Einde inhoudsopgave
Omgevingsregeling
Bijlage XVb
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
15-12-2023, Stcrt. 2023, 35294 (uitgifte: 29-12-2023, regelingnummer: WJZ/ 33685782)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-12-2023, Stcrt. 2023, 35294 (uitgifte: 29-12-2023, regelingnummer: WJZ/ 33685782)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Algemeen
behorende bij artikel 4.14aa van deze regeling (onderzoek naar maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik)
1. Inleiding
Op grond van artikel 5.15b van het Besluit activiteiten leefomgeving en artikel 4.14aa, eerste lid, van de Omgevingsregeling moeten door degene die de milieubelastende activiteit verricht verschillende gegevens en bescheiden te worden verstrekt en moet het aanleveren overeenkomstig deze bijlage geschieden. In deze bijlage worden de gegevens en bescheiden zoals opgenomen in artikel 5.15b van het Besluit activiteiten leefomgeving en de benodigde onderbouwing hiervan verder uitgewerkt.
Er wordt daarbij specifiek ingegaan op de volgende onderdelen:
- •
een beschrijving van de locatie en activiteit;
- •
het energiegebruik van de milieubelastende activiteit;
- •
een overzicht van de getroffen maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik;
- •
een onderbouwing van het onderzoek naar de maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik bestaande uit:
- o.
een analyse van het energiegebruik, waaronder een energiebalans en een opgave van de onbenutte warmtestromen;
- o.
een analyse van de productieapparatuur en installaties, waaronder een scan van de technische isolatie, een analyse van de aandrijfsystemen en een analyse van de op de basislijst opgenomen maatregelen (paragraaf 6.5 van deze bijlage);
- o.
een inventarisatie van kosteneffectieve maatregelen; en
- o.
een beschrijving van de structurele energiezorg.
Dit leidt tot een uitvoeringsplan met daarin een overzicht van maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik die nog niet zijn getroffen, maar wel zullen worden getroffen en het moment waarop die maatregelen zullen worden getroffen.
Het onderzoek, bedoeld in artikel 5.15b van het Besluit activiteiten leefomgeving moet zijn gericht op activiteit- en procesgebonden maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik en dus nadrukkelijk niet op maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik die zien op een gebouw of een deel van een gebouw (hierna: gebouwgebonden maatregelen) als bedoeld in artikel 3.84 van het Besluit bouwwerken leefomgeving. Wanneer de maatregelen gekoppeld aan de activiteiten en processen effect hebben op gebouwgebonden maatregelen, moeten deze wel worden betrokken in het onderzoek.
Energiebeheersysteem, milieubeheersysteem, keurmerk of recent energieonderzoek
Op grond van artikel 4.14aa, tweede en derde lid, van de Omgevingsregeling kan aan verschillende van de in deze bijlage opgenomen onderdelen invulling worden gegeven door het toepassen van een energie- of milieubeheersysteem of een keurmerk. De eisen waaraan een energiebeheersysteem of milieubeheersysteem moet voldoen, zijn opgenomen in artikel 4.14aa, tweede lid, van de Omgevingsregeling.
De keurmerken, bedoeld in artikel 4.14aa, derde lid, van de Omgevingsregeling zijn:
Keurmerk | Naam | Bijzonderheden |
---|---|---|
1. | CO2 & Energie RI&E Creatieve Industrie niveau 3 | |
2. | CO2 & Energie RI&E Creatieve Industrie niveau 4 | |
3. | CO2-Prestatieladder niveau 3 | |
4. | CO2-Prestatieladder niveau 4 | |
5. | CO2-Prestatieladder niveau 5 | |
6. | CO2-Reductiemanagement met ISO 14001 | Alle niveaus |
7. | Erkend Duurzaam Plus | |
8. | Erkend Duurzaam Premium | |
9. | Fastlane met EED-aanvullingen |
Bij de onderdelen van deze bijlage waaraan door middel van een energiebeheersysteem of milieubeheersysteem, of een keurmerk invulling kan worden gegeven, is dit aangegeven.
Met een energiebeheersysteem of milieubeheersysteem als bedoeld in artikel 4.14aa, tweede lid, van de Omgevingsregeling of een van de keurmerken, bedoeld in artikel 4.14aa, derde lid, van de Omgevingsregeling en zoals opgenomen in tabel 1 van bijlage XVb, kan invulling worden geven aan de volgende onderdelen:
- •
2. Beschrijving locatie en activiteiten;
- •
5.1 (beschrijving van energie- en procesmonitoring);
- •
5.2 (weergave energiegebruik inclusief energiebalans);
- •
5.4 (analyse en conclusie energie- en warmtegebruik); en
- •
6.1 (beschrijving en analyse van het proces, productieapparatuur en -installaties).
Met een energiebeheersysteem of milieubeheersysteem als bedoeld in artikel 4.14aa, tweede lid, van de Omgevingsregeling kan daarnaast ook invulling worden gegeven aan onderdeel 8 (basischeck structurele energiezorg).
Het bevoegd gezag kan instemmen met het verstrekken van een recent energieonderzoek of specifieke onderdelen van een recent energieonderzoek om te voldoen aan artikel 5.15b van het Besluit activiteiten leefomgeving, wanneer dit onderzoek of de onderdelen ervan voldoen aan de eisen die aan het onderzoek worden gesteld op grond van artikel 5.15b van het Besluit activiteiten leefomgeving en het aanleveren van de gegevens en bescheiden op grond van artikel 4.14aa, eerste lid, van de Omgevingsregeling overeenkomstig deze bijlage is uitgevoerd.
Beleidsverklaring en TIPCheck
Voor twee specifieke onderdelen van het onderzoek, te weten de scan van de technische isolatie en de analyse van de aandrijfsystemen, kan invulling worden gegeven door het overleggen van een Beleidsverklaring. Daarnaast kan aan de scan van de technische isolatie ook invulling worden gegeven door het overleggen van een TIPCheck-onderzoek als dit onderzoek ten hoogste twee jaar voorafgaand aan het moment van indiening is uitgevoerd. Beide instrumenten worden verder toegelicht bij de onderdelen waarvoor de Beleidsverklaring en de TIPCheck van toepassing zijn.
