Einde inhoudsopgave
Omgevingsregeling
Bijlage XII
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
31-01-2022, Stcrt. 2022, 3912 (uitgifte: 03-02-2022, regelingnummer: 2022-0000037155)
13-12-2021, Stcrt. 2021, 48236 (uitgifte: 17-12-2021, regelingnummer: 2021-0000022871)
21-11-2019, Stcrt. 2019, 56288 (uitgifte: 22-11-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-04-2023, Stcrt. 2023, 11246 (uitgifte: 19-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
19-04-2023, Stcrt. 2023, 11246 (uitgifte: 19-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
19-04-2023, Stcrt. 2023, 11246 (uitgifte: 19-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Algemeen
bij de artikelen 5.21, eerste lid, en 5.22, eerste lid, van deze regeling (exameneisen inspectie airconditioningsystemen)
Deze bijlage bevat de exameneisen waaraan moet worden voldaan voor het examen, het herexamen en het bijscholingsexamen EPBD-A en EPBD-B airconditioningssystemen.
Diploma | ||||
EPBD-A | EPBD-B |
0. Algemene gegevens
0.1 | De inspecteur kan het type keuring vaststellen (A/B/C/D). | PT + T | E1, E2 | |
0.2 | De inspecteur kan het opgestelde nominaal koelvermogen op systeemniveau vaststellen. | PT + T | E1, E2 | |
0.3 | De inspecteur kan het opgestelde nominaal verwarmingsvermogen op systeemniveau vaststellen. | PT + T | E1, E2 | |
0.4 | De inspecteur kan het aanwezige type koude- en warmteopwekker vaststellen. | PT | E1, E2 |
1. Pre-inspectie
Alg | De inspecteur kan zorgdragen voor de juiste voorbereiding op de inspectie. | PT | PT | E1 |
Informatie en documentatie
1.1 | De inspecteur kan de beschikbaarheid en de volledigheid van de documentatie vaststellen. | PP + PT | PT | E1 |
Onderhoud en beheer
1.2 | De inspecteur kan vaststellen of er voldoende en met de juiste regelmaat onderhoud aan het koelsysteem en verwarmingssysteem wordt verricht. | PP + PT | E1 | |
1.3 | De inspecteur kan vaststellen of er voldoende en met de juiste regelmaat onderhoud aan het ventilatiesysteem wordt verricht. | PT | E1, E2 | |
1.4 | De inspecteur kan vaststellen of de (repeterende) klachten goed zijn opgepakt of afgehandeld. | PT | E1 |
2. Koude- en warmteopwekking
Alg | De inspecteur kan de componenten van het klimaatsysteem lokaliseren. | PP + T | E1 | |
2.1 | De inspecteur kan vaststellen of de omgeving van de koude- en warmteopwekker(s) ordelijk en schoon is. | PT | E1, E2 | |
2.2 | De inspecteur kan belemmeringen voor een goede werking van de koude- en warmteopwekker(s) vaststellen. | PT + T | E1 | |
2.3 | De inspecteur kan de werkelijke situatie verifiƫren met het principeschema. | PP + T | E1 | |
2.4 | De inspecteur kan vaststellen of de koude- en warmteopwekker(s) op een juiste wijze staan opgesteld. | PT | E1, E2 | |
2.5 | De inspecteur kan de aanwezigheid en conditie van de isolatie van de koudemiddelleidingen vaststellen. | PP + T | E1 | |
2.6 | De inspecteur kan vaststellen of er sprake is van een hoog trillingsniveau en kan vaststellen of er sprake is van een hoog geluidsniveau. | PP | E1, E2 | |
2.7 | De inspecteur kan vaststellen of het systeem is voorzien van een cascaderegeling. | PT | E1, E2 | |
2.8 | De inspecteur kan vaststellen of de cascaderegeling optimaal is ingesteld. | PT | E1, E2 | |
2.9 | De inspecteur kan het besparingspotentieel van de koudeopwekker vaststellen. | PT + T | E1 | |
2.10 | De inspecteur kan het besparingspotentieel van de warmteopwekker vaststellen. | PT + T | E1, E2 | |
2.11 | De inspecteur kan de gemiddelde Delta-T (zomer en winter) vaststellen en beoordelen. | PT + T | E1 |
Diploma | ||||
EPBD-A | EPBD-B |
3. Distributiesysteem
