Einde inhoudsopgave
Bijzonder ontslagprocesrecht (MSR nr. 67) 2015/6.3
6.3 Doorbreking van het rechtsmiddelenverbod
Mr. D.M.A. Bij de Vaate, datum 30-12-2014
- Datum
30-12-2014
- Auteur
Mr. D.M.A. Bij de Vaate
- JCDI
JCDI:ADS360676:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Burgerlijk procesrecht / Rechtspleging van onderscheiden aard
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
Voetnoten
Voetnoten
HR 15 april 1971, NJ 1971, 303; HR 12 maart 1982, NJ 1983, 181.
HR 29 maart 1985, NJ 1986, 242 (Enka/Dupont).
Zie bijv. HR 4 april 1986, NJ 1986, 549; HR 13 februari 1987, NJ 1987, 883; HR 24 april 1992, NJ 1992, 672; HR 23 oktober 1992, JAR 1992/116 en meer recent: HR 1 april 2011, NJ 2011, 220.
Sommige auteurs zien aanleiding voor een vierde, afzonderlijke categorie 'de kantonrechter is buiten het toepassingsgebied van art. 7:685 BW getreden'. Zie bijv. Dam 1994, p. 25; Hugenholtz/W.H. Heemskerk 2012, p. 186-187. De Hoge Raad heeft deze klacht één keer als vierde categorie vermeld: HR 17 juni 1994, NJ 1995, 367 (Rabo/Sporting). Ik ben van mening dat deze categorie opgaat in de categorie 'de kantonrechter heeft art. 7:685 BW ten onrechte toegepast'. Zie ook: Hovens 2005, p. 42, noot 60; Snijders & Wendels 2009, p. 285-286.
Zie hierover o.a. Swelheim 1994; 1995; 1997 en 1999.
Vgl. HR 23 oktober 1992, JAR 1992/116; HR 22 november 1996, NJ 1997, 205 (Boukacem/Martinair); HR 23 januari 1998, NJ 1998, 332; HR 16 april 2001, JAR 2001/81. Zie ook Snijders & Wendels 2009, p. 292.
Snijders & Wendels 2009, p. 292.
Zie bijv. Rb. Rotterdam 2 juli 1993, JAR 1993/204; Hof Amsterdam 5 juni 2003, JAR 2003/196; Hof ’s-Gravenhage 25 maart 2005, JAR 2005/135.
Het wettelijk rechtsmiddelenverbod van art. 7:685 lid 11 BW heeft de Hoge Raad niet weerhouden mogelijkheden te ontwikkelen om dat verbod te doorbreken. In 1982 formuleerde de Hoge Raad voor het eerst de regel dat het wettelijk rechtsmiddelenverbod van art. 7:685 BW kan worden doorbroken voor zover de rechter het artikel ten onrechte heeft toegepast dan wel ten onrechte buiten toepassing heeft gelaten.1 In de zaak Enka/Dupont,2 een octrooizaak uit 1985, heeft de Hoge Raad aan voornoemde doorbrekingsgronden de categorie van verzuim van essentiële vormen toegevoegd. De Hoge Raad overwoog:
‘Uitgangspunt bij de beantwoording van deze vraag moet zijn dat indien de wet, zoals te dezen art. 878 Rv, hogere voorziening van een beschikking gegeven krachtens een bepaald wetsartikel, niet toelaat ten einde – zoals hier iedere discussie uit te sluiten over de wijze waarop de rechter van zijn aan dat artikel ontleende bevoegdheden heeft gebruik gemaakt, dit nog niet medebrengt dat hogere voorziening evenmin is toegelaten voor zover erover wordt geklaagd dat het artikel ten onrechte dan wel met verzuim van essentiële vormen is toegepast, of ten onrechte buiten toepassing is gelaten.’
Nadien is de categorie 'verzuim van essentiële vormen' ook ten aanzien van het rechtsmiddelenverbod van art. 7:685 lid 11 BW toegepast.3
Doorbreking van het rechtsmiddelenverbod ex art. 7:685 BW is dus mogelijk in de volgende drie situaties4 : (i) de kantonrechter heeft art. 7:685 BW ten onrechte toegepast, (ii) de spiegelbeeldige situatie, de kantonrechter heeft art. 7:685 BW ten onrechte niet toegepast en (iii) de kantonrechter heeft in het kader van de ontbindingsprocedure essentiële vormen verzuimd.5
Voor ontvankelijkheid is niet vereist dat één van de drie voornoemde klachten ook werkelijk gegrond is. Voldoende is dat één van de doorbrekingsgronden wordt aangevoerd.6 Wordt een doorbrekingsgrond vervolgens gegrond geacht, dan wordt daarmee de zaak ook voor het overige aan de appelrechter overgedragen.7 De zaak kan opnieuw inhoudelijk beoordeeld worden volgens de 'normale' regels die gelden voor de behandeling in hoger beroep.8
6.3.1 De kantonrechter heeft art. 7:685 BW ten onrechte toegepast6.3.2 De kantonrechter heeft art. 7:685 BW ten onrechte niet toegepast6.3.3 De kantonrechter heeft essentiële vormen verzuimd