2. Algemene gegevens bij het verstrekken van gegevens en bescheiden (artikel 2.18 van het Besluit activiteiten leefomgeving) en een onderbouwing van het onderzoek (artikel 5.15b, tweede lid, onder e, van het Besluit activiteiten leefomgeving)
Op grond van artikel 2.18 van het Besluit activiteiten leefomgeving worden de gegevens, wanneer er sprake is van het verstrekken van gegevens en bescheiden, ondertekend en voorzien van onder andere een aanduiding van de activiteit, de naam en het adres van degene die de activiteit verricht en het adres, de kadastrale aanduiding of coördinaten van de locatie waarop de activiteit wordt verricht.
Op grond van artikel 5.15b, tweede lid, onder e, van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt een onderbouwing van het onderzoek naar de maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik verstrekt. Onder de onderbouwing van het onderzoek wordt ook een beschrijving van de locatie en de activiteit verstaan, waarbij wordt ingegaan op de soort processen, activiteiten en faciliteiten die worden verricht op de locatie van de milieubelastende activiteit en ter ondersteuning van de milieubelastende activiteit. Onderdeel hiervan is dat inzichtelijk wordt gemaakt welke processen, installaties en gebouwen en welke vormen van intern transport binnen de begrenzing van de locatie waarop de milieubelastende activiteit wordt verricht aanwezig zijn.
Met een energiebeheersysteem of milieubeheersysteem als bedoeld in artikel 4.14aa, tweede lid, van de Omgevingsregeling of een van de keurmerken zoals opgenomen in tabel 1 van deze bijlage kan invulling worden geven aan dit onderdeel.
3. Energiegebruik milieubelastende activiteit (artikel 5.15b, tweede lid, onder d, van het Besluit activiteiten leefomgeving)
Het energiegebruik van de milieubelastende activiteit wordt uitgedrukt in kilowattuur elektriciteit en kubieke meters aardgasequivalent gemeten over enig kalenderjaar (artikel 5.15b, tweede lid, onder d, van het Besluit activiteiten leefomgeving). Bij het omrekenen van brandstoffen naar aardgasequivalenten als bedoeld in artikel 4.14a, derde en vierde lid, van de Omgevingsregeling wordt ook de onderste verbrandingswaarde van die brandstof opgegeven. Het energiegebruik wordt bepaald met inbegrip van de energie die op de locatie wordt geproduceerd en gebruikt. Daarbij wordt gekeken naar de inkoop van energie en de (eventuele) productie van hernieuwbare energie en doorlevering.
4. Overzicht getroffen maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik (artikel 5.15b, tweede lid, onder b, van het Besluit activiteiten leefomgeving)
Onderdeel van de rapportage is een overzicht van de in de afgelopen periode getroffen maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik. Het gaat hierbij voor de rapportages die uiterlijk op 1 december 2023 moesten worden ingediend om de maatregelen die zijn getroffen vanaf 1 januari 2021 tot en met het moment van indiening. Voor een volgend rapportagemoment moet worden gerapporteerd over de maatregelen die in de periode van vier jaar voorafgaand aan het moment van indienen van de rapportage zijn getroffen.
Per getroffen maatregel ter verduurzaming van het energiegebruik worden de volgende gegevens opgenomen:
- •
het onderdeel van de milieubelastende activiteit waar de maatregel is getroffen;
- •
een omschrijving van de getroffen maatregel en de toegepaste techniek;
- •
het jaar waarin de maatregel is getroffen;
- •
de benodigde kosteninvestering als gevolg van het treffen van de maatregel; en
- •
de gerealiseerde jaarlijkse energiebesparing (in kWh elektriciteit, m3 aardgas, GJ warmte of in andere termen wanneer sprake is van andere energiedragers) en CO2-reductie (in tonnen vermeden CO2-emissie) ten opzichte van het referentiegebruik inclusief een onderbouwing hiervan.
De gerealiseerde jaarlijkse energiebesparing ten opzichte van het referentiegebruik is het verschil tussen het gemiddelde jaarlijkse gebruik na het treffen van de maatregel en het gemiddelde jaarlijkse referentiegebruik. Het te hanteren referentiegebruik hangt af van de situatie, waarbij de volgende situaties kunnen worden onderscheiden:
- •
Een bestaand proces is geoptimaliseerd (bijvoorbeeld het toepassen van bewegingssensoren): de referentie is het historisch gemiddelde energiegebruik van het proces per jaar (in GJ).
- •
Een bestaande installatie of een bestaand apparaat is voor het einde van de levensduur vervangen: de referentie is het historisch gemiddelde energiegebruik van de vervangen installatie of het vervangen apparaat per jaar (in GJ).
- •
Een bestaande installatie of een bestaand apparaat is aan het einde van de levensduur vervangen: de referentie is het gemiddelde energiegebruik per jaar (in GJ) van installaties of apparaten die op het moment van vervanging gangbaar waren op de markt of aan de minimale energieprestatie-eisen voldeden (bijvoorbeeld volgens richtlijn 2009/125/EG van het Europees parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten (hierna: ecodesign-richtlijn22.).
- •
Nieuwbouw of uitbreiding van een bestaand proces: de referentie is het gemiddelde energiegebruik per jaar (in GJ) van installaties of apparaten die op het moment van nieuwbouw of uitbreiding van een bestaand proces gangbaar waren op de markt of aan de minimale energieprestatie-eisen voldeden (bijvoorbeeld volgens de ecodesign-richtlijn).
5. Analyse van het energiegebruik (inclusief eigen energieproductie) (artikel 5.15b, tweede lid, onder e, onder 1, van het Besluit activiteiten leefomgeving)
De analyse van het energiegebruik bestaat uit:
- •
een beschrijving van de van toepassing zijnde energie- en procesmonitoring (ten behoeve van energie-efficiëntieverbetering);
- •
een weergave van het energiegebruik inclusief energiebalans;
- •
een opgave van onbenutte warmtestromen; en
- •
een analyse en bijbehorende conclusie over het energie- en warmtegebruik.
De verschillende onderdelen die samen de analyse van het energiegebruik vormen, worden hieronder beschreven.
