Einde inhoudsopgave
Omgevingsregeling
Artikel 7.25 (module: lozen van afvalwater afkomstig van een ippc-installatie, andere milieubelastende installatie, Seveso-inrichting en verbranden van afvalstoffen)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
01-12-2020, Stcrt. 2020, 64380 (uitgifte: 03-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
21-11-2019, Stcrt. 2019, 56288 (uitgifte: 22-11-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-04-2023, Stcrt. 2023, 11246 (uitgifte: 19-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
19-04-2023, Stcrt. 2023, 11246 (uitgifte: 19-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Algemeen
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het lozen van afvalwater op een oppervlaktewaterlichaam of een zuiveringtechnisch werk afkomstig van het exploiteren van een ippc-installatie, een andere milieubelastende installatie, een Seveso-inrichting of het verbranden van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen, bedoeld in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
een beschrijving van:
- 1°
de milieubelastende activiteiten die worden verricht en de installaties;
- 2°
de grondstoffen, hulpmaterialen en andere stoffen die worden gebruikt of gegenereerd;
- 3°
de bronnen, aard en omvang van de emissies die zijn te voorzien in het oppervlaktewaterlichaam of zuiveringtechnisch werk, met een overzicht van de significante milieugevolgen van die emissies;
- 4°
de technieken die worden toegepast om emissies die zijn te voorzien in het oppervlaktewaterlichaam of zuiveringtechnisch werk te voorkomen of, als dat niet mogelijk is, te verminderen;
- 5°
een beschrijving van de maatregelen die worden getroffen om de emissies in het oppervlaktewaterlichaam of zuiveringtechnisch werk te controleren; en
- 6°
de belangrijkste door de aanvrager bestudeerde alternatieven voor de voorgestelde technologie, technieken en maatregelen;
- b.
een beschrijving van de ongewone voorvallen als bedoeld in artikel 7.22a, eerste lid, onder a; en
- c.
een niet-technische samenvatting van de gegevens en bescheiden, bedoeld onder a en b.