HR 13 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ4714, NJ 2007/180.
HR, 14-03-2023, nr. 21/04918
ECLI:NL:HR:2023:394
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14-03-2023
- Zaaknummer
21/04918
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:394, Uitspraak, Hoge Raad, 14‑03‑2023; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2021:4403
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:299
ECLI:NL:PHR:2023:299, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑01‑2023
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2023:394
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2023-0061
NTFR 2023/667 met annotatie van mr. R.B.H. Beune
NDFR Nieuws 2023/550
Uitspraak 14‑03‑2023
Inhoudsindicatie
Medeplegen straatroof van duur horloge (art. 312.1 Sr). Vrijspraak in e.a. 1. Motivering bewezenverklaring. 2. Bewijsklacht medeplegen. Ad 1. HR: Feitenrechter beslist wat hij van beschikbaar bewijsmateriaal betrouwbaar en bruikbaar vindt en aan welk bewijsmateriaal hij geen waarde toekent. Deze beslissingen over selectie en waardering van bewijsmateriaal hoeven niet te worden gemotiveerd, behalve in bijzondere gevallen. Bij beoordeling van beschikbaar bewijsmateriaal kan feitenrechter betekenis toekennen aan o.m. onderlinge samenhang van bewijsmateriaal en mate waarin bewijsmateriaal steun vindt in ander bewijsmateriaal. In cassatie kan HR onderzoeken of conclusies van feitelijke aard, die feitenrechter heeft getrokken uit f&o die in bewijsmiddelen zijn vastgesteld, begrijpelijk zijn. Om redenen vermeld in CAG faalt middel. CAG: Oordeel hof dat alternatieve scenario niet aannemelijk is geworden, getuigt niet van onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd. Hof heeft uit OVC-gesprekken kunnen afleiden dat gesproken wordt over verdachte als één van roofoverval-daders. Dit geldt temeer nu hof daarbij heeft betrokken dat uit dossier en onderzoek ttz. geen andere mogelijke interpretatie van gesprekken is gebleken, uitgewisselde informatie daderkennis betreft en informatie uit OVC-gesprekken steun vindt in andere opsporingsresultaten. Ad 2. HR herhaalt relevante overwegingen uit HR:2016:1316 m.b.t. medeplegen en i.h.b. de afbakening tussen medeplegen en medeplichtigheid. V.zv. middel klaagt over bewijsvoering medeplegen, kan het niet tot cassatie leiden. Hof heeft vastgesteld dat verdachte auto voor beroving ter beschikking heeft gesteld en auto heeft bestuurd, mededaders heeft afgezet bij hotel en daarna auto midden op weg tot stilstand heeft gebracht, precies op moment dat mededaders na beroving van het slachtoffer weg opreden, zodat zij direct konden instappen en buit kon worden veiliggesteld. Hieruit heeft hof afgeleid dat is gehandeld overeenkomstig tevoren gesmeed plan. Verder heeft hof o.g.v. OVC-gesprekken vastgesteld dat verwachte opbrengst gelijkelijk over verdachte en mededaders zou worden verdeeld. Hof heeft op basis hiervan geoordeeld dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met mededaders. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Volgt verwerping. Samenhang met 21/04784.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/04918
Datum 14 maart 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 15 november 2021, nummer 23-000017-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
De raadsvrouw van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Procesverloop, bewezenverklaring en bewijsvoering
2.1.1 Aan de verdachte is tenlastegelegd – kort gezegd – het medeplegen van diefstal met geweld, subsidiair medeplichtigheid aan diefstal met geweld.
2.1.2 De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde. De motivering van de vrijspraak houdt het volgende in:
“Op 7 februari 2019 doet [slachtoffer] aangifte van diefstal met geweld. Hij verklaart dat hij die dag ervoor omstreeks 17.30 uur het parkeerterrein van het Apollohotel opreed en zijn auto parkeerde. Op het moment dat hij de autodeur dichtdeed kwamen er twee jongens op hem afgerend. [slachtoffer] werd op de grond gegooid en bedreigd. Ook vertelt hij dat hij meerdere keren werd geslagen. De belagers leken alleen geïnteresseerd in zijn horloge, een Patek Philippe met een waarde van 110.000 euro. Op enig moment kregen zij het horloge los en renden ze naar de uitgang van het hotel. Op camerabeeld van het Apollohotel is de diefstal deels te zien. Ook is daarop te zien dat de straatrovers in een zwarte stationwagen wegvluchten, die wordt bestuurd door een derde persoon. Aangezien er in een korte periode verschillende exclusieve horloges zijn gestolen in Amsterdam Zuid is een onderzoek onder de naam 13Pellaea opgestart. Via afgeluisterde gesprekken uit dat onderzoek komt de politie bij verdachte terecht en wordt hij aangehouden.
De vraag die vervolgens voorligt is of verdachte betrokken is geweest bij de straatroof door de vluchtauto te besturen en zo ja of dat kan worden gekwalificeerd als medeplegen van dan wel medeplichtigheid aan de straatroof?
(...)
De rechtbank overweegt als volgt. Er bestaat geen twijfel over de vraag of de straatroof is begaan. Ook is voldoende gebleken dat deze door drie personen is gepleegd, namelijk twee straatrovers en een bestuurder van de vluchtauto. Het dossier bevat, in onderlinge samenhang bezien, aanwijzingen dat verdachte betrokken is geweest bij de straatroof als bestuurder van de vluchtauto. Bij de straatroof is immers eenzelfde type auto gebruikt als de vader van verdachte had. Ook is gebleken dat het telefoonnummer van verdachte rondom de straatroof in de omgeving van Amsterdam Zuid uitstraalt. Verder volgt uit het dossier dat in de OVC-gesprekken wordt gesproken over de straatroof en dat een [verdachte] de vluchtauto heeft bestuurd. Deze omstandigheden zijn weliswaar verdacht, maar onvoldoende om vast te kunnen stellen dat verdachte daadwerkelijk betrokken is geweest bij de straatroof.
Uit het dossier is immers niet gebleken dat het kenteken of andere unieke onderscheidende kenmerken van de vluchtauto zijn waargenomen. Achteraf is gereconstrueerd dat het kenteken van de vluchtauto de letters HFS zou moeten hebben, dat is echter niet op de camerabeelden te zien. Op grond daarvan kan niet worden vastgesteld dat de auto van de vader van verdachte daadwerkelijk bij de straatroof is gebruikt, laat staan dat verdachte die auto op dat moment heeft bestuurd. Daarnaast kan op basis van de historische telefoongegevens niet worden vastgesteld dat verdachte zich bij het Apollohotel bevond op het moment van de straatroof. Dat zijn telefoonnummer zich de volgende dag in de richting van België beweegt is ook niet redengevend. Daar kan immers niet uit worden afgeleid dat het gestolen horloge daadwerkelijk door verdachte en de medeverdachte in België is verkocht. Wat betreft de OVC-gesprekken is de rechtbank van oordeel dat voldoende is gebleken dat er gesproken wordt over deze straatroof, nu er specifieke kenmerken van het slachtoffer en de buit worden benoemd. Relevant is echter dat de deelnemers van het gesprek niet verdachte of de medeverdachte betreffen. Dat betekent dat die verklaringen van horen zeggen zijn. Onduidelijk is waar die informatie vandaan komt en of die kennis juist is. Bovendien begeven verdachte en de medeverdachte zich in kringen waarin meerdere personen worden verdacht van het plegen van vergelijkbare straatroven van exclusieve horloges. De straatroof zou daarom ook door een ander uit hun omgeving kunnen zijn gepleegd. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het dossier onvoldoende overtuigend bewijs bevat, verdachte wordt daarom vrijgesproken van het tenlastegelegde.”
2.1.3 Tegen het vonnis van de rechtbank is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
2.2.1 Het hof heeft de verdachte veroordeeld voor het primair tenlastegelegde medeplegen van diefstal met geweld. Ten laste van de verdachte is door het hof bewezenverklaard dat:
“hij op 6 februari 2019 te Amsterdam (op de openbare weg, te weten de Apollolaan), tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge van het merk Patek Philippe, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededaders:
- op [slachtoffer] zijn afgerend en
- [slachtoffer] op de grond hebben geduwd en
- op [slachtoffer] zijn gaan zitten en
- [slachtoffer] op het gezicht hebben geslagen en dreigend de woorden hebben toegevoegd: ‘Ik vermoord je. Ik vermoord je’ en
- het horloge van zijn, [slachtoffer], arm hebben afgerukt.”
2.2.2 Deze bewezenverklaring steunt op de bewijsmiddelen zoals weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 2.2.
2.2.3 Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring verder het volgende overwogen:
“Bewijsoverwegingen
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank de verdachte ten onrechte heeft vrijgesproken van de tenlastegelegde beroving en dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte] - de verdachte - en [betrokkene 1] daarbij als medeplegers betrokken zijn geweest.
De raadsman heeft in hoger beroep betoogd dat niet met een voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte betrokken is geweest bij het tenlastegelegde en geconcludeerd dat de verdachte daarvan dus moet worden vrijgesproken. Daarbij heeft hij bij een reeks van omstandigheden, die door het openbaar ministerie in voor de verdachte belastende zin zijn uitgelegd, kanttekeningen geplaatst.
Het hof overweegt als volgt.
De Nederlandse zakenman [slachtoffer] is op 6 februari 2019 voor de ingang van het Apollo Hotel aan de Apollolaan 2 te Amsterdam slachtoffer geworden van een beroving. Hij had die dag eerst een bezoek gebracht aan zijn bedrijf aan de Honthorststraat 9 te Amsterdam en was daar om 17.15 uur vertrokken. Omstreeks 17.30 uur heeft hij zijn Rolls-Royce geparkeerd op zijn parkeerplaats voor de entree van het hotel. Toen hij was uitgestapt, kwamen twee jongens op hem af lopen. [slachtoffer] werd door één van de jongens op de grond gegooid. Deze jongen ging bovenop hem zitten, riep meermalen “Ik vermoord je” en sloeg hem in het gezicht. De andere jongen pakte de linkerarm van [slachtoffer] vast en haalde het horloge van diens pols af. Bij de beroving heeft [slachtoffer] een flinke bloeduitstorting op zijn linkerhand en verwondingen aan het gezicht opgelopen.
Uit camerabeelden leidt het hof af dat bij de beroving in totaal drie (mannelijke) personen betrokken zijn geweest. Deze personen zijn omstreeks 17.29 uur in een zwarte stationwagen komen aanrijden, die vlak voor het parkeerterrein van het hotel is gestopt. Vervolgens zijn twee van hen uit de auto gestapt, en – slechts tien seconden nadat het slachtoffer het parkeerterrein opreed – langs een slagboom het parkeerterrein van het hotel op gelopen en vervolgens in versnelde pas doorgelopen in de richting van de plek waar [slachtoffer] zojuist zijn auto had geparkeerd. De derde persoon heeft – als bestuurder – de zwarte stationwagen ter plekke gekeerd, heeft deze aan de overkant van de weg kortstondig in een parkeerhaven geparkeerd en is daarmee vervolgens rustig weggereden. Toen de twee andere personen langs de slagboom van de parkeerplaats van het hotel terug de weg op renden, werd de zwarte stationwagen daar midden op de weg tot stilstand gebracht, kennelijk om de twee op te pikken. De twee zijn vervolgens in de zwarte stationwagen gestapt, waarna de auto onmiddellijk is weggereden.
Naar aanleiding van een reeks van straatroven in Amsterdam, waarbij exclusieve horloges zijn buitgemaakt, zijn vanaf 6 februari 2019 gesprekken afgeluisterd en opgenomen die op verschillende momenten zijn gevoerd door inzittenden van een VW Polo, die op naam stond van de moeder van [betrokkene 2]. Op 6 februari 2019 te 23.55 uur is een gesprek aangevangen en opgenomen, dat werd gevoerd door [betrokkene 2], [betrokkene 3] en een onbekend gebleven persoon (NN), waarin het volgende is besproken:
[betrokkene 2]: Hey, ze gaan er 75 voor krijgen
[betrokkene 3]: Ja man, ik heb [het] gehoord
[betrokkene 2]: 75
[betrokkene 3]: Chowa [het hof: straattaal voor 25] de man, kankerlekker
[betrokkene 2]: [verdachte] (fon)
[betrokkene 3]: Ja
[betrokkene 2]: Denk je die [verdachte] gaat chowa krijgen?
[betrokkene 3]: Hij was de chauffeur toch?
[betrokkene 2]: Ja man, dat zijn leipe bedragen
(...)
[betrokkene 3]: Ik heb gehoord wa[s] wel een radicale actie of zo
[betrokkene 2]: Ja?
[betrokkene 3]: Ja broer, [dat komt ervan] als je heethoofd hebt. Als je hoofd op doekoe
NN: Waar zijn ze hem tegengekomen? In Zuid?
[betrokkene 3]: Ik weet het niet man
[betrokkene 3]: [betrokkene 4] heeft kankerlang geen doekoe mee[r] gehad
[betrokkene 2]: Ik heb hem gezegd, hij was kankerblij
[betrokkene 3]: [betrokkene 1] had ook wel zin om iets te slaan. Ja, het is [hen] gegund. Nu zitten ze weer goed voor heel ff. Voor een lange tijd.
[betrokkene 2]: Mijn broda, broer, laatste halfjaar, liep hè, broer?
[betrokkene 3]: Ja man, chaos
[betrokkene 2]: Mijn broda of niet?
[betrokkene 3]: Ja man
(...)
NN: 75 cash
[betrokkene 2]: Dat ding was 112 doezoe
[betrokkene 3]: Ja man, gouden toch?
[betrokkene 2]: Ja man, gouden, Patek Philippe (...) 112 doezoe kost ’ie
[betrokkene 3]: Hoe kom je zoiets tegen? Ze wisten waarschijnlijk niet dat het een Patek was, ze zijn gewoon verrast
[betrokkene 2]: Nee, niet verrast. Deze loerde ze al lang, al lang broer.
Op 8 februari 2019 is in de VW Polo het volgende gesprek tussen [betrokkene 2] en [betrokkene 5] opgenomen:
[betrokkene 2]: Skotoe naar mijn osso gekomen vandaag
[betrokkene 5]: Voor wat?
[betrokkene 2]: Voor mijn brother, broer. Mijn brother gaat zich melden.
[betrokkene 5]: Voor die Patek?
[betrokkene 2]: Ik weet niet wat die Patek. Voor die singa. Hij moet 44 dagen zitten, toch?
[betrokkene 5]: Maar ze mochten niet binnen komen.
[betrokkene 2]: Nee, ze vroegen mogen we naar binnen. We willen graag met [betrokkene 1] praten.
- [betrokkene 2] zegt dat ‘zijn brother’ belt –
[betrokkene 5]: Waar is je brother?
[betrokkene 2]: Hij is in Noord man. Hij gaat zich niet melden.
[betrokkene 5]: Hij moet zich gewoon maandag gaan melden niffo (...). Hij heeft toch sjans gepakt?
[betrokkene 2]: Ja man. Leip hé?
[betrokkene 5]: Die ken ik al lang a broer (...). Die heb ik al in 2017 gekregen. Ik kon die kamer binnen van die man.
[betrokkene 2]: Hoe hebben ze gegeven dan?
[betrokkene 5]: Die man die daar werkt. Ik weet het niet.
[betrokkene 2]: Ik heb [het] niet eens mijn brother gevraagd, wist je dat.
[betrokkene 5]: Hij gaat sowieso gecheesed worden door die
[betrokkene 2]: Denk je?
[betrokkene 5]: Sowieso [verdachte]
[betrokkene 2]: Waarom dan?
[betrokkene 5]: Waggie met kenteken en alles
[betrokkene 2]: Serieus? Denk je dat skotoe voor dat naar me osso komt?
[betrokkene 5]: Nee, niet zo snel voor dat.
[betrokkene 2]: Kan niet toch?
[betrokkene 5]: Hij staat gewoon gesignaleerd 44 dagen.
[betrokkene 2]: Toch?
[betrokkene 5]: Anders hadden ze de deur gebost, vriend.
[betrokkene 2]: Ja.
[betrokkene 5]: Ze gaan niet praten. Bost gelijk de deur. Roofoverval is leip onderzoek bezig.
(...)
[betrokkene 2]: Hoe hebben ze hem gegeven eigenlijk. Of weet je [het] niet?
[betrokkene 5]: Weet niet man. Die man, ik kon hem allang geven man, maar ik wou niet.
(...)
[betrokkene 5]: Die man rijdt Rolls-Royce, heel PC is van die man. Je moet tegen je brother zeggen dat die man niet moet praten. Die man heeft Satudarah achter zich, vriend.
[betrokkene 2]: Ja?
