Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen
Artikel 3 Definities
Geldend
Geldend vanaf 04-07-2018
- Bronpublicatie:
30-05-2018, PbEU 2018, L 150 (uitgifte: 14-06-2018, regelingnummer: 2018/851)
- Inwerkingtreding
04-07-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-05-2018, PbEU 2018, L 150 (uitgifte: 14-06-2018, regelingnummer: 2018/851)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
In deze richtlijn wordt verstaan onder:
- 1.
‘afvalstof’: elke stof of elk voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen;
- 2.
‘gevaarlijke afvalstof’: een afvalstof die een of meer van de in bijlage III genoemde gevaarlijke eigenschappen bezit;
- 2 bis.
‘niet-gevaarlijke afvalstof’: een afvalstof die niet onder punt 2 valt;
- 2 ter.
‘stedelijk afval’:
- a)
gemengd afval en gescheiden ingezameld afval van huishoudens, met inbegrip van papier en karton, glas, metaal, plastic, bioafval, hout, textiel, verpakking, afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, afgedankte batterijen en accu’s, en grofvuil, met inbegrip van matrassen en meubels;
- b)
gemengd afval en gescheiden ingezameld afval uit andere bronnen indien dat afval in aard en samenstelling vergelijkbaar is met afval van huishoudens;
Stedelijk afval omvat niet afval van productie, landbouw, bosbouw, visserij, septische tanks en het riolerings- en zuiveringsstelsel, met inbegrip van zuiveringsslib, afgedankte voertuigen of bouw- en sloopafval.
Deze definitie doet geen afbreuk aan de toewijzing van verantwoordelijkheden voor afvalbeheer tussen publieke en private actoren;
- 2 quater.
‘bouw- en sloopafval’: afvalstoffen die geproduceerd wordt door bouw- en sloopwerkzaamheden;
- 3.
‘afgewerkte olie’: alle soorten minerale of synthetische smeerolie of industriële olie die ongeschikt is geworden voor het gebruik waarvoor zij oorspronkelijk bestemd was, zoals gebruikte olie van verbrandingsmotoren en versnellingsbakken, alsmede smeerolie, olie voor turbines en hydraulische oliën;
- 4.
‘bioafval’: biologisch afbreekbaar tuin- en plantsoenafval, levensmiddelen- en keukenafval van huishoudens, kantoren, restaurants, groothandel, kantines, cateringfaciliteiten en winkels en vergelijkbare afvalstoffen van de levensmiddelenindustrie;
- 4 bis.
‘levensmiddelenafval’: alle levensmiddelen als omschreven in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (1) die afvalstoffen zijn geworden;
- 5.
‘afvalstoffenproducent’: eenieder wiens activiteiten afvalstoffen voortbrengen (eerste producent) of eenieder die voorbehandelingen, vermengingen of andere bewerkingen verricht die leiden tot een wijziging in de aard of de samenstelling van die afvalstoffen;
- 6.
‘afvalstoffenhouder’: de afvalstoffenproducent dan wel de natuurlijke of rechtspersoon die de afvalstoffen in zijn bezit heeft;
- 7.
‘handelaar’: iedere onderneming die als verantwoordelijke optreedt bij het aankopen en vervolgens verkopen van afval, met inbegrip van handelaars die de afvalstoffen niet fysiek in hun bezit hebben;
- 8.
‘makelaar’: iedere onderneming die ten behoeve van anderen de verwijdering of de nuttige toepassing van afvalstoffen organiseert, met inbegrip van makelaars die de afvalstoffen niet fysiek in hun bezit hebben;
- 9.
‘afvalbeheer’ of ‘afvalstoffenbeheer’: inzameling, vervoer, nuttige toepassing, met inbegrip van sortering, en verwijdering van afval, met inbegrip van het toezicht op die handelingen en de nazorg voor de stortplaatsen na sluiting en met inbegrip van activiteiten van handelaars of makelaars;
- 10.