5.1. Beschrijving van energie- en procesmonitoring
Er wordt beschreven welk energie- en procesmonitoringsysteem wordt toegepast. Daarbij wordt aangegeven waar zich eventuele tussenmeters bevinden.
Met een energiebeheersysteem of milieubeheersysteem als bedoeld in artikel 4.14aa, tweede lid, van de Omgevingsregeling of een van de keurmerken, bedoeld in artikel 4.14aa, derde lid, van de Omgevingsregeling en zoals opgenomen in tabel 1 van deze bijlage, kan invulling worden gegeven aan dit onderdeel.
5.2. Weergave energiegebruik inclusief energiebalans
De weergave van het energiegebruik moet bestaan uit een tweetal onderdelen, te weten een nadere onderbouwing van het energiegebruik en een energiebalans. Beide onderdelen worden hierna kort besproken.
Met een energiebeheersysteem of milieubeheersysteem als bedoeld in artikel 4.14aa, tweede lid, van de Omgevingsregeling of een van de keurmerken, bedoeld in artikel 4.14aa, derde lid, van de Omgevingsregeling en zoals opgenomen in tabel 1 van deze bijlage, kan invulling worden gegeven aan dit onderdeel.
5.2.1. Nadere onderbouwing van het energiegebruik
Het energiegebruik moet nader worden onderbouwd aan de hand van energiegebruiksprofielen en prestatiematen. Energiegebruiksprofielen zijn een weergave van het energiegebruik, in de vorm van een grafiek of tabel, van alle energiedragers (bijvoorbeeld elektriciteit, aardgas en motorbrandstoffen) inclusief eventuele omzettingen (bijvoorbeeld warmte) binnen de milieubelastende activiteit. Bij een constant gebruik van een energiedrager gedurende het jaar kan worden volstaan met een totaal gebruik per jaar.
De prestatiemaat is het energiegebruik per eenheid geproduceerd product of geleverde dienst. Bij beschikbare productbenchmarks kan hiermee een vergelijking worden gemaakt.
5.2.2. Energiebalans
In een energiebalans wordt voor de volgende onderdelen een uitsplitsing van het jaarlijks energiegebruik opgenomen: de activiteiten, de processen, ondersteunende faciliteiten (installaties) en het transport binnen de begrenzing van de locatie waarop de milieubelastende activiteit wordt verricht.
Voor de energiebalans gelden de volgende uitgangspunten:
- •
de energiebalans geeft op schematische wijze een overzicht (in matrixvorm) van alle energiestromen (en de grootte ervan) die de milieubelastende activiteit in- en uitgaan en die zij zelf produceert of transformeert;
- •
de verdeling van de belangrijkste energiestromen is voldoende representatief naar functie of cluster van functies en alle omzettingen in eventuele andere energiedragers is zichtbaar. Het energiegebruik wordt hierbij uitgesplitst naar alle unieke en onderscheidende processtappen;
- ○
links in het schema staan de ingaande energiestromen (inkoop, eventuele eigen productie) in het kalenderjaar, bedoeld in onderdeel 2 van deze bijlage, als totaalwaarden in kWh, m3, GJ of in andere termen wanneer sprake is van andere energiedragers;
- ○
rechts in het schema staan alle uitgaande stromen van energiedragers;
- ○
in het midden staat de verdeling van de energiestromen naar functies (proces en utiliteit) en de omzetting naar andere energiedragers (bijvoorbeeld warmte) uitgedrukt in de bijbehorende eenheden;
- •
een restpost van ten hoogste 10% onder de noemer ‘overig energiegebruik’ is acceptabel. Met de term overig energiegebruik wordt aangegeven dat het energiegebruik niet aan een bepaalde functie is toe te schrijven;
- •
energiestromen kleiner dan 5% hoeven niet in de energiebalans te worden weergegeven;
- •
voor warmtestromen worden de temperatuur, jaarlijkse hoeveelheid, medium (bijvoorbeeld rookgassen, water of condenserende stoom) en aanwezigheid (bijvoorbeeld continue of seizoensgebonden stromen) benoemd;
- •
wanneer van toepassing, worden in dit schema ook eigen energieproductie (dit kan hernieuwbare energie betreffen), eventuele doorlevering aan derden en emissies opgenomen.
5.3. Opgave van onbenutte warmtestromen
Op basis van de balans wordt een verder gespecificeerde opgave van onbenutte warmtestromen aangeleverd. Een opgave van onbenutte warmtestromen bestaat uit de volgende onderdelen:
- •
een opgave van onbenutte warmtestromen met het temperatuurniveau die de warmte heeft als die vrijkomt (dus niet de temperatuur waarop de warmte wordt geloosd). Hierbij wordt uitgegaan van de gemiddelde temperatuur tijdens productie-uren (op het moment dat de warmte vrijkomt) met een opgave van de gebruikte onnauwkeurigheidsmarges;
- •
de jaarlijks vrijkomende hoeveelheid warmte;
- •
het warmtedragend medium (bijvoorbeeld rookgassen, water, of condenserende stoom);
- •
een beschrijving van de plek binnen de milieubelastende activiteit waar de warmte vrijkomt; en
- •
een beschrijving van de beschikbaarheid van de warmtestroom (continu, seizoensgebonden, fluctuerend), uitgaande van een representatief productiejaar.
Ook wordt opgegeven wat de laagste temperatuur is waarop binnen de milieubelastende activiteit nog netto warmte kan worden ingezet.
5.4. Analyse en conclusie energie- en warmtegebruik
Naar aanleiding van de bovenstaande onderdelen van het onderzoek moet een analyse worden gemaakt ten aanzien van de verdere verduurzaming van het energie- en warmtegebruik van de milieubelastende activiteit. De analyse en de daaraan verbonden conclusies dienen als onderbouwing voor de eventueel te treffen (kosteneffectieve) maatregelen.
Met een energiebeheersysteem of milieubeheersysteem als bedoeld in artikel 4.14aa, tweede lid, van de Omgevingsregeling of een van de keurmerken, bedoeld in artikel 4.14aa, derde lid, van de Omgevingsregeling en zoals opgenomen in tabel 1 van deze bijlage kan invulling worden gegeven aan dit onderdeel.
