Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2018/2001 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen
Artikel 9 Gezamenlijke projecten tussen lidstaten
Geldend
Geldend vanaf 20-11-2023
- Bronpublicatie:
18-10-2023, PbEU L 2023, 2023/2413 (uitgifte: 31-10-2023, regelingnummer: 2023/2413)
- Inwerkingtreding
20-11-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-10-2023, PbEU L 2023, 2023/2413 (uitgifte: 31-10-2023, regelingnummer: 2023/2413)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Lucht
Energierecht / Europees energierecht
Milieurecht / Energie
Energierecht / Energieopwekking
1.
Twee of meer lidstaten kunnen samenwerken in alle soorten gezamenlijke projecten betreffende de productie van elektriciteit, verwarming of koeling uit hernieuwbare bronnen. Bij deze samenwerking kunnen particuliere exploitanten betrokken zijn.
1 bis.
Uiterlijk 31 december 2025 komt elke lidstaat overeen om een kader op te zetten voor samenwerking aan gezamenlijke projecten met een of meer andere lidstaten voor de productie van hernieuwbare energie, met inachtneming van het volgende:
- a)
uiterlijk op 31 december 2030 streven de lidstaten ernaar overeenstemming te bereiken over de oprichting van ten minste twee gezamenlijke projecten;
- b)
uiterlijk op 31 december 2033 streven lidstaten met een jaarlijks elektriciteitsverbruik van meer dan 100 TWh ernaar overeenstemming te bereiken over de oprichting van een derde gezamenlijk project.
De vaststelling van gezamenlijke projecten voor hernieuwbare offshore-energie strookt met de behoeften die zijn vastgesteld in de in artikel 14, lid 2, van Verordening (EU) 2022/869 van het Europees Parlement en de Raad (1) bedoelde strategische geïntegreerde ontwikkelingsplannen voor offshorenetwerken op hoog niveau voor elk zeegebied en het in artikel 30, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2019/943 bedoelde Uniebreed tienjarenplan voor netontwikkeling, maar kan verder gaan dan die behoeften en betrekking hebben op lokale en regionale autoriteiten en particuliere ondernemingen.
De lidstaten streven naar een eerlijke verdeling van de kosten en baten van gezamenlijke projecten. Daartoe worden in de desbetreffende samenwerkingsovereenkomsten alle relevante kosten en baten van het gezamenlijke project door de lidstaten in aanmerking genomen.
De Commissie wordt door de lidstaten in kennis gesteld van samenwerkingsovereenkomsten, met inbegrip van de datum waarop de gezamenlijke projecten naar verwachting operationeel zullen worden. Projecten die worden gefinancierd met nationale bijdragen in het kader van het financieringsmechanisme van de Unie voor hernieuwbare energie dat bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1294 van de Commissie (2) is ingesteld, worden geacht aan de in de eerste alinea bedoelde verplichting voor de betrokken lidstaten te voldoen.
2.
De lidstaten stellen de Commissie in kennis van het aandeel of de hoeveelheid elektriciteit, verwarming of koeling uit hernieuwbare bronnen dat/die is geproduceerd door een gezamenlijk project op hun grondgebied, dat na 25 juni 2009 operationeel is geworden, of door de capaciteitsverhoging van een installatie die gerenoveerd is na die datum, en dat/die moet worden meegeteld voor het aandeel hernieuwbare energie van een andere lidstaat voor de toepassing van deze richtlijn.
3.
De in lid 2 bedoelde kennisgeving bevat:
- a)
een beschrijving van de voorgestelde installatie of de identificatiegegevens van de gerenoveerde installatie;
- b)
een specificatie van het aandeel of de hoeveelheid door de installatie geproduceerde elektriciteit of verwarming of koeling dat/die moet worden meegeteld voor het aandeel hernieuwbare energie van een andere lidstaat;
- c)
de naam van de lidstaat in wiens voordeel de kennisgeving wordt gedaan; alsmede
- d)
de periode, in gehele kalenderjaren, tijdens welke de door de installatie uit hernieuwbare bronnen geproduceerde elektriciteit, koeling of verwarming moet worden meegeteld voor het aandeel hernieuwbare energie van de andere lidstaat.
4.
De duur van een gezamenlijk project als bedoeld in dit artikel mag doorlopen tot na 2030.
5.
Een kennisgeving uit hoofde van dit artikel wordt niet veranderd of ingetrokken zonder de gezamenlijke instemming van de lidstaat die de kennisgeving doet en de lidstaat die overeenkomstig lid 3, onder c), is kenbaar gemaakt.
6.
Op verzoek van de betrokken lidstaten faciliteert de Commissie het opzetten van gezamenlijke projecten tussen lidstaten, met name via gerichte technische bijstand en steun bij projectontwikkeling.
7 bis.
Op basis van de overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) 2022/869 vastgestelde indicatieve doelstellingen voor de offshoreproductie van hernieuwbare energie die in elk zeegebied uitgerold moet worden, publiceren de betrokken lidstaten informatie over de volumes hernieuwbare offshore-energie die zij voornemens zijn te realiseren via aanbestedingen, rekening houdend met de technische en economische haalbaarheid voor de netwerkinfrastructuur en de activiteiten die reeds plaatsvinden. De lidstaten streven ernaar om in hun maritieme ruimtelijke planning ruimte toe te wijzen aan projecten voor hernieuwbare offshore-energie, rekening houdend met de activiteiten die reeds plaatsvinden in de desbetreffende gebieden. Om het verlenen van vergunningen voor gezamenlijke -projecten voor hernieuwbare offshore-energie te vergemakkelijken, verminderen de lidstaten de complexiteit en vergroten zij de efficiëntie en transparantie van de vergunningverleningsprocedure, versterken zij hun onderlinge samenwerking en richten zij, waar passend, een centraal contactpunt op. Om een maatschappelijk draagvlak te bevorderen, kunnen de lidstaten hernieuwbare-energiegemeenschappen opnemen in gezamenlijke projecten voor hernieuwbare offshore-energie.
Voetnoten
Verordening (EU) 2022/869 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2022 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 715/2009, (EU) 2019/942 en (EU) 2019/943, en Richtlijnen 2009/73/EG en (EU) 2019/944, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 347/2013 (PB L 152 van 3.6.2022, blz. 45).
Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1294 van de Commissie van 15 september 2020 over het financieringsmechanisme van de Unie voor hernieuwbare energie (PB L 303 van 17.9.2020, blz. 1).