‘inzameling’: het verzamelen van afvalstoffen, inclusief de voorlopige sortering en de voorlopige opslag van afvalstoffen, om deze daarna te vervoeren naar een afvalverwerkingsinstallatie;
- 11.
‘gescheiden inzameling’: de inzameling waarbij een afvalstroom gescheiden wordt naar soort en aard van het afval om een specifieke behandeling te vergemakkelijken;
- 12.
‘preventie’: maatregelen die worden genomen voordat een stof, materiaal of product afvalstof is geworden, ter vermindering van:
- a)
de hoeveelheid afvalstoffen, inclusief via het hergebruik van producten of de verlenging van de levensduur van producten;
- b)
de negatieve gevolgen van de geproduceerde afvalstoffen voor het milieu en de menselijke gezondheid; of
- c)
het gehalte aan schadelijke stoffen in materialen en producten;
- 13.
‘hergebruik’: elke handeling waarbij producten of componenten die geen afvalstoffen zijn, opnieuw worden gebruikt voor hetzelfde doel als dat waarvoor zij waren bedoeld;
- 14.
‘verwerking’: nuttige toepassing of verwijdering, met inbegrip van aan toepassing of verwijdering voorafgaande voorbereidende handelingen;
- 15.
‘nuttige toepassing’: elke handeling met als voornaamste resultaat dat afvalstoffen een nuttig doel dienen door hetzij in de betrokken installatie, hetzij in de ruimere economie andere materialen te vervangen die anders voor een specifieke functie zouden zijn gebruikt, of waardoor de afvalstof voor die functie wordt klaargemaakt. Bijlage II bevat een niet-limitatieve lijst van nuttige toepassingen;
- 15 bis.
‘materiaalterugwinning’: andere handeling voor nuttige toepassing dan de terugwinning van energie en de herverwerking tot materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstoffen of andere middelen voor het opwekken van energie. Daartoe behoren onder meer voorbereiding voor hergebruik, recycling en opvulling;
- 16.
‘voorbereiding voor hergebruik’: elke nuttige toepassing bestaande uit controleren, schoonmaken of repareren, waarbij producten of componenten van producten, die afvalstoffen zijn geworden, worden klaargemaakt zodat ze zullen worden hergebruikt zonder dat verdere voorbehandeling nodig is;
- 17.
‘recycling’: elke nuttige toepassing waardoor afvalstoffen opnieuw worden berwerkt[lees: bewerkt] tot producten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel. Dit omvat het opnieuw bewerken van organisch afval, maar het omvat niet energieterugwinning, noch het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstof of als opvulmateriaal;
- 17 bis.
‘opvulling’: handeling voor nuttige toepassing waarbij niet-gevaarlijk afval wordt gebruikt voor het herstel van uitgegraven terreinen of voor civieltechnische toepassingen bij de landschapsaanleg. Afval dat wordt gebruikt voor opvulling moet dienen ter vervanging van niet-afvalmaterialen, geschikt zijn voor de voornoemde doelen en worden beperkt tot de hoeveelheid die strikt noodzakelijk is om deze doelen te bereiken;
- 18.
‘regeneratie van afgewerkte olie’: iedere recyclingshandeling waardoor basisoliën kunnen worden geproduceerd door raffinage van afgewerkte olie, in het bijzonder door uit die olie de verontreinigende stoffen, oxidatieproducten en additieven te verwijderen;
- 19.
‘verwijdering’: iedere handeling die geen nuttige toepassing is zelfs indien de handeling er in tweede instantie toe leidt dat stoffen of energie worden teruggewonnen. Bijlage I bevat een niet-limitatieve lijst van verwijderingshandelingen;
- 20.
‘beste beschikbare technieken’: beste beschikbare technieken in de zin van artikel 2, punt 11, van Richtlijn 96/61/EG;
- 21.
‘regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid’: een reeks door de lidstaten vastgestelde maatregelen om ervoor te zorgen dat producenten van producten de financiële of financiële en organisatorische verantwoordelijkheid dragen voor het beheer van de afvalfase van de levenscyclus van een product.
Voetnoten
Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).