[betrokkene 5]: Is geen kleine mannetje. Is oude mannetje. Apollo Hotel is van hem. PC Hooftstraat is van hem. Die gebouw van die casino is van hem, Max Euweplein. Is niks wat ze van hem gepakt van die man. Je kon gewoon een keer met die pas in de kamer gaan. Die kickboxer, mattie van mij, werkt in die Apollo Hotel. ‘Nak hem nu als je wil’.
[betrokkene 2]: Serieus?
[betrokkene 5]: Ik zei ‘no man, met je gezicht, ben je gek’?
[betrokkene 2]: Had [hij] die Patek om?
[betrokkene 5]: Ja
(...)
[betrokkene 5]: Zeg [betrokkene 1] dat hij [zich] moet melden man. Beter voor de zomer. Dan weet hij ook wat er aan de hand is. Beter toch? Maar [verdachte], die andere, zeg tegen hem dat hij niet moet praten, die [verdachte].
[betrokkene 2]: Wie, [verdachte]?
[betrokkene 5]: Ja, hij gaat praten. Zijn wagen, zijn kenteken enzo broer.
Op 18 februari 2019 is in de VW Polo het volgende gesprek tussen [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 5] opgenomen:
[betrokkene 2]: Der [het hof leest: die] man is leip, hij heeft precies die Patek, die mij[n] brother heeft gegeven Oulah (fon), gouwe
(...)
[betrokkene 5]: Ik heb iemand die in hotel werkt, Apollo Hotel.
[betrokkene 2]: Je ziet hem, hè?
[betrokkene 5]: Patek.
[betrokkene 2]: Patek, gouwe.
[betrokkene 5]: Met andere binnenkant is die, is niet met normale binnenkant.
[betrokkene 2]: Is die leipe, deze.
[betrokkene 5]: Jaja, is leip, is roodachtig, bordeaux binnenkant. Die van je brother was gewoon zwarte binnenkant.
[betrokkene 2]: Ja.
Op 19 februari 2019 is in de VW Polo het volgende gesprek tussen onder andere [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 5] opgenomen:
[betrokkene 5]: Deze moesten we echt eerder geven. [betrokkene 6] werkt hier, ah sabi. Hier werkt hij, die Patek. Hij heeft zijn eigen parkeerplaats daar, ah sahbi. Belgische kenteken toch, die Rolls-Royce.
(...)
[betrokkene 5]: Weetje, die man konden we gewoon binnen geven. Ik en jij he. [betrokkene 6] werkt in die hotel, hij zegt me ‘kom naar binnen, we zien niks, breek je boven en je moet hem alleen open maken’. Ik zeg ‘nee man ik ga niet breken in je hotel’. Die man heb gewoon kamers daar, 3 kamers, die hotel is van hem. Hele P.C. Hooftstraat is van hem. Heel dinges is van hem, Max Euweplein, waar Holland Casino is, is ook, die gebouw is ook van hem. Holland Casino huurt die gebouw van hem.
[betrokkene 3]: Hij heb veel geld man (...). Ik heb gehoord hij heeft ook PC daaro.
[betrokkene 5]: Ja, alles. Heel PC bijna is van hem (...). Die man rijdt Rolls-Royce.
Koelie toch?
[betrokkene 5]: Nee broer. Gewoon een Hollander. Ouwe Hollander (...).
Het hof concludeert dat in deze gesprekken wordt gesproken over de op 6 februari 2019 gepleegde beroving van [slachtoffer]. Daarbij is in aanmerking genomen dat in die gesprekken bijzonderheden zijn genoemd die overeenkomen met de omstandigheden rondom die beroving. Daarbij heeft het hof het oog op het volgende:
[slachtoffer], die ten tijde van de beroving 72 jaar oud was, is een Nederlandse zakenman. Hij rijdt in een Rolls-Royce met een Belgisch kenteken en verblijft in het Apollo Hotel. Volgens mediaberichten bezit hij panden op de P.C. Hooftstraat in Amsterdam, alsmede het gebouw van Holland Casino te Amsterdam, van welk casino, zo is van algemene bekendheid, één van de Amsterdamse vestigingen is gelegen aan het Max Euweplein.
Het bij hem weggenomen horloge betrof een uurwerk van het merk Patek Philippe, gemaakt van rosé goud, met een zwarte wijzerplaat. De waarde daarvan was € 110.000, vrijwel overeenstemmend met de in het gesprek van 6 februari 2019 genoemde waarde van € 112.000, “112 doezoe”.
De verwachte opbrengst van de buit was, volgens de deelnemers aan het gesprek van 6 februari 2019, 75 duizend euro, welke opbrengst door drie personen gedeeld zou worden, terwijl – zoals al bleek – bij de beroving van [slachtoffer] drie daders betrokken zijn geweest: twee overvallers en één chauffeur.
Daarnaast staat voor het hof buiten redelijke twijfel vast dat bij de beroving volgens gespreksdeelnemers de verdachten [verdachte] (als bestuurder van de auto) en [betrokkene 1] (als een van de twee andere daders) zijn betrokken. Dit kan in het bijzonder worden afgeleid uit het volgende:
In het gesprek van 6 februari 2019 noemt [betrokkene 3] de naam [betrokkene 1] als iemand die zin had om ‘iets te slaan’ en die nu voor lange tijd wel weer goed zit. [betrokkene 2] spreekt in dat gesprek en dat van 8 februari 2019 over zijn ‘broda/brother’. [betrokkene 2] heeft slechts één broer, te weten de verdachte [betrokkene 1].
In het gesprek van 8 februari 2019 maakt [betrokkene 2] er gewag van dat de politie die dag naar zijn huis is gekomen voor zijn ‘brother’, waarna door [betrokkene 5] wordt gevraagd of dat voor ‘die Patek’ was, waarop [betrokkene 2] antwoordt dat het voor ‘die singa’ was en meldt dat hij 44 dagen moet zitten. Nadat hij vervolgens telefooncontact heeft gehad met zijn ‘brother’ zegt [betrokkene 2] dat deze niet van plan is zich [het hof: bij de politie] te melden en bevestigt hij desgevraagd dat ‘brother’ ‘sjans heeft gepakt’ [het hof begrijpt: geld heeft verdiend], [betrokkene 5] zegt daarop dat [betrokkene 2]’s ‘brother’ zich maandag wel moet melden en even later drukt hij [betrokkene 2] op het hart tegen [betrokkene 1] te zeggen dat deze zich moet melden, omdat hij dan weet wat er aan de hand is. In datzelfde gesprek deelt [betrokkene 2] mede dat hij – kennelijk tot zijn eigen verwondering – niet aan zijn ‘brother’ heeft gevraagd hoe ze hem ‘gegeven’ [het hof begrijpt: bestolen] hebben.Uit het dossier blijkt dat politieambtenaren op 8 februari 2019 naar de woning van [betrokkene 2] zijn gegaan, in verband met een openstaande signalering van [betrokkene 1].
Blijkens het door [betrokkene 2] en [betrokkene 3] op 6 februari 2019 gevoerde gesprek is ‘[verdachte]’ – als getypte weergave van het tapgesprek, fonetisch (vrijwel) identiek aan de wijze waarop de naam [verdachte] wordt uitgesproken – bij de beroving opgetreden als chauffeur. Uit een gesprek van 11 februari 2019 komt naar voren dat [betrokkene 2] en [betrokkene 3] een ‘[verdachte]’ uit [wijk] kennen die een broertje heeft die (ook) [betrokkene 2] heet; de verdachte [verdachte] is woonachtig in de Amsterdamse wijk [wijk] en heeft een broer die (ook) [betrokkene 2] heet.
[betrokkene 5] maakt in het gesprek van 8 februari 2019 duidelijk dat hij verwacht dat [verdachte] gaat worden ‘gecheesed’ [het hof begrijpt: gepakt door de politie], vanwege zijn ‘waggie’ [het hof begrijpt: auto] met kenteken. [betrokkene 5] instrueert [betrokkene 2] tegen [verdachte] te zeggen dat hij ‘niet moet praten’.
Het hof realiseert zich dat gesprekken als deze soms voor meer dan één uitleg vatbaar zijn. In dit geval zijn de hiervoor weergegeven passages redelijkerwijs slechts op voormelde wijze te duiden, zeker als deze in onderling verband worden bezien. Daarbij is betrokken dat concrete aanknopingspunten voor een andere interpretatie daarvan uit het dossier, noch uit de verhoren van [betrokkene 2] en [betrokkene 5] op de terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gekomen. Verder concludeert het hof dat het niet anders kan dan dat de in de gesprekken uitgewisselde informatie afkomstig is uit de kring van de daders – en dus daderwetenschap betreft – gelet op de specifieke details die de gespreksdeelnemers over de beroving van [slachtoffer] bekend zijn en – vooral – het feit dat diverse van die details al luttele uren na de beroving konden worden besproken door [betrokkene 2] en [betrokkene 3]. Het hof acht de informatie die in de gesprekken is uitgewisseld voorts betrouwbaar, omdat deze, zoals zal blijken, verankering vindt in andere onderzoeksresultaten.
Uit het voorgaande spreekt dat het hof de stelling van de raadsman, dat niet bekend is hoe de deelnemers aan de gesprekken aan hun informatie zijn gekomen en onbekend hoe betrouwbaar en correct deze informatie is, niet volgt. De raadsman heeft er daarnaast op gewezen dat de gespreksdeelnemers in hun eigen strafzaken hebben verklaard dat er — naar het hof begrijpt: in de in die zaken relevante gesprekken – veel sprake was van grootspraak en dat de waarheid wat werd verdraaid om een statusverhogend effect te bewerkstelligen. Het hof ziet voor de gedachte dat een en ander bij de voorliggende gesprekken aan de orde is geweest echter geen solide aanknopingspunt. Dat laatste geldt ook voor de door de verdediging opgeworpen mogelijkheid dat de gespreksdeelnemers de beroving zelf hebben gepleegd of dat die gesprekken zien op een ‘heel ander geval’ [het hof begrijpt: een andere roof]. Die opgeworpen mogelijkheid wordt bovendien gelogenstraft door de concrete inhoud van die gesprekken. Dat in de gesprekken wordt gesproken over een gouden Patek, terwijl het horloge van [slachtoffer] – meer specifiek – van rosé goud was vervaardigd, maakt het voorgaande niet anders: rosé goud is ook goud. Anders dan de raadsman beschouwt het hof de passage, waarin [betrokkene 5] op de vraag van [betrokkene 2] “Had hij die Patek om” heeft geantwoord: “Ja. Hij heeft ruina [het hof: straattaal voor ‘chaos’], Patek met diamantjes, ruina. Weetje wat de vermogen van die man is?” niet als ontlastend. Aannemelijk is dat [betrokkene 5] – die kennelijk in contact stond met iemand die werkzaam is in het Apollo Hotel en hem het een en ander over [slachtoffer] heeft verteld – hier duidelijk maakt dat [slachtoffer] een vermogend man is die naast de ontvreemde Patek nog een of meer andere uurwerken (van dat merk) in bezit heeft. Immers, [betrokkene 5] zegt ook: “Is niks wat ze van hem [hebben] gepakt”. Het door de raadsman voor het voetlicht gebrachte verschil tussen de voornaam van de verdachte – [verdachte] – en de ‘[verdachte]’ waarover (fonetisch) in het gesprek van 6 februari 2019 wordt gesproken, komt het hof – gelet op de bijna identieke uitspraak van beide namen – als gezocht voor, terwijl in het gesprek van 8 februari 2019 – anders dan de raadsman veronderstelt – letterlijk over een ‘[verdachte]’ wordt gesproken. Dat, zoals is aangevoerd, de gespreksdeelnemers meer dan één persoon met de voornaam [verdachte] kennen, is niet onaannemelijk, maar dat laat onverlet dat uit genoemd gesprek van 11 februari 2019 volgt dat [betrokkene 2] en [betrokkene 3] in ieder geval de verdachte [verdachte] kennen. Uit de omstandigheid dat [betrokkene 5] op de terechtzitting in hoger beroep in aanwezigheid van de verdachte heeft medegedeeld dat hij ‘behalve de advocaat-generaal niemand kent’ kan, anders dan de raadsman meent, niet op overtuigende wijze worden afgeleid dat [betrokkene 5] de verdachte niet kent.
Hetgeen in de voornoemde passages uit in de VW Polo afgeluisterde en opgenomen gesprekken is besproken en de daaruit door het hof getrokken conclusies vinden steun in en passen bij andere onderzoeksresultaten:
De verdachte en [betrokkene 1] kennen elkaar (in ieder geval) sinds 2014.
Met behulp van de telefoonnummers die aan hen kunnen worden toegeschreven, is op 6 februari 2019 bij uitgaand dataverkeer herhaaldelijk (nagenoeg) gelijktijdig gebruik gemaakt van dezelfde zendmasten, waaronder om 16.03 uur een zendmast aan de Kerkstraat in Amsterdam (op 606 meter van het kantoor van [slachtoffer]) en even voor 18.00 uur een zendmast aan de Linneusstraat. Beide telefoonnummers zijn niet gebruikt, althans genereerden geen peilgegevens in de tijdspanne rondom de beroving.
De verdachte kon ten tijde van de beroving beschikken over een voertuig dat sterk lijkt op de bij de beroving gebruikte stationwagen. Immers, in die tijd stond een zwarte Renault Clio met kenteken [kenteken] op naam van zijn vader. Bovendien is de verdachte op 1 oktober 2018 en 29 december 2018 in dat voertuig als bestuurder bekeurd. De zwarte Renault met kenteken [kenteken] heeft vijfpuntige wieldoppen, metaalkleurige handvatten en metaalkleurige dakrails, alsmede een lichtkleurige plek op de stootrand van het voorportier. De zwarte stationwagen die op de camerabeelden is te zien, heeft daarmee overeenkomende kenmerken.
Op 20 juni 2019 heeft de lokale televisiezender AT5 in een item van het programma Bureau 020 aandacht besteed aan de beroving van [slachtoffer]. Daarbij zijn de van de beroving beschikbare camerabeelden uitgezonden. Het item is ook op de nieuwssite van de zender geplaatst. Op 21 juni 2019 is [betrokkene 1] gebeld door zijn broer [betrokkene 2]. Eerstgenoemde vraagt zijn broer in dat telefoongesprek of hij ‘die bewegingen’, ‘die hete dingen’ heeft gezien.
Op 22 juni 2019 – dus twee dagen na de uitzending van AT5 – is de Renault met kenteken [kenteken], die op naam stond van de vader van de verdachte, op naam gezet van een derde.
Op 25 juni 2019 heeft het (landelijke) televisieprogramma Opsporing Verzocht tussen 20.35 en 20.45 uur bewegende beelden van de beroving van [slachtoffer] uitgezonden. Daarbij is een donkerkleurig voertuig getoond dat daarbij betrokken was en werd een lettercombinatie genoemd. [betrokkene 1] heeft op 25 juni 2019 om 23.15 uur op internet gezocht naar ‘Opsporing Verzocht gemist’ en de website van NPO Start bezocht waarop uitzendingen van dat programma zijn terug te kijken. Op 27 juni 2019 heeft hij op internet intensief gezocht naar ‘[slachtoffer]’ en ‘[slachtoffer] overvallen’ en de website van Quote met een aan de overval gewijd bericht bezocht.
Op 2 juli 2019 hebben leden van het onderzoeksteam van de politie de vader van de verdachte in diens garage geconfronteerd met het item in Opsporing Verzocht en de overeenkomst die bestaat tussen de in die uitzending genoemde lettercombinatie en het kenteken van de Renault Clio. Daarbij zijn de leden van het onderzoeksteam gefilmd door bewakingscamera’s. Op een onder de verdachte in beslag genomen telefoon bleken zich op 26 juni 2019 van de bewakingsbeelden gemaakte foto’s te bevinden, waarop leden van het onderzoeksteam te zien waren. Hierop heeft de verdachte op de terechtzitting in hoger beroep geen toelichting willen geven.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat als vaststaand kan worden aangenomen dat de Renault, die op naam van de vader van de verdachte stond, bij de beroving is gebruikt. Daarbij is in het bijzonder betrokken dat:
- de kenmerken van die Renault en die van de stationwagen die op de beelden te zien is op in het oog springende punten overeenkomen;
- de Renault zeer kort na de uitzending van AT5 op naam van een derde is gezet;
- de verdachte indringende belangstelling heeft getoond voor de leden van het opsporingsteam die onderzoek naar de Renault deden.
Of de Renault van de vader van de verdachte al dan niet een fabrieksuitvoering betrof, acht het hof daarbij niet relevant. Het gaat immers om de al dan niet overeenstemmende details. Dat op de beelden het kenteken en het merkteken van de stationwagen niet te zien zijn, is voor de opsporing spijtig, maar is niet ontlastend. De verklaring van de vader van de verdachte, dat zijn gezinsleden van de Peugeot (de Hoge Raad begrijpt: de Renault) geen gebruik maken, is niet waarheidsgetrouw, reeds omdat de verdachte daarin tot twee keer toe is bekeurd. Anders dan de raadsman heeft geopperd, is er in het licht van hetgeen is vastgesteld geen enkele reden om te denken dat een ander dan de verdachte – zoals zijn broertje – op 6 februari 2019 de Renault heeft bestuurd. In elk geval zijn daarvoor geen concrete aanknopingspunten.
