Einde inhoudsopgave
RvdW 2022/977
Beroep op noodweer. Oordeel dat verdachte had kunnen wegrijden en dat dit van hem kon worden gevergd is onjuist noch onbegrijpelijk.
HR 11-10-2022, ECLI:NL:HR:2022:1416
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
11 oktober 2022
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, J.C.A.M. Claassens, T. Kooijmans
- Zaaknummer
20/03931
- Conclusie
A-G mr. P.M. Frielink
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:1416, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑10‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:778, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑08‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑05‑2021
- Wetingang
Essentie
Beroep op noodweer. Het oordeel dat de verdachte had kunnen wegrijden en dat dit ook van hem gevergd kon worden getuigt, gelet op de vaststellingen en overwegingen van het hof, niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
Samenvatting
De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit NJ 2016/316 over de noodzaak tot verdediging, de subsidiariteitseis en het onttrekkingsvereiste. Het hof heeft op basis van zijn vaststellingen geoordeeld dat verdachte gelet op de situatie ter plaatse ‘feitelijk en ruimschoots’ de mogelijkheid had om weg te (blijven) rijden. Het hof heeft daarbij overwogen dat het zich ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.