Einde inhoudsopgave
Omgevingsregeling
Artikel 3.30 (faunabeheereenheid waarvoor Minister voor Natuur en Stikstof bevoegd gezag is)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
14-09-2023, Stcrt. 2023, 26205 (uitgifte: 19-09-2023, regelingnummer: 2023-0000568411)
09-06-2021, Stcrt. 2021, 31421 (uitgifte: 16-06-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-09-2023, Stcrt. 2023, 26454 (uitgifte: 02-10-2023, regelingnummer: 2023-0000589458)
19-04-2023, Stcrt. 2023, 11246 (uitgifte: 19-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Algemeen
1.
De faunabeheereenheid met het werkgebied bestaande uit de terreinen, bedoeld in artikel 6.4 van het Omgevingsbesluit, heeft de rechtsvorm van een stichting. De leden van het bestuur van de stichting worden benoemd en ontslagen door de gerechtigde, bedoeld in artikel 6.4 van dat besluit.
2.
Het faunabeheerplan dat door de faunabeheereenheid, bedoeld in het eerste lid, is vastgesteld bevat ten minste de volgende gegevens:
- a.
de omvang van het werkgebied van de faunabeheereenheid;
- b.
een kaart waarop de begrenzing van het werkgebied van de faunabeheereenheid is aangegeven;
- c.
kwantitatieve gegevens over de populatie van de diersoorten waarvoor een duurzaam beheer of bestrijding noodzakelijk wordt geacht, met inbegrip van gegevens over de aanwezigheid van de populaties in het betrokken gebied gedurende het jaar;
- d.
een onderbouwing van de noodzaak van een duurzaam beheer of bestrijding van de diersoorten, bedoeld onder c, waaronder een onderbouwde verwachting van de belangen die zouden worden geschaad, wanneer niet tot beheer of bestrijding zou worden overgegaan;
- e.
een beschrijving van de mate waarin de belangen, bedoeld onder d, zijn geschaad in de vijf jaar voorafgaand aan het tijdstip van de aanvraag om goedkeuring van het faunabeheerplan;
- f.
de gewenste stand van de diersoorten, bedoeld onder c;
- g.
per diersoort een beschrijving van de aard, omvang en noodzaak van de maatregelen die zullen worden getroffen om de gewenste stand, bedoeld onder f, te bereiken;
- h.
per diersoort en gewas een beschrijving van de maatregelen die in de periode, bedoeld onder e, zijn getroffen om het schaden van de belangen, bedoeld onder d, te voorkomen, en voor zover daarover redelijkerwijs kwantitatieve gegevens beschikbaar zijn: een beschrijving van de effectiviteit van die maatregelen;
- i.
voor zover het plan betrekking heeft op het beheer van edelherten, damherten, reeƫn of wilde zwijnen: een beschrijving van het voedselaanbod, de relatie tussen dit voedselaanbod en de grootte van de populatie van de betrokken dieren en de mogelijkheden van uitwisseling met aangrenzende terreinen;
- j.
een beschrijving van de plaatsen in het werkgebied van de faunabeheereenheid waar en de perioden in het jaar waarin de maatregelen, bedoeld onder g, zullen worden getroffen;
- k.
voor zover daarover kwantitatieve gegevens beschikbaar zijn: een onderbouwde inschatting van de verwachte effectiviteit van de onder g bedoelde maatregelen; en
- l.
een beschrijving van de wijze waarop de effectiviteit van de voorgenomen maatregelen zal worden bepaald.
3.
Het faunabeheerplan heeft een geldigheidsduur van ten hoogste vijf jaar.
4.
De jachthouder van de terreinen, bedoeld in artikel 6.4 van het Omgevingsbesluit, is uitgezonderd van de aansluitplicht, bedoeld in artikel 8.2, eerste lid, van de Omgevingswet.