Het is een algemene ervaringsregel dat de bezitter van een mobiele telefoon deze buitenhuis bij zich pleegt te dragen. Er is geen reden om aan te nemen dat die ervaringsregel op 6 februari 2019 niet opging voor de verdachte, te minder omdat hij bij de politie over zijn telefoon geen enkele vraag heeft beantwoord. Dat met behulp van de telefoon van de verdachte geen zendmast is aangestraald in de directe omgeving van de plaats delict, maakt niet dat aan de peilgegevens geen zeggingskracht toekomt. Daaruit kan immers in ieder geval worden afgeleid dat de verdachte en [betrokkene 1] die dag om 16.03 uur en even voor 18.00 uur in elkaars (directe) nabijheid hebben verkeerd. Dat, zoals terecht is aangevoerd, geen contact [het hof begrijpt: telefooncontact] tussen de verdachte en diens medeverdachte is vastgesteld, past daar goed bij: als je in elkaars directe nabijheid verkeert is er veelal geen noodzaak via de telefoon met elkaar te communiceren. Uit het voorgaande volgt voorts dat de stelling van de raadsman, dat er onvoldoende steunbewijs voorhanden is om de interpretatie aan de opgenomen gesprekken aan te toetsen, mank gaat.
Tot slot is het hof met de advocaat-generaal en anders dan de raadsman van oordeel dat de verdachte bij de beroving nauw en bewust heeft samengewerkt met zijn mededaders en dat zijn bijdrage daaraan een wezenlijke is geweest, zodat hij als medepleger moet worden aangemerkt. Uit de omstandigheid dat het moment, waarop de verdachte de stationwagen voor het hotel midden op de weg tot stilstand bracht, precies samenviel met het moment dat zijn twee kompanen de weg oprenden en mitsdien onmiddellijk konden instappen, leidt het hof af dat is gehandeld overeenkomstig een tevoren gesmeed plan. Doordat de verdachte op het juiste moment met de vluchtauto klaarstond, konden de twee mannen die [slachtoffer] feitelijk hebben beroofd, ontkomen en kon de buit worden veiliggesteld. Verder neemt het hof in aanmerking dat de verdachte kennelijk degene is geweest is die de stationwagen voor de beroving ter beschikking heeft gesteld (en heeft bestuurd) en dat de verwachte opbrengst gelijkelijk tussen hem en zijn mededaders zou worden verdeeld.
Concluderend is het hof, anders dan de rechtbank, van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich op 6 februari 2019 samen met twee anderen schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde beroving van [slachtoffer], en wel op na te melden wijze. Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt in al zijn onderdelen verworpen.”
3. Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.1
Het cassatiemiddel richt zich tegen de bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
3.2
Bij de beoordeling van het cassatiemiddel moet het volgende worden vooropgesteld. De rechter die over de feiten oordeelt, beslist wat hij van het beschikbare bewijsmateriaal betrouwbaar en bruikbaar vindt en aan welk bewijsmateriaal hij geen waarde toekent. De feitenrechter hoeft deze beslissingen over de selectie en waardering van het bewijsmateriaal niet te motiveren, behalve in bijzondere gevallen. Bij de beoordeling van het beschikbare bewijsmateriaal kan de feitenrechter betekenis toekennen aan onder meer de onderlinge samenhang van dit bewijsmateriaal en de mate waarin bewijsmateriaal steun vindt in ander bewijsmateriaal. In cassatie kan de Hoge Raad onderzoeken of de conclusies van feitelijke aard, die de feitenrechter heeft getrokken uit de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vastgesteld, begrijpelijk zijn.
3.3
Het cassatiemiddel klaagt in de eerste deelklacht dat de bewijsvoering niet toereikend is voor de bewezenverklaring. Verder wordt in de tweede deelklacht geklaagd dat het hof niet is ingegaan op het met de bewezenverklaring, maar niet met de bewijsvoering onverenigbare verweer ten aanzien van de identiteit van een in de OVC-gesprekken (de heimelijk opgenomen gesprekken) genoemde persoon. Ten slotte klaagt de derde deelklacht dat de bewezenverklaring, mede in het licht van een door de verdediging gevoerd verweer over de betekenis van de OVC-gesprekken, de vluchtauto en de peilgegevens van de telefoons van de verdachte en de medeverdachte, niet toereikend is gemotiveerd.
3.4
Het cassatiemiddel faalt in al zijn onderdelen. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 3.2 tot en met 3.13.
4. Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.1
Het cassatiemiddel klaagt in de kern dat de bewezenverklaring ten aanzien van het medeplegen niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid.
4.2
In onder meer zijn arrest van 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316, heeft de Hoge Raad enige algemene beschouwingen over het medeplegen gegeven. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is alleen gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Een en ander brengt mee dat wanneer het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering – dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging – dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
4.3.1
Voor zover het cassatiemiddel klaagt dat het hof aan de inhoud van een OVC-gesprek dat voor het bewijs is gebruikt (bewijsmiddel 7), een wezenlijk andere betekenis heeft gegeven dan daaraan is bedoeld te geven, faalt het. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 4.3 tot en met 4.5.
4.3.2
Ook voor zover het cassatiemiddel klaagt over de bewijsvoering van het medeplegen, kan het niet tot cassatie leiden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte degene is geweest die de auto voor de beroving ter beschikking heeft gesteld en heeft bestuurd, zijn mededaders heeft afgezet bij het hotel en daarna de auto midden op de weg tot stilstand heeft gebracht, precies op het moment dat zijn mededaders na de beroving van het slachtoffer de weg oprenden, zodat zij direct konden instappen en de buit kon worden veiliggesteld. Hieruit heeft het hof afgeleid dat is gehandeld overeenkomstig een tevoren gesmeed plan. Verder heeft het hof op grond van de OVC-gesprekken vastgesteld dat de verwachte opbrengst van de beroving gelijkelijk over de verdachte en mededaders zou worden verdeeld. Het hof heeft op basis van deze vaststellingen geoordeeld dat de verdachte bij de beroving bewust en nauw heeft samengewerkt met zijn mededaders. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 maart 2023.
Conclusie 24‑01‑2023
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Medeplegen straatroof (art. 312 Sr). Twee middelen. Bewijsklachten betrokkenheid en medeplegen. Denaturering? De conclusie strekt tot verwerping. Samenhang met 21/04784.
Partij(en)
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 21/04918
Zitting 24 januari 2023
CONCLUSIE
P.M. Frielink
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
hierna: de verdachte
1. Het cassatieberoep
1.1
De verdachte is bij arrest van 15 november 2021 door het gerechtshof Amsterdam – na een vrijspraak in eerste aanleg – voor het medeplegen van een diefstal met geweld (straatroof) veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. Verder heeft het hof een beslissing genomen over inbeslaggenomen voorwerpen.
1.2
Er bestaat samenhang met de zaak 21/04784. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
1.3
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld. Aangezien beide middelen bewijsklachten betreffen, geef ik eerst de bewezenverklaring en bewijsvoering weer.
2. Bewezenverklaring en bewijsvoering
2.1
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat:
“hij op 6 februari 2019 te Amsterdam (op de openbare weg, te weten de Apollolaan), tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge van het merk Patek Philippe, toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededaders:
op [slachtoffer] zijn afgerend en
[slachtoffer] op de grond hebben geduwd en
op [slachtoffer] zijn gaan zitten en
[slachtoffer] op het gezicht hebben geslagen en dreigend de woorden hebben toegevoegd: ‘Ik vermoord je. Ik vermoord je’ en
het horloge van zijn, [slachtoffer] , arm hebben afgerukt.”
2.2
De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen, die in de bijlage bij het arrest van 15 november 2021 zijn opgenomen (cursivering, onderstreping en vetgedrukte tekst zijn uit de oorspronkelijke tekst overgenomen):
1. Een proces-verbaal van aangifte van 7 februari 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (ZD dossierpagina’s 1 tot en met 3).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 7 februari 2019 tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van [slachtoffer] (…):
Op 6 februari 2019 ben ik naar mijn bedrijf gelopen in de [a-straat 1] te Amsterdam. Vervolgens heb ik de [a-straat] omstreeks 17:15 uur verlaten met mijn auto, een Rolls-Royce met het kenteken [kenteken 1] . Dit betreft een Belgisch kenteken. Ik heb een bepaalde route afgelegd naar het Apollo Hotel aan de Apollolaan 2 te Amsterdam. Omstreeks 17:30 uur reed ik via de Apollolaan rechtsaf de Stadionweg op om vervolgens weer rechtsaf te slaan naar het Apollo Hotel. Ik ben de oprit opgereden en ben om het plantsoentje gereden om voor de deur van het Apollo Hotel te kunnen parkeren. Ik parkeer mijn auto daar altijd. Ik ben uitgestapt en heb de deur van mijn auto achter mij dicht gedaan, kort hierna zag ik twee jongens op mij afkomen. Ik zag dat één van de jongens op mij af kwam rennen; ik noem hem vanaf nu NN1. De andere jongen kon ik niet goed zien, omdat hij plotseling vlak voor mij stond; ik noem hem vanaf nu NN2. Ik voelde dat [ik] op de grond werd gegooid door NN2. Ik kwam met mijn rug op de grond te liggen. Daarna voelde ik dat NN2 boven op mij ging zitten – ik dacht met één knie – en ik hoorde hem zeggen: ‘Ik vermoord je, ik vermoord je’. Ik voelde dat NN2 mij in mijn gezicht sloeg. Ik bracht mijn rechterarm naar mijn hoofd om mijn hoofd te kunnen beschermen. Ik zag dat NN1 mijn linkerarm pakte en mijn horloge probeerde los te maken van mijn pols. Dit ging niet erg gemakkelijk, maar hij kreeg hem uiteindelijk wel los. Ik heb NN1 en NN2 niets aan mij horen vragen. Ze hebben niet in mijn zakken gezocht, ik denk dat ze puur mijn horloge wilde hebben. Toen ze het horloge los hadden gekregen zijn ze weggerend naar de uitgang van het hotel, richting slagboom. Het gestolen horloge betreft een Patek Philippe, model 5980/1R, kleur rosé goud, met een schakelband en een zwarte wijzerplaat met datumaanduiding. Het horloge heeft een waarde van 110.000 euro.
2. Een proces-verbaal van bevindingen van 7 februari 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1] (ZD dossierpagina 8).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededelingen van de verbalisanten (of één van hen):
Abusievelijk is in de aangifte het letsel van [slachtoffer] niet vermeld. Na sluiten van het proces-verbaal van aangifte is het letsel ter sprake gekomen: [slachtoffer] verklaarde een flinke bloeduitstorting op de handrug van de linkerhand te hebben opgelopen. [slachtoffer] verklaarde tevens geslagen te zijn tegen zijn linker wenkbrauw, zijn linker wang en zijn lip. Wij, verbalisanten, hebben het letsel/bloeduitstortingen gezien op genoemde lichaamsdelen.
3. Een proces-verbaal van bevindingen van 6 februari 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (ZD dossierpagina’s 17 en 18).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededelingen van de verbalisanten (of één van hen):
Op 6 februari 2019 omstreeks 19:50 uur bevonden wij ons in het Apollo Hotel, aan de Apollolaan 2 te Amsterdam. Aldaar hebben wij gesproken met [slachtoffer] . [slachtoffer] verklaarde ons dat hij met zijn gezin in het Apollo Hotel verblijft.
4. Een proces-verbaal van bevindingen ‘Beelden Apollohotel 6 februari 2019’ van 26 maart 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (ZD dossierpagina’s 26 tot en met 36).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededelingen van de verbalisant:
Naar aanleiding van de aangifte van slachtoffer [slachtoffer] ter zake straatroof, gepleegd op 6 februari 2019 op de parkeerplaats van het Apollo Hotel, zijn van het hotel de betreffende camerabeelden gevorderd. Ik heb deze camerabeelden bekeken en beschrijf hieronder wat ik op de beelden heb waargenomen. Alle camerabeelden zijn opgenomen op 6 februari 2019. Na controle bleek dat de tijdscode op de beelden van de buitencamera’s vijf minuten voorloopt op de werkelijke tijd. Ik heb [het hof: hieronder] de juiste tijdsaanduidingen geplaatst.
Tijdscode 17.29 uur
Op de beelden is te zien dat de Rolls-Royce van het slachtoffer komt aangereden bij de slagboom naar de parkeerplaats van het Apollohotel aan de Apollolaan te Amsterdam. De slagboom gaat omhoog en de auto van het slachtoffer rijdt verder de parkeerplaats op. Tien seconden nadat de Rolls-Royce van het slachtoffer de parkeerplaats opgereden is, komen NN1 en NN2 aangelopen bij de slagboom van de parkeerplaats. NN1 en NN2 lopen langs de slagboom het parkeerterrein op. NN1 en NN2 lopen verder het parkeerterrein op, in de richting van de auto van het slachtoffer.
Tijdscode 17.30 uur
Het slachtoffer parkeert zijn auto direct voor de ingang van het hotel, stapt uit, en loopt langs zijn auto richting de achterzijde van de auto. Links in beeld komen 2 personen aangerend die op het slachtoffer afrennen. Qua locatie en tijdsaanduiding en het feit dat er geen andere personen in de directe omgeving van het slachtoffer zijn is het zeer aannemelijk dat NN1 en NN2 op het slachtoffer af komen gerend [welke gevolgtrekking het hof deelt]. Vervolgens is te zien dat het slachtoffer naar achteren valt op het moment en dat NN1 en NN2 tegen hem aan lijken te rennen. Hierna zie ik dat NN1 en NN2 achter de auto staan. Slechts 10 seconden later rennen NN1 en NN2 weg van achter de auto van het slachtoffer, in de richting van de uitgang van het parkeerterrein van het Apollo Hotel.
Tijdscode 17.30 - 17.31 uur
Ik zie dat NN1 en NN2 de Stadionweg oprennen en ik zie dat een zwarte personenauto midden op de weg stopt. Ik zie dat het linker-achterportier van de zwarte personenauto wordt geopend. Ik zie dat het linker-achterportier van de zwarte auto wordt gesloten. Ik zie dat de auto wegrijdt over de Stadionweg richting de Apollolaan.
5. Een proces-verbaal van relaas ‘OVC-gesprekken in VW-Polo [kenteken 2] ’ met documentcode 11546395 van 22 juli 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 6] en [verbalisant 7] (OVC-dossier, niet doorgenummerd).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededelingen van de verbalisanten (of één van hen):
Naar aanleiding van een onderzoek naar de verdachten van diefstallen met geweld (straatroof), waarbij personen met geweld werden beroofd van onder meer dure merkhorloges, werd een projectmatig onderzoek opgestart met de projectnaam 13Pellaea. In dit onderzoek is er gebruik gemaakt van de bevoegdheid tot het Opnemen van Vertrouwelijke Communicatie in een personenauto, merk VW-Polo, voorzien van het kenteken [kenteken 2] . Dit heeft plaatsgevonden in de periode van 6 februari 2019 tot en met 20 februari 2019.
In de gevoerde gesprekken in de auto spreken de verdachten een soort straattaal. De meest gebruikte woorden in deze gesprekken zijn hieronder weergegeven met daarbij de vermoedelijke betekenis.
Beschreven straattaal Vermoedelijke betekenis
Watche(s) Horloge
Rolie Horlogemerk Rolex
Waggie Auto
We gaan hem geven Intentie om een strafbaar feit te plegen zoals bijvoorbeeld straatroof
Osso Huis
Gecheesed Gepakt door de politie
Doezoe Duizend
Chawa/Chowwa Vijfentwintig
Sjans Geld
Doekoes Geld
Brother Broer
Leipe Goede of gek
6. Een proces-verbaal ‘aanvraag bevel opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel’ met documentcode 10787743 van 5 februari 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 8] (op niet doorgenummerde pagina’s opgenomen in BOB-dossier).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededelingen van de verbalisant:
De Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 2] staat op naam van [betrokkene 1] , de moeder van onder andere [betrokkene 2] ( [geboortedatum] -1999).
7. Een proces-verbaal van bevindingen ‘OVC gesprekken Apollohotel’ van 31 mei 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 12] (ZD dossierpagina’s 44 tot en met 48).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededelingen van de verbalisant:
Op 6 februari 2019 vanaf 23:55 uur wordt er in de Volkswagen Polo [kenteken 2] een gesprek opgenomen tussen [betrokkene 2] , [betrokkene 3] [het hof begrijpt hier en verder: [betrokkene 3] ] en een onbekende man (NN).