3.1 | De inspecteur kan de aanwezigheid en conditie van de isolatie van de leidingen en appendages voor gekoeld en warm water vaststellen. | PP | E1 | |
3.2 | De inspecteur kan tekenen van (mogelijke) lekkage aan het watercirculatiesysteem vaststellen. | PT | E1, E2 | |
3.3 | De inspecteur kan vaststellen of de aanwezige pompen in het koud watercircuit energiezuinig zijn. | PT | E1, E2 | |
3.4 | De inspecteur kan vaststellen of de nadraaitijd bij uitschakeling van de circulatiepompen juist is. | PT | E1, E2 | |
3.5 | De inspecteur kan vaststellen of er frequentie geregelde pompen met variabele debiet zijn geĆÆnstalleerd (daar waar een wisselend debiet wordt verwacht). | PT | E1, E2 | |
3.6 | De inspecteur kan vaststellen of er vuilvangers, slibfilters en ontgassing zijn toegepast. | PT | E1, E2 | |
3.7 | De inspecteur kan het verschil tussen de aanvoer- en de retourtemperatuur vaststellen. | PP | E1 |
4. Afgifte condensorwarmte
4.1 | De inspecteur kan vaststellen of de condensorunits zijn vervuild. | PP | E1 | |
4.2 | De inspecteur kan tekenen van (mogelijke) koudemiddellekkage vaststellen. | PT | E1, E2 | |
4.3 | De inspecteur kan vaststellen of de unit zonder belemmeringen lucht kan aanzuigen. | PP | E1 | |
4.4 | De inspecteur heeft voldoende inzicht om na te gaan of de unit voldoende onverwarmde lucht kan aanzuigen. | PP + PT | E1 | |
4.5 | De inspecteur kan vaststellen of de ventilatoren van de condensor zijn voorzien van toerenregeling. | PT | E1, E2 | |
4.6 | De inspecteur kan vaststellen of de condensortemperatuur overeenkomt met de ontwerpspecificaties. | PP + PT | E1, E2 | |
4.7 | De inspecteur kan de afkoeling van het koelwater in de koeltoren vaststellen en beoordelen. | PT + T | E1 |
5. Afgiftesysteem
5.1 | De inspecteur kan vaststellen of de warmtewisselaars zijn vervuild. | PP + PT | E1 | |
5.2 | De inspecteur kan vaststellen of de aangezogen lucht wordt verwarmd door externe bronnen. | PT | E1, E2 | |
5.3 | De inspecteur kan vaststellen of de luchtfilters zijn vervuild en kan vaststellen of de luchtfilters zijn beschadigd. | PP + PT | E1 | |
5.4 | De inspecteur kan vaststellen of er tekenen zijn van mogelijke (koudemiddel)lekkage. | PT | E1, E2 | |
5.5 | De inspecteur kan beoordelen of de geplaatste roosters correct zijn. | PT | E1 | |
5.6 | De inspecteur kan vaststellen of de luchtverdeling in de ruimte in orde is. | PT | E1, E2 | |
5.7 | De inspecteur kan vaststellen of de verdampertemperatuur volgens de ontwerpspecificaties is. | PP + PT | E1, E2 | |
Vloerkoeling en betonkernactivering | ||||
5.10 | De inspecteur kan vaststellen of de aanvoer- en retourtemperatuurgroepen volgens de ontwerpspecificaties zijn. | PP | E1, E2 | |
5.11 | De inspecteur kan beoordelen of de regeling van de geregelde groepen correct is. | PT | E1, E2 | |
5.12 | De inspecteur kan beoordelen of een groep door de juiste ruimte-bedieneenheid wordt aangestuurd. | PT | E1, E2 | |
5.13 | De inspecteur kan vaststellen of er tekenen zijn van mogelijke lekkage. | PT | E1, E2 | |
5.14 | De inspecteur kan vaststellen of sprake is van een gelijkmatige koudeverdeling van de verschillende groepen (bij koudeopwekking) en kan vaststellen of er sprake is van een gelijkmatige warmteverdeling van de verschillende groepen (bij warmteopwekking). | PT | E1 |
Diploma | ||||
EPBD-A | EPBD-B |
Inductie-unit | ||||
5.20 | De inspecteur kan vaststellen of er tekenen zijn van mogelijke lekkage. | PP + PT | E1, E2 | |
5.21 | De inspecteur kan vaststellen of de na-regeling van de temperatuur correct functioneert. | PT | E1, E2 | |
5.22 | De inspecteur kan beoordelen of de dauwpunt regeling correct functioneert. | PT + T | E1, E2 | |
5.23 | De inspecteur kan vaststellen of de condenswaterafvoer correct functioneert. | PP | E1, E2 | |
