Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba
Einde inhoudsopgave
Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba (BPP nr. VII) 2010/2.30:2.30 Het uitspreken van het vonnis en de afgifte van afschriften
Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba (BPP nr. VII) 2010/2.30
2.30 Het uitspreken van het vonnis en de afgifte van afschriften
Documentgegevens:
Mr. G.C.C. Lewin, datum 08-01-2010
- Datum
08-01-2010
- Auteur
Mr. G.C.C. Lewin
- JCDI
JCDI:ADS448803:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Art. 283 lid 1 bepaalt dat het vonnis in de gewone vorm wordt opgemaakt en uitgesproken. Deze bepaling is overgenomen van art. 992 Rv. Ind.1 De bepaling stelt buiten twijfel dat art. 46 lid 5 en 48a lid 1 en 2 van overeenkomstige toepassing zijn. De bepaling is overbodig, want blijkens het opschrift van Boek 1 en van titel 1 daarvan is laatstbedoelde titel van toepassing op het hoger beroep, tenzij titel 7 daarvan afwijkt.
Eindvonnissen moeten worden ondertekend door de fungerend voorzitter en de griffier (art. 46 lid 5). Vóór Rv 2005 was de aanduiding 'voorzitter' in plaats van 'fungerend voorzitter'. Ondanks de verruiming van Rv 2005 is het de vraag of behalve de leden die het vonnis hebben gewezen, ook andere leden van het Hof het vonnis kunnen ondertekenen als fungerend voorzitter. Als die vraag ontkennend beantwoord moet worden, is dat zonder praktisch belang, omdat ondertekening door de verkeerde rechter de geldigheid van het vonnis niet raakt.2 In de praktijk kan bijvoorbeeld, indien een ongetekend vonnis op de dag van de rolzitting in Aruba vanuit de griffie op Curaçao naar de griffie in Aruba wordt gefaxt, de rechter die het vonnis in Aruba uitspreekt, het vonnis ondertekenen, ook al heeft hij het niet meegewezen. Voorts behoeft de uitspraak niet te worden gedaan in aanwezigheid van de rechters die het vonnis hebben gewezen.
Art. 283 en 286 worden in de praktijk als volgt gehanteerd. Het vonnis wordt uitgesproken op een rolzitting van een van de drie zittingsplaatsen doordat de rechter die als voorzitter van die rolzitting optreedt, het dictum van het vonnis voorleest. Soms worden direct op de rolzitting afschriften van de vonnissen verstrekt aan de aanwezige partijen of gemachtigden. In andere gevallen wordt afschrift van het vonnis achtergelaten bij de griffie van het GEA op de zittingsplaats waar het vonnis is uitgesproken, die vervolgens kosteloos een afschrift verstrekt aan partijen. Indien een partij bij een ter plaatse gevestigde advocaat procedeert en deze niet verschijnt, wordt een afschrift in het postvakje van de advocaat gelegd. Indien een partij niet bij een ter plaatse gevestigde advocaat procedeert en niet verschijnt, wordt het afschrift toegezonden met een begeleidende dienstbrief.