Aan de hand van stemherkenning kan worden gesteld dat er meerdere personen in de auto aanwezig zijn, waaronder:
Naam : [betrokkene 2]
Voornamen : [betrokkene 2]
Geboortedatum : [geboortedatum] -1999
(door anderen ook “ [betrokkene 2] ” genoemd)
en
Naam : [betrokkene 3]
Voornamen : [betrokkene 3]
Geboortedatum : [geboortedatum] -2002
(door anderen ook “ [betrokkene 3] ” genoemd).
Hieronder volgt een opsomming van de relevante gespreksdelen.
Sessienummer: 2
[betrokkene 2] : Hey, ze gaan er 75 voor krijgen
[betrokkene 3] : Ja man, ik heb [het] gehoord
[betrokkene 2] : 75
[betrokkene 3] : Chowa [het hof: straattaal voor 25] de man, kankerlekker
[betrokkene 2] : [verdachte] (fon)
[betrokkene 3] : Ja
[betrokkene 2] : Denk je die [verdachte] gaat chowa krijgen?
[betrokkene 3] : Hij was de chauffeur toch?
[betrokkene 2] : Ja man, dat zijn leipe bedragen
(...)
[betrokkene 3] : Ik heb gehoord wa[s] wel een radicale actie of zo
[betrokkene 2] : Ja?
[betrokkene 3] : Ja broer, [dat komt ervan] als je heethoofd hebt. Als je hoofd op doekoe
NN: Waar zijn ze hem tegengekomen? In Zuid?
[betrokkene 3] : Ik weet het niet man
[betrokkene 3] : [betrokkene 5] heeft kankerlang geen doekoe mee[r] gehad
[betrokkene 2] : Ik heb hem gezegd, hij was kankerblij
[betrokkene 3] : [betrokkene 6] had ook wel zin om iets te slaan. Ja, het is [hen] gegund. Nu zitten ze weer goed voor heel ff. Voor een lange tijd.
[betrokkene 2] : Mijn broda, broer, laatste halfjaar, liep hè, broer?
[betrokkene 3] : Ja man, chaos
[betrokkene 2] : Mijn broda of niet?
[betrokkene 3] : Ja man
(...)
NN: 75 cash
[betrokkene 2] : Dat ding was 112 doezoe
[betrokkene 3] : Ja man, gouden toch?
[betrokkene 2] : Ja man, gouden, Patek Philippe (...) 112 doezoe kost ’ie
[betrokkene 3] : Hoe kom je zoiets tegen? Ze wisten waarschijnlijk niet dat het een Patek was, ze zijn gewoon verrast
[betrokkene 2] : Nee, niet verrast. Deze loerde ze al lang, al lang broer.
8. Een proces-verbaal van bevindingen ‘OVC gesprekken 8 februari 2019’ van 3 mei 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 9] (OVC-dossier pagina’s 17 tot en met 34).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededelingen van de verbalisant:
Door mij, verbalisant, zijn de opgenomen en afgeluisterde gesprekken van 8 februari 2019, [gevoerd] in de personenauto, Volkswagen Polo voorzien van het kenteken [kenteken 2] , volledig beluisterd en waar relevant, nagenoeg volledig woordelijk weergegeven.
Aan de hand van stemherkenning kan worden gesteld dat in de VW-PoIo aanwezig zijn:
Naam : [betrokkene 2]
Voornamen : [betrokkene 2]
Geboortedatum : [geboortedatum] -1999
en
Naam : [betrokkene 7]
Voornamen : [betrokkene 7]
Geboortedatum : [geboortedatum] -1990
(door de anderen als “ [betrokkene 7] ” aangesproken)
Gespreksessie: 58
De opname van deze sessie start om 22.54 uur.
[betrokkene 2] : Skotoe naar mijn osso gekomen vandaag
[betrokkene 7] : Voor wat?
[betrokkene 2] : Voor mijn brother, broer. Mijn brother gaat zich melden.
[betrokkene 7] : Voor die Patek?
[betrokkene 2] : Ik weet niet wat die Patek. Voor die singa. Hij moet 44 dagen zitten, toch?
[betrokkene 7] : Maar ze mochten niet binnen komen.
[betrokkene 2] : Nee, ze vroegen mogen we naar binnen. We willen graag met [betrokkene 6] praten.
- [betrokkene 2] zegt dat ‘zijn brother’ belt –
[betrokkene 7] : Waar is je brother?
[betrokkene 2] : Hij is in Noord man. Hij gaat zich niet melden.
[betrokkene 7] : Hij moet zich gewoon maandag gaan melden niffo (...). Hij heeft toch sjans gepakt?
[betrokkene 2] : Ja man. Leip hé?
[betrokkene 7] : Die ken ik al lang a broer (...). Die heb ik al in 2017 gekregen. Ik kon die kamer binnen van die man.
[betrokkene 2] : Hoe hebben ze gegeven dan?
[betrokkene 7] : Die man die daar werkt. Ik weet het niet.
[betrokkene 2] : Ik heb [het] niet eens mijn brother gevraagd, wist je dat.
[betrokkene 7] : Hij gaat sowieso gecheesed worden door die
[betrokkene 2] : Denk je?
[betrokkene 7] : Sowieso [verdachte]
[betrokkene 2] : Waarom dan?
[betrokkene 7] : Waggie met kenteken en alles
[betrokkene 2] : Serieus? Denk je dat skotoe voor dat naar me osso komt?
[betrokkene 7] : Nee, niet zo snel voor dat.
[betrokkene 2] : Kan niet toch?
[betrokkene 7] : Hij staat gewoon gesignaleerd 44 dagen.
[betrokkene 2] : Toch?
[betrokkene 7] : Anders hadden ze de deur gebost, vriend.
[betrokkene 2] : Ja.
[betrokkene 7] : Ze gaan niet praten. Bost gelijk de deur. Roofoverval is leip onderzoek bezig.
(...)
[betrokkene 2] : Hoe hebben ze hem gegeven eigenlijk. Of weet je [het] niet?
[betrokkene 7] : Weet niet man. Die man, ik kon hem allang geven man, maar ik wou niet.
(...)
[betrokkene 7] : Die man rijdt Rolls-Royce, heel PC is van die man. Je moet tegen je brother zeggen dat die man niet moet praten. Die man heeft Satudarah achter zich, vriend.
[betrokkene 2] : Ja?
[betrokkene 7] : Is geen kleine mannetje. Is oude mannetje. Apollo Hotel is van hem. PC Hooftstraat is van hem. Die gebouw van die casino is van hem, Max Euweplein. Is niks wat ze van hem gepakt van die man. Je kon gewoon een keer met die pas in de kamer gaan. Die kickboxer, mattie van mij, werkt in die Apollo Hotel. ‘Nak hem nu als je wil’.
[betrokkene 2] : Serieus?
[betrokkene 7] : Ik zei ‘no man, met je gezicht, ben je gek’?
[betrokkene 2] : Had [hij] die Patek om?
[betrokkene 7] : Ja
(...)
[betrokkene 7] : Zeg [betrokkene 6] dat hij [zich] moet melden man. Beter voor de zomer. Dan weet hij ook wat er aan de hand is. Beter toch? Maar [verdachte] , die andere, zeg tegen hem dat hij niet moet praten, die [verdachte] .
[betrokkene 2] : Wie, [verdachte] ?
[betrokkene 7] : Ja, hij gaat praten. Zijn wagen, zijn kenteken enzo broer.
9. Een proces-verbaal van bevindingen van 5 juli 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 8] (ZD pagina’s 50 tot en met 54).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededelingen van de verbalisant:
Op 6 februari 2019 heeft er een diefstal met geweld plaatsgevonden voor de entree van het Apollo Hotel te Amsterdam. Op camerabeelden is te zien dat een zwarte stationwagen met grijskleurige dakrails enkele meters voorbij de slagboom van het parkeerterrein van het hotel stopt en dat er twee personen uitstappen die de aangever [slachtoffer] [het hof begrijpt hier en verder: [slachtoffer] ] benaderen. Na enkele seconden rennen de twee personen terug naar de openbare weg, waar zij weer instappen in de – inmiddels gekeerde – zwarte stationwagen.
[slachtoffer] zou, volgens mediaberichten, onder andere panden op de PC Hooftstraat te Amsterdam bezitten.
[betrokkene 6] [geboortedatum] -1996
Er is onderzoek verricht in de politiesystemen, waaruit blijkt dat de verdachte [betrokkene 2] slechts één broer heeft. Dit betreft [betrokkene 6] geboren op [geboortedatum] -1996 te Amsterdam. Tevens is gebleken dat op 8 februari 2019 twee politieambtenaren naar de woning van [betrokkene 2] , aan de [b-straat 1] te [plaats] , zijn gegaan omdat [betrokkene 6] gesignaleerd staat.
[verdachte] [geboortedatum] -1997
De gebruikte auto bij de beroving van [slachtoffer] betreft een zwarte stationwagen met grijskleurige dakrails. Na onderzoek in de politiesystemen is gebleken dat de verdachte [betrokkene 6] [het hof begrijpt: [betrokkene 6] ] meerdere keren in politieregistraties in verband is gebracht met [verdachte] , geboren op [geboortedatum] -1997 te [geboorteplaats] . Voorts blijkt dat de vader van [verdachte] het kenteken [kenteken 3] , behorende bij een zwarte Renault Clio stationwagen met grijskleurige dakrails, op zijn naam heeft staan. Tevens blijkt dat [verdachte] op 01-10-2018 en 29-12-2018 een bekeuring heeft gekregen terwijl hij optrad als bestuurder van voornoemde Renault Clio.
10. Een proces-verbaal van bevindingen ‘Gesprekken in VW Polo d.d. 11-02-2019 (sessie 106 t/m 125)’ van 25 april 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 7] (OVC-dossierpagina’s 81 tot en met 103).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededelingen van de verbalisant:
Door mij, verbalisant, zijn de opgenomen en afgeluisterde gesprekken van 11 februari 2019, [gevoerd] in de personenauto, Volkswagen Polo voorzien van het kenteken [kenteken 2] , volledig beluisterd en waar relevant, nagenoeg volledig woordelijk weergegeven.
Er wordt [door een persoon] gebeld vanuit de VW en [daarbij] noemt [betrokkene 2] zijn naam. Tevens kan aan de hand van stemherkenning kan worden gesteld dat deze persoon is:
Naam : [betrokkene 2]
Voornamen : [betrokkene 2]
Geboortedatum : [geboortedatum] -1999.
Als de VW Polo stopt op de IJdoornlaan te Amsterdam is hoorbaar dat het portier wordt geopend en er een persoon instapt:
Naam : [betrokkene 3]
Voornamen : [betrokkene 3]
Geboortedatum : [geboortedatum] -2002.
Gespreksessie: 113
Datum: 11-02-2019
In deze sessie zitten [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en een NN-man (die door de anderen [betrokkene 6] of [betrokkene 6] wordt genoemd) in de Volkswagen Polo.
[betrokkene 3] vraagt: Broer, gaan we die [betrokkene 2] (fon.) ook meenemen?
[betrokkene 2] zegt: Gaan we met zijn vieren
NN- [betrokkene 6] vraagt: Wie is [betrokkene 2] (fon.)?
[betrokkene 2] zegt: Die Turtel, broertje van [verdachte] (fon.)
[betrokkene 3] zegt: Is handig
NN- [betrokkene 6] vraagt: Welke [verdachte] (fonetisch)?
[betrokkene 3] zegt: [verdachte] (fon) van [wijk] , die [betrokkene 7] (fon.)
NN- [betrokkene 6] zegt: Hoe heet die broertje?
[betrokkene 2] zegt: [betrokkene 2] (fon.) ook
11. Een proces-verbaal van bevindingen van 6 juli 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 8] (ZD pagina 49).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededelingen van de verbalisant:
Op 11 februari 2019 zitten [betrokkene 3] , [betrokkene 2] en een onbekend persoon die [betrokkene 6] (fonetisch) genoemd wordt in de Volkswagen Polo voorzien van kenteken [kenteken 2] . In de auto wordt door de inzittenden gesproken over het ‘rijden naar Zuid’ en daar een Porsche of iemand met een horloge achtervolgen om dat horloge te stelen. [betrokkene 3] praat onder andere over ‘hem in een headlock pakken’ en over vechten. Direct hierna wordt het volgende gezegd:
“ [betrokkene 3] vraagt: Broer, gaan we die [betrokkene 2] (fon.) ook meenemen?
[betrokkene 2] zegt: Gaan we met zijn vieren
NN- [betrokkene 6] vraagt: Wie is [betrokkene 2] (fon.)?
[betrokkene 2] zegt: Die Turtel, broertje van [verdachte] (fon.)
[betrokkene 3] zegt: Is handig
NN- [betrokkene 6] vraagt: Welke [verdachte] (fonetisch)?
[betrokkene 3] zegt: [verdachte] (fon) van [wijk] , die [betrokkene 7] (fon.)
NN- [betrokkene 6] zegt: Hoe heet die broertje?
[betrokkene 2] zegt: [betrokkene 2] (fon.) ook”
Hieruit valt op te maken dat als ze praten over [verdachte] (fonetisch), ze het hebben over [verdachte] geboren op [geboortedatum] -1997. [verdachte] heeft namelijk een broertje genaamd [betrokkene 2] en zij wonen beiden in een woning aan de [c-straat 1] en dit ligt midden in de wijk [wijk] .
12. Een proces-verbaal van bevindingen ‘Gesprekken in VW Polo d.d. 18-02-2019 (sessies 282 t/m 300)’ van 24 juli 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 7] (OVC-dossier pagina’s 162 tot en met 199).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededelingen van de verbalisant:
Door mij, verbalisant, zijn de opgenomen en afgeluisterde gesprekken van 18 februari 2019, [gevoerd] in de personenauto, VW Polo, voorzien van het kenteken [kenteken 2] , volledig beluisterd en waar relevant, nagenoeg volledig woordelijk weergegeven.
Aan de hand van stemherkenning kan worden gesteld dat in de VW-Polo aanwezig zijn:
Naam : [betrokkene 3]
Voornamen : [betrokkene 3]
Geboortedatum : [geboortedatum] -2002
en
Naam : [betrokkene 2]
Voornamen : [betrokkene 2]
Geboortedatum : [geboortedatum] -1999
en
Naam : [betrokkene 7]
Voornamen : [betrokkene 7]
Geboortedatum : [geboortedatum] -1990.
Gespreksessie: 299
[betrokkene 2] : Der [het hof leest: die] man is leip, hij heeft precies die Patek, die mij[n] brother heeft gegeven Oulah (fon), gouwe
(...)
[betrokkene 7] : Ik heb iemand die in hotel werkt, Apollo Hotel.
[betrokkene 2] : Je ziet hem, hè?
[betrokkene 7] : Patek.
[betrokkene 2] : Patek, gouwe.
[betrokkene 7] : Met andere binnenkant is die, is niet met normale binnenkant.
[betrokkene 2] : Is die leipe, deze.
[betrokkene 7] : Jaja, is leip, is roodachtig, bordeaux binnenkant. Die van je brother was gewoon zwarte binnenkant.
[betrokkene 2] : Ja.
13. Een proces-verbaal van bevindingen ‘Gesprekken in VW-Polo [kenteken 2] d.d. 18-02-2019 (gesprekssessie 301)’ van 24 juli 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6] (OVC-dossier pagina’s 213 tot en met 216).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededelingen van de verbalisant:
De opgenomen en afgeluisterde gesprekssessie 301 op 18 februari 2019 in de personenauto, VW-Polo, kenteken [kenteken 2] , is beluisterd en waar relevant, nagenoeg volledig woordelijk weergegeven.
Te horen is dat er meerdere personen in de VW-Polo zitten en dat de auto rijdt. Aan de hand van stemherkenning kan worden gesteld dat in de VW-Polo aanwezig zijn:
Naam : [betrokkene 2]
Voornamen : [betrokkene 2]
Geboortedatum : [geboortedatum] -1999
en
Naam : [betrokkene 3]
Voornamen : [betrokkene 3]
Geboortedatum : [geboortedatum] -2002
en
Naam : [betrokkene 7]
Voornamen : [betrokkene 7]
Geboortedatum : [geboortedatum] -1990.
Gesprekssessie 301
[betrokkene 3] : [betrokkene 7] , je kende toch iemand van die Apollo?
[betrokkene 7] : Ja, van die Apollo Hotel. Ik kon hem al lang geven. Ik kon hem in zijn kamer geven. [betrokkene 3] : Wat? Slaapt ie daar?
[betrokkene 7] : Apollo Hotel is van hem. Hij heeft gewoon zijn eigen parkeerplaats daar.
[betrokkene 3] : Hadden ze hem bij die parkeerplaats uitgedeeld toch?
[betrokkene 7] : Ja, maar deze man kon ik allang binnen geven. Hij had Roli. Hij is met z’n vrouw.