6. Analyse productieapparatuur en -installaties (artikel 5.15b, tweede lid, onder e, onder 2, van het Besluit activiteiten leefomgeving)
Tot de onderbouwing van het onderzoek naar de maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik, zoals opgenomen in artikel 5.15b, tweede lid, onder e, onder 2, van het Besluit activiteiten leefomgeving, behoort ook een analyse van de productieapparatuur en -installaties en het transport binnen de begrenzing van de locatie waarop de milieubelastende activiteit wordt verricht.
Hieruit volgt een lijst van mogelijke kosteneffectieve maatregelen (onderdeel 7 van deze bijlage). De analyse bestaat uit de volgende onderdelen:
- •
een beschrijving en analyse van het proces, de productieapparatuur en -installaties, het transport binnen de begrenzing van de locatie waarop de milieubelastende activiteit wordt verricht en overige aan het proces gerelateerde faciliteiten;
- •
een verduidelijking van de van toepassing zijnde best beschikbare techniek (BBT)-conclusies uit de BREF’s23. Energie Efficiëntie en de verticale BREF’s;
- •
een scan van de technische isolatie;
- •
een analyse naar de elektrische aandrijfsystemen; en
- •
een analyse naar de maatregelen uit de basislijst.
De analyse moet zijn gericht op de mogelijke verduurzaming van het energiegebruik van de productieapparatuur en installaties en leidt tot een conclusie hierover. De onderdelen worden hieronder verder uitgewerkt.
6.1. Beschrijving en analyse van het proces en productieapparatuur en -installaties
Er wordt een beschrijving gegeven en analyse gedaan van het proces, de productieapparatuur en -installaties, intern transport en overige aan het proces gerelateerde faciliteiten. Hierbij moet aandacht worden besteed aan:
- •
leeftijd en efficiëntie van apparatuur en installaties;
- •
nullast-verliezen;
- •
regeltechniek; en
- •
aanwezige energie- en procesmonitoringsystemen.
Het gaat hierbij om een analyse naar mogelijke locatiespecifieke maatregelen die niet naar voren komen bij de analyse naar isolatie, aandrijfsystemen en basislijst in de onderdelen 6.3, 6.4 en 6.5 van deze bijlage.
Met een energiebeheersysteem of milieubeheersysteem als bedoeld in artikel 4.14aa, tweede lid, van de Omgevingsregeling of een van de keurmerken, bedoeld in artikel 4.14aa, derde lid, van de Omgevingsregeling en zoals opgenomen in tabel 1 van deze bijlage kan invulling worden gegeven aan dit onderdeel.
6.2. BREF’s
Voor IPPC-installaties wordt een verduidelijking van de van toepassing zijnde best beschikbare techniek (BBT)-conclusies uit de BREF’s Energie Efficiëntie en de verticale BREF’s gegeven en een beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de BBT-conclusies wanneer er een relatie is met de maatregelen die in beeld worden gebracht met dit onderzoek (voor IPPC-installaties).24.
6.3. Scan van de technische isolatie
Alle maatregelen die technisch en economisch haalbaar zijn op het gebied van technische isolatie – in ieder geval voor zover die zich binnen vijf jaar terugverdienen – worden in beeld gebracht aan de hand van de in deze paragraaf omschreven scan. Daarnaast wordt in beeld gebracht of degene die de milieubelastende activiteit verricht, heeft geborgd dat het ontwerp, het toepassen en het onderhouden van technische isolatie aandacht krijgt en of er via een plan-do-check-act cyclus wordt gewerkt aan het continu verbeteren en behouden van een goede kwaliteit van de technische isolatie. De in aanmerking komende installaties en het leidingwerk moeten afdoende worden geïsoleerd, voor zover de terugverdientijd van de isolatiemaatregelen ten hoogste vijf jaar bedraagt en rekening houdend met specifieke beperkingen.
Onder technische isolatie wordt verstaan de isolatie van:
- •
warmte-installaties en het bijbehorende leidingwerk;
- •
koude-installaties en het bijbehorende leidingwerk; en
- •
opslagtanks en het bijbehorende leidingwerk.
De isolatie die is gerelateerd aan gebouwen maakt in principe geen deel uit van deze scan. In de scan moeten wel gebouwgebonden isolatiemaatregelen worden betrokken wanneer deze samenhangen met de activiteit- en procesgebonden maatregelen.
Deze scan bestaat uit:
- •
een inventarisatie van installaties en leidingen die voor isolatie in aanmerking komen; en
- •
een specificatie van besparingsmaatregelen.
Aan de scan van de technische isolatie kan ook invulling worden gegeven door het overleggen van een Beleidsverklaring of de resultaten van een TIPCheck-onderzoek25.. Het TIPCheck-onderzoek kan worden gebruikt als dit onderzoek ten hoogste twee jaar voorafgaand aan het moment van het indienen van de rapportageverplichting is uitgevoerd (de verplichting, bedoeld in artikel 5.15b, van het Besluit activiteiten leefomgeving). Hierna wordt eerst ingegaan op de inventarisatie en specificatie en vervolgens op de Beleidsverklaring.
a. Inventarisatie van installaties en leidingen die voor isolatie in aanmerking komen
Alle installaties en leidingwerk die voor isolatie in aanmerking komen, worden in kaart gebracht aan de hand van de volgende uitgangspunten:
- •
bij warmte-isolatie op basis van het ten hoogste toegestane warmteverlies per vierkante meter oppervlakte, per meter leidingwerk en/of per appendage;
- •
bij koude-isolatie op basis van de minimale besparing op het energiegebruik van koel- of vriesinstallaties per vierkante meter oppervlakte, per meter leidingwerk en/of per appendage.
Daarbij wordt aangegeven welke andere, aanvullende aspecten van belang zijn voor het kunnen toepassen van isolatie, zodat rekening kan worden gehouden met specifieke beperkingen.
