Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba
Einde inhoudsopgave
Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba (BPP nr. VII) 2010/2.32.4:2.32.4 Het beroepschrift
Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba (BPP nr. VII) 2010/2.32.4
2.32.4 Het beroepschrift
Documentgegevens:
Mr. G.C.C. Lewin, datum 08-01-2010
- Datum
08-01-2010
- Auteur
Mr. G.C.C. Lewin
- JCDI
JCDI:ADS448795:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Hoger beroep wordt ingesteld door indiening van een geschrift, in art. 4290 lid 1 en 2 verzoekschrift genoemd, maar in art. 429n lid 2 en in de praktijk beroepschrift. Niet alleen vanwege de overeenkomstige toepassing van art. 270, maar ook via de weg van art. 4290 lid 1, laatste volzin, jo. art. 429d lid 4 jo. art. 110 lid 2 is het mogelijk mondeling appel in te stellen. Art. 270 is ruimer dan art. 110 lid 2, omdat volgens eerstgenoemde bepaling ook appellanten die wel kunnen schrijven en gemachtigden een mondelinge verklaring mogen afleggen. Voor de praktijk is dit verschil zonder belang. Ik denk dat het ook onder de regeling van art. 286a Rv 1958 mogelijk moet zijn geweest mondeling appel in te stellen, al wijst de tekst van die bepaling in andere richting.
Het beroepschrift wordt ingediend bij de griffie van het gerecht in eerste aanleg. Art. 4290 lid 1 bepaalt dat de appellant naam en woonplaats opgeeft van hen die in eerste aanleg zijn verschenen of bij naam opgeroepen. Dit is overgenomen uit art. 4290 lid 1 (oud) RvNL, maar anders dan in Nederland kan de griffier kennis nemen van de gegevens die zich hierover reeds bevinden in de stukken van de eerste aanleg. Kennelijk is het de bedoeling dat de appellant opgeeft of die gegevens nog juist zijn. Indien de opgave ontbreekt of incompleet is, heeft dat m.i. geen invloed op de ontvankelijkheid van het hoger beroep. De griffier zal de appellant in de praktijk om aanvulling van de opgave vragen. Als de appellant die niet verstrekt, zal de griffier de stukken toch naar de griffier van het Hof zenden. Het Hof zal dan dag en uur van de aanvang van de behandeling bepalen en oproeping gelasten overeenkomstig art. 429q lid 1. De oproepingen kunnen dan geschieden overeenkomstig de gegevens die zich reeds in de stukken bevinden. Indien belanghebbenden niet verschijnen, kan dat bij de behandeling leiden tot aanhouding voor nadere maatregelen.
In de derde volzin van art. 4290 lid 1 brengt de wetgever tot uitdrukking dat de appellant niet verplicht is in zijn beroepschrift grieven aan te voeren. Een aparte memorie van grieven is er niet. In de praktijk bevat het beroepschrift meestal wel grieven. Het komt met enige regelmaat voor dat een appellant over het hoofd ziet dat het een zaak betreft waarin een beschikking is gegeven, en daarom een akte van appel indient in plaats van een beroepschrift. De akte van appel dient dan als beroepschrift te worden aangemerkt. Op een later ingediende memorie van grieven kan dan in beginsel ook acht worden geslagen, zelfs als die te laat zou zijn geweest indien de regeling van het hoger beroep tegen vonnissen zou worden toegepast (zie paragraaf 3.4.2, slot).
Art. 4290 lid 1 jo. art. 429d lid 1 stelt inhoudelijke eisen aan het beroepschrift. Ook de in art. 111 genoemde eisen gelden blijkens art. 429d lid 4 jo. art. 112 voor het beroepschrift. Volgens art. 112 lid 1 worden beroepschriften die niet aan deze eisen voldoen, niet ingeschreven. Dat zou betekenen dat, indien in afwachting van de aanvulling of verbetering van het beroepschrift de appeltermijn verstrijkt, de appellant niet-ontvankelijk zou zijn. Dat kan niet de bedoeling zijn. M.i. mag voor de vaststelling van de datum van instelling van het appel aan de inhoud van het beroepschrift geen andere eis worden gesteld dan dat dit er geen twijfel over laat bestaan tegen welke beschikking het hoger beroep is gericht, dit naar analogie van de eis die aan een akte van appel wordt gesteld.1 Alle overige eisen die de wet aan de inhoud van het beroepschrift stelt, strekken slechts ter bevordering van een geregeld verloop van de procesgang en hebben geen invloed op de datum waarop het beroepschrift geacht moet worden te zijn ingediend.
Voor zaken betreffende het personen- en familierecht, niet zijnde scheidingszaken, gelden ingevolge art. 806 jo. art. 799 bijzondere eisen ten aanzien van de inhoud van het beroepschrift. Ook deze bepalingen zijn voor de ontvankelijkheid van het hoger beroep niet van belang.
De regeling van art. 270 lid 5 over het griffierecht is blijkens art. 4290 lid 1 van overeenkomstige toepassing. Art. 98 Procesreglement bepaalt als bijzonderheid dat in gevallen dat de zaak een financieel belang heeft, de appellant de hoogte daarvan moet vermelden. In familiezaken kan dat niet en is dat ook niet nodig, omdat ingevolge art. 20 lid 2 Ltbz de hoogte van het griffierecht daarvan niet afhankelijk is.
De griffier zendt het beroepschrift met bijbehorende bescheiden naar de griffier van het Hof (art. 4290 lid 2).
Art. 429q lid 3 gaat ervan uit dat een afschrift van het beroepschrift wordt toegezonden aan de belanghebbenden, maar de wet regelt niet wanneer en door wie dat gebeurt. Uit art. 429n lid 2 blijkt dat de appellant afschriften van het beroepschrift moet indienen ter griffie van de rechter in eerste aanleg. Mogelijk is het de bedoeling van de wetgever dat de griffie van de rechter in eerste aanleg de ontvangen afschriften ingevolge art. 4290 lid 2 doorstuurt naar de griffier van het Hof, die dan zorgt dat ze gevoegd worden bij de oproeping als bedoeld in art. 429q lid 1. Art. 429q lid 5 vermeldt art. 429f lid 2 echter niet. Indien de zaak in eerste aanleg niet op Curaçao is behandeld, is de beschreven werkwijze ook ondoelmatig. In de praktijk verlangen de griffies van de eerste aanleg en het Hof vaak van de appellant dat hij afschrift van het beroepschrift aan de belanghebbenden doet toekomen. Dat lijkt niet in overeenstemming met de bedoeling van de wetgever. Het beste zou zijn dat de griffie van het GEA hiervoor zou zorgdragen.
Art. 429q is naar voorbeeld van art. 429q (oud) RvNL opgesteld. Art. 429q lid 1 (oud) RvNL gaat over enkelvoudige of meervoudige behandeling en is in de Nederlandse Antillen en Aruba niet overgenomen. Daardoor zijn de leden 2 tot en met 6 hernummerd tot lid 1 tot en met 5.