Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2018/2001 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen
Artikel 5 Openstelling van steunregelingen voor elektriciteit uit hernieuwbare bronnen
Geldend
Geldend vanaf 24-12-2018
- Bronpublicatie:
11-12-2018, PbEU 2018, L 328 (uitgifte: 21-12-2018, regelingnummer: 2018/2001)
- Inwerkingtreding
24-12-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2018, PbEU 2018, L 328 (uitgifte: 21-12-2018, regelingnummer: 2018/2001)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Lucht
Energierecht / Europees energierecht
Milieurecht / Energie
Energierecht / Energieopwekking
1.
De lidstaten hebben het recht om, overeenkomstig de artikelen 7 tot en met 13 van deze richtlijn, te besluiten in welke mate zij in een andere lidstaat geproduceerde elektriciteit uit hernieuwbare bronnen steunen. De lidstaten kunnen deelname aan de steunregelingen voor elektriciteit uit hernieuwbare bronnen evenwel openstellen voor producenten die in andere lidstaten gevestigd zijn onder voorbehoud van de in dit artikel vastgestelde voorwaarden.
Bij het openstellen voor deelname aan steunregelingen voor elektriciteit uit hernieuwbare bronnen kunnen de lidstaten bepalen dat steun voor een indicatief deel van de nieuw gefinancierde capaciteit, of van het daaraan toegewezen budget, in elk jaar wordt opengesteld voor producenten die zich in andere lidstaten bevinden.
Die indicatieve aandelen kunnen in elk jaar worden vastgesteld op ten minste 5 % tussen 2023 en 2026 en ten minste 10 % tussen 2027 en 2030, of op het niveau van interconnectiviteit van de betrokken lidstaat in een bepaald jaar, indien dat lager is.
Om verdere ervaring met de uitvoering op te doen kunnen de lidstaten één of meerdere proefregelingen organiseren waarbij steun opengesteld is voor producenten die in andere lidstaten gevestigd zijn.
2.
De lidstaten kunnen om bewijs van fysieke invoer van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen verzoeken. Daartoe kunnen de lidstaten de deelname aan hun steunregelingen beperken tot producenten in lidstaten waarmee ze een rechtstreekse verbinding hebben via interconnectoren. De lidstaten brengen evenwel geen veranderingen aan of raken op geen andere wijze aan regio-overschrijdende regelingen en capaciteitstoewijzing omwille van aan grensoverschrijdende steunregelingen deelnemende producenten. Grensoverschrijdende elektriciteitsoverdrachten worden uitsluitend bepaald door het resultaat van de capaciteitstoewijzing op grond van het Unierecht inzake de interne elektriciteitsmarkt.
3.
Indien een lidstaat besluit de deelname aan steunregelingen open te stellen voor producenten die zich in andere lidstaten bevinden, komen de desbetreffende lidstaten de beginselen van dergelijke deelname overeen. Die overeenkomsten bestrijken ten minste de beginselen voor toewijzing van hernieuwbare elektriciteit waarvoor grensoverschrijdende steun wordt toegekend.
4.
De Commissie staat de desbetreffende lidstaten die daarom verzoeken bij in het onderhandelingsproces en het opzetten van de samenwerkingsregelingen door gedurende het gehele proces informatie en analyses, waaronder kwantitatieve en kwalitatieve gegevens over directe en indirecte kosten en voordelen van samenwerking, alsmede met richtsnoeren en technische deskundigheid. De Commissie kan de uitwisseling van beste praktijken aanmoedigen of faciliteren, en modellen voor samenwerkingsovereenkomsten ontwikkelen om het onderhandelingsproces te faciliteren. De Commissie beoordeelt tegen 2025 de kosten en voordelen van het gebruik van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen in de Unie op grond van dit artikel.
5.
Uiterlijk 2023 voert de Commissie een evaluatie uit van de toepassing van dit artikel. Bij die evaluatie wordt beoordeeld of het nodig is voor de lidstaten een verplichting in te voeren om deelname aan hun steunregelingen gedeeltelijk open te stellen voor elektriciteit uit hernieuwbare bronnen, die wordt geproduceerd in andere lidstaten, met het oog op een openstelling van 5 % uiterlijk 2025 en een openstelling van 10 % uiterlijk 2030.