Einde inhoudsopgave
Omgevingsregeling
Artikel 12.19 (wijze van bemonsteren algemeen)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
21-11-2019, Stcrt. 2019, 56288 (uitgifte: 22-11-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-04-2023, Stcrt. 2023, 11246 (uitgifte: 19-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Algemeen
1.
Bij de monitoringspunten, bedoeld in de artikelen 12.16 en 12.17, wordt bemonsterd door de lucht in een inlaatbuis te laten stromen:
- a.
waarbij de lucht rond de inlaatbuis vrij kan stromen;
- b.
binnen een hoek van ten minste 270° of 180° voor metingen aan de rooilijn; en
- c.
zonder enige verstoring van de luchtstroom in de directe omgeving van het bemonsteringsapparaat.
2.
De inlaatbuis ligt tussen de 1,5 m en 4 m boven de grond, tenzij een grotere hoogte nodig is.
3.
De inlaatbuis ligt zo dat wordt voorkomen dat:
- a.
de uitstoot van bronnen rechtstreeks en zonder menging met de buitenlucht in de inlaatbuis terechtkomt; en
- b.
de lucht daaruit opnieuw in de inlaatbuis kan komen.
4.
Het derde lid, onder a, is niet van toepassing op het bemonsteren van ozon.