Einde inhoudsopgave
Omgevingsregeling
Artikel 9.24 (voorschriften over inspectie en keuring bodembeschermende maatregelen)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
01-12-2020, Stcrt. 2020, 64380 (uitgifte: 03-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-04-2023, Stcrt. 2023, 11246 (uitgifte: 19-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Algemeen
1.
Aan een omgevingsvergunning worden voorschriften verbonden die inhouden dat een door de vergunninghouder ingeschakelde deskundige de inspectie, de keuring en het onderzoek naar de technische staat van de bodembeschermende maatregelen, bedoeld in artikel 8.59, eerste lid, onder a, onder 1° tot en met 4°, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, elke twee jaar uitvoert in overeenstemming met:
- a.
hoofdstuk 15 van de Richtlijn voor dichte eindafwerking op afval- en reststofbergingen voor de bovenafdichting;
- b.
de Richtlijn drainagesystemen en controlesystemen grondwater voor stort- en opslagplaatsen, met uitzondering van de paragrafen 3.11 en 4.3.2, voor:
- 1°
het opvang- en afvoersysteem van percolaat;
- 2°
de controle van de drainagevoorzieningen; en
- 3°
de bemonsteringsdrainagebuizen;
- c.
de Ontwerpprocedure grondwatermonitoring stortplaatsen voor de bemonsteringspeilbuizen, met uitzondering van bijlage V; en
- d.
de Richtlijn geohydrologische isolatie van bestaande stortplaatsen, voor zover geohydrologische isolatie is vereist.
2.
Aan een omgevingsvergunning worden voorschriften verbonden die inhouden dat een door de vergunninghouder ingeschakelde deskundige bij de analyse van het percolaat, bedoeld in artikel 8.59, eerste lid, onder a, onder 4°, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, de voorgeschreven stoffen analyseert in verband met:
- a.
eventuele aantasting van de afdichting;
- b.
de processen in de stortplaats; en
- c.
de afvoer van het percolaat.
3.
Aan een omgevingsvergunning worden voorschriften verboden die inhouden dat de door de vergunninghouder ingeschakelde deskundige in het kader van het onderzoek, bedoeld in artikel 8.59, eerste lid, onder a, onder 3°, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, een inschatting maakt van de resterende levensduur van de maatregelen.