Einde inhoudsopgave
Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba (BPP nr. VII) 2010/2.10
2.10 Schorsing van de tenuitvoerlegging
Mr. G.C.C. Lewin, datum 08-01-2010
- Datum
08-01-2010
- Auteur
Mr. G.C.C. Lewin
- JCDI
JCDI:ADS442598:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
GHvJNAA 2 februari 2007 (HabitatfHayes), KG 205106 - HAR 394/06, niet gepubliceerd (M), kennelijk in navolging van bijv. conclusie A-G Langemeijer onder 33 voor HR 16 maart 2007 (Diner/Igielko), NJ 2007, 163 (NL). Het criterium is ook weer toegepast in GHvJNAA 26 mei 2009 (Capps/X), LJN BI6301 (M).
GHvJNAA 26 augustus 2008 (Van Dorp-EddinefManus de Wit), AR 1427/06 - HAR 28108, niet gepubliceerd (C), in navolging van HR 30 mei 2008 (NewbayfStaat der Nederlanden), NJ 2008, 311 (NL), rov. 3.2.4. Het criterium is ook weer toegepast in GHvJNAA 23 juni 2009 (CabaJX), LJN BJ5874 (M). In HR 29 mei 2009, LJN BH4042 (NL), rov. 33 en HR 10 juli 2009 (Ramsley/Toog), NJ 2009, 364 (NL), rov. 3.4, verlangde de Hoge Raad echter geen novum. Vergelijk ook: GHvJNAA 15 september 2009 (Refineria IslafHumanitaire Zorg), LJN BJ7862 (C).
Art. 272 bepaalde reeds in Rv 1931 dat bij het Hof schorsing van de tenuitvoerlegging kan worden verzocht. In Rv 2005 heeft dit artikel een formulering gekregen overeenkomstig art. 351 RvNL. De wijziging van de formulering was ook nodig in verband met de wijziging van de regeling van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Een inhoudelijke wijziging is niet beoogd. Wel is de zinsnede weggevallen waaruit blijkt dat het verzoek moet worden gedaan bij afzonderlijk verzoekschrift aan het Hof, dus niet in de akte van appel of de memorie van grieven. Het is nog steeds de bedoeling dat het verzoek (in de huidige wettekst: de vordering) bij afzonderlijk verzoekschrift aan het Hof wordt gedaan. Indien het verzoek of de vordering wordt gedaan in de gewone processtukken van het hoger beroep, loopt de appellant het risico dat dit niet tijdig wordt opgemerkt door de griffie van het GEA.
De vordering schorst niet de voortgang van de procedure in hoger beroep. In zoverre is geen sprake van een behandeling als incident.
Welke maatstaf dient het Hof te hanteren bij de beoordeling van een dergelijke vordering? In 2007 heeft het Hof een belangenafweging verricht, waarbij het de kans van slagen van het rechtsmiddel buiten beschouwing liet.1 In 2008 heeft het beslissend geacht dat geen omstandigheden waren gesteld of gebleken die bij de door de eerste rechter gegeven beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de uitspraak van de eerste rechter hebben voorgedaan, en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.2 In beide gevallen gaf het Hof (m.i. terecht) overeenkomstige toepassing aan rechtspraak van de Hoge Raad. Het Hof is dus, evenals de Hoge Raad, strenger geworden: aan laatstgenoemd criterium zal maar zelden zijn voldaan.
Op dezelfde wijze als de Nederlandse appelrechter (art. 234 en 235 RvNL) kan het Hof een bestreden vonnis dat niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, op incidentele vordering alsnog uitvoerbaar bij voorraad verklaren (art. 56) en aan een door de eerste rechter uitgesproken uitvoerbaarverklaring bij voorraad de voorwaarde van zekerheidsstelling verbinden (art. 57). In dit stelsel ligt besloten dat het Hof ook op incidentele vordering de door de vorige rechter aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad verbonden voorwaarde van zekerheidsstelling kan opheffen of wijzigen.
Executiegeschillen worden voorgelegd aan de rechter in eerste aanleg, ook als de te executeren uitspraak is gedaan door het Hof (art. 438 lid 1 en 2, 616 lid 2).