Bij alle isolatiewerken legt degene die de milieubelastende activiteit verricht, vast volgens welke norm de isolatiewerken worden uitgevoerd. Dit moet conform actuele normen en applicatierichtlijnen zijn.
b. Specificatie van isolatiemaatregelen
Met betrekking tot isolatiemaatregelen wordt het volgende in kaart gebracht:
- •
ongeïsoleerde apparaten, opslagtanks, appendages en leidingwerk;
- •
beschadigde of verwijderde isolatie en bekleding die moet worden hersteld;
- •
isolatie die gebreken vertoont (bijvoorbeeld verminderde isolatiewaarde, ijsvorming, condensvorming);
- •
oude isolatie die is gebaseerd op berekeningen die niet meer actueel zijn; en
- •
nieuwe installaties en nieuw leidingwerk.
Er wordt vastgesteld waar isolatie moet worden verbeterd of aangebracht en daarbij wordt in kaart gebracht in hoeverre dat op een zelfstandig of op een natuurlijk moment kan gebeuren. Sommige maatregelen kunnen direct worden getroffen. Voor andere maatregelen kan het nodig zijn om te wachten tot een moment waarop een te isoleren procesdeel of leiding buiten bedrijf is. Denk bijvoorbeeld aan hete leidingen waarvan de isolatie moet worden hersteld.
Wanneer niet meer bekend is wat de isolatiewaarde is, moet er voor de uitgangssituatie bij de terugverdientijdberekening van uit worden gegaan dat de isolatie niet aanwezig is.
Als bekend is wat de isolatiewaarde is, maar wanneer die kan worden verbeterd, worden de investeringen en besparingen berekend ten opzichte van de bestaande isolatie. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de bestaande isolatie nog functioneert zoals oorspronkelijk was bedoeld. Hierbij moet worden gelet op eventuele schade aan de bekleding en de mogelijkheid van indringen van water.
Bij ruimtegebrek kan worden gekozen voor een (meestal duurder) isolatiemateriaal met dezelfde dikte maar met een hogere isolatiewaarde. Eventuele extra kosten worden, net als de kosten voor verwijdering van de oude isolatie, meegerekend bij het bepalen van de terugverdientijd.
Een soortgelijke berekening kan worden uitgevoerd voor na-isolatie van bijvoorbeeld stoomketels die matig geïsoleerd zijn of van bijvoorbeeld glycolvaten met glycol-water oplossingen voor koeldoeleinden.
Op basis van door degene die de milieubelastende activiteit verricht opgestelde toetsingscriteria maken installaties, leidingwerk en appendages, waarbij afwijkingen worden geconstateerd, deel uit van de in onderdeel 7 van deze bijlage geïdentificeerde kosteneffectieve maatregelen.
c. Beleidsverklaring technische isolatie
Aan de scan van de technische isolatie kan ook invulling worden gegeven door het overleggen van een Beleidsverklaring over het bedrijfsbeleid met betrekking tot technische isolatie. Deze verklaring bevat een beschrijving van het huidig beleid voor het ontwerp, het gebruik, het onderhoud en de vervanging van de technische isolatie met het oog op efficiëntieverbetering en energiebesparing. Het beleid en dus de Beleidsverklaring worden door de eindverantwoordelijke voor het verrichten van de milieubelastende activiteit vastgesteld. Dit is in veel gevallen de directie. De Beleidsverklaring is niet alleen toekomstgericht, maar is een weergave van bestaand beleid. De op basis van dit bedrijfsbeleid geïdentificeerde maatregelen maken deel uit van de in onderdeel 7 van deze bijlage geïdentificeerde kosteneffectieve maatregelen.
In de verklaring worden in ieder geval opgenomen:
- •
dat alle installaties en leidingwerk waarvoor isolatie relevant is, in kaart zijn gebracht (zie onderdeel 6.3, onder a, van deze bijlage);
- •
welke eisen worden gesteld aan het ontwerp van isolatiesystemen;
- •
welke eisen worden gesteld aan het in goede staat brengen en houden van isolatie. Onderdeel hiervan is de frequentie waarmee de isolatiesystemen worden geïnspecteerd;
- •
dat de inspecties worden verricht door personen (medewerkers, adviseurs) die daartoe een opleiding hebben gekregen en waarvan is geborgd dat zij hun kennis onderhouden;
- •
hoe wordt omgegaan met geconstateerde afwijkingen bij de aangebrachte isolatie;
- ○
hoe afwijkingen worden vastgelegd en binnen welke termijn afwijkingen worden beoordeeld op tekortkomingen, hoe maatregelen worden ingepland en hoe de geconstateerde tekortkomingen worden verholpen;
- ○
dat wordt gecontroleerd of de geconstateerde tekortkomingen zijn verholpen en of ze het gewenste effect hebben gehad;
- •
dat maatregelen die zich op een zelfstandig moment binnen vijf jaar of minder terugverdienen, worden getroffen; en
- •
hoe het beleid wordt geëvalueerd en hoe het beleid is gericht op continue verbetering van de isolatie.
6.4. Analyse van aandrijfsystemen
Met een systematische analyse van de elektrische aandrijfsystemen binnen een milieubelastende activiteit worden de mogelijkheden voor het verlagen van het elektriciteits- en energiegebruik van de aandrijfsystemen zelf en van gerelateerde energiegebruikende systemen geïdentificeerd.
Elektrische aandrijfsystemen zijn systemen voor bijvoorbeeld materiaaltransport, pomp-, ventilator-, koel- en persluchtsystemen en andere industriële elektrisch aangedreven machines. Een elektrisch aandrijfsysteem bestaat uit een elektromotor en een aangedreven apparaat, zoals een pomp, ventilator, compressor of machine. Het systeem heeft verder een motorregeling, soms een overbrenging en bijvoorbeeld bij een pomp een leidingsysteem met kleppen.
Deze analyse betreft alle aandrijfsystemen met een elektromotor met een nominaal vermogen van 15 kW en hoger.
De analyse betreft:
- •
een inventarisatie van de aandrijfsystemen; en
- •
een specificatie van besparingsmaatregelen voor aandrijvingen en aandrijfsystemen.
Aan de scan van aandrijfsystemen kan ook invulling worden gegeven door het overleggen van een Beleidsverklaring.
a. Inventarisatie van aandrijfsystemen
Er wordt een detaillering opgesteld voor alle volgende aandrijvingen: elektromotor en applicatie (apparaat, machine) met een nominaal vermogen van 15 kW en hoger.