5.24 | De inspecteur kan beoordelen of de aanvoer- en retourtemperatuurgroepen van het gekoeld water volgens de ontwerpspecificaties zijn en kan beoordelen of de aanvoer- en retourtemperatuurgroepen van het verwarmd water volgens de ontwerpspecificaties zijn. | PT + T | E1, E2 | |
5.25 | De inspecteur kan vaststellen of de warmtewisselaar vervuild of beschadigd is. | PP | E1 | |
5.26 | De inspecteur kan beoordelen of de luchtuitstroom optimaal is (volgens de ontwerpspecificaties). | PT | E1, E2 | |
Klimaatplafond | ||||
5.30 | De inspecteur kan vaststellen of er tekenen zijn van mogelijke lekkage. | PP + PT | E1, E2 | |
5.31 | De inspecteur kan vaststellen of het klimaatplafond ten minste twee keer per jaar wordt gecontroleerd door middel van infraroodopnamen met een warmtebeeldcamera. | T | E1, E2 | |
5.32 | De inspecteur kan op basis van een infraroodopname (gemaakt met een warmtebeeldcamera) beoordelen of het koudepatroon gelijkmatig is en kan beoordelen of het warmtepatroon gelijkmatig is. | PT | E1, E2 | |
5.33 | De inspecteur kan vaststellen of de regeling en de regelkleppen correct functioneren. | PP + PT | E1, E2 | |
5.34 | De inspecteur kan beoordelen of de dauwpuntregeling van de groep klimaatplafonds ter voorkoming van condens correct functioneert. | PT + T | E1, E2 | |
5.35 | De inspecteur kan beoordelen of een groep door de juiste ruimte-bedieneenheid wordt aangestuurd. | PT | E1, E2 | |
Ventilatorconvector | ||||
5.40 | De inspecteur kan vaststellen of de (flexibele) aansluitingen op het verwarmings- en het koelelement zijn geĆÆsoleerd en in goede staat verkeren. | PP | E1, E2 | |
5.41 | De inspecteur kan vaststellen of de ventilatorconvector correct functioneert. | PP | E1, E2 | |
5.42 | De inspecteur kan vaststellen of de thermostaat correct functioneert. | PP | E1, E2 | |
5.43 | De inspecteur kan vaststellen of de (thermische) regelapparatuur correct functioneert. | PP + PT | E1, E2 | |
5.44 | De inspecteur kan vaststellen of de warmtewisselaar is vervuild en kan vaststellen of de warmtewisselaar is beschadigd. | PP | E1 | |
5.45 | De inspecteur kan vaststellen of de luchtfilters zijn vervuild en kan vaststellen of de luchtfilters zijn beschadigd. | PP | E1 | |
5.46 | De inspecteur kan beoordelen of een groep door de juist ruimte-bedieneenheid wordt aangestuurd. | PT | E1, E2 | |
Kanaal (na)koelelement | ||||
5.50 | De inspecteur kan vaststellen of het kanaal (na)koelelement is geĆÆsoleerd en of deze in goede staat verkeert. | PP | E1, E2 | |
5.51 | De inspecteur kan vaststellen of de regelapparatuur correct functioneert. | PP + PT | E1, E2 | |
5.52 | De inspecteur kan vaststellen of de afvoervoorziening voor condenswater correct functioneert en kan vaststellen of de condenswaterpomp correct functioneert. | PP | E1, E2 | |
5.53 | De inspecteur kan beoordelen of de dauwpuntregeling correct functioneert. | PP + PT | E1, E2 | |
5.54 | De inspecteur kan vaststellen of de warmtewisselaar is vervuild en kan vaststellen of de warmtewisselaar is beschadigd. | PP | E1 | |
5.55 | De inspecteur kan vaststellen of de luchtfilters zijn vervuild en kan vaststellen of de luchtfilters zijn beschadigd. | PP | E1 | |
Radiatoren of convectoren | ||||
5.60 | De inspecteur kan op basis van aanwezige informatie beoordelen of de radiatoren (voldoende) zijn geschikt voor lage temperatuurverwarming (LTV). | PT | E1, E2 | |
5.61 | De inspecteur kan vaststellen of er belemmeringen zijn voor een goede werking van de radiatoren (gordijnen, dozen, kasten, tafels en dergelijke). | PP + PT | E1, E2 | |
