A.G.M. Waaijers, L.Th.L.G. Pellis en G. Feddes en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2013.