Detailleer voor elektromotor en applicatie26. naar:
- •
nominaal vermogen van de elektromotor (in kW);
- •
nominale spanning (Volt) (wissel- of gelijkstroom);
- •
leeftijd/bouwjaar;
- •
IE-klasse;
- •
aantal bedrijfsuren per jaar;
- •
aangedreven apparaat: pomp, ventilator, machine (menger, pers, maler, etc.), persluchtcompressor, procescompressor, koelcompressor;
- •
type regeling: aan/uit (direct online), softstarter, toerentalregeling, anders;
- •
aanwezigheid van klepregeling(en) (smoring) en type gebruik/regelstand: vaste instelling of variabel (%-smoring); en
- •
type belasting:
- ○
constante belasting (met 0 – 100%); of
- ○
variabel: belastingvariatie in de tijd, bijvoorbeeld <50%, 75% of 100% gedurende bedrijfstijd.
b. Specificatie van besparingsmaatregelen aandrijfsystemen
De installaties uit de inventarisatie die beantwoorden aan de kenmerken uit onderstaande tabel worden doorgelicht op mogelijke verbeteringsmaatregelen.
Een verbetering aan het systeem als geheel verdient daarbij de voorkeur boven een verbetering aan alleen de motor.
Per maatregel worden de gespecificeerde gegevens opgenomen.
Elektrisch aandrijfsysteem | Relevante kenmerken bij periodiek onderzoek | Mogelijke maatregelen, nader uit te werken bij onderdeel 7 |
---|---|---|
• Motor • Machine | I) Die ouder zijn dan 15 jaar of met een lage efficiëntie (<IE3) (efficiëntie volgens Verordening (EU) 2019/17811.). | Vervanging van motor en/of applicatie na einde economische levensduur voor hoog-efficiënte exemplaren met juiste dimensionering. |
Pomp (inclusief motor) | II) Die ouder zijn dan 15 jaar of met een lage efficiëntie (lager dan de minimum efficiëntie volgens Verordening (EU) 547/20122.). | |
Ventilator (inclusief motor) | III) Die ouder zijn dan 10 jaar of met een lage efficiëntie (lager dan de minimum efficiëntie volgens Verordening (EU) 327/20113.). | |
Compressor (inclusief motor) | IV) Waar de compressor(en) package ouder is/zijn dan 10 jaar. | |
• Motor • Pomp • Ventilator • Compressor • Machine | V) Die niet worden geschakeld (uit of laag) bij lagere (proces)belasting of nullast, die onafhankelijk van de procesvraag (blijven) draaien. | Een correcte regeling van de systemen zodat onnodig in gebruik zijnde motoren, pompen, ventilatoren, compressoren en machines worden uitgeschakeld en onnodige bypasses worden verwijderd. |
• Motor • Machine | VI) Die niet zijn aangepast op veranderde functionele eisen (ten opzichte van het ontwerp), waardoor deze onderbelast draaien (lage belasting, <60%). | Pas het werktuig aan of vervang het werktuig door een hoog-efficiënte exemplaar en stel vermogen, frequentie, debiet en regeling adequaat af op de vraag; controleer dit periodiek. |
• Pomp • Ventilator • Compressor | VII) Die niet zijn aangepast op veranderde functionele eisen (ten opzichte van het ontwerp), waardoor deze niet voldoende uren maken rond het optimale werkgebied/BEP (best efficiency point). | |
• Motor • Pomp • Ventilator • Compressor • Machine | VIII) Die inefficiënte componenten of instellingen hebben, zoals regelkleppen met smoring, vanes, inefficiënte transmissies, bypasses, of (delen van) leidingwerk met een hoge stromingsweerstand. | Vervangen of aanpassen van een of meer componenten van de aandrijfsystemen, bijvoorbeeld door het verwijderen van smoringen en het toepassen van een toerenregeling, een hoog-efficiënte transmissie, een direct drive met toerenregeling of het aanpassen van leidingwerk. |
c. Beleidsverklaring aandrijfsystemen
Aan de scan van aandrijfsystemen kan ook invulling worden gegeven door het overleggen van een Beleidsverklaring over huidig bedrijfsbeleid met betrekking tot aandrijfsystemen. Deze verklaring bevat een beschrijving van het beleid voor het ontwerp, gebruik en onderhoud en de vervanging van de elektrische aandrijfsystemen met het oog op efficiëntieverbetering en energiebesparing. Deze verklaring wordt vastgesteld door degene die de milieubelastende activiteit verricht. In veel gevallen zal een dergelijke beleidsverklaring door de directie van een bedrijf worden vastgesteld. De verklaring is niet alleen toekomstgericht, maar een weergave van bestaand beleid. De op basis van dit bedrijfsbeleid geïdentificeerde maatregelen maken deel uit van de in onderdeel 7 van deze bijlage bedoelde geïdentificeerde kosteneffectieve maatregelen.
In de verklaring moet in ieder geval worden opgenomen dat:
- •
periodiek de gegevens van de belangrijkste energiegebruikende elektrische aandrijfsystemen worden geactualiseerd (zie onderdeel 6.4, onder a, van deze bijlage);
- •
periodiek de mogelijkheden om de efficiëntie en het energiegebruik van de aandrijfsystemen te verbeteren worden onderzocht en gerapporteerd, waarbij in ieder geval worden beschouwd (zie onderdeel 6.4, onder b, van deze bijlage):
- ○
vervanging van motor en/of applicatie na het einde van de economische levensduur voor hoog-efficiënte exemplaren;
- ○
een correcte regeling van de systemen zodat onnodig in gebruik zijnde motoren, pompen, ventilatoren, compressoren en machines worden uitgeschakeld en onnodige bypasses worden verwijderd;
- ○
vermogen, frequentie, debiet en regeling adequaat worden afgesteld op de vraag; en
- ○
aanpassingen aan systemen met meervoudige pompen, ventilatoren en compressoren door een betere regeling en/of systeemaanpassingen voor een optimaal energiegebruik;
- •
er een onderhouds- en vervangingsstrategie is, waarin is opgenomen:
- ○
wat het vervangingsbeleid is op een natuurlijk moment (dat wil zeggen een gepland of ongepland investeringsmoment);
- ○
hoe het natuurlijk moment is gedefinieerd met betrekking tot het einde van de economische levensduur/afschrijving;
- ○
hoe het aspect systeemoptimalisatie wordt geborgd; en
- ○
dat maatregelen die zich op een zelfstandig moment binnen vijf jaar of minder terugverdienen, worden getroffen.
