Einde inhoudsopgave
Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba (BPP nr. VII) 2010/2.32.1
2.32.1 De wetsgeschiedenis
Mr. G.C.C. Lewin, datum 08-01-2010
- Datum
08-01-2010
- Auteur
Mr. G.C.C. Lewin
- JCDI
JCDI:ADS448808:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie: conclusie A-G Ten Kate onder 25-27 voor HR 19 april 1985 (Van der Heijden/Mits), NJ 1985, 699 (C) over de geschiedenis van de Antilliaanse wettelijke regeling ter zake van procedures buiten eigenlijk rechtsgeding, met verdere vindplaatsen. In dat arrest werd gestreden over de vraag of een procedure tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst een eigenlijk rechtgeding was. Blijkens HR 20 april 1990 (Paktank/Parisbas), NJ 1991, 37 (C), rov. 3.2, moet een afwijzende beslissing op een verzoek om vervallenverklaring van de instantie worden gelijkgesteld met een vonnis in eigenlijk rechtsgeding; bij Rv 2005 is de regeling van verval van instantie in overeenstemming gebracht met de Nederlandse regeling.
Hierover is bij de behandeling van het wetsvoorstel Rv 2005 gedebatteerd tussen de Orde van Advocaten Aruba en de Minister van Justitie van Aruba, Staten van Aruba, zittingsjaar 2002-2003 - E/473, bijlagen B en C.
Rv 1931 bevatte als Boek 1 Titel 7 één regeling van het rechtsgeding in hoger beroep bij het Hof van Justitie. Deze regeling gold zowel voor het hoger beroep van vonnissen als voor dat van beschikkingen. Ingevolge art. 260 waren beide soorten uitspraken vatbaar voor hoger beroep.
In Rv 1958 is een afzonderlijke regeling van het hoger beroep van 'beschikkingen buiten eigenlijk rechtsgeding' ingevoerd (Boek 1 Titel 7Afdeling 2, art. 286a-286d), waardoor de art. 260-286 Boek 1 Titel 7 Afdeling 1 gingen vormen, die nog slechts betrekking had op hoger beroep van vonnissen en van 'beschikkingen in eigenlijk rechtsgeding'.1 De memorie van toelichting bij Rv 1958 vermeldt over de inrichting van de regeling van art. 286a-286d niet veel meer dan dat daarmee een bevredigende regeling wordt bereikt.
Rv 1958 voorzag ook in de invoering van Boek III Titel 6Afdeling 5A (art. 711a711 letter 1), welke afdeling de procesvoering in zaken betreffende onderhoud afzonderlijk regelde met een bepaling over het hoger beroep in art. 711i.
Rv 2005 maakt onderscheid tussen zaken die met een vonnis eindigen en zaken die met een beschikking eindigen. Boek 1 Titel 7 heeft thans betrekking op hoger beroep van 'vonnissen en daaraan voorafgaande beschikkingen' en is niet meer opgebouwd uit twee afdelingen. Boek 1 Titel 10Afdeling 5 (art. 429n-429q) heeft betrekking op hoger beroep in 'zaken waarin een beschikking wordt gegeven'. Zaken betreffende het personen- en familierecht zijn afzonderlijk geregeld in Boek 3 titel 6, waarbij een nader onderscheid wordt gemaakt tussen scheidingszaken en andere zaken. Bijzondere bepalingen, die blijkens art. 429a mogelijk zijn, staan wat het hoger beroep betreft in art. 806, 807, 820 en 827 lid 2.
De opzet van de regeling in Rv 2005 verschilt aanzienlijk van die in Rv 1958. Niet de oude regeling, maar art. 429n-429r RvNL (oud), zoals deze tot de invoering van RvNL 2002 luidden, hebben als voorbeeld gediend. Sinds de invoering van RvNL 2002 staan in Nederland de bepalingen over hoger beroep tegen beschikkingen in de art. 358-362 RvNL. De concordantie met de Nederlandse regeling is in procedures die met een beschikking eindigen groter dan in procedures die met een vonnis eindigen.
In Nederland is in 2002 de zogenaamde wisselbepaling ingevoerd, art. 69 Rv-NL. Deze schrijft voor dat indien een procedure met een verzoekschrift is ingeleid in plaats van met een dagvaarding, of andersom, de rechter ervoor moet zorgen dat de procedure wordt doorgeleid naar het juiste spoor. Dit is in Rv 2005 niet overgenomen. In de Nederlandse Antillen en Aruba bestaat daaraan geen behoefte: alle procedures worden met een verzoekschrift ingeleid en de rechter beoordeelt of de procedure met een vonnis moet eindigen of met een beschikking.2 In hoger beroep is het ook zonder wisselbepaling vaste praktijk dat een akte van appel tegen een beschikking wordt aangemerkt als een beroepschrift en dat een beroepschrift tegen een vonnis wordt aangemerkt als een akte van appel (in voorkomende gevallen: tevens houdende memorie van grieven).