Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2011/92/EU betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten
Bijlage I In artikel 4, lid 1, bedoelde projecten
Geldend
Geldend vanaf 17-02-2012
- Bronpublicatie:
13-12-2011, PbEU 2012, L 26 (uitgifte: 28-01-2012, regelingnummer: 2011/92/EU)
- Inwerkingtreding
17-02-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2011, PbEU 2012, L 26 (uitgifte: 28-01-2012, regelingnummer: 2011/92/EU)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Milieueffectrapportage
Omgevingsrecht / Milieu
Bestuursrecht algemeen / Voorbereiding
1
Raffinaderijen van ruwe aardolie (met uitzondering van de bedrijven die uitsluitend smeermiddelen uit ruwe olie vervaardigen), alsmede installaties voor de vergassing en vloeibaarmaking van ten minste 500 t steenkool of bitumineuze schisten per dag.
2
- a)
Thermische centrales en andere verbrandingsinstallaties met een warmtevermogen van ten minste 300 megawatt.
- b)
Kerncentrales en andere kernreactoren, met inbegrip van de ontmanteling of buitengebruikstelling van dergelijke centrales of reactoren (1) (met uitzondering van onderzoekinstallaties voor de productie en verwerking van splijt- en kweekstoffen, met een constant vermogen van ten hoogste 1 thermische kW).
3
- a)
Installaties voor de opwerking van bestraalde splijtstoffen.
- b)
Installaties die ontworpen zijn:
- i)
voor de productie of de verrijking van splijtstoffen,
- ii)
voor de behandeling van bestraalde splijtstoffen of hoog radioactief afval,
- iii)
voor de definitieve verwijdering van bestraalde splijtstoffen,
- iv)
uitsluitend voor de definitieve verwijdering van radioactief afval,
- v)
uitsluitend voor de (voor meer dan 10 jaar geplande) opslag van bestraalde splijtstoffen of radioactief afval op een andere plaats dan het productieterrein.
4
- a)
Geïntegreerde hoogovenbedrijven voor de productie van ruwijzer en staal.
- b)
Installaties voor de winning van ruwe non-ferrometalen uit erts, concentraat of secundaire grondstoffen met metallurgische, chemische of elektrolytische procedés.
5
Installaties voor de winning van asbest, alsmede voor de behandeling en de verwerking van asbest en asbesthoudende producten: voor producten van asbestcement, met een jaarproductie van meer dan 20 000 t eindproducten, voor remvoeringen, met een jaarproductie van meer dan 50 t eindproducten, alsmede — voor andere toepassingsmogelijkheden van asbest — met een gebruik van meer dan 200 t per jaar.
6
Geïntegreerde chemische installaties, d.w.z. installaties voor de fabricage op industriële schaal van stoffen door chemische omzetting, waarin verscheidene eenheden naast elkaar bestaan en functioneel met elkaar verbonden zijn, bestemd voor de fabricage van:
- a)
organische basischemicaliën;
- b)
anorganische basischemicaliën;
- c)
fosfaat-, stikstof- of kaliumhoudende meststoffen (enkelvoudige of samengestelde meststoffen);
- d)
basisproducten voor gewasbescherming en van biociden;
- e)
farmaceutische basisproducten met een chemisch of biologisch procedé;
- f)
explosieven.
7
- a)
Aanleg van spoorlijnen voor spoorverkeer over lange afstand en aanleg van vliegvelden (1) met een start- en ladingsbaan van ten minste 2 100 m.
- b)
Aanleg van autosnelwegen en autowegen (2).
- c)
Aanleg van nieuwe wegen met vier of meer rijstroken, of verlegging en/of verbreding van bestaande wegen van twee rijstroken of minder tot wegen met vier of meer rijstroken, indien de nieuwe weg, of het verlegde en/of verbrede weggedeelte een ononderbroken lengte van 10 km of meer heeft.
8
- a)
Waterwegen en havens voor de binnenscheepvaart voor schepen van meer dan 1 350 t.
- b)
Zeehandelshavens, met het land verbonden en buiten havens gelegen pieren voor lossen en laden (met uitzondering van pieren voor veerboten) die schepen van meer dan 1 350 t kunnen ontvangen.