14. Een proces-verbaal van bevindingen ‘OVC 19/2’ van 28 juni 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 10] (OVC-dossier pagina’s 248 tot en met 318).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededelingen van de verbalisant:
Door mij, verbalisant, werden de opgenomen en afgeluisterde gesprekken van 19 februari 2019, [gevoerd] in de personenauto, Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 2] , beluisterd en waar relevant, nagenoeg volledig woordelijk weergegeven.
Verdachten:
Naam : [betrokkene 2]
Voornamen : [betrokkene 2]
Geboortedatum : [geboortedatum] -1999
en
Naam : [betrokkene 3]
Voornamen : [betrokkene 3]
Geboortedatum : [geboortedatum] -2002
en
Naam : [betrokkene 7]
Voornamen : [betrokkene 7]
Geboortedatum : [geboortedatum] -1990.
Op sommige momenten is niet duidelijk te horen wie er iets zegt. In dat geval zal dit met een ‘?’ worden aangeduid.
Gesprekssessies 321 en 322
[betrokkene 7] : Deze moesten we echt eerder geven. [betrokkene 8] werkt hier, ah sabi. Hier werkt hij, die Patek. Hij heeft zijn eigen parkeerplaats daar, ah sahbi. Belgische kenteken toch, die Rolls-Royce. (...)
[betrokkene 7] : Weet je, die man konden we gewoon binnen geven. Ik en jij he. [betrokkene 8] werkt in die hotel, hij zegt me ‘kom naar binnen, we zien niks, breek je boven en je moet hem alleen open maken’. Ik zeg ‘nee man ik ga niet breken in je hotel’. Die man heb gewoon kamers daar, 3 kamers, die hotel is van hem. Hele P.C. Hooftstraat is van hem. Heel dinges is van hem, Max Euweplein, waar Holland Casino is, is ook, die gebouw is ook van hem. Holland Casino huurt die gebouw van hem.
[betrokkene 3] : Hij heb veel geld man (...). Ik heb gehoord hij heeft ook PC daaro.
[betrokkene 7] : Ja, alles. Heel PC bijna is van hem (....). Die man rijdt Rolls-Royce.
?: Koelie toch?
[betrokkene 7] : Nee broer. Gewoon een Hollander. Ouwe Hollander (...).
15. Een proces-verbaal van bevindingen ‘Historische telecommunicatiegegevens [betrokkene 6] en [verdachte] t.a.v. diefstal met geweld Apollohotel 06-02-2019 17.30 uur’ van 26 juni 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 8] (ZD dossierpagina’s 55 tot en met 58).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededelingen van de verbalisant:
Telefoonnummer [betrokkene 6]
Op 8 februari 2019 gaan politieambtenaren naar de woning waar [betrokkene 6] staat ingeschreven, aan de [d-straat 1] te [plaats] , omdat hij gesignaleerd staat en een onherroepelijke vrijheidsstraf moet uitzitten. [betrokkene 2] blijkt niet thuis, maar op de deur wordt een briefje met telefoonnummer [telefoonnummer 1] aangetroffen. Een van de politieambtenaren belt het nummer en krijgt [betrokkene 2] aan de telefoon. [betrokkene 2] geeft aan dat hij weet van de signalering en dat hij zich komt melden.
De historische telecommunicatiegegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] zijn gevorderd over de periode van 04-12-2018 00.00 uur tot en met 04-06-2019 00.00 uur. Uit de verstrekte gegevens blijkt dat het telefoonnummer onder andere op de volgende momenten actief is geweest en gebruik heeft gemaakt van de genoemde basisstations:
- 06-02-2019 16:03.16 uur maakt gebruik van een basisstation gelegen aan de Kerkstraat 136 te Amsterdam bij uitgaand dataverkeer;
- 06-02-2019 16:03.27 uur maakt gebruik van een basisstation gelegen aan de Leidsekade 97 te Amsterdam bij uitgaand dataverkeer;
(…)
- 06-02-2019 17:56.47 uur maakt gebruik van een basisstation gelegen aan de Linnaeusstraat 2C te Amsterdam bij uitgaand dataverkeer.
Bovenstaande momenten zijn alle momenten tussen 06-02-2019 16:03.16 uur en 06-02-2019 17:56.47 uur dat het telefoonnummer actief is. Hieruit blijkt dat het telefoonnummer tussen 16:03.27 uur en 17:50.02 uur, dus ten tijde van de diefstal met geweld bij het Apollo Hotel, niet actief is. De afstand tussen de [a-straat 1] en het basisstation aan de Kerkstraat 136 is hemelsbreed ongeveer 606 meter. De afstand tussen de [a-straat 1] en het basisstation aan de Leidsekade is hemelsbreed ongeveer 507 meter.
Telefoonnummer [verdachte]
Na een vordering (126nc Sv) bij de provider KPN B.V. is gebleken dat [verdachte] het telefoonnummer [telefoonnummer 2] op zijn naam heeft staan.
De historische telecommunicatiegegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] zijn gevorderd over de periode van 20-12-2018 00.00 uur tot en met 20-06-2019 17.00 uur. Uit de verstrekte gegevens blijkt dat het telefoonnummer onder andere op de volgende momenten actief is geweest en gebruik heeft gemaakt van de genoemde basisstations:
- 06-02-2019 16:03.42 uur maakt gebruik van een basisstation gelegen aan de Kerkstraat 136 te Amsterdam bij uitgaand dataverkeer;
- 06-02-2019 16:03.31 uur maakt gebruik van een basisstation gelegen aan de Leidsekade 97 te Amsterdam bij uitgaand dataverkeer;
(...)
- 06-02-2019 17:03.27 uur maakt gebruik van een basisstation gelegen aan de Leidsekade 97 te Amsterdam bij uitgaand dataverkeer;
- 06-02-2019 17:51:06 uur maakt gebruik van een basisstation gelegen aan de Linnaeusstraat 2C te Amsterdam bij uitgaand dataverkeer.
Bovenstaande momenten zijn alle momenten tussen 06-02-2019 16:03.12 uur en 06-02-2019 17:51.06 uur dat het telefoonnummer actief is. Hieruit blijkt dat het telefoonnummer tussen 17:03.27 uur en 17:51.06 uur, dus ten tijde van de diefstal met geweld bij het Apollo Hotel, niet actief is.
16. Een proces-verbaal van bevindingen van 6 juli 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 11] (ZD dossierpagina’s 63 en 64).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededelingen van de verbalisant:
Op 20 juni 2019 heeft het televisieprogramma Bureau 020 van televisiezender AT5 een item gewijd aan de straatroof van 6 februari 2019 bij het Apollo Hotel. Tijdens dat item zijn ook de camerabeelden van het Apollo Hotel aan het publiek getoond. Het item is ook op de nieuwssite van de zender geplaatst.
Op 25 juni 2019 heeft het landelijke televisieprogramma Opsporing Verzocht een item gewijd aan de straatroof. Ook is dit item op de internetsite van Opsporing Verzocht geplaatst.
17. Een proces-verbaal van bevindingen ‘PV tapgesprekken’ van 6 juli 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 12] (ZD dossierpagina’s 65 en 66).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededelingen van de verbalisant:
Op 21 juni 2019 te 15:17 uur wordt [betrokkene 6] door zijn broer [betrokkene 2] gebeld met een nummer wat geregistreerd is [op] naam van de penitentiaire inrichting waar laatstgenoemde op dat moment gedetineerd is. Het gesprek duurt 7 minuten en 13 seconden. Tussen 05:51 [uur] en 06:07 [uur] wordt het volgende gezegd:
[betrokkene 6] : Heb je die “bewegingen” gezien broer?
[betrokkene 2] : He?
[betrokkene 6] ; Heb je die “hete” dingen gezien? Of niet?
[betrokkene 2] : Waar?
[betrokkene 6] : Laat maar, laat maar!
[betrokkene 2] : Oké, hoe dan ook...ik...uh...
[betrokkene 6] : Uh... wat wou ik zeggen?
[betrokkene 2] : Op bezoek gewoon
[betrokkene 6] : Ja, gooi mij op bezoek
[betrokkene 2] : Ja?
[betrokkene 6] : Welke dag?
18. Een proces-verbaal van bevindingen ‘Tenaamstelling [kenteken 3] ’ van 6 juli 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 13] (ZD dossierpagina 68).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededelingen van de verbalisant:
[De] tenaamstelling van [het] voertuig met kenteken [kenteken 3] is sinds 22 juni 2019 veranderd. Het voertuig stond eerst op naam van [betrokkene 9] en staat sinds 22 juni 2019 op naam van [betrokkene 10] .
19. Een proces-verbaal van bevindingen van 4 maart 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 14] (ZD dossierpagina’s 70 en 71).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededelingen van de verbalisant:
Op 4 maart 2019 keek ik in de voor mij beschikbare politiesystemen en zocht ik op kenteken [kenteken 3]. Resultaat:
- staat op naam van [betrokkene 9] , [geboortedatum]-1961, wonende [c-straat 1] te [plaats].
Eén zoon van de tenaamgestelde is [verdachte] , [geboortedatum]-1997. Op zijn naam heb ik vervolgens verder gezocht in de voor mij beschikbare politiesystemen. Resultaat:
- 31/10/2014: controle [verdachte] , [geboortedatum]-1997, en [betrokkene 6] , [geboortedatum]-1996, die samen op scooters reden over het Waterlandplein.
- 21/11/2014: [verdachte] , [geboortedatum]-1997, en [betrokkene 6] , [geboortedatum]-1996, zijn samen met twee scooters gezien op het Buikslotermeerplein.
Later die dag ben ik naar de [c-straat] te [plaats] gegaan, alwaar ik de [kenteken 3] zag staan ter hoogte van [c-straat 1]. Hier heb ik foto’s van het voertuig gemaakt.
20. Een proces-verbaal van bevindingen van 23 juli 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 14] (ZD pagina’s 74 en 75).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededelingen van de verbalisant:
Op 19 juli 2019 heb ik het voertuig [dat is te zien op] de camerabeelden [van het] Apollo Hotel op de Apollolaan te Amsterdam vergeleken met foto’s van de Renault Clio met kenteken [kenteken 3]. Ik zie dat de metaalkleurige vijfpunts wieldoppen, handvatten en dakrails op afbeelding 1 (Renault Clio met kenteken [kenteken 3], foto genomen op 4 maart 2019) sterk overeenkomen met de zelfde voertuigkenmerken op afbeelding 2 (Renault Clio als vluchtauto bij het Apollo hotel op 06-02-2019). Op de stootrand van de voordeur van beide voertuigen is op dezelfde plek een lichter stuk van vermoedelijk een reflector zichtbaar. Ik zie dat het voertuig op beide afbeeldingen een station[wagen] betreft.
21. Een proces-verbaal van bevindingen van 26 juli 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 13] (PD [betrokkene 2] pagina’s 46 en 47).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededelingen van de verbalisant:
Op 26 juli 2019 heb ik een onderzoek ingesteld naar de inbeslaggenomen telefoon van verdachte [betrokkene 6] . Uit het onderzoek is het volgende naar voren gekomen.
Vaststelling toestel van [betrokkene 6]
Ik heb veel afbeeldingen gezien waarbij de verdachte foto’s heeft gemaakt van zichzelf. Ook zijn er gegevens gevonden waarbij de verdachte met naam in staat vermeld. Dit gaat om poststukken.
Internet zoekgeschiedenis
Ik zag dat [slachtoffer] meerdere keren op internet is opgezocht. Er werd specifiek gezocht naar het huis van [slachtoffer] . Wat opvalt, is dat de verdachte op internet heeft gezocht dat [slachtoffer] is overvallen.
Op 25 juni tussen 20.35 en 20.45 uur heeft het televisie programma Opsporing Verzocht bewegende beelden getoond van de gewelddadige straatroven van het Apollohotel in Amsterdam op [slachtoffer] . Opvallend is dat de verdachte op dinsdag 25 juni te 23.15 uur op internet heeft gezocht naar Opsporing Verzocht gemist.
Ik zal als bijlage een gedeelte van de zoekgeschiedenis bijvoegen aan dit proces-verbaal van bevindingen en een volledig zoekrapport van het toestel.
22. Een geschrift, zijnde een bijlage bij het als bewijsmiddel 21 opgenomen proces-verbaal van bevindingen (PD [betrokkene 2] pagina’s 48 tot en met 58).
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
[afbeelding zoekgeschiedenis]
23. Een proces-verbaal van bevindingen van 26 juli 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 13] (PD [verdachte] pagina’s 48 en 49).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededelingen van de verbalisant:
Op 26 juli 2019 heb ik een onderzoek ingesteld naar de inbeslaggenomen telefoon van de verdachte [verdachte] geboren op [geboortedatum]-1997. Uit het onderzoek is het volgende naar voren gekomen.
Vaststelling toestel van [verdachte]
Uit een opgeslagen gesprek tussen vader [betrokkene 9] en [verdachte] valt op te maken dat de gebruiker van dit toestel [verdachte] is geweest. Ook heb ik meerdere afbeeldingen gezien waarbij de verdachte foto’s heeft gemaakt van zichzelf.
Opsporing Verzocht
Op 25 juni 2019 heeft het televisieprogramma Opsporing Verzocht beelden getoond van de beroving van [slachtoffer] bij het Apollo Hotel. Tijdens de uitzending werd er een donker gekleurd voertuig getoond dat betrokken was bij de beroving. In de uitzending werd een [het hof: op dat moment nog vermeende] lettercombinatie van het betreffende voertuig genoemd.
Foto’s
Op 2 juli 2019 hebben twee leden van het onderzoeksteam de vader van verdachte genaamd [betrokkene 9] als getuige gehoord in zijn garage, dit naar aanleiding van de getoonde televisiebeelden van Opsporing Verzocht. [betrokkene 9] werd toen geconfronteerd met het feit dat de drie lettercombinaties in het kenteken genoemd in Opsporing Verzocht overeenkomen met de lettercombinatie van het kenteken van de Renault Clio die op zijn naam stond ten tijde van de diefstal met geweld. De twee leden van het onderzoeksteam zijn ten tijde van het bezoek in de garage gefilmd door bewakingscamera’s. Ik zag dat de verdachte in zijn telefoon meerdere foto’s had van de twee verbalisanten. Ten tijde van dit getuigenverhoor was de verdachte zelf niet aanwezig in de garage. De verdachte heeft kennelijk de beelden teruggekeken en deze fotografisch vastgelegd.
24. De eigen waarneming van het hof, gedaan ter terechtzitting in hoger beroep van 14 oktober 2021.
Deze eigen waarneming houdt in, voor zover van belang:
Op de op 6 februari 2019 bij het Apollo Hotel te Amsterdam gemaakte beelden met de bestandsnaam ‘buiten_chl_20190206173426_20190206173520’ is omstreeks 17.29 uur – gecorrigeerde tijd – op de Stadionweg een zwarte stationwagen te zien. Vanuit de richting van die auto komen twee mannelijke personen gelopen die langs een slagboom het parkeerterrein van het hotel oplopen en vervolgens in versnelde pas doorlopen. De zwarte stationwagen wordt ter plekke [het hof: kennelijk door een derde persoon] gekeerd, waarna het voertuig aan de andere kant van de weg kortstondig in een langs de rijbaan gelegen parkeerhaven wordt geparkeerd. Daarna rijdt de stationwagen rustig weg. Eén seconde later komen de twee genoemde mannelijke personen over het parkeerterrein van het Apollo Hotel aangerend.
Op de op 6 februari 2019 bij het Apollo Hotel te Amsterdam gemaakte beelden met de bestandsnaam ‘buiten_ch2_20190206173509_20190206i7353’ is te zien dat twee mannelijke personen vanaf het parkeerterrein van het hotel aan komen rennen, de Stadionweg op. Op het moment dat zij de rijbaan oplopen, stopt er een zwarte stationwagen – die langzaam komt aanrijden – midden op de weg. Te zien is dat één van hen achter de zwarte stationwagen langsloopt en dat de ander via het linker achterportier in de auto plaatsneemt, waarna de auto onmiddellijk wegrijdt. De eerstbedoelde persoon is op dat moment niet meer op de weg te zien.”
2.3
Het hof heeft in het arrest de volgende bewijsoverwegingen opgenomen:
“Bewijsoverwegingen
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank de verdachte ten onrechte heeft vrijgesproken van de tenlastegelegde beroving en dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte] - de verdachte - en [betrokkene 6] daarbij als medeplegers betrokken zijn geweest.
De raadsman heeft in hoger beroep betoogd dat niet met een voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte betrokken is geweest bij het tenlastegelegde en geconcludeerd dat de verdachte daarvan dus moet worden vrijgesproken. Daarbij heeft hij bij een reeks van omstandigheden, die door het openbaar ministerie in voor de verdachte belastende zin zijn uitgelegd, kanttekeningen geplaatst.
