Einde inhoudsopgave
Omgevingsregeling
Artikel 14.49 (hoogte redelijke gebruiksvergoeding rechthebbenden)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
14-09-2023, Stcrt. 2023, 26205 (uitgifte: 19-09-2023, regelingnummer: 2023-0000568411)
29-06-2021, Stcrt. 2021, 34636 (uitgifte: 01-07-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-09-2023, Stcrt. 2023, 26454 (uitgifte: 02-10-2023, regelingnummer: 2023-0000589458)
19-04-2023, Stcrt. 2023, 11246 (uitgifte: 19-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Algemeen
1.
Een initiatiefnemer is de redelijke gebruiksvergoeding, bedoeld in artikel 13.3e, eerste lid, van de wet, jaarlijks aan de eigenaar van de onroerende zaak verschuldigd. De redelijke gebruiksvergoeding wordt bepaald volgens de formule:
gebruiksvergoeding = grondoppervlakte Ā· grondwaarde Ā· rendementsfactor
waarbij wordt verstaan onder:
grondoppervlakte: oppervlakte in vierkante meter van het deel van de onroerende zaak waarop de gedoogplicht rust;
grondwaarde: marktwaarde per vierkante meter van de grondoppervlakte, uitgaande van de prijs die tot stand zou zijn gekomen bij een veronderstelde vrije koop in het economische verkeer tussen een redelijk handelende verkoper en een redelijk handelende koper, uitgaande van het in een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit toegelaten gebruik van de onroerende zaak;
rendementsfactor: forfaitair rendement van 2%.
2.
Bij het bepalen van de grondwaarde wordt uitgegaan van de waarde op de dag voorafgaand aan die waarop de gedoogplicht wordt opgelegd.
3.
De grondwaarde wordt vanaf de dag waarop de verplichting tot gedogen ingaat elke vijf jaar geĆÆndexeerd overeenkomstig het percentage waarmee de consumentenprijsindex, zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek, over de derde maand voorafgaand aan die waarin indexatie plaatsvindt, afwijkt van:
- a.
de consumentenprijsindex geldend op de dag waarop de verplichting tot gedogen is ingegaan; of
- b.
als indexatie tien jaar of meer na het ingaan van de verplichting tot gedogen plaatsvindt: de consumentenprijsindex waarop de voorgaande indexatie is gebaseerd.
4.
Als voor de grondoppervlakte op grond van artikel 13.3e van de wet ook een redelijke gebruiksvergoeding aan een andere rechthebbende dan de eigenaar van de onroerende zaak is verschuldigd, komt die gebruiksvergoeding in mindering op de gebruiksvergoeding, bedoeld in het eerste lid.
5.
De redelijke gebruiksvergoeding voor de andere rechthebbende wordt bepaald naar rato van:
- a.
de aard van het recht dat die rechthebbende op de onroerende zaak heeft; en
- b.
het aantal vierkante meter van de onroerende zaak waarop die rechthebbende een recht heeft en waarop de gedoogplicht rust.