Einde inhoudsopgave
Omgevingsregeling
Bijlage XVIIIf
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Redactionele toelichting
Voorheen bijlage XXXI.
- Bronpublicatie:
29-06-2021, Stcrt. 2021, 34636 (uitgifte: 01-07-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
01-12-2020, Stcrt. 2020, 64380 (uitgifte: 03-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
21-11-2019, Stcrt. 2019, 56288 (uitgifte: 22-11-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-04-2023, Stcrt. 2023, 11246 (uitgifte: 19-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
19-04-2023, Stcrt. 2023, 11246 (uitgifte: 19-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
19-04-2023, Stcrt. 2023, 11246 (uitgifte: 19-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Algemeen
bij de artikelen 7.77 en 9.27 van deze regeling (Bepalingen over het verbinden van voorschriften aan omgevingsvergunningen over het voorkomen van overschrijding standaardwaarden)
1. Bepalen van de kwaliteit van de poriënwaterconcentraties
Voor het bepalen van de kwaliteit van het poriënwater zijn gegevens nodig over de totaalconcentratie in het sediment, de verdelingscoëfficiënt tussen vaste stof en water, en de concentratie in het poriënwater. Voor organische parameters en zware metalen is de aanpak verschillend. Er kan praktijkonderzoek worden gedaan in het gebied van herkomst of, onder voorwaarden, gebruik worden gemaakt van literatuurgegevens.
1.1. Organische parameters
Onderzoek in het herkomstgebied
Uit het herkomstgebied worden de totaalconcentraties in het sediment (mg/kg sediment) van een breed pakket aan parameters geanalyseerd volgens NEN 5720. Hierbij wordt ook het organisch koolstofgehalte gemeten. Onder de aanname dat alle verontreinigende stoffen aan het organisch koolstof gebonden zijn, moet per monster de concentratie van de parameters worden uitgedrukt in ‘mg/kg organisch koolstof’.
Door centrifugeren van het sediment wordt het poriënwater verkregen. Het poriënwater wordt geanalyseerd. Als de bepalingsgrens van de meetmethode hoger ligt dan de standaardwaarde grondwater, dan geldt de bepalingsgrens als standaardwaarde grondwater. Een overschrijding van de bepalingsgrens verplicht dan tot het doorlopen van paragraaf 2. De keuze van de stoffen waarvan de concentratie in het poriënwater wordt gemeten wordt gebaseerd op de metingen van de totaalconcentraties van de parameters in het slib en literatuurgegevens die een indicatie geven over de mobiliteit van de aanwezige parameters.
Gebruik van literatuurgegevens
Als het uitvoeren van veldmetingen van het sediment en poriënwater om welke reden dan ook niet opportuun is, kunnen, na goedkeuring van het bevoegd gezag, poriënwaterconcentraties voor organische parameters ook worden berekend met behulp van literatuurwaarden voor de schijnbare verdelingscoëfficiënten, vermoedelijke totaalconcentraties in het sediment en de daarin voorkomende organische koolstofgehalten. Daarbij worden de in de berekening te gebruiken totaalconcentraties aan parameters in het sediment wel gebaseerd op recente representatieve waterbodemonderzoeken.
1.2. Zware metalen
Onderzoek in het herkomstgebied
Op dezelfde manier als bij organische parameters kunnen totaalgehalten van zware metalen in slibmonsters uit het herkomstgebied worden gemeten en poriënwaterconcentraties worden bepaald. Analyses worden uitgevoerd volgens NEN 5720.
Speciatieberekeningen
Als het uitvoeren van veldmetingen van het poriënwater voor zware metalen om welke reden dan ook niet opportuun wordt geacht, kunnen, na goedkeuring van het bevoegd gezag, poriënwaterconcentraties worden berekend op basis van de sedimentconcentraties die in recent waterbodemonderzoek zijn vastgesteld op de wijze zoals hiervoor is vermeld. Bij de uit te voeren speciatieberekeningen en berekeningen van de totaalconcentraties van de opgeloste fractie wordt rekening gehouden met de te verwachten wijziging van de slibcondities. Voor een aantal parameters (bijv. DOC-gehalte, SEM/AVS etc.) moeten aannames worden gedaan die sterk bepalend zijn voor de uitkomsten van de berekeningen.