Het hof overweegt als volgt.
De Nederlandse zakenman [slachtoffer] is op 6 februari 2019 voor de ingang van het Apollo Hotel aan de Apollolaan 2 te Amsterdam slachtoffer geworden van een beroving. Hij had die dag eerst een bezoek gebracht aan zijn bedrijf aan de [a-straat 1] te Amsterdam en was daar om 17.15 uur vertrokken. Omstreeks 17.30 uur heeft hij zijn Rolls-Royce geparkeerd op zijn parkeerplaats voor de entree van het hotel. Toen hij was uitgestapt, kwamen twee jongens op hem af lopen. [slachtoffer] werd door één van de jongens op de grond gegooid. Deze jongen ging bovenop hem zitten, riep meermalen “Ik vermoord je” en sloeg hem in het gezicht. De andere jongen pakte de linkerarm van [slachtoffer] vast en haalde het horloge van diens pols af. Bij de beroving heeft [slachtoffer] een flinke bloeduitstorting op zijn linkerhand en verwondingen aan het gezicht opgelopen.
Uit camerabeelden leidt het hof af dat bij de beroving in totaal drie (mannelijke) personen betrokken zijn geweest. Deze personen zijn omstreeks 17.29 uur in een zwarte stationwagen komen aanrijden, die vlak voor het parkeerterrein van het hotel is gestopt. Vervolgens zijn twee van hen uit de auto gestapt, en – slechts tien seconden nadat het slachtoffer het parkeerterrein opreed – langs een slagboom het parkeerterrein van het hotel op gelopen en vervolgens in versnelde pas doorgelopen in de richting van de plek waar [slachtoffer] zojuist zijn auto had geparkeerd. De derde persoon heeft – als bestuurder – de zwarte stationwagen ter plekke gekeerd, heeft deze aan de overkant van de weg kortstondig in een parkeerhaven geparkeerd en is daarmee vervolgens rustig weggereden. Toen de twee andere personen langs de slagboom van de parkeerplaats van het hotel terug de weg op renden, werd de zwarte stationwagen daar midden op de weg tot stilstand gebracht, kennelijk om de twee op te pikken. De twee zijn vervolgens in de zwarte stationwagen gestapt, waarna de auto onmiddellijk is weggereden.
Naar aanleiding van een reeks van straatroven in Amsterdam, waarbij exclusieve horloges zijn buitgemaakt, zijn vanaf 6 februari 2019 gesprekken afgeluisterd en opgenomen die op verschillende momenten zijn gevoerd door inzittenden van een VW Polo, die op naam stond van de moeder van [betrokkene 2] . Op 6 februari 2019 te 23.55 uur is een gesprek aangevangen en opgenomen, dat werd gevoerd door [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en een onbekend gebleven persoon (NN), waarin het volgende is besproken:
[betrokkene 2] : Hey, ze gaan er 75 voor krijgen
[betrokkene 3] : Ja man, ik heb [het] gehoord
[betrokkene 2] : 75
[betrokkene 3] : Chowa [het hof: straattaal voor 25] de man, kankerlekker
[betrokkene 2] : [verdachte] (fon)
[betrokkene 3] : Ja
[betrokkene 2] : Denk je die [verdachte] gaat chowa krijgen?
[betrokkene 3] : Hij was de chauffeur toch?
[betrokkene 2] : Ja man, dat zijn leipe bedragen
(...)
[betrokkene 3] : Ik heb gehoord wa[s] wel een radicale actie of zo
[betrokkene 2] : Ja?
[betrokkene 3] : Ja broer, [dat komt ervan] als je heethoofd hebt. Als je hoofd op doekoe
NN: Waar zijn ze hem tegengekomen? In Zuid?
[betrokkene 3] : Ik weet het niet man
[betrokkene 3] : [betrokkene 5] heeft kankerlang geen doekoe mee[r] gehad
[betrokkene 2] : Ik heb hem gezegd, hij was kankerblij
[betrokkene 3] : [betrokkene 6] had ook wel zin om iets te slaan. Ja, het is [hen] gegund. Nu zitten ze weer goed voor heel ff. Voor een lange tijd.
[betrokkene 2] : Mijn broda, broer, laatste halfjaar, liep hè, broer?
[betrokkene 3] : Ja man, chaos
[betrokkene 2] : Mijn broda of niet?
[betrokkene 3] : Ja man
(...)
NN: 75 cash
[betrokkene 2] : Dat ding was 112 doezoe
[betrokkene 3] : Ja man, gouden toch?
[betrokkene 2] : Ja man, gouden, Patek Philippe (...) 112 doezoe kost ’ie
[betrokkene 3] : Hoe kom je zoiets tegen? Ze wisten waarschijnlijk niet dat het een Patek was, ze zijn gewoon verrast
[betrokkene 2] : Nee, niet verrast. Deze loerde ze al lang, al lang broer.
Op 8 februari 2019 is in de VW Polo het volgende gesprek tussen [betrokkene 2] en [betrokkene 7] opgenomen:
[betrokkene 2] : Skotoe naar mijn osso gekomen vandaag
[betrokkene 7] : Voor wat?
[betrokkene 2] : Voor mijn brother, broer. Mijn brother gaat zich melden.
[betrokkene 7] : Voor die Patek?
[betrokkene 2] : Ik weet niet wat die Patek. Voor die singa. Hij moet 44 dagen zitten, toch?
[betrokkene 7] : Maar ze mochten niet binnen komen.
[betrokkene 2] : Nee, ze vroegen mogen we naar binnen. We willen graag met [betrokkene 6] praten.
- [betrokkene 2] zegt dat ‘zijn brother’ belt –
[betrokkene 7] : Waar is je brother?
[betrokkene 2] : Hij is in Noord man. Hij gaat zich niet melden.
[betrokkene 7] : Hij moet zich gewoon maandag gaan melden niffo (...). Hij heeft toch sjans gepakt?
[betrokkene 2] : Ja man. Leip hé?
[betrokkene 7] : Die ken ik al lang a broer (...). Die heb ik al in 2017 gekregen. Ik kon die kamer binnen van die man.
[betrokkene 2] : Hoe hebben ze gegeven dan?
[betrokkene 7] : Die man die daar werkt. Ik weet het niet.
[betrokkene 2] : Ik heb [het] niet eens mijn brother gevraagd, wist je dat.
[betrokkene 7] : Hij gaat sowieso gecheesed worden door die
[betrokkene 2] : Denk je?
[betrokkene 7] : Sowieso [verdachte]
[betrokkene 2] : Waarom dan?
[betrokkene 7] : Waggie met kenteken en alles
[betrokkene 2] : Serieus? Denk je dat skotoe voor dat naar me osso komt?
[betrokkene 7] : Nee, niet zo snel voor dat.
[betrokkene 2] : Kan niet toch?
[betrokkene 7] : Hij staat gewoon gesignaleerd 44 dagen.
[betrokkene 2] : Toch?
[betrokkene 7] : Anders hadden ze de deur gebost, vriend.
[betrokkene 2] : Ja.
[betrokkene 7] : Ze gaan niet praten. Bost gelijk de deur. Roofoverval is leip onderzoek bezig.
(...)
[betrokkene 2] : Hoe hebben ze hem gegeven eigenlijk. Of weet je [het] niet?
[betrokkene 7] : Weet niet man. Die man, ik kon hem allang geven man, maar ik wou niet.
(...)
[betrokkene 7] : Die man rijdt Rolls-Royce, heel PC is van die man. Je moet tegen je brother zeggen dat die man niet moet praten. Die man heeft Satudarah achter zich, vriend.
[betrokkene 2] : Ja?
[betrokkene 7] : Is geen kleine mannetje. Is oude mannetje. Apollo Hotel is van hem. PC Hooftstraat is van hem. Die gebouw van die casino is van hem, Max Euweplein. Is niks wat ze van hem gepakt van die man. Je kon gewoon een keer met die pas in de kamer gaan. Die kickboxer, mattie van mij, werkt in die Apollo Hotel. ‘Nak hem nu als je wil’.
[betrokkene 2] : Serieus?
[betrokkene 7] : Ik zei ‘no man, met je gezicht, ben je gek’?
[betrokkene 2] : Had [hij] die Patek om?
[betrokkene 7] : Ja
(...)
[betrokkene 7] : Zeg [betrokkene 6] dat hij [zich] moet melden man. Beter voor de zomer. Dan weet hij ook wat er aan de hand is. Beter toch? Maar [verdachte] , die andere, zeg tegen hem dat hij niet moet praten, die [verdachte] .
[betrokkene 2] : Wie, [verdachte] ?
[betrokkene 7] : Ja, hij gaat praten. Zijn wagen, zijn kenteken enzo broer.
Op 18 februari 2019 is in de VW Polo het volgende gesprek tussen [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en [betrokkene 7] opgenomen:
[betrokkene 2] : Der [het hof leest: die] man is leip, hij heeft precies die Patek, die mij[n] brother heeft gegeven Oulah (fon), gouwe
(...)
[betrokkene 7] : Ik heb iemand die in hotel werkt, Apollo Hotel.
[betrokkene 2] : Je ziet hem, hè?
[betrokkene 7] : Patek.
[betrokkene 2] : Patek, gouwe.
[betrokkene 7] : Met andere binnenkant is die, is niet met normale binnenkant.
[betrokkene 2] : Is die leipe, deze.
[betrokkene 7] : Jaja, is leip, is roodachtig, bordeaux binnenkant. Die van je brother was gewoon zwarte binnenkant.
[betrokkene 2] : Ja.
Op 19 februari 2019 is in de VW Polo het volgende gesprek tussen onder andere [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en [betrokkene 7] opgenomen:
[betrokkene 7] : Deze moesten we echt eerder geven. [betrokkene 8] werkt hier, ah sabi. Hier werkt hij, die Patek. Hij heeft zijn eigen parkeerplaats daar, ah sahbi. Belgische kenteken toch, die Rolls-Royce.
(...)
[betrokkene 7] : Weetje, die man konden we gewoon binnen geven. Ik en jij he. [betrokkene 8] werkt in die hotel, hij zegt me ‘kom naar binnen, we zien niks, breek je boven en je moet hem alleen open maken’. Ik zeg ‘nee man ik ga niet breken in je hotel’. Die man heb gewoon kamers daar, 3 kamers, die hotel is van hem. Hele P.C. Hooftstraat is van hem. Heel dinges is van hem, Max Euweplein, waar Holland Casino is, is ook, die gebouw is ook van hem. Holland Casino huurt die gebouw van hem.
[betrokkene 3] : Hij heb veel geld man (...). Ik heb gehoord hij heeft ook PC daaro.
[betrokkene 7] : Ja, alles. Heel PC bijna is van hem (...). Die man rijdt Rolls-Royce.
?: Koelie toch?
[betrokkene 7] : Nee broer. Gewoon een Hollander. Ouwe Hollander (...).
Het hof concludeert dat in deze gesprekken wordt gesproken over de op 6 februari 2019 gepleegde beroving van [slachtoffer] . Daarbij is in aanmerking genomen dat in die gesprekken bijzonderheden zijn genoemd die overeenkomen met de omstandigheden rondom die beroving. Daarbij heeft het hof het oog op het volgende:
[slachtoffer] , die ten tijde van de beroving 72 jaar oud was, is een Nederlandse zakenman. Hij rijdt in een Rolls-Royce met een Belgisch kenteken en verblijft in het Apollo Hotel. Volgens mediaberichten bezit hij panden op de P.C. Hooftstraat in Amsterdam, alsmede het gebouw van Holland Casino te Amsterdam, van welk casino, zo is van algemene bekendheid, één van de Amsterdamse vestigingen is gelegen aan het Max Euweplein.
Het bij hem weggenomen horloge betrof een uurwerk van het merk Patek Philippe, gemaakt van rosé goud, met een zwarte wijzerplaat. De waarde daarvan was € 110.000, vrijwel overeenstemmend met de in het gesprek van 6 februari 2019 genoemde waarde van € 112.000, “112 doezoe”.
De verwachte opbrengst van de buit was, volgens de deelnemers aan het gesprek van 6 februari 2019, 75 duizend euro, welke opbrengst door drie personen gedeeld zou worden, terwijl – zoals al bleek – bij de beroving van [slachtoffer] drie daders betrokken zijn geweest: twee overvallers en één chauffeur.
Daarnaast staat voor het hof buiten redelijke twijfel vast dat bij de beroving volgens gespreksdeelnemers de verdachten [verdachte] (als bestuurder van de auto) en [betrokkene 6] (als een van de twee andere daders) zijn betrokken. Dit kan in het bijzonder worden afgeleid uit het volgende:
In het gesprek van 6 februari 2019 noemt [betrokkene 3] de naam [betrokkene 6] als iemand die zin had om ‘iets te slaan’ en die nu voor lange tijd wel weer goed zit. [betrokkene 2] spreekt in dat gesprek en dat van 8 februari 2019 over zijn ‘broda/brother’. [betrokkene 2] heeft slechts één broer, te weten de verdachte [betrokkene 6] .
In het gesprek van 8 februari 2019 maakt [betrokkene 2] er gewag van dat de politie die dag naar zijn huis is gekomen voor zijn ‘brother’, waarna door [betrokkene 7] wordt gevraagd of dat voor ‘die Patek’ was, waarop [betrokkene 2] antwoordt dat het voor ‘die singa’ was en meldt dat hij 44 dagen moet zitten. Nadat hij vervolgens telefooncontact heeft gehad met zijn ‘brother’ zegt [betrokkene 2] dat deze niet van plan is zich [het hof: bij de politie] te melden en bevestigt hij desgevraagd dat ‘brother’ ‘sjans heeft gepakt’ [het hof begrijpt: geld heeft verdiend], [betrokkene 7] zegt daarop dat [betrokkene 2] ’s ‘brother’ zich maandag wel moet melden en even later drukt hij [betrokkene 2] op het hart tegen [betrokkene 6] te zeggen dat deze zich moet melden, omdat hij dan weet wat er aan de hand is. In datzelfde gesprek deelt [betrokkene 2] mede dat hij – kennelijk tot zijn eigen verwondering – niet aan zijn ‘brother’ heeft gevraagd hoe ze hem ‘gegeven’ [het hof begrijpt: bestolen] hebben.
Uit het dossier blijkt dat politieambtenaren op 8 februari 2019 naar de woning van [betrokkene 2] zijn gegaan, in verband met een openstaande signalering van [betrokkene 6] .
Blijkens het door [betrokkene 2] en [betrokkene 3] op 6 februari 2019 gevoerde gesprek is ‘ [verdachte] ’ – als getypte weergave van het tapgesprek, fonetisch (vrijwel) identiek aan de wijze waarop de naam [verdachte] wordt uitgesproken – bij de beroving opgetreden als chauffeur. Uit een gesprek van 11 februari 2019 komt naar voren dat [betrokkene 2] en [betrokkene 3] een ‘ [verdachte] ’ uit [wijk] kennen die een broertje heeft die (ook) [betrokkene 2] heet; de verdachte [verdachte] is woonachtig in de Amsterdamse wijk [wijk] en heeft een broer die (ook) [betrokkene 2] heet.
[betrokkene 7] maakt in het gesprek van 8 februari 2019 duidelijk dat hij verwacht dat [verdachte] gaat worden ‘gecheesed’ [het hof begrijpt: gepakt door de politie], vanwege zijn ‘waggie’ [het hof begrijpt: auto] met kenteken. [betrokkene 7] instrueert [betrokkene 2] tegen [verdachte] te zeggen dat hij ‘niet moet praten’.
Het hof realiseert zich dat gesprekken als deze soms voor meer dan één uitleg vatbaar zijn. In dit geval zijn de hiervoor weergegeven passages redelijkerwijs slechts op voormelde wijze te duiden, zeker als deze in onderling verband worden bezien. Daarbij is betrokken dat concrete aanknopingspunten voor een andere interpretatie daarvan uit het dossier, noch uit de verhoren van [betrokkene 2] en [betrokkene 7] op de terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gekomen. Verder concludeert het hof dat het niet anders kan dan dat de in de gesprekken uitgewisselde informatie afkomstig is uit de kring van de daders – en dus daderwetenschap betreft – gelet op de specifieke details die de gespreksdeelnemers over de beroving van [slachtoffer] bekend zijn en – vooral – het feit dat diverse van die details al luttele uren na de beroving konden worden besproken door [betrokkene 2] en [betrokkene 3] . Het hof acht de informatie die in de gesprekken is uitgewisseld voorts betrouwbaar, omdat deze, zoals zal blijken, verankering vindt in andere onderzoeksresultaten.