5.62 | De inspecteur kan vaststellen of de radiatoren en convectoren zijn voorzien van thermostaatknoppen, thermostaatregeling of voetventielen. | PP + PT | E1, E2 |
Diploma | ||||
EPBD-A | EPBD-B |
6. Lucht toe- en afvoer (ventilatiesysteem)
6.1 | De inspecteur kan beoordelen of de juiste type van inblaas- en afzuigroosters zijn geplaatst en of deze op de juiste locatie zijn geplaatst. | PT | E1 | |
6.2 | De inspecteur kan vaststellen of de lucht bij de luchtinlaten en -uitlaten vrij in en uit kan stromen. | PP + PT | E1 | |
6.3 | De inspecteur kan vaststellen of de luchtinlaten en -uitlaten zijn vervuild. | PP + PT | E1 | |
6.4 | De inspecteur kan vaststellen of de luchtinlaten van de luchtbehandelingskast correct functioneren. | PP + PT | E1 | |
6.5 | De inspecteur kan vaststellen of de aangezogen buitenlucht wordt opgewarmd door de directe omgeving of andere externe bronnen. | PT | E1, E2 |
7. Luchtfiltering (ventilatiesysteem)
7.1 | De inspecteur kan vaststellen of de luchtfilters ten minste eenmaal per jaar worden vervangen of gereinigd. | PT | E1 | |
7.2 | De inspecteur kan vaststellen of de filters schoon zijn en of het drukverschil over de filters voldoende laag is. | PP + PT | E1 | |
7.3 | De inspecteur kan vaststellen of de luchtfiltersecties in goede en droge staat zijn. | PP | E1 | |
7.4 | De inspecteur kan vaststellen of de afdichting van filters en behuizingen in orde is. | PP | E1, E2 | |
7.5 | De inspecteur kan vaststellen of er sprake is van ontbrekende, geblokkeerde of beschadigde luchtfilters. | PP | E1, E2 | |
7.6 | De inspecteur kan vaststellen of de luchtfilters op de juiste wijze (oriƫntatie) zijn geplaatst. | PP | E1, E2 | |
7.7 | De inspecteur kan vaststellen of de juiste gecertificeerde filters met de juiste luchtfilterklasse zijn geplaatst. | PT | E1, E2 | |
7.8 | De inspecteur kan vaststellen of de conditie van de drukmeter van het filterdifferentieel in goede staat is. | PP | E1, E2 |
8. Warmtewisselaars en warmteterugwinning (ventilatiesysteem)
8.1 | De inspecteur kan vaststellen of de warmtewisselaars of warmteterugwinning zijn vervuild. | PP | E1 | |
8.2 | De inspecteur kan beoordelen of vaststellen of de toestand van de warmtewisselaars en warmteterugwinning correct is. | PT | E1 | |
8.2 | De inspecteur kan beoordelen of vaststellen of het energierendement in overeenstemming is met de technische specificaties. | PT | E1, E2 | |
8.4 | De inspecteur kan vaststellen of er tekenen zijn van koelmiddellekkage. | PT | E1, E2 |
9. Kanaalwerk ventilatie (ventilatiesysteem)
9.1 | De inspecteur kan vaststellen of er tekenen van vocht, afzetting, verstopping en dergelijke zijn. | PT | E1, E2 | |
9.2 | De inspecteur kan vaststellen of de luchtafdichting van het leidingwerk in goede staat verkeert. | PT | E1, E2 | |
9.3 | De inspecteur kan vaststellen of de luchtkanalen zijn geĆÆsoleerd waar wenselijk en of de isolatie in goede staat is. | PT | E1, E2 | |
9.4 | De inspecteur kan vaststellen of de luchtkanalen (overmatig) zijn vervuild. | PT | E1, E2 | |
9.5 | De inspecteur kan vaststellen of alle brandklappen open staan. | PT | E1, E2 |
10. Luchtbehandelingskast en ventilator (ventilatiesysteem)
10.1 | De inspecteur kan vaststellen of de luchtstromen in overeenstemming zijn met de technische specificaties. | PT | E1, E2 | |
10.2 | De inspecteur kan vaststellen of de luchtbehandelingskast van een energiezuinig type is. | PT | E1, E2 |
Diploma | ||||
EPBD-A | EPBD-B |
11. Regeling en instellingen
- Koeling
11.1 | De inspecteur kan bepalen of de zone-indeling voldoende aansluit bij de specifieke koude-vraag van de sectoren. | PT | E1 | |
11.2 | De inspecteur kan vaststellen of de kloktijd die de koeling aanstuurt correct is. | PP + PT | E1 | |
