NJB 2023/829:Selectie en waardering van het bewijsmateriaal en Meer en Vaart-verweer c.q. alternatief scenario: de feitenrechter beslist wat hij van het beschikbare bewijsmateriaal betrouwbaar en bruikbaar vindt en aan welk bewijsmateriaal hij geen waarde toekent. Deze beslissingen over de selectie en waardering van het bewijsmateriaal hoeft hij niet te motiveren, behalve in bijzondere gevallen. In casu falen de cassatieklachten hierover. Blijkens de conclusie van de A-G is dat o.a. het geval omdat uit de overwegingen van het hof blijkt dat het hof het alternatieve scenario (dat de verdachte waarover in een telefoongesprek wordt gesproken niet de verdachte betreft maar een taxichauffeur) niet aannemelijk acht. Daarbij telt dat de motiveringsplicht van art. 359 lid 2, tweede volzin, Sv niet zover gaat dat bij niet-aanvaarding op ieder detail van de argumentatie moet worden ingegaan. Medeplegen van een straatroof, art. 47 jo 312 Sr: toepassing HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316. Medeplegen vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. In casu kon het hof oordelen dat daarvan sprake is, mede erop gelet: dat de verdachte degene is geweest die de auto voor de beroving ter beschikking heeft gesteld en heeft bestuurd; dat hij zijn mededaders heeft afgezet bij het hotel en daarna de auto midden op de weg tot stilstand heeft gebracht, precies op het moment dat zijn mededaders na de beroving van het slachtoffer de weg oprenden zodat zij direct konden instappen en de buit kon worden veiliggesteld; dat is gehandeld overeenkomstig een tevoren gesmeed plan; en dat de verwachte opbrengst van de beroving gelijkelijk over de verdachte en mededaders zou worden verdeeld.