Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2018/2001 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen
Artikel 15 sexies Gebieden voor netwerk- en opslaginfrastructuur die nodig is om hernieuwbare energie in het elektriciteitssysteem te integreren
Geldend
Geldend vanaf 20-11-2023
- Bronpublicatie:
18-10-2023, PbEU L 2023, 2023/2413 (uitgifte: 31-10-2023, regelingnummer: 2023/2413)
- Inwerkingtreding
20-11-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-10-2023, PbEU L 2023, 2023/2413 (uitgifte: 31-10-2023, regelingnummer: 2023/2413)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Lucht
Energierecht / Europees energierecht
Milieurecht / Energie
Energierecht / Energieopwekking
1.
De lidstaten kunnen een of meer plannen vaststellen om specifieke infrastructuurgebieden aan te wijzen voor de ontwikkeling van projecten voor netten en opslag die nodig zijn voor de integratie van hernieuwbare energie in het elektriciteitssysteem, wanneer een dergelijke ontwikkeling naar verwachting geen significante milieueffecten zal hebben, dergelijke effecten naar behoren kunnen worden beperkt of, indien dit niet mogelijk is, kunnen worden gecompenseerd. Het doel van dergelijke gebieden is het ondersteunen en aanvullen van de gebieden voor de versnelde uitrol van hernieuwbare energie. Die plannen:
- a)
vermijden, wat betreft projecten voor netten, Natura 2000-gebieden en gebieden die zijn aangewezen uit hoofde van nationale beschermingsregelingen voor natuur- en biodiversiteitsbehoud, tenzij er geen evenredige alternatieven zijn voor de uitrol ervan, rekening houdend met de doelstellingen van het gebied;
- b)
sluiten, wat betreft projecten voor opslag, Natura 2000-gebieden en gebieden die zijn aangewezen uit hoofde van nationale beschermingsregelingen vallen uit;
- c)
zorgen voor synergieën met de aanwijzing van gebieden voor de versnelde uitrol van hernieuwbare energie;
- d)
zijn onderworpen aan een milieubeoordeling op grond van Richtlijn 2001/42/EG en, in voorkomend geval, aan een beoordeling op grond van artikel 6, lid 3, van Richtlijn 92/43/EEG, en
- e)
stellen passende en evenredige regels vast, inclusief evenredige mitigerende maatregelen die moeten worden genomen voor de ontwikkeling van projecten voor netten en opslag om de negatieve gevolgen voor het milieu die zich kunnen voordoen, te voorkomen of, indien niet mogelijk, aanzienlijk te verminderen.
Bij de opstelling van dergelijke plannen raadplegen de lidstaten de relevante infrastructuursysteembeheerders.
2.
In afwijking van artikel 2, lid 1, en artikel 4, lid 2, van, en bijlage I, punt 20, en bijlage II, punt 3, b), van, Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad (1) en in afwijking van artikel 6, lid 3, van Richtlijn 92/43/EEG kunnen de lidstaten, onder gerechtvaardigde omstandigheden, zoals wanneer dit nodig is om de inzet van hernieuwbare energie te versnellen om de streefdoelen op het gebied van klimaat en hernieuwbare energie te halen, projecten voor netten en opslag die nodig zijn om hernieuwbare energie in het elektriciteitssysteem te integreren, vrijstellen van de milieueffectbeoordeling uit hoofde van artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2011/92/EU, van een beoordeling van hun gevolgen voor Natura 2000-gebieden krachtens artikel 6, lid 3, van Richtlijn 92/43/EEG en van de beoordeling van de gevolgen daarvan voor de bescherming van soorten uit hoofde van artikel 12, lid 1, van Richtlijn 92/43/EEG en artikel 5 van Richtlijn 2009/147/EG, op voorwaarde dat het project voor netten of opslag zich bevindt in een overeenkomstig lid 1 van dit artikel aangewezen infrastructuurgebied en voldoet aan de overeenkomstig lid 1, punt e), van dit artikel vastgestelde regels, onder meer inzake vast te stellen evenredige mitigerende maatregelen. De lidstaten kunnen dergelijke afwijkingen ook toestaan met betrekking tot infrastructuurgebieden die vóór 20 november 2023 zijn aangewezen indien zij onderworpen waren aan een milieubeoordeling uit hoofde van Richtlijn 2001/42/EG. Dergelijke afwijking geldt niet voor projecten die vermoedelijk aanzienlijke milieueffecten zullen hebben in een andere lidstaat of wanneer een lidstaat waarvan het milieu vermoedelijk aanzienlijke effecten zal ondervinden, hierom verzoekt, zoals bepaald in artikel 7 van Richtlijn 2011/92/EU.
3.
Indien een lidstaat op grond van lid 2 van dit artikel projecten voor netten en opslag van de in dat lid bedoelde beoordelingen vrijstelt, voeren de bevoegde autoriteiten van die lidstaat een screening uit van de projecten die zijn gelegen in specifieke infrastructuurgebieden. Dergelijke screening is gebaseerd op bestaande gegevens uit de milieubeoordeling op grond van Richtlijn 2001/42/EG. De bevoegde autoriteiten kunnen de aanvrager verzoeken aanvullende beschikbare informatie te verstrekken. De screening wordt binnen dertig dagen afgerond. De screening heeft tot doel na te gaan of het zeer waarschijnlijk is dat een dergelijk project, gelet op de milieugevoeligheid van het geografische gebied waar het project zal worden uitgevoerd, zal leiden tot aanzienlijke onvoorziene negatieve effecten die niet zijn vastgesteld tijdens de op grond van Richtlijn 2001/42/EG en, indien van toepassing, van Richtlijn 92/43/EEG uitgevoerde milieubeoordeling van de plannen voor het aanwijzen van specifieke infrastructuurgebieden.
4.
Wanneer uit het screeningproces blijkt dat een project hoogstwaarschijnlijk tot de in lid 3 bedoelde aanzienlijke onvoorziene negatieve effecten zal leiden, zorgt de bevoegde autoriteit er op basis van bestaande gegevens voor dat passende en evenredige mitigerende maatregelen worden toegepast om die effecten aan te pakken. Indien het niet mogelijk is deze mitigerende maatregelen toe te passen, zorgt de bevoegde autoriteit ervoor dat de exploitant passende compenserende maatregelen neemt om die effecten aan te pakken, bijvoorbeeld, indien er geen andere evenredige compenserende maatregelen beschikbaar zijn, in de vorm van een geldelijke compensatie voor programma's ter bescherming van soorten om de staat van instandhouding van de betrokken soorten te waarborgen of te verbeteren.
5.
Wanneer de integratie van hernieuwbare energie in het elektriciteitssysteem een project ter versterking van de netwerkinfrastructuur in of buiten specifieke infrastructuurgebieden vereist, en dat project onderworpen is aan een screeningsproces dat is uitgevoerd op grond van lid 3 van dit artikel, aan de vaststelling of het project een milieueffectbeoordeling vereist of aan een milieueffectbeoordeling op grond van artikel 4 van Richtlijn 2011/92/EU, blijft dat screeningsproces, die vaststelling of die milieueffectbeoordeling beperkt tot de potentiële effecten van de wijziging of uitbreiding ten opzichte van de oorspronkelijke netwerkinfrastructuur.
Voetnoten
Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PB L 26 van 28.1.2012, blz. 1).