Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba
Einde inhoudsopgave
Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba (BPP nr. VII) 2010/:Inleiding
Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba (BPP nr. VII) 2010/
Inleiding
Documentgegevens:
Mr. G.C.C. Lewin, datum 08-01-2010
- Datum
08-01-2010
- Auteur
Mr. G.C.C. Lewin
- JCDI
JCDI:ADS442603:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
In Nederland is een wetsvoorstel ingediend voor een Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, waarbij onder meer enkele wijzigingen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Nederland (art. 8.2) en de invoering van een op het Antilliaanse wetboek gebaseerd Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor de BES-eilanden (art. 831) worden voorgesteld. Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 31 959, nrs. 2 en 3.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Het hoger beroep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba vormt het eerste onderwerp van deze studie. Het onderzoek naar de kenmerken daarvan is opgebouwd uit de volgende delen: een historisch onderzoek, een wetssystematisch onderzoek, een onderzoek naar het stelsel van regels dat de grenzen van de rechtsstrijd bepaalt en een onderzoek naar de fundamentele keuzen die ten grondslag liggen aan het procesrecht van de Nederlandse Antillen en Aruba. Dit mondt uit in een waardering van de gevonden kenmerken van het Antilliaanse/Arubaanse civiele appel en in aanbevelingen.
Bij het historisch onderzoek heb ik gebruik gemaakt van de beperkt aanwezige literatuur over de geschiedenis van het Antilliaanse/Arubaanse procesrecht. Daarnaast heb ik officiële publicaties geraadpleegd waarin regelgeving bekend wordt gemaakt, zoals het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen. Verder heb ik enig onderzoek gedaan in het archief van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
De resultaten van het historisch onderzoek zijn vooral te vinden in hoofdstuk 1.
Het wetssystematische onderzoek is verricht volgens de traditionele methode van juridisch onderzoek. Er is enige literatuur voorhanden over het Antilliaanse/Arubaanse appelrecht, maar een systematisch handboek of leerboek ontbreekt. De wetteksten die over het hoger beroep gaan, zijn onderzocht op hun onderlinge samenhang, waarbij ook de wetsgeschiedenis en de rechtspraak over de diverse bepalingen in het onderzoek zijn betrokken. Zo veel mogelijk is gebruik gemaakt van Antilliaanse/Arubaanse rechtspraak. Gelet op de samenhang tussen de rechtsstelsels is ook de Nederlandse rechtspraak van belang. Daarom heb ik daar ook naar gekeken. Verder heb ik de relevante Nederlandse wetteksten en de gebruikelijke handboeken over het Nederlandse appelrecht geraadpleegd. Ik heb ernaar gestreefd beschrijvingen en kritische beschouwingen zo veel mogelijk gescheiden te houden, maar waar dat dienstig leek, ben ik van dat streven afgeweken. Wel heb ik overal zichtbaar willen maken waar ik beoog het geldende recht weer te geven en waar ik persoonlijke opvattingen geef. De resultaten van het wetssystematische onderzoek zijn vooral te vinden in hoofdstuk 2.
Een belangrijk kenmerk van het hoger beroep is de wijze waarop de grenzen van de rechtsstrijd bepaald worden. Het Antilliaanse/Arubaanse appelrecht wijkt wat dat betreft enigszins af van het Nederlandse appelrecht. De regels over de grenzen van de rechtsstrijd zijn maar voor een beperkt deel in de wet opgenomen en voor het grootste deel in de rechtspraak ontwikkeld. Deze regels vormen een stelsel, dat coherent en consequent is of in elk geval zou moeten zijn. Getracht is die achterliggende samenhang bloot te leggen, vooral door de regels die in de rechtspraak worden gevonden, in een systematische volgorde te bezien en met elkaar te vergelijken. Voorts zijn de regels geconfronteerd met zowel verzonnen voorbeelden als voorbeelden uit de rechtspraak. Ook heb ik onderzocht in hoeverre het stelsel overeenkomt met het Nederlandse grievenstelsel.
De regels over de vraag welke ingrepen de rechter ambtshalve mag of moet doen in het partijdebat maken deel uit van het stelsel van regels over de grenzen van de rechtsstrijd. Art. 52 (art. 25 RvNL) heeft daar betrekking op. Hartkamp heeft verschillende toepassingsgevallen van deze bepaling onderscheiden. Mede naar aanleiding daarvan heb ik nader onderzoek gedaan naar de ambtshalve taken van de rechter. De resultaten zijn te lezen in hoofdstuk 3.
Bij de inrichting van het procesrecht worden keuzen gemaakt die niet alleen gebaseerd zijn op juridische argumenten, maar ook op fundamentele verschillen van inzicht, die vooral op politiek gebied, maar ook wel op filosofisch of psychologisch gebied liggen. In hoofdstuk 4 heb ik de fundamentele benaderingen weergegeven die ik zie doorschemeren in het juridische debat over de inrichting van het procesrecht. Ik heb echter zo veel mogelijk vermeden positie te kiezen op dergelijke - buiten het privaatrecht gelegen - gebieden.