6.5. Basislijst
De basislijst is een lijst bestaande uit diverse breed toepasbare maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik. Deze basislijst wordt in het kader van het onderzoek naar maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik vergeleken met de specifieke situatie van de milieubelastende activiteit. Daarbij wordt voor de van toepassing zijnde maatregelen van de basislijst aangegeven of deze kosteneffectief zijn voor de specifieke situatie van de milieubelastende activiteit.
De basislijst voor de onderzoeksplicht bestaat uit:
- •
een beschrijving van het doelmatig beheer en een onderhoudsprogramma met betrekking tot:
- o.
condenspotten;
- o.
luchtkoelers;
- o.
persluchtsystemen; en
- o.
leidingsystemen en luchtkanalen (warmtewisselaars, regelkleppen, leidingen); en
- •
een lijst met specifieke maatregelen zoals hieronder opgenomen.
Lijst specifieke maatregelen
Categorie stoom
- •
Gebruik een economiser om warmte uit rookgassen van de stoomketel nuttig in te zetten.
- •
Zuig warme lucht aan uit het bovendeel van het ketelhuis voor de brander van de stoomketel.
- •
Gebruik een rookgascondensor om warmte uit rookgassen van de stoomketel nuttig in te zetten.
- •
Pas een reverse osmose (RO)-installatie toe om de ketelwaterkwaliteit te verbeteren.
- •
Pas mechanische dampcompressie toe om stoom te produceren uit lagedruk stoom.
Categorie procesbaden
- •
Pas een warmtepomp toe voor de verwarming van een procesbad.
- •
Dek warme procesbaden af om het warmteverlies te beperken.
Categorie procesapparatuur
- •
Pas modulerende branders toe bij doorloop gloeiovens.
- •
Pas vermogensregeling toe op de ventilatietoevoer van de moffeloven.
Categorie proceswarmte
- •
Gebruik een warmtepomp om restwarmte uit een koeltoren terug te winnen.
Categorie proceskoeling
- •
Pas een drycooler toe voor de koeling van procesapparatuur.
Categorie productkoeling
- •
Gebruik restwarmte van de condensors van de koelinstallatie.
- •
Pas een condensordrukregeling op buitenluchttemperatuur toe op de koelinstallatie.
Categorie drogen
- •
Gebruik een twincoil warmtewisselaar om warmte in drooglucht te benutten.
- •
Gebruik een kruisstroom warmtewisselaar om warmte in drooglucht te benutten.
In afwijking van de hierboven opgenomen basislijst moet wanneer er sprake is van een activiteit zoals aangewezen in artikel 3.205 van het Besluit activiteiten leefomgeving (glastuinbouwbedrijf), onderstaande lijst worden gebruikt.
Lijst specifieke maatregelen voor glastuinbouwbedrijven
Categorie glastuinbouwbedrijf
- •
Vervang bij de groeibelichting SON-T armaturen door LED-armaturen.
- •
Breng in de kas een transparant horizontaal scherm aan als tweede scherm.
- •
Pas actieve ontvochtiging toe, bijvoorbeeld door middel van een warmtepomp.
- •
Vervang circulatieventilatoren van klasse IE2 of lager door gelijkstroom circulatieventilatoren.
- •
Pas meerdere schakelgroepen toe bij de groeibelichting in de kas.
- •
Pas een set van meerdere en specifieke sensoren toe in een kasafdeling voor een betere beheersing van het binnenklimaat.
- •
Pas een frequentieregeling toe op elektrische aandrijfsystemen in de kas, zoals bij pompen, ventilatoren en transportbanden.
6.6. Conclusie analyse productieapparatuur en -installaties
Naar aanleiding van de uitwerking van de hiervoor in deze bijlage opgenomen onderdelen van het onderzoek wordt een analyse gemaakt ten aanzien van de verdere verduurzaming van productieapparatuur en -installaties binnen de milieubelastende activiteit. De analyse en conclusie dienen als onderbouwing voor de mogelijk nog te treffen (kosteneffectieve) maatregelen.
7. Inventarisatie kosteneffectieve maatregelen (artikel 5.15b, tweede lid, onder e, van het Besluit activiteiten leefomgeving)
Op basis van de uitwerking van de hiervoor in deze bijlage opgenomen onderdelen van het onderzoek worden de kosteneffectieve maatregelen geïnventariseerd. Deze inventarisatie is onderdeel van de gevraagde onderbouwing van het onderzoek, bedoeld in artikel 5.15b, tweede lid, onder e, van het Besluit activiteiten leefomgeving. Bij kosteneffectieve maatregelen gaat het om maatregelen die binnen de levensduur van de maatregel zijn terug te verdienen. Van deze geïdentificeerde maatregelen wordt vervolgens de terugverdientijd berekend, waarna een overzicht van maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik met een terugverdientijd van vijf jaar of minder overblijft.
Per kosteneffectieve maatregel worden de volgende gegevens in het overzicht van kosteneffectieve maatregelen opgenomen:
- •
het onderdeel waar de maatregel wordt of zou moeten worden getroffen;
- •
een onderbouwing van de geraamde kosten;
- •
de verwachte energiebesparing (in kWh elektriciteit, m3aardgas, GJ warmte of andere termen wanneer sprake is van andere energiedragers) en CO2-reductie (ton CO2) inclusief een onderbouwing;
- •
de (geraamde) terugverdientijd, waarbij wordt aangegeven met welke energieprijzen is gerekend; en
- •
eventuele belemmeringen voor het treffen van de kosteneffectieve maatregel (wanneer van toepassing).