Uit het voorgaande spreekt dat het hof de stelling van de raadsman, dat niet bekend is hoe de deelnemers aan de gesprekken aan hun informatie zijn gekomen en onbekend hoe betrouwbaar en correct deze informatie is, niet volgt. De raadsman heeft er daarnaast op gewezen dat de gespreksdeelnemers in hun eigen strafzaken hebben verklaard dat er — naar het hof begrijpt: in de in die zaken relevante gesprekken – veel sprake was van grootspraak en dat de waarheid wat werd verdraaid om een statusverhogend effect te bewerkstelligen. Het hof ziet voor de gedachte dat een en ander bij de voorliggende gesprekken aan de orde is geweest echter geen solide aanknopingspunt. Dat laatste geldt ook voor de door de verdediging opgeworpen mogelijkheid dat de gespreksdeelnemers de beroving zelf hebben gepleegd of dat die gesprekken zien op een ‘heel ander geval’ [het hof begrijpt: een andere roof]. Die opgeworpen mogelijkheid wordt bovendien gelogenstraft door de concrete inhoud van die gesprekken. Dat in de gesprekken wordt gesproken over een gouden Patek, terwijl het horloge van [slachtoffer] – meer specifiek – van rosé goud was vervaardigd, maakt het voorgaande niet anders: rosé goud is ook goud. Anders dan de raadsman beschouwt het hof de passage, waarin [betrokkene 7] op de vraag van [betrokkene 2] “Had hij die Patek om” heeft geantwoord: “Ja. Hij heeft ruina [het hof: straattaal voor ‘chaos’], Patek met diamantjes, ruina. Weetje wat de vermogen van die man is?” niet als ontlastend. Aannemelijk is dat [betrokkene 7] – die kennelijk in contact stond met iemand die werkzaam is in het Apollo Hotel en hem het een en ander over [slachtoffer] heeft verteld – hier duidelijk maakt dat [slachtoffer] een vermogend man is die naast de ontvreemde Patek nog een of meer andere uurwerken (van dat merk) in bezit heeft. Immers, [betrokkene 7] zegt ook: ‘"Is niks wat ze van hem [hebben] gepakt”. Het door de raadsman voor het voetlicht gebrachte verschil tussen de voornaam van de verdachte – [verdachte] – en de ‘ [verdachte] ’ waarover (fonetisch) in het gesprek van 6 februari 2019 wordt gesproken, komt het hof – gelet op de bijna identieke uitspraak van beide namen – als gezocht voor, terwijl in het gesprek van 8 februari 2019 – anders dan de raadsman veronderstelt – letterlijk over een ‘ [verdachte] ’ wordt gesproken. Dat, zoals is aangevoerd, de gespreksdeelnemers meer dan één persoon met de voornaam [verdachte] kennen, is niet onaannemelijk, maar dat laat onverlet dat uit genoemd gesprek van 11 februari 2019 volgt dat [betrokkene 2] en [betrokkene 3] in ieder geval de verdachte [verdachte] kennen. Uit de omstandigheid dat [betrokkene 7] op de terechtzitting in hoger beroep in aanwezigheid van de verdachte heeft medegedeeld dat hij ‘behalve de advocaat-generaal niemand kent’ kan, anders dan de raadsman meent, niet op overtuigende wijze worden afgeleid dat [betrokkene 7] de verdachte niet kent.
Hetgeen in de voornoemde passages uit in de VW Polo afgeluisterde en opgenomen gesprekken is besproken en de daaruit door het hof getrokken conclusies vinden steun in en passen bij andere onderzoeksresultaten:
De verdachte en [betrokkene 6] kennen elkaar (in ieder geval) sinds 2014.
Met behulp van de telefoonnummers die aan hen kunnen worden toegeschreven, is op 6 februari 2019 bij uitgaand dataverkeer herhaaldelijk (nagenoeg) gelijktijdig gebruik gemaakt van dezelfde zendmasten, waaronder om 16.03 uur een zendmast aan de Kerkstraat in Amsterdam (op 606 meter van het kantoor van [slachtoffer] ) en even voor 18.00 uur een zendmast aan de Linneusstraat. Beide telefoonnummers zijn niet gebruikt, althans genereerden geen peilgegevens in de tijdspanne rondom de beroving.
De verdachte kon ten tijde van de beroving beschikken over een voertuig dat sterk lijkt op de bij de beroving gebruikte stationwagen. Immers, in die tijd stond een zwarte Renault Clio met kenteken [kenteken 3] op naam van zijn vader. Bovendien is de verdachte op 1 oktober 2018 en 29 december 2018 in dat voertuig als bestuurder bekeurd. De zwarte Renault met kenteken [kenteken 3] heeft vijfpuntige wieldoppen, metaalkleurige handvatten en metaalkleurige dakrails, alsmede een lichtkleurige plek op de stootrand van het voorportier. De zwarte stationwagen die op de camerabeelden is te zien, heeft daarmee overeenkomende kenmerken.
Op 20 juni 2019 heeft de lokale televisiezender AT5 in een item van het programma Bureau 020 aandacht besteed aan de beroving van [slachtoffer] . Daarbij zijn de van de beroving beschikbare camerabeelden uitgezonden. Het item is ook op de nieuwssite van de zender geplaatst. Op 21 juni 2019 is [betrokkene 6] gebeld door zijn broer [betrokkene 2] . Eerstgenoemde vraagt zijn broer in dat telefoongesprek of hij ‘die bewegingen’, ‘die hete dingen’ heeft gezien.
Op 22 juni 2019 – dus twee dagen na de uitzending van AT5 – is de Renault met kenteken [kenteken 3] , die op naam stond van de vader van de verdachte, op naam gezet van een derde.
Op 25 juni 2019 heeft het (landelijke) televisieprogramma Opsporing Verzocht tussen 20.35 en 20.45 uur bewegende beelden van de beroving van [slachtoffer] uitgezonden. Daarbij is een donkerkleurig voertuig getoond dat daarbij betrokken was en werd een lettercombinatie genoemd. [betrokkene 6] heeft op 25 juni 2019 om 23.15 uur op internet gezocht naar ‘Opsporing Verzocht gemist’ en de website van NPO Start bezocht waarop uitzendingen van dat programma zijn terug te kijken. Op 27 juni 2019 heeft hij op internet intensief gezocht naar ‘ [slachtoffer] ’ en ‘ [slachtoffer] overvallen’ en de website van Quote met een aan de overval gewijd bericht bezocht.
Op 2 juli 2019 hebben leden van het onderzoeksteam van de politie de vader van de verdachte in diens garage geconfronteerd met het item in Opsporing Verzocht en de overeenkomst die bestaat tussen de in die uitzending genoemde lettercombinatie en het kenteken van de Renault Clio. Daarbij zijn de leden van het onderzoeksteam gefilmd door bewakingscamera’s. Op een onder de verdachte in beslag genomen telefoon bleken zich op 26 juni 2019 van de bewakingsbeelden gemaakte foto’s te bevinden, waarop leden van het onderzoeksteam te zien waren. Hierop heeft de verdachte op de terechtzitting in hoger beroep geen toelichting willen geven.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat als vaststaand kan worden aangenomen dat de Renault, die op naam van de vader van de verdachte stond, bij de beroving is gebruikt. Daarbij is in het bijzonder betrokken dat:
- de kenmerken van die Renault en die van de stationwagen die op de beelden te zien is op in het oog springende punten overeenkomen;
- de Renault zeer kort na de uitzending van AT5 op naam van een derde is gezet;
- de verdachte indringende belangstelling heeft getoond voor de leden van het opsporingsteam die onderzoek naar de Renault deden.
Of de Renault van de vader van de verdachte al dan niet een fabrieksuitvoering betrof, acht het hof daarbij niet relevant. Het gaat immers om de al dan niet overeenstemmende details. Dat op de beelden het kenteken en het merkteken van de stationwagen niet te zien zijn, is voor de opsporing spijtig, maar is niet ontlastend. De verklaring van de vader van de verdachte, dat zijn gezinsleden van de Peugeot geen gebruik maken, is niet waarheidsgetrouw, reeds omdat de verdachte daarin tot twee keer toe is bekeurd. Anders dan de raadsman heeft geopperd, is er in het licht van hetgeen is vastgesteld geen enkele reden om te denken dat een ander dan de verdachte – zoals zijn broertje – op 6 februari 2019 de Renault heeft bestuurd. In elk geval zijn daarvoor geen concrete aanknopingspunten.
Het is een algemene ervaringsregel dat de bezitter van een mobiele telefoon deze buitenhuis bij zich pleegt te dragen. Er is geen reden om aan te nemen dat die ervaringsregel op 6 februari 2019 niet opging voor de verdachte, te minder omdat hij bij de politie over zijn telefoon geen enkele vraag heeft beantwoord. Dat met behulp van de telefoon van de verdachte geen zendmast is aangestraald in de directe omgeving van de plaats delict, maakt niet dat aan de peilgegevens geen zeggingskracht toekomt. Daaruit kan immers in ieder geval worden afgeleid dat de verdachte en [betrokkene 6] die dag om 16.03 uur en even voor 18.00 uur in elkaars (directe) nabijheid hebben verkeerd. Dat, zoals terecht is aangevoerd, geen contact [het hof begrijpt: telefooncontact] tussen de verdachte en diens medeverdachte is vastgesteld, past daar goed bij: als je in elkaars directe nabijheid verkeert is er veelal geen noodzaak via de telefoon met elkaar te communiceren. Uit het voorgaande volgt voorts dat de stelling van de raadsman, dat er onvoldoende steunbewijs voorhanden is om de interpretatie aan de opgenomen gesprekken aan te toetsen, mank gaat.
Tot slot is het hof met de advocaat-generaal en anders dan de raadsman van oordeel dat de verdachte bij de beroving nauw en bewust heeft samengewerkt met zijn mededaders en dat zijn bijdrage daaraan een wezenlijke is geweest, zodat hij als medepleger moet worden aangemerkt. Uit de omstandigheid dat het moment, waarop de verdachte de stationwagen voor het hotel midden op de weg tot stilstand bracht, precies samenviel met het moment dat zijn twee kompanen de weg oprenden en mitsdien onmiddellijk konden instappen, leidt het hof af dat is gehandeld overeenkomstig een tevoren gesmeed plan. Doordat de verdachte op het juiste moment met de vluchtauto klaarstond, konden de twee mannen die [slachtoffer] feitelijk hebben beroofd, ontkomen en kon de buit worden veiliggesteld. Verder neemt het hof in aanmerking dat de verdachte kennelijk degene is geweest is die de stationwagen voor de beroving ter beschikking heeft gesteld (en heeft bestuurd) en dat de verwachte opbrengst gelijkelijk tussen hem en zijn mededaders zou worden verdeeld.
Concluderend is het hof, anders dan de rechtbank, van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich op 6 februari 2019 samen met twee anderen schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde beroving van [slachtoffer] , en wel op na te melden wijze. Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt in al zijn onderdelen verworpen.”
3. Het eerste middel
3.1
Het eerste middel is gericht tegen het oordeel van het hof dat de verdachte betrokken is geweest bij de bewezenverklaarde beroving. Het middel valt uiteen in drie deelklachten. In de eerste deelklacht wordt geklaagd dat “de bewijsvoering niet redengevend is voor de bewezenverklaarde betrokkenheid van verzoeker bij de hem verweten beroving”. De tweede klacht houdt in dat “het gerechtshof het met de bewezenverklaring maar niet met de bewijsvoering strijdige verweer ten aanzien van de identiteit van de in de schriftelijke vastlegging van de tot bewijs gebezigde OVC-gesprekken als ‘ [verdachte] ’ resp. [verdachte] aangeduide persoon in het midden heeft gelaten”. In de derde deelklacht wordt geklaagd dat “de bewezenverklaring, mede in het licht van hetgeen door de verdediging ter zitting met betrekking tot de OVC-gesprekken en/of de auto van de vader van verzoeker en/of de uit de peillocaties van de telefoons van resp. verzoeker en medeverdachte [betrokkene 2] afgeleide omstandigheid dat zij voor de beroving samen zijn geweest, is aangevoerd, onbegrijpelijk is en/of onvoldoende met redenen is omkleed.”
3.2
Ik begin met de bespreking van de tweede deelklacht, waarin de steller van het middel betoogt dat het hof ten onrechte een verweer, strijdig met de bewezenverklaring maar niet met de bewijsoverweging, in het midden heeft gelaten. Blijkens de toelichting doelt de steller van het middel op het verweer dat de [verdachte] waarover in de OVC-gesprekken wordt gesproken een andere [verdachte] is dan de verdachte, namelijk een grote man met als beroep taxichauffeur.
3.3
Het uitgangspunt van de tweede deelklacht is dat er sprake is van een Meer en Vaart-verweer: een betoog waarin een beroep wordt gedaan op niet hoogst onwaarschijnlijke feiten en/of omstandigheden die met de inhoud van de door de rechter gebezigde bewijsmiddelen niet in strijd zijn, maar die – indien juist – onverenigbaar zijn met de bewezenverklaring.1.Indien de rechter in weerwil van dat verweer tot een bewezenverklaring komt, dient hij dat betoog uitdrukkelijk en gemotiveerd te weerleggen (art. 359 lid 2, tweede volzin, Sv).2.Die weerlegging kan geschieden door opneming van bewijsmiddelen of vermelding, al dan niet in een nadere bewijsvoering, van aan wettige bewijsmiddelen te ontlenen feiten en omstandigheden die de alternatieve lezing van de verdachte uitsluiten.3.In voorkomende gevallen zal de rechter ter weerlegging kunnen oordelen dat de door de verdachte gestelde alternatieve toedracht niet aannemelijk is geworden dan wel dat de lezing van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde moet worden gesteld. Ten slotte kunnen zich gevallen voordoen waarin de lezing van de verdachte zo onwaarschijnlijk is, dat zij geen uitdrukkelijke weerlegging behoeft.
3.4
Blijkens de ter terechtzitting in hoger beroep voorgedragen en overgelegde pleitnota heeft de raadsman betoogd dat de betrokkenheid van de verdachte niet uit de OVC-gesprekken kan worden afgeleid. De raadsman heeft daartoe onder meer het volgende aangevoerd:
“In het gesprek van 11 februari 2019 wordt cliënt met voor- en achternaam genoemd.
(…) Volgens de politie valt uit dit gesprek op te maken dat als er in de gesprekken over [verdachte] wordt gesproken, deze gesprekken toezien op cliënt. Deze stelling is om twee redenen niet houdbaar.
Ten eerste is deze stelling veel te kort door de bocht omdat er niet maar 1 [verdachte] bestaat. (…)
Ten tweede blijkt uit het gesprek dat de deelnemers van het gesprek meer dan 1 [verdachte] kennen:
‘Wie is [betrokkene 2] ?
Die Turtel, broertje van [verdachte] .
(...)
Welke [verdachte] ?’
De vraag welke [verdachte] impliceert dat de deelnemers meer dan 1 [verdachte] kennen. Op het moment dat men maar bekend was met 1 [verdachte] , dan was die vervolgvraag nooit gesteld. (…)
Uit gesprek nummer 80 (welke ik heb laten uitwerken en welke we hebben beluisterd op zitting in eerste aanleg) blijkt dat er een tweede [verdachte] in het spel is. Uit dit gesprek blijkt dat deze [verdachte] groot van stuk is. Er wordt gegrapt dat [verdachte] niet moet rijden in een kleine auto (VW Polo), maar alleen in een Touran moet rijden, want hij lijkt op lange Frans in een Canta. Dit laatste blijkt uit het p-v ttz eerste aanleg. Ook wordt de term 'Biggie' genoemd om deze [verdachte] aan te duiden. Cliënt is klein van stuk 1.70 en weegt 53 kilo. Hij is niet bepaald een lange Frans of een Biggie.
Deze [verdachte] is taxichauffeur, dat is cliënt niet. Zoals hij ook heeft verklaard. Ook hieruit blijkt duidelijk dat het om een andere [verdachte] gaat. Nu er in ieder geval nog een andere [verdachte] in het spel is, kunnen we er niet zonder meer van uitgaan dat de gesprekken waarin de naam [verdachte] wordt genoemd, toezien op cliënt.”
3.5
In het middel wordt aangevoerd dat het hof niet op dit verweer heeft gerespondeerd, terwijl dat, gelet op onder meer het arrest van de Hoge Raad van 13 maart 2007,4.wel had gemoeten. De steller van het middel wijst erop dat het hof met de overwegingen ten aanzien van de stelling dat de gespreksdeelnemers meer dan één persoon met de voornaam [verdachte] kennen, niet heeft gereageerd op het verweer van de verdediging dat er in de OVC-gesprekken wordt gesproken over een andere [verdachte] , te weten een grote man met als beroep taxichauffeur.
