Einde inhoudsopgave
Omgevingsregeling
Bijlage XVc Methodiek en afwegingsgebied
Geldend
Geldend vanaf 15-06-2024
- Redactionele toelichting
Voorheen bijlage XXX.
- Bronpublicatie:
06-06-2024, Stcrt. 2024, 18837 (uitgifte: 13-06-2024, regelingnummer: WJZ/ 45659628)
- Inwerkingtreding
15-06-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-06-2024, Stcrt. 2024, 18837 (uitgifte: 13-06-2024, regelingnummer: WJZ/ 45659628)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Algemeen
bij de artikelen 4.14b en 9.7 van deze regeling (kosteneffectiviteit)
Om te bepalen of bij een maatregel om emissies naar de lucht te verlagen sprake is van buitensporig hogere kosten wordt een berekening uitgevoerd volgens de methodiek in deze bijlage. Bij een maatregel om emissies van stikstofoxiden (NOx), zwaveldioxide (SO 2), vluchtige organische stoffen (VOS) of totaal stof te verlagen is sprake van buitensporig hogere kosten als de totale jaarlijkse kosten hoger zijn dan de hoogste waarde van het afwegingsgebied weergegeven in tabel 1. Is de kosteneffectiviteit lager dan de hoogste waarde van het afwegingsgebied, dan is de maatregel in beginsel kosteneffectief. Voor stoffen waarvoor geen afwegingsgebied is vastgesteld dient de kosteneffectiviteitsmethodiek ook te worden toegepast. Het bevoegd gezag beoordeelt in die gevallen aan de hand van de uitkomsten van de kosteneffectiviteitsberekening uit deze bijlage of sprake is van buitensporig hoge kosten. Met uitzondering van het afwegingsgebied zoals opgenomen in tabel 1, wordt de methodiek in deze bijlage tevens gebruik bij het beoordelen van de kosten en het rendement van technieken bij het opstellen van vermijdings- en reductieprogramma's om te voldoen aan de minimalisatieverplichting voor zeer zorgwekkende stoffen. Het bevoegd gezag beoordeelt op basis van de kostenberekening of de maatregel ten behoeve van de minimalisatieverplichting kosteneffectief is voor zeer zorgwekkende stoffen.
A. Berekening kosteneffectiviteit
Kosteneffectiviteit = totale netto jaarlijkse kosten/ totale jaarlijkse emissiereductie
B. Berekening totale netto jaarlijkse kosten
De totale netto jaarlijkse kosten is een optelsom van de kapitaalskosten, de bouwkundige kapitaalskosten, de vaste operationele kosten en de variabele operationele kosten verminderd met de opbrengsten en besparingen.
De kapitaalskosten worden berekend door:
Kk = ( Aprijs + Ibijk + Ieenm + Kdes) x ANelek
Waarin:
Aprijs | Aanschaffingsprijs |
Ibijk | Bijkomende investeringen |
Ieenm | Eenmalige investeringen |
Kdes | Kapitaalvernietiging door desinvesteringen |
ANelek | Annuïteit elektromechanisch |
De bouwkundige kapitaalskosten worden berekend door:
Kb = Bi x ANbouw
Waarin:
Bi | Bouwkundige investeringen |
ANbouw | Annuïteit bouwkundig |
De vaste operationele kosten worden berekend door:
de kosten voor onderhoud, bediening en de overige operationele kosten bij elkaar op te tellen.
De variabele operationele kosten worden berekend door:
de voorzieningen voor gas, elektriciteit, water, stroom, etc., op te tellen bij de kosten voor reststoffenverwerking en lozingsheffingen en de overige variabele operationele kosten.
C. Berekening totale jaarlijkse emissiereductie
De totale jaarlijkse emissiereductie wordt berekend door de jaarlijkse ongereinigde vracht te verminderen met de jaarlijkse restemissie, jaarlijkse emissies tijdens storingen en de jaarlijkse emissies tijdens onderhoud.
Standaardwaarden
Som bijkomende en eenmalige investeringen*: 30–250% van aanschaffingsprijs
Eenmalige investeringen*: 25% van aanschaffingsprijs
Vaste operationele kosten*: 3–5% van de aanschaffingsprijs en bijkomende investeringen
Voorzieningen-prijzen: uit DACE-prijzenboekje (24)
Tijdsduur storingen en onderhoud: 2% van de bedrijfstijd
* De bijkomende en eenmalige investeringskosten en vaste operationele kosten moeten worden afgeleid uit het verkennend ontwerp. Als het verkennend ontwerp niet genoeg houvast biedt, kan met de standaardwaarden worden gewerkt.
Berekening annuïteit
De annuïteit is de factor die uitdrukt wat de jaarlijkse kosten zijn van een eenmalige investering.
De annuïteit wordt uit rente plus afschrijving berekend volgens:
Waarin:
i | Rentevoet (dimensieloos) |
n | Afschrijvingstermijn (in jaar) |
Voor een rentevoet van 5% (i = 0,05) is de annuïteit bij een afschrijvingstermijn van 10 jaar gelijk aan 0,130 en bij een afschrijvingstermijn van 25 jaar gelijk aan 0,071.
De afschrijvingstermijn vangt aan op het moment dat de installatie in bedrijf wordt genomen. Kapitaalskosten die worden gemaakt voor dit tijdstip vallen onder het begrip ‘bouwrente’ en maken onderdeel uit van de eenmalige investeringen.
Rentevoet (i)
De vaste rentevoet is gesteld op 5%. Bij een rentevoet van 5% (i=0,05) geldt de weergegeven annuïteit.
Afschrijvingstermijn (jaar) | Annuïteit | |
---|---|---|
Elektromechanisch | 10 | 0,130 |
Bouwkundig | 25 | 0,071 |
Afschrijvingstermijn (n)
In de methodiek worden de volgende afschrijvingstermijnen gehanteerd:
- •
10 jaar voor het elektromechanische deel van de milieu-investering;
- •
25 jaar voor het bouwkundig deel van de milieu-investering.
Onder het elektromechanische deel wordt alle apparatuur verstaan, compleet met instrumentatie en dergelijke. Onder het bouwkundige deel worden vaak de hallen, loodsen, funderingen, leidingbruggen en dergelijke verstaan. De reden dat deze bouwkundige investeringen over een langere termijn worden afgeschreven is dat de levensduur veelal langer is dan 10 jaar en dat deze voorzieningen ook bruikbaar blijven als de huidige apparatuur wordt vervangen. Echter, in praktijk zijn (delen van) de bouwkundige investeringen toch installatiespecifiek en moeten deze worden verwijderd als de apparatuur is afgeschreven, wordt ontmanteld en niet meer wordt vervangen. Als dit wordt voorzien, dan moeten deze installatiespecifieke bouwkundige voorzieningen worden gerekend tot het elektromechanische gedeelte en dus worden afgeschreven over 10 jaar.
Afwegingsgebied (€/kg) | |
---|---|
NOx | 5 – 20 |
SO2 | 5 – 10 |
VOS | 8 – 15 |
Stof | 8 – 15 |