11.3 | De inspecteur kan vaststellen of het klokprogramma dat de koeling aanstuurt overeenkomt met de bedrijfstijden. | PP + PT | E1 | |
11.4 | De inspecteur kan beoordelen of de locaties van de temperatuursensoren voor de koeling correct zijn. | PT | E1 | |
11.5 | De inspecteur kan vaststellen of de aangegeven temperatuur van de temperatuursensoren voor koeling correct is. | PP + PT | E1 | |
11.6 | De inspecteur kan beoordelen of de regeling voor het gekoelde water in orde is en optimaal is ingesteld. | PT | E1 | |
11.7 | De inspecteur kan beoordelen of er zones zijn die gelijktijdig worden verwarmd en gekoeld. | PT | E1 | |
11.8 | De inspecteur kan vaststellen of er ruimten zijn die gelijktijdig worden verwarmd en gekoeld. | PP + PT | E1 | |
11.9 | De inspecteur kan beoordelen of er ruimten zijn met een permanente of bijna permanente koelvraag waar geen vrije koeling wordt toegepast. | PT | E1, E2 | |
11.10 | De inspecteur kan vaststellen of het aantal starts en stops (voor koeling) kan worden uitgelezen, het aantal starts en stops (voor koeling) uitlezen en kan deze vastleggen. | PT | E1, E2 |
- Ventilatie
11.11 | De inspecteur kan beoordelen of de zone-indeling van het ventilatiesysteem aansluit bij de ventilatievraag van de sectoren. | PT | E1, E2 | |
11.12 | De inspecteur kan vaststellen of de kloktijd van de klok die de regeling van het ventilatiesysteem aanstuurt correct is. | PT | E1, E2 | |
11.13 | De inspecteur kan vaststellen of het klokprogramma van de regeling van het ventilatiesysteem aansluit bij de bedrijfstijden. | PT | E1, E2 | |
11.14 | De inspecteur kan vaststellen of er luchtdebietregeling aanwezig is. | PT | E1, E2 | |
11.15 | De inspecteur kan beoordelen of de aanwezige debietregeling traploos is en kan beoordelen of de aanwezige debietregeling vraaggestuurd is. | PT | E1 | |
11.16 | De inspecteur kan beoordelen of een vraaggestuurd ventilatiesysteem correct functioneert. | PT | E1, E2 | |
11.17 | De inspecteur kan beoordelen of de regeling van de voorverwarming in orde is en optimaal is ingesteld. | PT | E1, E2 | |
11.18 | De inspecteur kan beoordelen de regeling van het bevochtigingssysteem in orde is en optimaal is ingesteld. | PT | E1, E2 |
- Verwarming
11.21 | De inspecteur kan bepalen of de zone-indeling voldoende aansluit bij de specifieke warmtevraag van de sectoren. | PT | E1, E2 | |
11.22 | De inspecteur kan vaststellen of de kloktijd die de verwarming aanstuurt correct is. | PT | E1, E2 | |
11.23 | De inspecteur kan vaststellen of het klokprogramma dat de verwarming aanstuurt overeen-komt met de bedrijfstijden. | PT | E1, E2 | |
11.24 | De inspecteur kan vaststellen of de locaties van de temperatuursensoren voor de verwarming correct zijn. | PT | E1, E2 | |
11.25 | De inspecteur kan vaststellen of de aangegeven temperatuur van de temperatuursensoren (voor verwarming) correct is. | PT | E1, E2 | |
11.26 | De inspecteur kan vaststellen of er ruimten zijn die niet verwarmd hoeven te worden maar die toch worden verwarmd. | PT | E1, E2 | |
11.27 | De inspecteur kan vaststellen of er ruimten zijn die naast het verwarmingssysteem (warmtepompen) ook nog door andere bronnen worden verwarmd en waar geen thermostatische kleppen of thermostaten zijn geplaatst. | PT | E1, E2 | |
11.28 | De inspecteur kan vaststellen of het afgiftesysteem van de verwarming waterzijdig goed is ingeregeld. | PT | E1, E2 | |
11.29 | De inspecteur kan vaststellen of het aantal starts en stops (voor verwarming) kan worden uitgelezen, het aantal starts en stops (voor verwarming) uitlezen en deze vastleggen. | PT | E1, E2 |
Diploma | ||||
EPBD-A | EPBD-B |
12. Bemetering
- Koeling