Voor het overige bevat hoofdstuk 4 waarderende beschouwingen over de kenmerken van het appelrecht die ik in de hoofdstukken 1-3 heb beschreven. Onderzocht wordt of voor de voornaamste kenmerken thans nog een rechtvaardiging bestaat. Hoofdstuk 4 eindigt met een reeks van aanbevelingen.
Het tweede onderwerp van deze studie is het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba. Ook daarvan zijn de kenmerken onderzocht vanuit historisch en wetssystematisch perspectief. Verder heb ik onderzocht in hoeverre rechtspraak in de Nederlandse Antillen en Aruba moet overeenkomen met rechtspraak in Nederland. Dit onderzoek wordt eveneens afgerond met aanbevelingen.
In het historische onderzoek naar het cassatieberoep is op basis van enige literatuur en parlementaire stukken bezien welke rol de Hoge Raad vóór de invoering van de Cassatieregeling heeft gespeeld voor de zes eilanden en hoe de Cassatieregeling tot stand is gekomen. De resultaten staan vermeld in hoofdstuk 1. Voorts wordt in paragraaf 6.2 verslag gedaan van een onderzoek naar het aantal cassatieberoepen en het slagingspercentage daarvan door de jaren heen.
Het wetssystematisch onderzoek naar het cassatieberoep is enigszins anders van opzet dan dat naar het hoger beroep. Het cassatieberoep in Antilliaanse/Arubaanse zaken is voornamelijk geregeld in de interne Nederlandse wet. Over de systematiek daarvan bestaan diverse handboeken en leerboeken. In de meeste van die boeken worden Antilliaanse/Arubaanse bijzonderheden ook besproken. Ik heb getracht het cassatierecht in Antilliaanse/Arubaanse zaken systematisch te beschrijven, waarbij de indeling van de Nederlandse wet grotendeels is gevolgd. Het aantal bij wet geregelde Antilliaanse/Arubaanse bijzonderheden is beperkt. Er hebben zich echter bijzonderheden ontwikkeld in de rechtspraak. Sinds de invoering van de Cassatieregeling heeft de Hoge Raad ongeveer vijfhonderd uitspraken gedaan in Antilliaanse/Arubaanse civiele zaken. Ongeveer honderd daarvan zijn niet gepubliceerd. Ik heb (vermoedelijk) alle uitspraken uit de archieven achterhaald, een lijst daarvan samengesteld (bijlage 7 bij dit proefschrift) en onderzocht welke regels van cassatierecht erin zijn toegepast, zowel regels die overeenkomen met de Nederlandse regels van cassatierecht als regels die specifiek betrekking hebben op Antilliaanse/ Arubaanse cassatieberoepen. De resultaten van dit onderzoek zijn ondergebracht in hoofdstuk 5. Evenals hoofdstuk 2 bestaat dit hoofdstuk voor een groot gedeelte uit een beschrijving van geldend recht, maar ook in dit hoofdstuk heb ik waar dat aangewezen leek, kritische beschouwingen gegeven.
De Hoge Raad heeft onder meer de taak de rechtseenheid te bevorderen. Daarom is een wezenlijke vraag die bij het cassatieberoep in Antilliaanse/Arubaanse zaken aan de orde komt, de vraag in hoeverre jurisprudentiële regels in de Nederlandse Antillen, Aruba en Nederland met elkaar moeten overeenkomen. Dit onderwerp, de concordantie van rechtspraak, wordt in hoofdstuk 6 behandeld. Het hoofdstuk bevat nog enige waarderende opmerkingen en wordt afgerond met aanbevelingen. Deze houden verband met het rapport van de commissie Hammerstein, die het cassatieberoep op de Hoge Raad voornamelijk vanuit Nederlands perspectief heeft onderzocht.
De conclusies zijn samengevat in hoofdstuk 7.
Voor zover de in de literatuurlijst vermelde bronnen betrekking hebben op het procesrecht of de rechterlijke organisatie in de Nederlandse Antillen en Aruba (of in de kolonie Curaao) en in Nederlands-Indië, is er nauwelijks een selectie toegepast. Vrijwel alles wat ik daarover kon bemachtigen, is opgenomen en gebruikt. Bij de literatuur over Nederlands-Indië was een belangrijke beperking dat ik niet de beschikking kon krijgen over alles wat mij relevant leek. Bij de bronnen die betrekking hebben op Nederland, is een selectie toegepast die ertoe heeft geleid dat niet veel meer is gebruikt dan de voor de hand liggende handboeken.
In verband met de ophanden zijnde staatkundige hervormingen in het Koninkrijk zijn er Staatsregelingen ontworpen voor de landen Curaçao en Sint Maarten. Ook is er een ontwerp opgesteld van een rijkswet betreffende de rechterlijke organisatie. Verder worden er aanpassingen aan de Cassatieregeling voorbereid. Hiernaar wordt in deze studie verwezen. Ik verwacht niet dat de staatkundige hervormingen op korte termijn zullen leiden tot ingrijpende wijzigingen van het burgerlijk procesrecht.1 In deze studie ga ik daar niet verder op in. In de tekst wordt gesproken van de Nederlandse Antillen alsof deze staatkundige eenheid blijft bestaan.