1.3. Toetsing van de poriënwaterconcentratie aan de standaardwaarde
In de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangegeven hoe de poriënwaterconcentraties zijn verkregen. Als gebruik is gemaakt van veldmetingen, wordt aangegeven waar en hoe de veldmetingen zijn verricht en in hoeverre de verkregen waarden representatief zijn voor de in de stortplaats te bergen specie.
De kwaliteit van het poriënwater wordt vergeleken met de standaardwaarden voor het grondwater zoals opgenomen in bijlage XVIIIa bij het Besluit kwaliteit leefomgeving.
Als de standaardwaarden voor het grondwater niet overschreden worden, wordt geconcludeerd dat de stortplaats de grondwaterkwaliteit niet nadelig zal beïnvloeden.
Als de standaardwaarden voor het grondwater overschreden worden, wordt voor deze parameters de berekening voortgezet zoals in paragraaf 2 is beschreven.
2. De uit de stortplaats tredende flux (stoftransport) van verontreinigingen
2.1. Eisen aan de modellen
De uit de stortplaats tredende flux voor een verontreinigende stof wordt berekend in gram per hectare per jaar met in de praktijk gangbare numerieke modellen. Deze modellen moeten geschikt zijn om zowel het (lokale) geohydrologisch systeem, het consolidatiegedrag van de specie als het optredend stoftransport te beschrijven. Hiertoe kunnen ook afzonderlijke modellen gekoppeld worden.
De modellering van het lokale geohydrologisch systeem wordt gebaseerd op ten minste de volgende gegevens:
- •
lithologische opbouw van de ondergrond (of lithostratigrafische) voor het vaststellen geohydrologische eenheden (aquifers, scheidende en afsluitende lagen);
- •
geohydrologische systeemkenmerken (zoals: doorlatendheden, weerstanden);
- •
chemische eigenschappen van de onderscheiden geohydrologische eenheden (met name organisch koolstofgehalte ondergrond (OC): retardatie); en
- •
in de omgeving gemeten stijghoogten voor de kalibratie van het geohydrologisch model.
Aan de hand van geohydrologisch veldonderzoek (uitgevoerd door een terzake kundig bedrijf) worden de in het model gebruikte gegevens gecontroleerd en wordt het geohydrologisch model gekalibreerd.
Voor het beschrijven van het consolidatiegedrag van de specie in de stortplaats worden de modellen FSCONBAG of DELCON gebruikt of een ander gelijkwaardig model.
De modellering van het optredend stoftransport wordt gebaseerd op ten minste de volgende gegevens:
- •
poriënwaterconcentraties;
- •
veldwaarden of literatuurwaarden voor de schijnbare verdelingscoëfficiënten (per contaminant) (K'OC) in de verschillende geohydrologische eenheden;
- •
organisch koolstofgehalten (OC en opgelost organisch koolstof gehalte (DOC)) in de verschillende geohydrologische eenheden (inclusief de baggerspecie in de stortplaats zelf);
- •
geohydrologisch model (lokaal);
- •
ontwerp van de stortplaats (dimensies, contactoppervlak);
- •
consolidatiegedrag van de geborgen specie;
- •
longitudinale dispersiviteit;
- •
transversale dispersiviteit; en
- •
diffussiecoëfficiënt.
2.2. Berekening
De berekening van de uit de stortplaats tredende verontreiniging (fluxberekening) sluit aan op de wijze waarop de poriënwaterconcentraties zijn berekend in paragraaf 1. Als in paragraaf 1 veldwaarden voor de schijnbare verdelingscoëfficiënt zijn gebruikt, worden deze ook gebruikt voor de verdere beoordeling van de beïnvloeding van het grondwater.
De in paragraaf 1 berekende poriënwaterconcentraties worden in het model ingevoerd waardoor de flux uit de stortplaats voor meerdere tijdstappen (bijvoorbeeld 100, 1000 en 10.000 jaar) moet worden berekend in gram per hectare per jaar. Volstaan kan worden met het berekenen van de flux voor die stoffen die in het (poriën)water voorkomen boven de standaardwaarden. Als dit voor een groot aantal stoffen geldt, kan een selectie worden gemaakt op grond van de concentraties (ook in relatie tot de normering) en de mobiliteit van de stoffen. Gedacht moet worden aan een selectie van zes tot tien gidsstoffen. Als gidsstoffen moeten die stoffen worden aangewezen waarvan de grootste normoverschrijdingen worden verwacht.