9
Afvalverwijderingsinstallaties voor de verbranding, de chemische behandeling zoals gedefinieerd in punt D9 van bijlage I bij Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen (3) of het storten van gevaarlijke afvalstoffen, zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 2, van die richtlijn.
10
Afvalverwijderingsinstallaties voor de verbranding of chemische behandeling zoals gedefinieerd in punt D9 van bijlage I bij Richtlijn 2008/98/EG van ongevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 100 t per dag.
11
Werkzaamheden voor het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater wanneer het jaarlijkse volume onttrokken of aangevuld water 10 miljoen m3 of meer bedraagt.
12
- a)
Projecten voor de overbrenging van water tussen stroomgebieden wanneer deze overbrenging ten doel heeft eventuele waterschaarste te voorkomen en de hoeveelheid overgebracht water meer bedraagt dan 100 miljoen m3 per jaar.
- b)
In alle andere gevallen, projecten voor de overbrenging van water tussen stroomgebieden wanneer het meerjarig gemiddelde jaardebiet van het bekken waaraan het water wordt onttrokken meer bedraagt dan 2 000 miljoen m3 en de hoeveelheid overgebracht water 5 % van dit debiet overschrijdt.
In beide gevallen is overbrenging van via leidingen aangevoerd drinkwater uitgesloten.
13
Rioolwaterzuiveringsinstallaties met een capaciteit van meer dan 150 000 inwonerequivalenten zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 6, van Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (4).
14
Commerciële winning van aardolie en aardgas wanneer de gewonnen hoeveelheid meer dan 500 t aardolie per dag of meer dan 500 000 m3 aardgas per dag bedraagt.
15
Stuwdammen en andere installaties voor het stuwen of permanent opslaan van water, wanneer een nieuwe of extra hoeveelheid water van meer dan 10 miljoen m3 wordt gestuwd of opgeslagen.
16
Pijpleidingen met een diameter van meer dan 800 mm en een lengte van meer dan 40 km:
- a)
voor het vervoer van gas, olie of chemicaliën;
- b)
voor het vervoer van kooldioxide(CO2)-stromen ten behoeve van geologische opslag, inclusief de desbetreffende pompstations.
17
Installaties voor intensieve pluimvee- of varkenshouderij met meer dan:
- a)
85 000 plaatsen voor mesthoenders, 60 000 plaatsen voor hennen;
- b)
3 000 plaatsen voor mestvarkens (van meer dan 30 kg); of
- c)
900 plaatsen voor zeugen.
18
Industriële installaties voor de fabricage van:
- a)
papierpulp uit hout of uit andere vezelstoffen;
- b)
papier en karton met een productiecapaciteit van meer dan 200 t per dag.
19
Steengroeven en dagbouwmijnen met een terreinoppervlakte van meer dan 25 hectare, of turfwinning met een terreinoppervlakte van meer dan 150 hectare.
20
Aanleg van bovengrondse hoogspanningsleidingen van 220 kV of meer en langer dan 15 km.
21
Installaties voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een capaciteit van 200 000 t of meer.
22
Opslaglocaties overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide(1).
23
Installaties voor het afvangen van CO2-stromen met het oog op geologische opslag overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EG afkomstig van onder deze bijlage vallende installaties, of wanneer de totale jaarlijkse afvang van CO2 oploopt tot 1,5 megaton of meer.
24
Wijziging of uitbreiding van in deze bijlage opgenomen projecten, wanneer die wijziging of uitbreiding voldoet aan de in deze bijlage genoemde drempelwaarden, voor zover deze bestaan.
Voetnoten
Kerncentrales en andere kernreactoren houden op zulke installaties te zijn wanneer alle splijtstoffen en ander radioactief besmette elementen permanent van de plaats van installatie zijn verwijderd.
In deze richtlijn wordt onder ‘vliegveld’ verstaan een vliegveld dat beantwoordt aan de definitie van het Verdrag van Chicago van 1944 tot oprichting van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (bijlage 14).
In deze richtlijn wordt onder ‘autoweg’ verstaan een weg die beantwoordt aan de definitie van de Europese Overeenkomst inzake internationale hoofdverkeerswegen van 15 november 1975.
PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3.
PB L 135 van 30.5.1991, blz. 40.
PB L 140 van 5.6.2009, blz. 114.