Einde inhoudsopgave
Bijzonder ontslagprocesrecht (MSR nr. 67) 2015/6.3.2
6.3.2 De kantonrechter heeft art. 7:685 BW ten onrechte niet toegepast
Mr. D.M.A. Bij de Vaate, datum 30-12-2014
- Datum
30-12-2014
- Auteur
Mr. D.M.A. Bij de Vaate
- JCDI
JCDI:ADS353505:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Burgerlijk procesrecht / Rechtspleging van onderscheiden aard
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
Voetnoten
Voetnoten
Vgl. Hovens 2005, p. 47; Dempsey 2012.
HR 27 maart 1987, NJ 1987, 882 (Seceurop/Koning). Vgl. ook Rb. Utrecht 31 augustus 1994, JAR 1994/197; Rb. Zwolle 9 maart 1998, JAR 1998/80; Hof Arnhem 25 maart 2008, JAR 2008/128.
Rb. Zwolle 9 maart 1998, JAR 1998/80. Vgl. ook Rb. Utrecht 31 augustus 1994, NJ 1996, 531. De kantonrechter had het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen, omdat verzoeken met een collectief karakter volgens de kantonrechter niet thuishoren in de ontbindingsprocedure.
Oberman 2005, p. 29.
Hof Arnhem 25 maart 2008, JAR 2008/128.
Waar het in de vorige categorie ging om het ten onrechte aannemen dat aan de voorwaarden voor toepassing van art. 7:685 BW is voldaan, gaat het bij deze categorie om de spiegelbeeldige situatie: de kantonrechter neemt ten onrechte aan dat het verzoek niet ontvankelijk is of dat hij niet bevoegd is.1 Een voorbeeld vormt de beschikking Seceurop/Koning.2 In die zaak had de rechtbank het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen, omdat dat een doorkruising van de tegelijkertijd lopende ontslag-opstaande-voet-procedure zou betekenen. De rechtbank had daarmee volgens de Hoge Raad op buiten art. 7:685 BW liggende gronden het verzoek ten onrechte buiten toepassing gelaten.
Ook de kantonrechter die oordeelt dat de procedure tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zich niet leent voor onderzoek of de door de werkgever voorgestane reorganisatie tot gevolg moet hebben dat het dienstverband wordt beëindigd, past art. 7:685 BW ten onrechte niet toe.3 Andere denkbare situaties zijn: de kantonrechter die ten onrechte meent dat de bestuursrechter bevoegd is, ten onrechte meent dat de arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt als een overeenkomst van opdracht of aanneming van werk, ten onrechte in de veronderstelling verkeert dat de arbeidsovereenkomst reeds geëindigd is,4 of ten onrechte al dan niet overgang van onderneming aanneemt.5