Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba
Einde inhoudsopgave
Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba (BPP nr. VII) 2010/5.11:5.11 Schorsende werking en uitvoerbaarheid bij voorraad
Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba (BPP nr. VII) 2010/5.11
5.11 Schorsende werking en uitvoerbaarheid bij voorraad
Documentgegevens:
Mr. G.C.C. Lewin, datum 08-01-2010
- Datum
08-01-2010
- Auteur
Mr. G.C.C. Lewin
- JCDI
JCDI:ADS445075:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HR 30 mei 2008 (NewbayfStaat der Nederlanden), NJ 2008, 311 (NL), rov. 3.2.2, met maatstaven in 3.23 en 3.2.4.
HR 9 april 2004 (CVA/Staat der Nederlanden), NJ 2005, 130 (NL), rov. 3.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Ingevolge art. 404 RvNL heeft cassatieberoep tegen een Antilliaans/Arubaans vonnis schorsende werking, tenzij de rechter die dat vonnis gewezen heeft, het vonnis uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard.
Ingevolge art. 234 RvNL kan de Hoge Raad een bestreden vonnis dat niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, op incidentele vordering alsnog uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Ingevolge art. 235 RvNL kan hij op incidentele vordering alsnog de voorwaarde van zekerheidsstelling verbinden aan een uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Ook kan bij incidentele vordering opheffing of wijziging worden verzocht van de door de vorige rechter aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad verbonden voorwaarde van zekerheidsstelling.1 De Hoge Raad kan echter de tenuitvoerlegging van een door de vorige rechter uitvoerbaar bij voorraad verklaarde uitspraak niet schorsen.2 De appelrechter kan dat wel.
Daarnaast kan een geschil over een krachtens een uitspraak van het Hof te stellen zekerheid worden voorgelegd aan het GEA in kort geding (art. 616 lid 2) en kan een executiegeschil ter zake van een uitspraak van het Hof worden voorgelegd aan het GEA in kort geding (art. 438 lid 2) of in een bodemzaak (art. 438 lid 1).