3.6
Anders dan de steller van het middel leid ik uit de overwegingen van het hof af dat het hof van oordeel is dat het alternatieve scenario – dat de [verdachte] waarover wordt gesproken niet de verdachte betreft maar de taxichauffeur – niet aannemelijk is geworden. Het hof heeft immers overwogen: “Dat, zoals is aangevoerd, de gespreksdeelnemers meer dan één persoon met de voornaam [verdachte] kennen, is niet onaannemelijk, maar dat laat onverlet dat uit genoemd gesprek van 11 februari 2019 volgt dat [betrokkene 2] en [betrokkene 3] in ieder geval de verdachte [verdachte] kennen.” In deze overweging ligt besloten dat het hof niet aannemelijk acht dat het gaat om een andere [verdachte] , waaronder de taxichauffeur. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting, is toereikend gemotiveerd en niet onbegrijpelijk.5.Daarbij neem ik mede in aanmerking dat de motiveringsplicht van art. 359 lid 2, tweede volzin, Sv niet zover gaat dat bij de niet-aanvaarding hiervan op ieder detail van de argumentatie moet worden ingegaan.6.
3.7
De eerste en derde bewijsklacht lenen zich voor een gezamenlijke bespreking. De steller van het middel beoogt te klagen over de begrijpelijkheid en de motivering van de bewezenverklaring, mede in het licht van hetgeen door de verdediging is aangevoerd over de OVC-gesprekken, de vluchtauto en de peilgegevens van de telefoons van de verdachte en medeverdachte [betrokkene 2] .
3.8
Het hof heeft op grond van de gebezigde bewijsmiddelen in zijn nadere bewijsoverweging, kort gezegd, vastgesteld dat bij de beroving drie personen waren betrokken waarvan één als chauffeur van een zwarte stationwagen als vluchtauto. In gesprekken gevoerd in een Volkswagen Polo die (ten tijde van de opnamen) op naam van de moeder van medeverdachte [betrokkene 2] stond, is door onder meer de broer van de medeverdachte gesproken over de beroving op [slachtoffer] op 6 februari. In een gesprek van diezelfde dag worden specifieke kenmerken van die beroving genoemd, waaronder de Rolls-Royce met Belgisch kenteken en de Patek Philippe met een waarde van € 112.000.
3.9
Verder is door het hof vastgesteld dat in het OVC-gesprek van 6 februari 2019 wordt gesproken over “ [verdachte] ” en “ [verdachte] ”, die bij de beroving heeft opgetreden als chauffeur. Uit het gesprek van 11 februari 2019 komt naar voren dat [betrokkene 2] en [betrokkene 3] een ‘ [verdachte] ’ uit [wijk] kennen die een broertje heeft die (ook) [betrokkene 2] heet; de verdachte [verdachte] is woonachtig in de Amsterdamse wijk [wijk] en heeft een broer die (ook) [betrokkene 2] heet. Tot slot blijkt uit de vaststellingen van het hof dat [betrokkene 7] in het gesprek van 8 februari 2019 te kennen heeft gegeven dat hij verwacht dat [verdachte] gaat worden ‘gecheesed’ vanwege zijn ‘waggie’ met kenteken, dat wil zeggen gepakt door de politie vanwege zijn auto met kenteken.
3.10
Het hof heeft uit de OVC-gesprekken kunnen afleiden dat gesproken wordt over [verdachte] , de verdachte, als één van de daders van de roofoverval. Hoewel geen nadere bijzonderheden over de persoon van [verdachte] bekend worden uit de OVC-gesprekken, zoals de steller van het middel betoogt, heeft het hof vastgesteld dat de broer van medeverdachte [betrokkene 2] en [betrokkene 3] in ieder geval de verdachte [verdachte] kennen. Bovendien heeft het hof bij zijn oordeel betrokken dat 1) uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting geen andere mogelijke interpretatie van de gesprekken is gebleken, 2) de uitgewisselde informatie over de roofoverval daderkennis betreft en 3) de informatie uit de OVC-gesprekken steun vindt in de andere opsporingsresultaten.
3.11
Wat betreft dat laatste punt wordt in de toelichting van het middel aangevoerd dat het oordeel dat de vluchtauto enerzijds en de Renault Clio anderzijds op “in het oog springende punten overeenkomen” onbegrijpelijk is, omdat het een fabrieksuitvoering betreft en de auto dus geen onderscheidende kenmerken heeft. De vaststellingen van het hof dat het kenteken van de Renault Clio zeer kort na de uitzending van AT5 is overgeschreven en dat de verdachte indringende belangstelling heeft getoond voor opsporingsambtenaren die onderzoek naar de Renault Clio deden, acht de steller van het middel bovendien niet “zonder meer als opvallend en/of ongebruikelijk te kenschetsen”.
3.12
Het oordeel van het hof dat de vaststellingen over de OVC-gesprekken worden ondersteund door de andere onderzoeksresultaten acht ik niet onbegrijpelijk en voldoende gemotiveerd. Het hof heeft overwogen dat het feit dat de Renault Clio al dan niet een fabrieksuitvoering was, niet relevant is, omdat het gaat om al dan niet overeenstemmende details. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk. Verder kon het hof weldegelijk bewijskracht toekennen aan de omstandigheid van het overschrijven van de auto en het aantreffen van ‘stills’ van camerabeelden van de opsporingsambtenaren op de telefoon van de verdachte. De stelling in het middel, zo begrijp ik de toelichting, dat het hof bewijskracht heeft toegekend aan het feit dat de verdachte op die laatste omstandigheid geen toelichting heeft willen geven, onderschrijf ik niet. Het enkele feit dat het hof opmerkt dat “de verdachte op de terechtzitting in hoger beroep [hierop] geen toelichting [heeft] willen geven”, is daartoe onvoldoende. Bovendien staat het de feitenrechter wel degelijk vrij om het ontbreken van een verklaring in de bewijsoverwegingen te betrekken indien sprake is van een omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen redengevend moet worden geacht voor het bewijs.7.
3.13
Tot slot is niet onbegrijpelijk en voldoende gemotiveerd dat het hof heeft geoordeeld dat aan de zendmastgegevens zeggingskracht toekomt, in die zin dat daaruit kan worden afgeleid dat de verdachte en medeverdachte [betrokkene 2] om 16:03 uur en even voor 18.00 uur in elkaars (directe) nabijheid hebben verkeerd. Het feit dat een zendmast een ruim bereik zou hebben – volgens de verdediging in hoger beroep “een paar kilometer” – maakt dat niet anders, zeker omdat hof de peilgegevens heeft beoordeeld in onderling verband en samenhang met de andere bewijsmiddelen.
3.14
Het eerste middel faalt.
4. Het tweede middel
4.1
In het tweede middel wordt geklaagd dat “het gerechtshof het in bewijsmiddel 7 opgenomen OVC-gesprek van 6 februari 2019, sessie 2, heeft gedenatureerd doordat het daaraan (…) een andere strekking heeft gegeven en/of de bewezenverklaring van het medeplegen (…) onbegrijpelijk is en/of onvoldoende met redenen is omkleed.”
4.2
In de kern is het middel gericht tegen de uitleg die het hof heeft gegeven aan bewijsmiddel 7 en het oordeel dat daaruit zou volgen dat “de verwachte opbrengst gelijkelijk tussen verzoeker en zijn mededaders zou worden verdeeld”, welke omstandigheid het hof betrekt in de bewezenverklaring van medeplegen. De steller van het middel wijst er op dat het hof bewijsmiddel 7 een wezenlijk andere strekking heeft gegeven door het weglaten van het vervolg van het gesprek.
4.3
Een blik achter de papieren muur leert dat de steller van het middel doelt op de hierna door mij gecursiveerde regels uit het gesprek van 6 februari 2019:
“ [betrokkene 2] : Hey, ze gaan er 75 voor krijgen
[betrokkene 3] : Ja man, ik heb [het] gehoord
[betrokkene 2] : 75
[betrokkene 3] : Chowa [het hof: straattaal voor 25] de man, kankerlekker (fluit)
[betrokkene 2] : [verdachte] (fon)
[betrokkene 3] : Ja
[betrokkene 2] : Denk je die [verdachte] gaat chowa krijgen wholla?
[betrokkene 3] : Hij was [de] chauffeur toch?
[betrokkene 2] : Ja man, dat zijn leipe bedragen broer
[betrokkene 3] : misschien gaat ie 5 doezoe krijgen
Nnm: 5 doezoe, ja
[betrokkene 3] : wa, kankerlekker
[betrokkene 2] : Leip he?”
4.4
Bij de beoordeling van het middel kan het volgende voorop worden gesteld. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de rechter vrij is in de selectie van het bewijsmateriaal waarop hij de bewezenverklaring baseert.8.De rechter mag dan ook datgene terzijde stellen wat hij voor het bewijs van geen waarde acht.9.Dat geldt ook voor een gedeelte van een verklaring of gesprek. De vrijheid van de rechter om het bewijsmiddel op te splitsen, wordt begrensd door het verbod van denaturering. Van denaturering is sprake indien het wel tot het bewijs gebezigde onderdeel van een bewijsmiddel een wezenlijk andere betekenis krijgt dan degene die de uitspraken heeft gedaan aan die uitspraken kennelijk heeft bedoeld te geven.10.
4.5
In het middel wordt betoogd dat “de tot bewijs gebezigde verklaring doet (…) voorkomen alsof hij [A-G: de verdachte] 1/3 van ‘de buit’, te weten € 25.000,- zou krijgen, terwijl het in de oorspronkelijke verklaring, vanwege de rol van chauffeur, een bedrag van € 5.000 (5 doezoe) betreft.” Ik kan de steller van het middel hierin niet volgen. Allereerst geldt dat het hof de letterlijke weergave van het deel van het gesprek heeft opgenomen in het arrest, zowel in de bewijsmiddelen als in de nadere bewijsoverweging. Dat is een belangrijke indicatie dat het hof aan dit onderdeel van het gesprek geen andere inhoud heeft gegeven dan deze in het geheel van de verklaring had.11.Bovendien heeft de feitenrechter de vrijheid om wel geloof te hechten aan het ene deel van het gesprek en niet aan andere delen. Daarbij neem ik in aanmerking dat uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 14 oktober 2021 volgt dat het hof de OVC-gesprekken in het dossier voorafgaand aan de zitting heeft beluisterd. Tot slot is van belang dat gespreksdeelnemer [betrokkene 3] er kennelijk niet zeker van is dat de verdachte slechts € 5.000 zou krijgen. [betrokkene 3] spreekt immers over ‘misschien’. Het hof heeft door het weglaten van de door mij gecursiveerde gespreksregels geen wezenlijk andere betekenis gegeven aan de tot het bewijs gebezigde onderdelen van het gesprek van 6 februari 2019. Die weglating laat onverlet dat [betrokkene 2] heeft gezegd dat “ze (…) er 75 voor [gaan] krijgen” en dat [betrokkene 3] heeft geantwoord “chowa [straattaal voor 25] de man”, wat duidt op een gelijke verdeling van de buit.
4.6
Voorts klaagt het middel dat het oordeel dat sprake is van medeplegen onbegrijpelijk is en/of onvoldoende gemotiveerd, gelet op het feit dat het gerechtshof zich er bewust van moet zijn geweest dat uit het oorspronkelijke OVC-gesprek een andere dan gelijkelijke verdeling volgt.
4.7
Van medeplegen is slechts sprake als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is.12.In deze zaak ligt in de overwegingen van het hof besloten dat de verdachte geen uitvoeringshandelingen heeft verricht. Indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), rust op de rechter de taak om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering dat medeplegen nauwkeurig te motiveren.13.Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
4.8
In de onderhavige zaak volgt uit de vaststellingen van het hof dat de verdachte niet bij de beroving zelf aanwezig is geweest. De verdachte heeft de andere twee daders vlak voor het parkeerterrein van het hotel afgezet en na het plegen van het delict weer opgehaald. Hoewel een dergelijke handeling met medeplichtigheid in verband pleegt te worden gebracht, gaat het hof uit van een nauwe en bewuste samenwerking en een wezenlijke bijdrage van de verdachte. Daartoe acht het hof van belang dat uit het feit dat – kort gezegd – de verdachte kwam aanrijden met de vluchtauto precies op het moment dat zijn mededaders de weg oprenden, kan worden afgeleid dat is gehandeld overeenkomstig een tevoren gesmeed plan. Verder acht het hof van belang dat de verdachte de vluchtauto ter beschikking heeft gesteld en dat de verwachte opbrengst gelijkelijk tussen hem en zijn mededaders zou worden verdeeld.
4.9
Gelet op de vrije selectie en waardering van het bewijs kon het hof in zijn oordeel meewegen dat in het OVC-gesprek van 6 februari 2019 is gesproken over een verdeling van € 25.000 de man. Het oordeel dat sprake is van een gelijke verdeling is in dat licht niet onbegrijpelijk, mede gelet op het feit dat in feitelijke aanleg niets is aangevoerd over het bedrag dat de verdachte zou hebben ontvangen.
4.10
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat niet te gemakkelijk mag worden aangenomen dat een verdachte een zodanige intellectuele en/of materiele bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd dat van bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte(n) kan worden gesproken. Zo is het enkele faciliteren van een vluchtmogelijkheid en een zekere planmatige opzet, zonder dat duidelijk is wat dat plan inhield en wat de rol van de verdachte daarin was, niet zonder meer voldoende voor medeplegen.14.Ook het ter beschikking stellen van de voertuigen waarmee het delict werd gefaciliteerd in ruil voor een deel van de opbrengst en het zich niet distantiëren volstaat niet.15.
4.11
Uit de bewijsvoering in de onderhavige zaak kan niet worden afgeleid hoe vaak er contact is geweest tussen de verdachte en de anderen en evenmin wat de inhoud van dat contact is geweest. Het hof heeft echter wel vastgesteld dat en gemotiveerd waarom is gehandeld overeenkomstig een tevoren gesmeed plan. Verder heeft het hof waarde gehecht aan het belang van de rol van de verdachte, door te overwegen dat doordat de verdachte op het juiste moment met de vluchtauto klaarstond, zijn mededaders konden ontkomen en de buit kon worden veiliggesteld. Tot slot duidt een gelijke verdeling van de buit op een gelijkwaardige rol van de verdachte. Het oordeel van het hof getuigt daarmee niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.16.
5. Slotsom
5.1
De middelen falen.
5.2
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
5.3
Deze conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 24‑01‑2023
HR 13 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ4714, NJ 2007/180; HR 8 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5969, NJ 2008/231.
HR 16 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK3359, NJ 2010/314 m.nt. Y. Buruma.
HR 13 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ4714, NJ 2007/180.
Vgl. bijvoorbeeld HR 7 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1206 (art. 81.1 RO), HR 18 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:280 (eerste middel art. 81.1 RO) en HR 10 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:399 (art. 81.1 RO).
HR 11 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9130, NJ 2006/393 m.nt. Y. Buruma, rov. 3.8.4.; HR 4 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:238, NJ 2014/279 m.nt. T.M. Schalken; HR 5 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1413.
Vgl. bijvoorbeeld HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1323, NJ 2016/412 m.nt. N. Rozemond; HR 12 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:652, NJ 2017/278 m.nt. T. Kooijmans; HR 16 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1700. Zie ook J.H.B. Bemelmans, Totdat het tegendeel is bewezen. De onschuldpresumptie in rechtshistorisch, theoretisch, internationaalrechtelijk en Nederlands strafprocesrechtelijk perspectief (Staat en Recht nr. 35) (diss. Nijmegen), Deventer: Wolters Kluwer 2018, par. VII.7.4.
A.J.A. van Dorst en M.J. Borgers, Cassatie in strafzaken, Deventer: Wolters Kluwer 2022, p. 249.
Vgl. HR 22 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU1993, NJ 2006/219 m.nt. T.M. Schalken, rov. 3.8.
A.J.A. van Dorst en M.J. Borgers, Cassatie in strafzaken, Deventer: Wolters Kluwer 2022, p. 249; G.J.M. Corstens, M.J. Borgers en T. Kooijmans, Het Nederlands strafprocesrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2021, p. 809. Vgl. HR 17 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU4211; HR 27 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY2073, NJ 2012/698; HR 26 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ5377.
Vgl. Conclusie A-G Keulen van 12 februari 2019, ECLI:NL:PHR:2019:132, randnummer 44.
HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390 m.nt. P.A.M. Mevis; HR 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:718, NJ 2015/395 m.nt. P.A.M. Mevis en HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316, NJ 2016/411 m.nt. N. Rozemond.
HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390 m.nt. P.A.M. Mevis; HR 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:718, NJ 2015/395 m.nt. P.A.M. Mevis en HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316, NJ 2016/411 m.nt. N. Rozemond; HR 3 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:499, NJ 2018/254 m.nt. N. Rozemond.
Vgl. HR 3 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1307, NJ 2014/511 m.nt. P.A.M. Mevis; HR 16 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3637, NJ 2015/391 m.nt. P.A.M. Mevis.
HR 14 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:929, NJ 2015/394 m.nt. P.A.M. Mevis.
Vgl. ook HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1321, NJ 2016/416 m.nt. N. Rozemond.