Hof Arnhem, 17-11-2009, nr. 200.033.750
ECLI:NL:GHARN:2009:BL7066
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
17-11-2009
- Zaaknummer
200.033.750
- LJN
BL7066
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2009:BL7066, Uitspraak, Hof Arnhem, 17‑11‑2009; (Hoger beroep)
- Wetingang
art. 685 Burgerlijk Wetboek Boek 7
- Vindplaatsen
JBPr 2010/34
AR-Updates.nl 2010-0245
VAAN-AR-Updates.nl 2010-0245
Uitspraak 17‑11‑2009
Inhoudsindicatie
Arbeidsrecht; doorbreking appelverbod bij art. 7:685 BW?
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer 200.033.750
(zaaknummer rechtbank 356660 / HA 09-5)
beschikking van de vijfde civiele kamer van 17 november 2009
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats]
verzoeker in hoger beroep,
advocaat: mr. S.G. Volbeda,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Garagebedrijf [verweerster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
verweerster in hoger beroep,
advocaat: mr. M.Th.E. Snelders.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Zutphen, sector kanton, locatie Apeldoorn) van 26 februari 2009, gegeven tussen verzoeker in hoger beroep (hierna te noemen: [verzoeker]) als verweerder en verweerster in hoger beroep (hierna te noemen: [verweerster]) als verzoekster; van die beschikking is een fotokopie aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 25 mei 2009 is [verzoeker] in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikking. [verzoeker] heeft het hof verzocht de bestreden beschikking te vernietigen met het verzoek dat alsnog aan [verzoeker] ten laste van [verweerster] een vergoeding ter hoogte van de kantonrechtersformule met een correctiefactor van 1,5 dan wel een door het hof in goede justitie te bepalen vergoeding, wordt toegekend, met veroordeling van [verweerster] in de kosten van deze procedure.
2.2
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 1 juli 2009, heeft [verweerster] het verzoek in hoger beroep van [verzoeker] bestreden. Zij heeft het hof verzocht [verzoeker] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, althans zijn beroep af te wijzen, onder bekrachtiging van de beschikking waarvan beroep, met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van de procedure.
2.3
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2009. Bij die gelegenheid hebben partijen de zaak mondeling doen toelichten, [verzoeker] door mr. Volbeda voornoemd, advocaat te Arnhem, en [verweerster] door mr. Snelders voornoemd, advocaat te Dieren; Mr. Snelders heeft daarbij pleitnotities in het geding gebracht. Mr. Volbeda heeft voorafgaand aan de zitting aan mr. Snelders en het hof producties 7 tot en met 10 gezonden.
Desgevraagd heeft mr. Snelders ter zitting bezwaar gemaakt tegen het in het geding brengen van de producties, aangezien deze te laat zijn ingediend. Het hof heeft geoordeeld dat de stukken te laat zijn ingediend, maar gezien de aard en de omvang van de stukken worden deze toegelaten. Vervolgens heeft het hof mr. Snelders een leespauze aangeboden. Daar heeft zij geen gebruik van gemaakt. Vervolgens is aan mr. Volbeda akte verleend van het in het geding brengen van die producties.
3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1
Bij haar inleidend verzoekschrift heeft [verweerster] verzocht voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst per 1 februari 2009, althans tegen een zodanige datum als de kantonrechter in goede justitie zal vernemen te behoren, te ontbinden, zulks primair op grond van een dringende reden en subsidiair op grond van een verandering van omstandigheden, zonder toekenning van een vergoeding, met veroordeling van [verzoeker] in de kosten in de procedure. Bij verweerschrift van 20 februari 2009 heeft [verzoeker] zich niet verzet tegen de verzochte ontbinding, maar heeft hij verzocht hieraan een vergoeding te verbinden conform de (oude) kantonrechtersformule met een correctiefactor van 1,5 dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag, met veroordeling van [verweerster] in de kosten van de procedure. Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen partijen op grond van verandering van de omstandigheden ontbonden met ingang van 15 maart 2009, met compensatie van de proceskosten.
3.2
Vooropgesteld dient te worden dat, ondanks het appelverbod van artikel 7:685 lid 11 van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW), volgens vaste jurisprudentie hoger beroep openstaat op de grond dat artikel 7:685 BW ten onrechte buiten toepassing is gelaten dan wel ten onrechte of met verzuim van essentiële vormen is toegepast. Nu [verzoeker] zijn verzoek in hoger beroep op laatstgenoemde grond baseert, kan hij worden ontvangen in zijn hoger beroep.
3.3
[verzoeker] stelt in hoger beroep dat de kantonrechter door de onjuiste stelling dat [verzoeker] per medio januari 2009 ander werk had gevonden en de stelling dat daarbij door hem nagenoeg hetzelfde loon werd getoucheerd, in zijn beschikking centraal te stellen, het fundamenteel rechtsbeginsel van hoor en wederhoor, dan wel enig ander fundamenteel rechtsbeginsel heeft geschonden.
Het bezwaar van [verzoeker] richt zich op de volgende overweging van de kantonrechter:
“Alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen bestaat geen aanleiding tot het aan [verzoeker] toekennen van een vergoeding. Meer in het bijzonder wordt er dezerzijds van uitgegaan dat [verzoeker] per medio januari 2009 ander werk heeft gevonden in de autobranche, waarbij door hem nagenoeg hetzelfde loon wordt getoucheerd.”
3.4
De door [verzoeker] aangevoerde grief is gericht tegen een inhoudelijke overweging van de kantonrechter. Kennelijk heeft de kantonrechter zich op grond van de in het geding gebrachte verklaringen, overige stukken en de behandeling ter zitting een ander oordeel gevormd over de zaak dan [verzoeker] voorstond. Zelfs indien dat oordeel onjuist zou zijn, kan niet worden geconcludeerd dat de kantonrechter het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden of dat geen sprake is geweest van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak. Het hof voegt daar ten overvloede nog aan toe dat [verzoeker] zelf bij punt 28 van zijn verweerschrift in eerste aanleg heeft aangevoerd dat hij vanaf medio januari 2009 werkzaam is bij [A] op basis van hem, [verzoeker], niet bekende afspraken die [A] met [verweerster] heeft gemaakt.
3.5
Het hof kan [verzoeker] dan ook niet volgen in zijn stelling dat de kantonrechter het fundamenteel rechtsbeginsel van hoor en wederhoor, dan wel enig ander fundamenteel rechtsbeginsel heeft geschonden. Gesteld noch gebleken is dat partijen in eerste aanleg niet in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunten zowel schriftelijk als ten tijde van de mondelinge behandeling naar voren te brengen en hun stellingen toe te lichten.
3.6
Gelet op het voorgaande komt het hof niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep.
3.7
Het hoger beroep dient te worden verworpen en [verzoeker] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure in hoger beroep worden veroordeeld.
4. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verwerpt het hoger beroep van [verzoeker];
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van [verweerster] tot aan deze uitspraak begroot op € 262,- aan griffierecht en € 1.788,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Wammes, C.J.H.G. Bronzwaer en W. Duitemeijer, bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de oudste raadsheer en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 november 2009.