2.3. Toetsing
De per tijdstap berekende fluxen worden getoetst aan de in bijlage XVIIIg bij deze regeling opgenomen waarden voor de `toelaatbare flux'. Als de toelaatbare flux niet wordt overschreden, kan de toetsing worden beëindigd. Als de toelaatbare flux wordt overschreden, wordt de toetsing voor deze stoffen voortgezet zoals beschreven in paragraaf 3.
3. Het door de stortplaats beïnvloede gebied
3.1. Berekenen
Met het numerieke model zoals beschreven in paragraaf 2 wordt de beïnvloeding van het grondwater en de bodem door de stortplaats gekwantificeerd (in kubieke meters). Hierbij wordt het bodemvolume bedoeld in kubieke meters dat ligt binnen de contour van de standaardwaarde na 10.000 jaar. Het gaat hier om de parameters die de toelaatbare flux overschrijden. Uitgangspunt bij deze berekening is dat het grondwater in de uitgangssituatie geen verontreinigingen bevat.
3.2. Toetsing
Per te toetsen parameter wordt het door de stortplaats beïnvloede gebied (in kubieke meters) binnen de contour van de standaardwaarde na 10.000 jaar getoetst aan het toelaatbaar beïnvloede gebied.
Het toelaatbaar beïnvloede gebied komt overeen met de grootte van de nuttige inhoud van de stortplaats (volumecriterium). Met de nuttige inhoud van de stortplaats wordt het depotvolume (in kubieke meters) bedoeld dat beschikbaar is voor het bergen van baggerspecie (ontwerpcapaciteit).
Als het beïnvloede gebied na 10.000 jaar (berekening) kleiner is dan het toelaatbaar beïnvloede gebied, dan zijn de effecten van de stortplaats op het grondwater toelaatbaar. Als dit het geval is, wordt aangegeven of dit het gevolg is van locatiespecifieke omstandigheden (artikel 7.77, eerste lid, onder a, onder 5°, van deze regeling).
Als er wel overschrijding van het toelaatbaar beïnvloede gebied plaatsvindt, wordt aangegeven of direct buiten het toelaatbaar beïnvloede gebied natuurlijke en effectieve geohydrologische isolatie optreedt (artikel 7.77, eerste lid, onder a, onder 4°, van deze regeling).
Daarnaast wordt aangegeven wat de vracht aan verontreinigingen is in het poriënwater (artikel 7.77, eerste lid, onder a, onder 3°, van deze regeling).
4. Isolerende maatregelen (artikel 8.62c, tweede lid, Besluit kwaliteit leefomgeving)
Als uit de berekening blijkt dat de berekende effecten niet toelaatbaar zijn, worden maatregelen genomen die de effecten op het grondwater tegengaan (artikel 8.62c, tweede lid, Besluit kwaliteit leefomgeving). De maatregelen worden in het numerieke model gebracht waarna de fluxberekeningen (paragraaf 2) en de berekening van het beïnvloede gebied (paragraaf 3) worden herhaald, zodat de effectiviteit van de maatregelen inzichtelijk wordt gemaakt.
Het gaat hierbij om de isolerende werking van de organische stofrijke minerale lagen en de werking van een geohydrologisch isolatiesysteem op de betreffende locatie.
Een geohydrologisch isolatiesysteem kan een onderdeel vormen van een samenhangend geheel van isolerende maatregelen dat in het ontwerp van een stortplaats is opgenomen. Daarnaast is het een maatregel die altijd moet kunnen worden aangelegd als vangnet. Gekoppeld aan deze laatste functie is het logisch om het ontwerp van het controlesysteem (artikel 8.62g, derde lid, Besluit kwaliteit leefomgeving) te koppelen aan het ontwerp van het geohydrologisch isolatiesysteem.
De werking van het geohydrologisch isolatiesysteem wordt in de omgevingsvergunning inzichtelijk gemaakt. Daarbij wordt aangegeven:
- •
het volgens de berekeningen aantal benodigde putten voor het oppompen van grondwater, de locaties van deze putten en de filterdiepten;
- •
het debiet dat per put moet worden onttrokken;
- •
het tijdstip waarop volgens de berekeningen het interventiepunt wordt bereikt en het geohydrologisch isolatiesysteem in werking moet worden gesteld;
- •
de wijze van zuiveren en afvoeren van het water; en
- •
de wijze waarop de controle op de effectiviteit van het geohydrologisch isolatiesysteem zal plaatsvinden.