8. Basischeck structurele energiezorg (artikel 5.15b, tweede lid, onder e, onder 3, van het Besluit activiteiten leefomgeving)
Er wordt een beschrijving van de structurele energiezorg gegeven aan de hand van de BasisCheck Energiezorg. Als alle vragen bevestigend zijn beantwoord, kan ervan worden uitgegaan dat er sprake is van een goed werkend energiezorgsysteem.
Met een energiebeheersysteem of milieubeheersysteem als bedoeld in artikel 4.14aa, tweede lid, van de Omgevingsregeling kan invulling worden gegeven aan dit onderdeel.
Basischeck energiezorg
B Beleid
- 1.
Is een medewerker aangesteld om energiezorg te implementeren, een energieteam samen te stellen, te rapporteren aan de eindverantwoordelijke voor het verrichten van de milieubelastende activiteit en het bewustzijn van het energiebeleid te bevorderen?
- 2.
Is de Beleidsverklaring, waarin wordt gestreefd naar continue verbetering, vastgesteld en geïmplementeerd door het hoogste leidinggevende (operationele) niveau?
- 3.
Is vastgelegd (schriftelijk of elektronisch) voor welke gebouwen en/of processen energiezorg van toepassing is?
P Plan
- 4.
Zijn de energiegebruiken bekend en beschikbaar?
- 5.
Heeft degene die de milieubelastende activiteit verricht op basis van de energiegebruiken de belangrijke energieaspecten bepaald en wordt dit actueel gehouden?
- 6.
Is er een uitvoeringsplan om de energieprestatie te verbeteren en is dit in overeenstemming met het beleid?
D Do
- 7.
Zijn taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden vastgesteld voor medewerkers betrokken bij energiezorg (bijvoorbeeld energieaspecten, energiegebruik, doelstellingen en corrigerende maatregelen)?
- 8.
Is de noodzakelijke kennis en informatie op het gebied van efficiënt energiegebruik bekend en zijn de medewerkers die het energiegebruik kunnen beïnvloeden geïnstrueerd en/of opgeleid voor de taken onder 7?
- 9.
Wordt intern regelmatig over de energieprestatie en energiezorg gesproken op uitvoerend en directieniveau en is afgesproken hoe en aan wie de energieprestaties worden bekendgemaakt?
- 10.
Worden afdoende financiële middelen ter beschikking gesteld voor het beheersen en verbeteren van de energieprestatie (gebruik en efficiëntie)?
- 11.
Is afgesproken dat het energiegebruik van de activiteiten wordt beheerst? Wordt dit gedaan door monitoringinformatie te gebruiken en bij de inkoop en het ontwerp van goederen en diensten te kijken naar de consequentie voor het energiegebruik, waarbij ontwerpresultaten worden geregistreerd?
C Check
- 12.
Wordt bij afwijking van het energiegebruik de oorzaak onderzocht en worden maatregelen getroffen om herhaling te voorkomen?
- 13.
Wordt ten minste eenmaal per jaar een interne beoordeling van het energiezorgsysteem uitgevoerd en wordt over de werking gerapporteerd aan eindverantwoordelijke voor het verrichten van de milieubelastende activiteit als input voor een managementreview?
A Act
- 14.
Wordt de werking van het energiezorgsysteem ten minste eenmaal per jaar door de eindverantwoordelijke voor het verrichten van de milieubelastende activiteit beoordeeld (Beleidsverklaring) en worden de resultaten hiervan gedocumenteerd?
9. Overzicht van de maatregelen die nog niet zijn getroffen en het moment waarop die maatregelen alsnog worden getroffen (artikel 5.15b, tweede lid, onder c, van het Besluit activiteiten leefomgeving)
Op basis van een analyse aan de hand van de terugverdientijd en de technische randvoorwaarden behorend bij de kosteneffectieve maatregelen wordt een lijst opgesteld met daarop opgenomen de maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik die moeten worden getroffen. Er wordt een uitvoeringsplan gemaakt met de van toepassing zijnde maatregelen die nog niet zijn getroffen, met daarin een onderbouwing waarom de maatregelen nog niet zijn getroffen en een onderbouwing van de keuze voor het moment waarop de maatregelen alsnog worden getroffen.
Per maatregel worden de volgende gegevens opgenomen:
- •
het jaar waarin de maatregelen zullen worden getroffen;
- •
een beschrijving van een mogelijke belemmering en de actie die wordt verricht om deze belemmering weg te nemen; en
- •
een beschrijving van het natuurlijk moment, als een maatregel zich pas dan binnen vijf jaar terugverdient (wanneer van toepassing).
Voetnoten
Richtlijn 2009/125/EG van het Europees parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten (PbEU 2009, L 285).
BAT reference documents.
Bij productie-eenheden/machines die meerdere aandrijvingen (elektromotoren met eventuele applicaties) bevatten en niet afzonderlijk schakelbaar zijn, kan een aantal gegevens uit de op te stellen detaillering per machine worden geïnventariseerd.
Verordening (EU) 2019/1781 van de Commissie van 1 oktober 2019 tot vaststelling van eisen inzake ecologisch ontwerp voor elektromotoren en snelheidsvariatoren overeenkomstig Richtlijn 2009/125/EG van het Europees parlement en de Raad, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 641/2009 betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor stand-alone natloper-circulatiepompen en in producten ingebouwde natloper-circulatiepompen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 640/2009 van de Commissie (PbEU 2019, L272) (Verordening (EU) 2019/1781). Verordening (EU) 2019/1781 stelt minimum efficiëntie-eisen voor elektromotoren en toerenregeling van 0,12 tot 1.000 kW.
Verordening (EU) nr. 547/2012 van de Commissie van 25 juni 2012 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor waterpompen (PbEU 2012, L 165) (Verordening (EU) 547/2012). Deze verordening stelt minimumeisen voor het ecologisch ontwerp van waterpompen.
Verordening (EU) nr. 327/2011 van de Commissie van 30 maart 2011 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees parlement en de Raad met betrekking tot de eisen inzake ecologisch ontwerp voor door motoren aangedreven ventilatoren met een elektrisch ingangsvermogen tussen 125 W en 500 kW (PbEU 2011, L 90) (Verordening (EU) 327/2011). Deze verordening stelt minimumeisen voor industriële ventilatoren (0,125 – 500 kW).