12.1 | De inspecteur kan beoordelen of het energiegebruik van het koelsysteem wordt gemeten. | PT | E1 | |
12.2 | De inspecteur kan beoordelen of de data van het energiegebruik van het koelsysteem regelmatig worden uitgelezen en beoordeeld. | PT | E1 |
- Verwarming
12.1 | De inspecteur kan beoordelen of het energiegebruik van het verwarmingssysteem wordt gemeten. | PT | E1, E2 | |
12.2 | De inspecteur kan beoordelen of de data van het energiegebruik van het verwarmingssysteem regelmatig worden uitgelezen en beoordeeld. | PT | E1, E2 |
13. Alternatieven
13.1 | De inspecteur kan vaststellen of alle ramen op zonbelaste gevels zijn voorzien van buitenzonwering. | PT | E1, E2 | |
13.2 | De inspecteur kan beoordelen of er restwarmte van ten minste 70 Ā°C beschikbaar is. | PT | E1, E2 | |
13.3 | De inspecteur kan beoordelen of de condensorwarmte wordt benut als behoefte is aan gelijktijdige verwarming en koeling. | PT | E1, E2 | |
13.4 | De inspecteur kan beoordelen en vaststellen of er sprake is van een laag temperatuur warmteafgifte zonder toepassing van warmtepompen. | PT | E1, E2 |
14. Systeemgrootte
- Koeling
14.1 | De inspecteur kan beoordelen of er voor een gebouw of gebouwdeel al een keer een EPBD aircokeuring is verricht waarin het opgestelde koelvermogen is beoordeeld in relatie tot het benodigde vermogen. | PT | E1, E2 | |
14.2 | De inspecteur kan beoordelen of er na de beoordeling van het opgestelde koelvermogen, in relatie tot het benodigde koelvermogen, nog aanpassingen zijn gedaan aan het gebouw of het klimaatsysteem die van invloed zijn op de koelbehoefte van het gebouw of gebouwdeel. | PT | E1, E2 | |
14.3 | De inspecteur kan beoordelen of er een actuele koelbehoefteberekening volgens BRL6000 beschikbaar is. | PT | E1, E2 | |
14.4 | De inspecteur kan beoordelen of het opgestelde koelvermogen meer dan 20% hoger is dan het benodigde koelvermogen. | PT | E1, E2 |
- Verwarming
14.1 | De inspecteur kan beoordelen of er voor een gebouw of gebouwdeel al een keer een EPBD aircokeuring is verricht waarin het opgestelde verwarmingsvermogen is beoordeeld in relatie tot het benodigde vermogen. | PT | E1, E2 | |
14.2 | De inspecteur kan beoordelen of er na de beoordeling van het opgestelde verwarmingsvermogen, in relatie tot het benodigde verwarmingsvermogen, nog aanpassingen zijn gedaan aan het gebouw of het klimaatsysteem die van invloed zijn op de verwarmingsbehoefte van het gebouw of gebouwdeel. | PT | E1, E2 | |
14.3 | De inspecteur kan beoordelen of er een actuele warmtebehoefteberekening volgens BRL6000 beschikbaar is. | PT | E1, E2 | |
14.4 | De inspecteur kan beoordelen of het opgestelde verwarmingsvermogen meer dan 20% hoger is dan het benodigde verwarmingsvermogen. | PT | E1, E2 |
Toelichting
PT | Toets waar praktische kennis, vaardigheden, inzichten en dergelijke op theoretische wijze worden getoetst (bijvoorbeeld via foto's, casebeschrijving en dergelijke). |
PP | Toets waar praktische kennis, vaardigheden, inzichten en dergelijke op praktische wijze worden getoetst. |
T | Toets waar theoretische kennis wordt getoetst. |
PT + T | Er wordt praktische en theoretische kennis getoetst. De praktische en theoretische kennis wordt op theoretische wijze getoetst. |
PP + T | Er wordt praktische en theoretische kennis getoetst. De praktische kennis wordt op praktische wijze getoetst, de theoretische kennis op theoretische wijze. |
PP + PT | Er wordt praktische kennis getoetst. De praktische kennis wordt voor een deel getoetst op praktische wijze en voor een deel op theoretische wijze. |
E1 | Aan deze exameneis moet worden voldaan in het examen en het herexamen. |
E2 | Aan deze exameneis moet worden voldaan in het bijscholingsexamen. |