Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba
Einde inhoudsopgave
Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba (BPP nr. VII) 2010/2.32.5:2.32.5 Het verdere verloop van de procedure
Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba (BPP nr. VII) 2010/2.32.5
2.32.5 Het verdere verloop van de procedure
Documentgegevens:
Mr. G.C.C. Lewin, datum 08-01-2010
- Datum
08-01-2010
- Auteur
Mr. G.C.C. Lewin
- JCDI
JCDI:ADS441430:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HR 20 maart 2009, LJN BG9917 (NL), rov. 5.23.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Het Hof bepaalt ingevolge art. 429q lid 1 dag en uur van de aanvang van de zitting. Volgens art. 100 Procesreglement wordt een termijn van acht weken aangehouden. Afhankelijk van de zittingsruimte, maar ook van onder meer de spoedeisendheid van de zaak kan hiervan worden afgeweken (art. 104 Procesreglement). In de praktijk houdt het Hof deze zittingen op de drie zittingsplaatsen op dezelfde dag als waarop de rolzitting plaatsheeft. Als er achterstanden zijn, kunnen er afzonderlijke zittingen worden georganiseerd, ook ten overstaan van een enkel lid (art. 429q lid 5). In 2008 is hiervan gebruik gemaakt, onder meer doordat in Aruba en op Sint Maarten arbeidszaken en familiezaken zijn behandeld door een lid van het Hof dat voor die gelegenheid overkwam uit Curaao.
In zaken betreffende het personen- en familierecht, niet zijnde scheidingszaken, kan een zitting achterwege blijven in de gevallen als bedoeld in art. 800 lid 1 en 801 lid 1.
De oproeping van belanghebbenden voor de behandeling geschiedt niet in opdracht van de eerste rechter, maar in opdracht van het Hof (art. 429q lid 1). Nadere regels over de oproeping zijn opgenomen in art. 429ca-429cd, die ingevolge art. 429q lid 5 van overeenkomstige toepassing zijn in hoger beroep. Art. 101 en 102 Procesreglement bevatten verdere regels van uitvoering. Aanzegging van het hoger beroep aan de belanghebbenden is niet afzonderlijk geregeld. Zij krijgen mogelijk kennis van het appel doordat hun een beroepschrift wordt toegezonden en in elk geval doordat zij voor de behandeling worden opgeroepen. Het Hof is verplicht de oorspronkelijk verzoeker, de appellant en de in eerste aanleg verschenen belanghebbenden te doen oproepen. Ten aanzien van andere belanghebbenden, ongeacht de vraag of deze in eerste aanleg zijn opgeroepen, bestaat de bevoegdheid daartoe, maar geen algemene verplichting. De verplichting kan wel bestaan op grond van een bijzondere wettelijke bepaling, zoals bij zaken betreffende het personen- en familierecht, niet zijnde scheidingszaken: zie art. 798 jo. art. 800 lid 1 jo. art. 806.
Anders dan het beroepschrift en anders dan de memorie van antwoord bij hoger beroep tegen vonnissen, wordt het verweerschrift in hoger beroep niet ingediend ter griffie van de rechter in eerste aanleg, maar ter griffie van het Hof (art. 429q lid 3 en art. 102 Procesreglement). Hoofdregel is dat dit binnen zes weken na toezending van een afschrift van het beroepschrift gebeurt. Het Hof kan toestaan dat dit later gebeurt, ingevolge art. 429q lid 5 jo. art. 429h lid 1 zelfs nog in de loop van de behandeling. In dat geval kan het tijdens de mondelinge behandeling door overlegging aan het Hof geschieden. In zaken van levensonderhoud moet in de oproeping een termijn worden vermeld waarbinnen een verweerschrift kan worden ingediend (art. 801 lid 1 jo. art. 806).
Ingevolge art. 429q lid 5 jo. art. 429h lid 2 dient de griffier van het Hof de verweerschriften toe te zenden aan de belanghebbenden. Art. 103 Procesreglement bepaalt dat ook. Niettemin is de praktijk gegroeid dat aan de belanghebbende wordt verzocht zelf zorg te dragen voor toezending van de verweerschriften aan de belanghebbenden.
Incidenteel appel kan ondanks het verstrijken van de termijn voor principaal appel en ondanks berusting worden ingesteld. Dit gebeurt bij verweerschrift (art. 429n lid 4). Indien het Hof toestaat dat het verweerschrift in de loop van de behandeling wordt ingediend, kan het dus ook toestaan dat in de loop van de behandeling incidenteel appel wordt ingesteld.
Anders dan in de procedure die met een vonnis eindigt, bepaalt de wet in de procedure die met een beschikking eindigt niet dat de incidenteel appellant grieven moet aanvoeren. Indien de principaal appellant bij beroepschrift geen grieven heeft aangevoerd, maar in de loop van de behandeling alsnog zijn appel motiveert, kan dat voor het Hof aanleiding zijn om andere belanghebbenden toe te staan alsnog incidenteel appel in te stellen en dit te motiveren. Niettemin doen belanghebbenden die het niet eens zijn met de beschikking van de eerste rechter, er verstandig aan reeds bij verweerschrift incidenteel appel in te stellen.
Het incidenteel appel wordt, anders dan het principaal appel, niet ter griffie van het gerecht in eerste aanleg ingesteld. Indien incidenteel appel wordt ingesteld, is de hoofdregel dat binnen zes weken een verweerschrift daartegen mogelijk is. Voorts bevat art. 103 Procesreglement een regeling voor een eventuele wijziging van de datum van behandeling.
In scheidingszaken is de mogelijkheid van incidenteel appel beperkt (art. 820 lid 3 Rv).
Recentelijk heeft de Hoge Raad in een Nederlandse zaak bepaald dat in alimentatiegeschillen, gelet op het in die zaken geldende veranderlijkheidsbeginsel (zie paragraaf 333), incidenteel appel nog mag worden ingesteld nadat een verweerschrift is ingediend, een mondelinge behandeling heeft plaatsgehad en een tussenbeschikking is gewezen.1 Er is geen reden om aan te nemen dat dit in Antilliaanse en Arubaanse zaken anders is.
Incidentele verzoeken (in de zin van verzoeken ter onderbreking van het geding in de hoofdzaak) zijn in procedures die met een beschikking eindigen minder gebruikelijk, maar zij moeten niet zonder meer uitgesloten worden geacht. Aangenomen moet worden dat aan het procesbeleid van het Hof is overgelaten of en zo ja, in welk stadium, deze worden toegestaan en in hoeverre de beslissing over de bij incidenteel verzoek aan de orde gestelde kwestie moet of mag worden afgewacht voordat het verzoek ten principale verder wordt behandeld.
De wijze van behandeling en de uitspraak zijn blijkens art. 429q lid 5 vrijwel geheel overeenkomstig de eerste aanleg geregeld. Niet van overeenkomstige toepassing is art. 429h lid 4 over een zelfstandig verzoek bij verweerschrift. Een dergelijk verzoek is in hoger beroep niet meer toegestaan, zoals blijkens art. 280 lid 1 in zaken waarin een vonnis gewezen wordt, een eis in reconventie in hoger beroep ook niet meer mogelijk is.